Basisboeknummers 64, 65, 67, 72

Beoordeling 5.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 448 woorden
  • 28 augustus 2006
  • 47 keer beoordeeld
Cijfer 5.3
47 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Samenvatting Basisboeknummers
B 64

Verwering:

Gebergten bestaan meestal uit harde gesteenten. Langzamerhand verbrokkelt het tot grind. Grind vergruist weer verder tot zand, löss, klei of leem. Bij dit proces speelt water een belangrijke rol. Daarom noem men het verwering, omdat het weer word geholpen door planten. Het puin dat bij verwering ontstaat, verdeelt men in 4 groepen: rotsblokken, grind, zand en klei.
Dat het weer zo goed kan vergruizen komt door de wisseling van de temperatuur. Als een rotsblok verhit word en later weer afgekoeld kan het gaan scheuren.
Planten werken op 2 manieren mee aan de verwering:
- Wortels van planten duwen het gesteente uit elkaar.
- In sommige planten zitten zuren die de rotsen aantasten.
B 65

Verplaatsen van verweringsmateriaal:

Er zijn 4 manieren waarop het verweringsmateriaal wordt vervoerd.
- Zwaartekracht: Los puin rolt naar het laagste punt.
- Beken en rivieren: Als in het voorjaar de sneeuw op de hellingen smelt veranderen de beekjes in woeste stromen die al het verweringsmateriaal meenemen.
- Gletsjers en landijs: In en op dat ijs kunnen grote rotsblokken meegevoerd worden.
- Wind: Wind blaast al het fijne zand en löss weg.
B 67

Sedimentatie:

Het afzetten van het verweringsmateriaal noemen we sedimentatie.
Een rivier zet klei en zand af in de rivierbeddingen. Bij overstromingen word er ook klei en zand afgezet op de oevers. Ook een deel gaat mee de zee in.
Tijdens het vervoeren van materialen met gletsjerijs wordt onder het ijs keien fijngewreven tot keileem.
Door wind wordt alleen het allerkleinste materiaal afgezet zoals zandkorrels en löss.
Het afgezette materiaal noemt men sedimentgesteente of afzettingsgesteente.
Het afzettingsgesteente is te herkennen aan 2 eigenschappen: Gelaagdheid en fossielen.
Een rivier kan als ze maar lang genoeg tijd heeft achtereenvolgens grind, zand en klei afzetten. Deze lagen blijven dan herkenbaar.
Vaak wordt er tijdens de sedimentatie resten van planten of dieren bedekt met zand of klei.
Deze laten dan een afdruk achter. Zo’n afdruk noemt men een fossiel.
Er bestaat ook nog stollingsgesteente. Dit ontstaat door het stollen van magma of lava. In stollingsgesteente zitten nooit geen fossielen omdat deze meteen verbranden.
B 72

Rivieren:

Een van de belangrijkste stoffen op aarde is water. Water komt in 3 fases voor namelijk:
- vast.
- vloeibaar.
- gasvormig.
Het voortdurend overgaan van deze stoffen zoals dat dagelijks gebeurt, noemt men de kringloop van het water.

Er zijn 3 belangrijke begrippen die iets te maken hebben met rivieren:
- stroomgebied.
- waterscheiding.
- regiem.

Het stroomgebied van een rivier is het gebied dat afwatert op een bepaalde rivier en zijn zijrivieren.

De waterscheiding is de scheiding tussen twee stroomgebieden

Het regiem is de schommeling in de waterafvoer. Het regiem is afhankelijk van wat er in het stroomgebied gebeurd.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.