Aardrijkskunde
2.1 t/m 2.5
__________________________________________________
2.1 het gezicht van de aarde verandert:
Het ontstaan van de aarde
Toen de aarde langzaam afkoelde 4.5 miljard jaar geleden werd de aardkern, aardmantel en aardkorst gevormd. Door vulkanische activiteit kwam er waterdamp en CO² in de atmosfeer. Waterdamp condenseert tot water en 3 miljard jaar geleden ontstonden bacteriën die CO² omzetten in zuurstof.
De geologische geschiedenis
Het leven 4.5 miljard jaar geleden tot nu is erg veranderd. Mensen hebben een tijdschaal gemaakt die laat zien wat wanneer gebeurde en hoe. Dit heet ook wel de Geologische tijdschaal. De tijdschaal kent vier hoofdperioden:
- Het Precambrium, continenten verschenen en de aarde bevroor mogelijk meerdere malen. Er was alleen leven onder water (bacteriën)
- Het Paleozoïcum, In deze hoofdperiode ontstonden niet alleen moeilijkere levensvormen waaronder trilobieten, maar vormde zich het supercontinent Pangea zich ook. In deze periode zijn kleinere periodes: Cambrium, Ordovicium, Siluur, Devoon, Carboon, Perm. In deze periode waren ook de eerste massa-extincties.
- Het Mesozoïcum, Planten en dierenwereld veranderde. In het mesozoïcum kwamen ook de dino’s en ammonieten tevoorschijn. Jammer genoeg waren deze dino’s aan het eind van het Mesozoïcum uitgestorven door een massa-extinctie (meteorietinslag). Kleinere periodes zijn: Trias, Jura, Krijt
- Het Kenozoïcum, hier start het tijdperk van de zoogdieren. De planten dierenwereld wordt steeds complexer en de huidige continenten vormde. De periodes in het Kenozoïcum zijn: Het Tertiair en kwartair, wij leven in het kwartair.
Een komen en gaan van soorten
Er zijn vijf keer massa-extincties geweest. Bij die van de dino’s wordt gezegd dat het door een meteorietinslag komt, de hoeveelheid stof zorgde dat er geen zonnestralen door de atmosfeer kon komen en daardoor de hele voedselketen verstoord raakte. Men zegt dat 440 miljoen jaar geleden er een massa-extinctie was door het kouder worden van de aarde.
2.2 Het dagboek van de aarde
Gesteenten en fossielen
Gesteenten en fossielen kunnen ons veel vertellen over de geschiedenis. Een fossiel van een mammoet op de bodem van de Noordzee wijst er op dat er in het verleden een kouder klimaat heerste dan nu. Je weet ook dat bij de Noordzee eerst land was. Met gesteenten kun je ook kijken wat er eerst was. Als je in de grond een laag kalksteen tegenkomt weet je dat er vroeger een zee was. Zeedieren zijn namelijk vroeger naar de bodem gezakt en de kalkskeletjes maakte een dikke kalklaag. Als je in kalksteen een ammoniet tegenkomt weet je dat de zee tussen 250 en 65 miljoen jaar geleden er was. Ammonieten zijn namelijk gidsfossielen. Er zijn 5 stappen hoe een fossiel zich vormt:
- Een dier sterft
- Sedimentlagen bedekken het dier, zachte delen op
- De sedimentlagen verharden en drukken op het skelet
- Door endogene krachten komt de laag met fossiel meer aan de oppervlakte
- Het gesteente erodeert, het fossiel blijft over.
Opgestapelde tijd
Er zijn 3 soorten gesteenten
- Sedimentgesteente, dit ontstaat door laagjes zand of klei die over elkaar heen zijn afgezet. De lagen zijn weggezakt, samengeperst en weer omhoog komen. Dit duurt miljoenen jaren.
- Stollingsgesteenten, uit vulkanen komt magma. Als magma afkoelt en verhard wordt het graniet dat is een stollingsgesteente.
- Metamorf gesteente, Een gesteente is een metamorf gesteente als het door hoge druk en/of hoge temperatuur veranderd is. Marmer ontstaat bijvoorbeeld als kalksteen door hoge druk van bovenliggende lagen verandert.
Relatieve en absolute tijd
Relatieve ouderdom is ouderdom vergeleken met elkaar. Een sedimentlaag onder een andere sedimentlaag is ouder dan degene daarboven. Er is ook absolute ouderdom. Dit is als je terugtelt hoe oud het gesteente is, met jaartallen dus. Dit kan met radioactiviteit. In sommige gesteenten zit namelijk kleine hoeveelheden radioactieve elementen zoals uranium.
2.3 Delfstoffen in soorten en maten
Wat zijn delfstoffen?
Als we stoffen uit de grond halen die nuttig zijn voor de mens, dan spreken we van delfstoffen. Verschillende soorten delfstoffen zijn:
Metalen, bijv. ijzer, aluminium, goud, indium, tantaal en lithium
Fossiele brandstoffen, bijv. Steenkool, aardolie en aardgas.
Diverse grondstoffen, bijv. Keukenzout, grind en kalksteen
Het ontstaan van ertsen en fossiele brandstoffen
Metalen worden gewonnen uit ertsen. IJzer komt bijv. uit ijzererts. Ertsen worden meegenomen vanuit de aardmantel via magma naar het aardoppervlak. Ertsen zijn vaak ondergronds en worden in dagbouw of schachtbouw gewonnen. Dagbouw is in de openlucht en schachtbouw wordt gedaan in mijnen. Fossiele brandstoffen ontstaan op een andere manier. Steenkool is bijv. ontstaan uit plantenresten. Veen uit het Carboon wordt door sedimentlagen gedrukt tot bruinkool en uiteindelijk tot steenkool. Dit noem je het inkolingsproces. Aardolie ontstond in het Mesozoïcum, lagen dood plankton uit de zee werden dikke pakketten bedekt door sedimenten. Door een chemisch proces werd het plankton aardolie. Zout ontstaat door verdamping van zeewater, aardgas komt van steenkool en aardolie en kalksteen door dode diertjes.
Delfstoffen raken op
Van sommige stoffen wordt er voorspelt dat ze opraken. Dit is gebaseerd op bewezen reserves. Dat is de hoeveelheden die door bodemonderzoek zijn aangetoond. Je kunt ook uitgaan van wat er geologisch gezien maximaal aan winbare hoeveelheden in de aardkorst zou kunnen zitten. Antimoon, lood en indium zijn waarschijnlijk allemaal bij 2040 weg. Olie is al bijna op, van gas en uranium zijn er niet veel en van zeldzame aardmetalen en kolen zijn er genoeg. Van zeldzame aardmetalen zijn er dus genoeg, maar ze heten zo omdat ze niet in grote hoeveelheden bij elkaar zijn. De vier schaarse delfstoffen zijn antimoon, goud, zink en molybdeen.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden