Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Ak hoofdstuk 1

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1691 woorden
  • 22 juni 2013
  • 41 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
41 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Aardrijkskunde hoofdstuk 1

 

Aantekeningen:

Warme lucht stijgt op (lage drukgebied) koelt af en daalt weer (hoge drukgebied). Een hoge drukgebied stroomt dan naar een lage drukgebied. Iets wat wij voelen als wind

 Gemiddelde luchtdruk is 1013 hectoPascal.

 

Hoge- en lage drukgebieden

-          De atmosfeer word door zwaartekracht naar de aarde getrokken en heeft dus gewicht

 

De wet van Buys Ballot

-          Teveel aan lucht in hoge drukgebieden stroomt langs het aardoppervalak naar lage drukgebieden

-          Dit voelen wij als wind

-          Door het draaien van de aarde om haar eigen as heeft de wind te maken met het coriolise effect en krijgt op het noordelijk halfrond een afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond een afwijking naar links.

 

Kenmerken lagedrukgebieden

-          Opstijgende luchtbeweging

-          Lucht koelt steeds meer af

-          Lucht kan minder waterdamp bevatten

-          Waterdamp condenseert tot kleine druppels à bewolking

-          Er ontstaat (veel) neerslag

-          Vb. tropisch regenwoud

 

Kenmerken hoge drukgebieden

-          Dalende luchtbeweging

-          Lucht wordt warmer

-          Lucht kan meer waterdamp opnemen

-          Bewolking verdwijnt

-          Droog en helder weer

-          Vb. sahara/woestijnen

 

Moesson: halfjaarlijks draaiende wind

Passaat: constante wind

 

Waterstromen :

Vershil in temperatuur en zout gehalte

Hoe kouder hoe zwaarder, hoe zouter hoe zwaarder

 

Evapo-transpriatie: het “zweten” van de planten

 

Zout water:

Zout en gassen uit continentaal gesteente. Het water verdampt en het zout blijft achter.

Waarom word zeewater dan niet steeds zouter:

-          Evenwicht tussen aan- en afvoer van zouten

-          Zout ‘verdwijnt’ uit de kringloop (bv. In gesteente)

 

Weer: toestand van de dampkring op een bepaald moment op een bepaald moment

Klimaat: het weer, gemeten over 30 jaar en in een groot gebied.

(zie schrift voor tekeningen met uitleg)

Boek:

 

Paragraaf 2:

Straling van de zon naar de aarde à instraling

Straling van de aarde naar de ruimte à uitstraling

Het overzicht van instraling en uitstraling noem je de stralingsbalans of energiebalans.

Hoeveel straling het aardoppervlak bereikt hangt af van:

-          Dichtheid van het wolkendek (reflecteert een deel van de straling)

-          Breedteligging op aarde (op evenaar meer dan op de polen)

-          De lengte van de dag en de zonnestand gedurende de dag.

(bron 7)

Aardeà hyrdro/litrosfeer à troposfeer à stratosfeer à mesosfeer à thermosfeer à heelal

Atmosfeer: 78% stikstof, 21 % zuurstof, 1% overig

 

In de troposfeer zit bijna alle waterdamp en driekwart van de gasmassa.

In de stratosfeer zit de ozonlaag. De ozonlaag beschermt tegen ultraviolette straling

 

In de atmosfeer zitten een aantal broeikasgassen die ons beschermen tegen straling: natuurlijk broeikas effect.

Neemt het percentage broeikasgassen toe dan heb je een versterkt broeikas effect.

 

Paragraaf 3:

Tropopauze: als de stijgende lucht zover is afgekoeld dat het dezelfde temperatuur heeft als de omgeving (houdt dan ook op met stijgen)

Isobaar: lijn die alle punten van gelijke luchtdruk met elkaar verbindt

Polair maximum: hoge druk (90)

Subpolair minimum: lage druk (lucht stijgt)  (60)

Subtropisch maximum: hogedruk (30)

Equatoriaal minimum: lage druk (evenaar) (0)

 

Depressie: grote lage drukgebied. Komt voor bij het subpolair minimum door de botsing van koude en warme lucht.

 

Paragraaf 4:

Vanaf het subtropisch maximum waait er een noord en een zuid passaat naar de evenaar. Het punt waar deze elkaar tegen komen noem je de Intertropische Convergentiezone.

In de zomer verschuift de ITCZ naar het noorden. Door het coriolise effect krijgt de zuidoostpassaat op het noordelijkhalfrond een afwijking naar rechts. à een moesson: halfjaarlijks draaiende wind. (zie schrift)

 

Warme en koude lucht mengen niet zo goed, de grens ertussen noem je een front. De koude lucht komt onder de warme lucht en de warme lucht stijgt op. Hierdoor ontstaat er een groot lage drukgebied à depressie.

Warme lucht stijgt op in een spiraal waardoor een krul ontstaat in de wolken en je een depressie kunt herkennen.

 

Straalstromen: winden die hoog in de troposfeer waaien (jetstreams), komen voor rond 30 en 55 ZB en waaien van west naar oost. Depressies verplaatsen zich onder invloed van straalstromen.

 

Paragraaf 6

(bron 23 kringloop)

Zeestromen/driften: bewegende watermassa’s aan het oppervlak van de oceanen (oorzaak: wind)

Langs sommige kusten (afrika en amerika) word zoveel water ontrokken aan de driften dat er dieper gelegen en kouder water opwelt: coastal upwelling

à Voedselrijk water

Diepzeepomp/Thermohaliene circulatie: stroming op grote diepte

Veroorzaakt door verschil in zout (halien) en temperatuur (thermo).

 

(zie bronnen en laatste alinea)

 

Paragraaf 7

De aarde wordt verdeeld in fysisch-geografische zones.:

Tropische zone: warm en veel neerslag

Subtropische zone: koeler

Gematigde zone: temperatuur tussen zomer en winter verschilt veel. Redelijk veel neerslag.

Polaire zone: koud en sneeuw.

Uitzondering: droge gebieden rond de subtropische maxima. (sahara)

 

Kwartair (2,4 miljoen jaar geleden tot nu)

Warme en koude perioden wisselen elkaar af.

Warme periode: interglacialen

Koude perioden: glacialen

Glaciaal 20 000 jaar geleden de  noordzee en waddenzee lagen droog, lage zeepsiegel, adriatische zee en perzische golf lagen droog. India zat vast aan Sri Lanka en Nieuw-Guinea aan australie.

 

Perm (250 miljoen jaar geleden)

Supercontinent: Pangaea

Super oceaan: pathalassa.

Door een sterke noordoostelijke passaatwind aangedreven brachten equatoriale zeestromen zeer warm water naar de oostkust van Pangaea.

Langs de westkust stroomde geen warm water

Grote landoppervlak zorgde voor extreme klimaten.

 

El nino

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

El nino

Normaal waait er een oostelijke passaat en stroomt de koude Peru-zeestroom langs de kust van

Zuid-amerika naar het noorden.

Maar om de zoveel tijd waait de passaat naar het westen. Deze wind voert warm water van de Indonesische archipel naar de kust van Zuid-Amerika. De peru-zeestroom wordt daardoor verdrongen.

Gevolgen: topische wervelstormen, periodes van droogte en overstromingen.

 

Paragraaf 8

Het klimaat van een gebied wordt beïvloed door de geografische breedteligging de wind- en zeestromen, afstand tot de zee, het reliëf en de hoogteligging.

 

Klimaatsysteem van Köppen

Vijf klimaattypen:

1.       Equatoriale of tropische klimaten

2.       Droge of aride klimaten

3.       Gematigde zeeklimaten of maritieme klimaten

4.       Continentale klimaten

5.       Koude of polaire klimaten

Onderscheiden:

-          De gemiddele temperatuur is in de koudste maan niet lager dan 18 graden Celsius: je spreekt dan van een equatoriaal of tropisch klimaat.

-          De gemiddelde temperatuur is in de warmste maan niet hoger dan 10 graden Celsius: dan spreek je van een koud of polair klimaat.

-          De gemiddelde temperatuur is in de koudste maand lager dan 3 graden Celsius en in de warmste maand hoger dan 10 graden Celsius: dit is een continentaal klimaat

-          De gemiddelde temperatuur is in de koudste maan niet lager dan -3 graden Celsius en in de warmste maan boven de 10 graden Celsius: dit is een gematigd zeeklimaat of maritiem klimaat. 

 

Paragraaf 12

Huidig klimaat:

-          Concentratie CO2 was 0,028% en is nu 0,035%

-          Antropogene invloed

-          Versterkt broeikaseffect

 

Sinds de industriele revolutie is de concentratie van CO2 sterk toe genomen. Mensen gingen meer fossiele brandstoffen gebruiken en doordat de wereldbevolking groeide werd dat steeds meer.

 

Doordat de Temperatuur stijgt doordat er meer broeikasgassen in de atmosfeer zitten smelten de polen waardoor er minder zonnenstraling wordt terug gereflecteerd en de aarde nog sneller opwarmt.

 

Twijfels:

Houden wolken warmtestraling vast of tegen?

Stof en roet deeltjes (zelfde twijfel als de wolken)

 

Paragraaf 13

uit metingen van de laatste jaren blijkt dat:

-          De gemiddelde temperatuur is toegenomen

-          De bedekking met sneeuw en ijs is afgenomen

-          De zeespiegel 10 tot 20 centimeter is gestegen

-          De hoeveelheid neerslag op gematigde en hogere breedte is toegenomen en in de subtropen is afgenomen.

-          Op gematigde en hogere breedte de lengte van het groeiseizoen is toegenomen

 

Gevolgen van toename van Broeikas effect

-          Gemiddelde temperatuur stijgt

Gevolgen o.a.:

-          Extreem weer

-          Verschuiving klimaatzones

-          Stijging gemiddelde zeespiegel

-          Verandering thermohaliene circulatie

 

Paragraaf 14

Kyotoprotocol doel: mondiaal in de periode 2008-2012 de jaarlijkse uitstoot met gemiddeld 5,2% te verminderen ten opzichte van 1990.

De overheid geeft bedrijven in de zware industrie elk jaar een vastgelegde heoveelheid CO2-emissierechten. Ze mogen dan maar een bepaalde hoeveelheid CO2 uitstoten.

 

 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.