Landbouw zijn alle activiteiten in de complete productieketen van planten en dieren tot de consumptie ervan. er zijn allerlei actoren die ervoor zorgen dat jij je voedsel op bord krijgt: boeren- fabrikanten-leveranciers- inkooporganisaties-supermarktformules-supermarkten-huishoudens.
alle bedrijven die na de boeren komen noemen we de agribusiness; voorbeelden hiervan zijn Unilever en Nestlé. de EU en WTO stellen regels en wetten op waar de keten zich aan moet houden.
boeren en agribusinesses moeten steeds meer concurreren, op continentaal en mondiaal schaal. hierdoor nemen de boerenbedrijven af. een positief effect hiervan is dat dit de bedrijven dwingt om steeds verder te ontwikkelen om de beste te zijn.
1 vijfde van de nederlandse export bestaat uit landbouw, Polen export ook een groot deel; 1 zevende. Polen is 7 keer zo groot als nederland. in nederland is de landbouw de grootste ruimtegebruiker is, in Polen wordt ongeveer de helft van het land gebruikt voor agrarische functies. een op de negen mensen in nederland werken in de landbouwketen, in Polen is 12% van de bevolking boer. toch blijft het platteland daar erg achter in de welvaart. in nederland ontvolkt het platteland, in polen wonen er nog veel mensen.
vroeger waren er uitsluitend grondgebonden landbouw, maar de niet-grondgebonden landbouw neemt steeds meer toe. we hebben de natuur steeds minder nodig door verwarmde kassen, kunstmest en bestrijdingsmiddelen.
de Europese gemeenschap voor kolen staal (egks) werd in 1951 opgericht door 6 landen (waaronder nederland duitsland en frankrijk) om de productie van kolen en staal in de gaten te houden ivm met de oorlog.
in 1957 werd de egks de eeg. de zes lidstaten spraken de volgende 2 dingen af: 1. de europese burgers moeten toegang hebben tot betaalbaar voedsel 2. europese boeren moeten een redelijk en stabiel inkomen krijgen.
in 1962 werd het europees landbouwbeleid (glb) opgericht. de belangrijkste maatregel was de invoering van productiesubsidies. boeren ontvangen voor elk product een bedrag. dit was succesvol; veel boeren gingen zich specialiseren waardoor het voedsel betaalbaarder werd. hierdoor begonnen er overschotten te vormen van bepaalde producten, hierdoor werd er een quota ingesteld: een boer mag maar een maximaal aantal van een product [produceren. in 1992 werd de productiesubsidie verandert naar inkomenssubsidies: een aanvulling op het inkomen.
in 1993 werd de Eu opgericht: het doel was om vrede, democratie en welvaart de verspreidden. een voordeel hiervan was de interne markt. voor landen buiten europa werd handelen moeilijker, dit heet protectie. tegenwoordig zijn de meeste quota’s en productiesubsidies opgeheven. het vernieuwde GLB bestaat uit 3 pijlers: economies: voldoende betaalbaar voedsel 2: milieu: meer duurzame productie 3: leefbaarheid: ontvolking moet worden tegengegaan.
behalve de EU is er nog een internationale organisatie die een belangrijke rol speelt in de landbouw: world trade organisation (wto) zij vinden dat snelle handel de beste manier is om de wereld welvarender te maken, zij willen totale internationale vrijhandel, alle 28 eu lidstaten zijn lid en worden vertegenwoordigd door de Eu. WTO basisregels: 1. als 1 land gunstige voorwaarden krijgt, gelden deze voor alle landen 2. geen onderscheid tussen buitenlandse en eigen producten 3. tarieven moeten vaststaan 4. oneerlijke handelspraktijken (dumping, uitvoersubsidies) zijn niet toegestaan. Fort europa beschermde de eu boeren heel sterk, ze mochten zelf hun producten met uitvoersubsidies onder de kostprijs verkopen (dumping)
begrippen:
1.1:
actor: persoon/bedrijf/organisatie die invloed heeft op het landbouwproces
agribusiness: activiteiten na de primaire productie
bedrijfsbeëindiging: stoppen met een bedrijf
concurrentiestrijd tussen verschillende actoren om de beste te zijn
GLB: gemeenschappelijk landbouwbeleid: landbouwbeleid van de EU: 1. landbouwsteun 2. plattelandsontwikkeling
gemengd bedrijf: zowel akkerbouw als veeteelt
grondgebonden landbouw: agrarische productie die plaatsvindt in de directe omgeving van bedrijf
inkomenssubsidie: verlenen van financiële steun op aanvulling van eigen inkomen
intensivering: meer arbeid/productie per hectare of
interne markt: gemeenschappelijke markt met vrij verkeer van goederen/diensten
invoertarief: belasting op producten die worden geïmporteerd
landbouw: alle activiteiten in de complete keten van productie tot consumptie
landschappelijke kwaliteit: waarde die aan een gebied wordt toegekend
mechanisatie: het vrvangen van arbeider door machines
niet-grondgebonden landbouw: landbouw die niet afhankelijk is van de natuur
productiekosten: het geld dat aan de productie wordt besteedt
productiesubsidie: het verlenen van financiële ondersteuning aan boeren om productie te vergroten
protectie: beschermen van nationale markt door het instellen van handelsbelemmeringen
quotum: vastgestelde maximum hoeveelheid van een product dat gemaakt mag worden
ruilverkaveling: het opnieuw inrichten van landbouwgrond om de opbrengsten te vergroten
schaalvergroting: producten in grotere eenheden, om productiekosten te verlagen
specialisatie: zich binnen een bedrijf of gebied steeds meer toeleggen op een activiteit of product
uitvoersubsidies verlenen van financiële steun bij het exporteren van een product
verduurzamen: natuurlijke hulpbronnen gebruiken zonder dat de toekomstige generaties gevaar lopen
voedselafdruk: het aantal hectares dat nodig is voor een inwoner of land
vrijhandel: vrij verkeer van goederen tussen landen
WTO: world trade organisation, lidstaten die afspraken hebben gemaakt om obstakels die vrijhandel in de weg staan uit de weg te ruimen.
zelfvoorzieningsgraad: de mate waarin in een land of gebied zichzelf kan voorzien
REACTIES
1 seconde geleden