B29 Zeestromen en temperatuur
• Als de wind lange tijd uit een richting waait, gaat het water meestromen: er ontstaat een zeestroom. Ze kunnen poolwater naar de tropen brengen en andersom. Daarom heeft een zeestroom veel invloed op de temperatuur.
• Bijvoorbeeld: Hammerfest (Noorwegen): Normaal gesproken zou het er in de winter 30ºC vriezen, terwijl het er maar enkele graden vriest. De oorzaak hiervan is de de zeestroom voor de Noorse kust.
• Elke zeestroom heeft een naam. Die voor Noorwegen heet de Golfstroom. Hij brengt warm water uit de Golf van Mexico naar de westkust van Europa, waardoor het hier nooit echt koud wordt.
B30 Gebergten als temperatuurscheiding
• Wind kan gehinderd worden door een gebergte.
• In de winter zijn de havens van Noorwegen niet dichtgevroren doordat er de Golfstroom loopt. In Zweden zijn de havens wel dichtgevroren, omdat er een gebergte (Het Scandinavisch Hoogland) in de weg ligt. De warme lucht die van het warme water afkomt kan hierdoor dus niet naar Zweden toe; immers koude lucht bevat minder waterdamp dus regen.
• In de zomer heeft Zweden weer voordeel van het gebergte omdat de bergen de koude zeelucht tegen houden.
• Een ander gebergte als temperatuurscheiding zijn de Alpen:
Daarom is het aan de zuidkant veel warmer dan aan de noordkant.
B35 Ontstaan van neerslag
• Dampkring bevat water in twee vormen:
onzichtbaar: waterdamp;
zichtbaar: water of ijs.
Neerslag = water dat in vaste of vloeibare vorm uit de dampkring op de aarde neerslaat.
• Hoe ontstaat neerslag?
Door afkoeling van de lucht. In koude lucht kan minder waterdamp dan in warme.
• Hoe kan lucht kouder worden?
Door stijging. Voorbeeld: tegen een berg.
• Loefzijde berg = windzijde; lucht stijgt neerslag
Lijzijde berg = uit de wind; lucht daalt droog, gebied aan de lijzijde ook wel regenschaduw.
B42 Plantengroei en temperatuur
• Invloed van dalende temperatuur op plantengroei.
Van de Noordpool naar Duitsland.
• Poolijs
Wáár? poolstreken – zomertemperatuur onder 0ºC.
Kenmerken: op land: landijs – enkele kilometers dik.
op zee (ijsbergen): drijfijs enkele meters dik.
• Toendra
Wáár? poolstreken – zomertemperatuur tussen 10ºC en 0ºC.
Kenmerken: geen bomen, 9 maanden sneeuwdek, 3 maanden moerassig met gras, mos, kleine stuikjes.
• Tussen toendra en taiga: overgangsgebied.
• Taiga
Wáár? gematigde zone – zomertemperatuur tussen 15ºC en 10ºC.
Kenmerken: homogeen naaldbomen; altijd groen.
• Tussen taiga en loofbos: gemengd bos.
• Loofbos gematigde zone
Wáár? gematigde zone – zomertemperatuur boven 15ºC.
Kenmerken: homogeen eiken, beuken; zomergroen.
B87 Economische Systemen
• De manier waarop de productie van goederen is verdeeld is het economisch systeem.
• In een kapitalistisch land wordt de productie geleid door particuliere ondernemers, dus hoeveel producten en welke. Het kapitalistische productiesysteem wordt daarom ook wel vrijemarkteconomie genoemd.
• In een communistisch land wordt de productie geleid door de staat. Geen vrije ondernemers, bedrijven zijn eigendom van de staat. Een afdeling op een ministerie maakt voor elk bedrijf een productie plan. Het communistische productiesysteem wordt daarom ook wel planeconomie genoemd.
• Een communistische planeconomie kan alleen maar bestaan in een dictatuur, dan hebben de bewoners namelijk geen democratische rechten.
• Er waren in de 20e eeuw twee communistische wereldmachten: de Sovjet-Unie en China. Rond 1990 is het communisme daar ingestort. In China bestaat het echter nog wel, maar het land wordt langzaam aan steeds kapitalistischer.
B102 Slechte infrastructuur
• Moderne bedrijven kunnen in ontwikkelingslanden vaak niet goed werken omdat de infrastructuur heel slecht is.
• Infrastructuur = verkeersvoorzieningen die nodig zijn om een bedrijf te laten functioneren. (Inclusief post- geld- telefoon- en faxverkeer)
B103 Slechte sociale structuur
• Slechte sociale structuur = de goepen waaruit een samenleving is opgebouwd en de manier waarop mensen met elkaar omgaan.
Als de sociale structuur slecht is, dan wil dat zeggen dat de verhouding tussen bepaalde groepen mensen niet goed is.
• Ontwikkelingslanden: duidelijke scheiding tussen elite en massa.
• Elite: Een kleine groep zeer machtigen zowel in de economie als in de politiek.
• Als de tegenstelling in landen erg groot is, is de elite een rem op de ontwikkeling. Want hoe meer rijkere hoe minder geld dat er is er voor de elite minder over.
B115 Vestigingsplaatsfactoren = locatiefactoren
• De belangrijkste vragen voor een geschikte locatie voor een bedrijf te zoeken:
1. Grondstoffen
2. Afzetmarkt
3. Zo laag mogelijke loonkosten
4. Goed opgeleide werknemers
5. Bereikbaarheid
6. Inectie
• Grondstoffen zijn nodig voor het begin van de productie; twee hoofdgroepen:
o Ruwe grondstoffen deze zijn nog niet bewerkt. Het zijn primaire producten uit de primaire sector: melk, huiden, wol, graan, ijzererts en ruwe olie.
o Halffabrikaten Grondstoffen die al bewerkt zijn, afkomstig van andere bedrijven bijvoorbeeld accu’s en banden in de autoindustrie.
• Afzetmarkt is de kopers van een product. Op verschillende schaalniveau’s:
1. Op de hele wereld
2. In bepaalde werelddelen
3. In bepaalde landen
• Loonkosten zijn in de rijke landen hoog, maar in de ontwikkelingslanden laag.
• Kennis is vooral technische kennis van het personeel.
B116 Richten op één locatiefactor
• Er zijn bedrijven waarvoor een deze factoren belangrijker is. Bijvoorbeeld grondstoffen bij de zware industrie. Bij het zoeken naar een locatie richten ze zich vooral op deze factor.
• Weer andere zijn vooral gericht op de afzetmarkt, omdat grondstof aanvoer geen (duur) probleem vormt. Vaak wordt dit gevonden in dichtbevolkte gebieden en steden.
• Bereikbaarheid is altijd een belangrijke factor. Je moet namelijk snel aanvoer van grondstoffen en afvoer van fabrikaten hebben.
• Arbeidsintensieve fabrieken zul je in rijke landen niet vaak tegen komen omdat er veel personeel voor nodig is, wat weer betaald moet worden. In een rijk land is dit natuurlijk meer dan in een arm land (lagelonenland).
• Kennisgerichte bedrijven maken gebruik van high technoglogy en hebben daarom hoog opgeleide werknemers nodig. Deze industrie maakt vooral computerchips.
B117 Zware en lichte industrie
• Zware industrie = vooral georiënteerd op grondstoffen. Bijvoorbeeld: zware metaalindustrie met hoogovens en staalfabrieken en de olie-industrie met raffinaderijen en chemische fabrieken. Een industrie is pas zwaar als er massale grote hoeveelheden grondstoffen voor nodig zijn (miljoenen tonnen). Dus het vervoer moet goed zijn. Daarom vind je zware industrie op twee plaatsen.
1. In oude mijngebieden, omdat daar vroeger of nu nog kolen/ijzererts uit de grond worden gehaald. Vroeger was het transport moeilijk waardoor de bedrijven in de buurt gingen zitten.
2. Aan de kust of in ieder geval aan diep vaarwater. Zodat er met schepen gevaren kan worden (voor massagoederen/bulkgoederen) en pijpleidingen (voor “nat massagoed”).
REACTIES
1 seconde geleden
U.
U.
hé hallo! ik vond die basisboek nummers erg goed bruikbaar aangezien ik ze allemaal nodig had voor h.4!! hartelijk bedankt!!
21 jaar geleden
Antwoorden