Wat voor type docent zou jij zijn?

De creatieve chaoot of de meesterplanner? Doe in 1 minuut de quiz en ontdek ook op welke YouTube-leraar je het meest lijkt.

Naar de quiz

Paragraaf §3.1 tot § 3.2

Beoordeling 7.9
Foto van Daphne
  • Samenvatting door Daphne
  • 1e klas havo/vwo | 763 woorden
  • 10 juni 2021
  • 66 keer beoordeeld
Cijfer7.9
66 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Hoofdstuk 3. kilimaten wereldwijd, havo/vwo 1

Hoe dichter het bij de evenaar, hoe warmer het word. De verschillen in het weer hebben te maken met de geografische breedte. Dat is een afstand van een plaats tot de evenaar. 

Klimaten:

Tropisch regenwoudklimaat.                                                                                       Het is er nooit echt koud en er valt elke dag regen. De regen is goed voor alles wat er groeit en bloeit. Dit klimaat word alsnog saai genoemd omdat er geen seizoenen voorkomen. Het weer is vaak het zelfde.

Savanneklimaat:                                                                                                                         Na een droge, warme periode in het savanneklimaat gaat het regenen zodat alle stof wegspoeld en alles weer groen wordt. Er zijn best veel bomen. 

Steppeklimaat:                                                                                                                In het steppenklimaat wonen weinig mensen, en als er mensen wonen leven ze vaak als nomaden, dat betekent dat ze kort daar wonen en dan snel weer vertrekken naar een ander land/plaats.

Woestijnklimaat:                                                                                                            Het is er erg droog, er zijn vooral rotswoestijnen en soms zelfs alleen zand. 

Alle klimaten die nu genoemd zijn zijn klimaten op lage breedte, het weer op lage breedte is zeer voorspelbaar. Voor al deze landen geld het dat het het hele jaar door warm is. Het enige verschil dat zit in de hoeveelheid neerslag van de klimaten.

Bij klimaten die op hoge breedte liggen is het net even anders. Hier heb je meer afwisselende klimaten, 

Landklimaat: In een landklimaat is het elke zomer heel warm en elke winter heel koud. De sneeuw die er soms valt blijft al snel maandenlang liggen. 

Hoe dichter je bij de pool komt hoe kouder het word. 

Toendraklimaat: Er groeien helemaal geen bomen meer en de grond is bevroren. Er zijn zelfs plekken waar de temperatuur het hele jaar onder nul is. gebieden temperatuur dat het hele jaar onder nul is noemen we een 'hooggebergteklimaat'. 

In Nederland hebben we wel een winter en een zomer alleen zijn de verschillen tussen zomer en winter niet zo groot vergeleken met het landklimaat. Dit komt door de invloed van de zee, we noemen Nederland daarom ook een: 'gematigd zeeklimaat'.

Al deze klimaten die nu genoemd zijn zijn hooggebreedte klimaten. De verschillen tussen deze klimaten zit vooral in de hoogte van de zomer en winter temperaturen en in de lengte van het groeiseizoen van het jaar, waarin de temperatuur hoog genoeg is om planten te laten groeien. 

3.2 Temperatuursverschillen op aarde.

de luchtlaag om de aarde noemen we de: 'atmosfeer'. Als die luchtlaag er niet was zou het 's nachts ijskoud zijn en overdag gloeiend heet. De zonnestralen verwarmen de lucht indirect. De stralen gaan eerst dwars door de aftmosfeer heen, vervolgens verwarmen de stralen eerst de grond. Daarna straalt de verwarmde lucht omhoog en voelen wij de hitte ook.

Hoe hoger je een berg beklimt des te minder bomen en struiken je ziet. Dat komt omdat het simpelweg te koud is voor bomen en struiken om te overleven. Dat komt omdat de hitte vanaf het aardoppervlak omhoog stijgt, als de berg heel hoog is kan de warme lucht het nauwelijks bereiken. De temperatuur op de berg neemt af met zo'n 6 celcius per kilometer. 

Dit was de samenvatting over paragraaf 1 en 2. Succes met leren! Als je dit hebt gebruikt om te leren zou ik het leuk vinden als je reageert wat je ervan vond. Tips zijn ook welkom! :)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.