Actuele vraagstukken van overstromingen en wateroverlast in Nederland

Beoordeling 4.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 2517 woorden
  • 18 juni 2012
  • 8 keer beoordeeld
Cijfer 4.4
8 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Nederland alsleefomgeving
01 - "Actuele vraagstukken van overstromingen en wateroverlast in NL"
Inhoud:
1.0 Veiligheid en klimaat - oorzaken van wateroverlast
1.1 Klimaatscenario voor de toekomst
1.2 Zeespiegelstijging
1.3 Meer piekafvoeren van Rijn en Maas
2.0 Veiligheid in het rivierengebied - gevolgen: maatregelen treffen
2.1 Waterberging in het stroomgebied van Rijn en Maas
2.2 De inrichting van het rivierenlandschap
2.3 Internationale samenwerking: het Actieplan Hoogwater
2.4 De drietrapsstrategie in de Nederlandse stroomgebieden
2.5 De Maaswerken: ruimte voor de onbedijkte Maas
2.6 Ruimte voor de Rijn en de bedijkte Maas
3.0 Veiligheid in het kustgebied - gevolgen: maatregelen treffen
3.1 Harde en zachte kusten (kustverdediging)
3.2 Zachte kustopbouw: strandwallen met duinen
3.3 Handhaven van de basiskustlijn en het kustfundament
3.4 Kustbedreiging op drie tijdschalen1.0 Veiligheid en klimaat
Begrippen
Klimaatscenario = Door klimaatverandering wordt de veiligheid bedreigd. Het KNMI 
voorspelt de veranderingen in 4 scenario’s: G, G+, W en W+. De G staat voor gematigd en 
W voor warm, de + is de opwarming met verandering in luchtstromen.
Absolute zeespiegelstijging = Hierbij wordt alleen gekeken naar stijging van de 
zeespiegel door thermische expansie en smelten van ijs. 
Relatieve zeespiegelstijging = Stijging t.o.v. het land, dus rekening houden met stijging
van de zeespiegel en met land dalingen/stijgingen. 
Maatgevende afvoer = De maximum hoeveelheid water die de rivier kan meenemen
zodat de gekozen veiligheidsnorm niet overschreden wordt.
Piekafvoer = Door hevige neerslag of smelting van ijs moet de rivier ineens veel meer
water afvoeren.
Hoogwater = Periode in het rivierengebied of kustgebied met een hoge waterstand
Stroomstelsel = Het stelsel van de hoofdrivier en zijn zijrivieren in een stroomgebied
Verval = Het hoogteverschil tussen twee punten langs een rivier
Verhang = Het verval per kilometer. Dus hoogteverschil : afstand ·
Benedenrivierengebied = Het gedeelte bij de monding van de rivier, hier is de 
stroomsnelheid laag.
Bovenrivierengebied = Het rivierengebied ten oosten Vianen-Gorinchem. Heeft geen 
invloed van de getijdenwerking van de zee. 
NAP = Normaal Amsterdams Peil
Hoogwaterbericht = Dagelijks bericht over hoge waterstanden in het rivierengebied of 
kustgebied
Regiem = Schommelingen in de hoeveelheid water die gedurende 1 jaar wordt afgevoerd.
Debiet = De hoeveelheid water die per tijdseenheid door een rivier wordt afgevoed
(km2/sec)
Waterscheiding = De grens tussen twee stroomgebieden
Kennen & kunnen
- Uitleggen waarom bescherming tegen water in Nederland noodzakelijk is (2 
oorzaken)
* De lage ligging van grote delen van Nederland
* De klimaatverandering op aarde door het versterkte broeikaseffect
- Klimaatscenario's van het KNMI (voor 2100!) begrijpen en toepassen (zie bron 3)
* Gematigd scenario = G of G+
- Winters = zachter en natter door meer westenwind
- Zomers = warmer en droger door meer oostenwind
- Gem. temperaturen stijgen met ca. 2,0 graden Celsius
* Warm scenario = W of W+
- Winter & zomers hetzelfde als bij G en G+, maar dan sterker
- Gem. temperaturen stijgen met ca. 4,3 graden Celsius
* Bij beide scenario's zullen de temperaturen hoger worden en de 
neerslaghoeveelheden nemen toe. Extreme buien & vernatting van het 
Nederlandse klimaat worden veroorzaakt door meer westelijke luchtstromingen- Verklaren waarom de zeespiegel absoluut en relatief stijgt (t.o.v. het land)
Oorzaak Gevolg
- Afsmelten gletsjers/ ijskappen
- Bodemdaling
- Zeewater zet uit = in cijfers te meten
= absolute zeespiegelstijging
- Zeespiegelstijgt & land daalt
= relatieve zeespiegelstijging
- Piekafvoeren van Rijn & Maas verklaren
* Gemeenschappelijke oorzaken grotere afvoer:
1. Perioden met hevige en langdurige neerslag
- Warmer klimaat >> meer regen ipv sneeuw
2. Slecht doordringbare bodem = geen berging van water in de bodem
meer mogelijk >> water stroomtsneller af naar de rivier
3. Grote toevoer van smeltwater
- Overgang koude winter naar warme periode
>> snel smeltende sneeuw
- Warmer klimaat >> afsmelten sneeuw
4. In zomers = meer verdamping = lagere waterstanden
` = relatief grotere piekafvoeren
* Rijn = gecombineerde regen- en smeltwaterrivier
* Maas = klein(er) stroomgebied zorgt voor snellere stijging van de hoofdloop
- Wateroverlast in het benedenrivierengebied verklaren
Oorzaak Gevolgen
1. Vloed op zee - Opstuwing van rivierwater EN hoge rivierafvoer leiden tot 
zeer hoge waterstanden
2. Zeespiegelstijging - Vrije verval van de rivier neemt af
- Uitstroom van het water wordt moeilijker
3. Grotere afvoer - Rivierspiegelstijgt
- Dijkhoogte moet worden aangepast
- Maatgevende afvoer moet verhoogd worden2.0 Veiligheid in het rivierengebied
Begrippen
Stroomgebied = Het verzamelgebied van alle neerslag die na aftrek van de verdamping
door de hoofdloop van een riviersysteem wordt afgevoerd. 
Afvoer van water in 3 stappen = 1) Retentie (vasthouden) in de bodem. 2) Bergen in 
oppervlaktewater. 3) Afvoer door rivierloop
Retentie = Vasthouden van water in de bodem
Oppervlaktewater = Grote gebieden waar water wordt opgeslagen, bijvoorbeeld een
meer of zee
Rivierloop = De stroomrichting van een rivier, de vorm van de rivier
Sponskarakter = Het opslaan van water en vertraagd afgeven aan de rivier
Vertragingstijd = Tijd tussen neerslag en afvoer door rivier
Verstenen = Het aanleggen van wegen en steden met een slecht doordringbare bodem: 
het regenwater kan dan minder goed in de bodem doordringen. Ook de vertragingstijd is 
klein.
Rivier bedding = De grond waar de rivier ‘overheen’ stroomt
Oeverwallen = Rug langs een rivier ontstaan door afzetting van zand
(bovenrivierengebied) of klei (benedenrivierengebied) bij een overstroming van 
rivierbedding
Kommen = Laaggelegen gebied tussen de oeverwallen van rivieren (zie aantekeningen). 
Bestaat uit zware klei (bovenrivierengebied) of veen (benedenrivierengebied)
Uiterwaarden = Een gebied dat onder loopt bij hoog waterstand. Het is een strook land 
langs een rivier tussen de bedding en de rivierdijk.
Inklinking = Door het afgraven van bijvoorbeeld veen ontstaat er een bodemdaling.
Wiel = Diepe ronde plas die ontstaan is bij een dijkdoorbraak door de uitschurende
werking van het water
Zomerdijk = Lage dijk dichtbij de rivier die de uiterwaard in de zomer een betere
gebruiksvoorwaarde moest geven. Zie ook de tekening in je schift :D
Winterdijk = De dijk naast de uiterwaarden die verder van de rivier ligt. Deze dijk
beschermt de omliggende gebieden bij hoogwaterstanden.
Normalisatie = Maatregelen om de rivieren beter bevaarbaar te houden
Kribben = Kleine dammen haaks op de zomerdijk, zorgt voor een smallere rivier waardoor
de vaargeul dieper wordt. Ook helpen kribben bij het tegengaan van meanderen.
Meanderen = Het kronkelen van de rivier
Stuwen = Een waterbouwkundig kunstwerk dat als doel heeft om water in een rivier op te
stuwen. Een stuw kan het waterpeil regelen en ervoor zorgen dat er altijd genoeg water in 
de rivier zit. 
Intergouvernementele samenwerking = Samenwerking tussen de regeringen van 
verschillende landen
Rijnconferentie = Alle landen waarin de Rijn loopt bespreken in 1998 hoe ze hoge
waterstanden in de Rijn voorkomen.
Actieplan hoogwater Rijn = Het plan dat ze bij de Rijnconferentie bedacht hebben
Retentiebekkens = Gebieden (open water of landoppervlak) waar overtollig water tijdelijk
kan worden opgeslagen. Ook wel overloopgebieden genoemd. 
Waterschappen = Beheer en onderhoud van oppervlaktewater en zuivering van 
rioolwaterDrietrapsstrategie = Vasthouden, bergen en afvoeren van water
Watertoets = Beveiliging van water door veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit en 
verdroging tegengaan.
Maaswerken = Door de overstromingen van 1993 en 1995 van de Maas is het duidelijk dat 
de rivier bij hoogwater niet overal veilig is, de Maas krijgt daar meer ruimte of er worden
kades gemaakt.
Ruimte voor de Rivier = Het project om veiligheid van het Nederlandsrivierengebied te
verbeteren. 
Ruimtelijke kwaliteit = De wijze van ordening en inrichting waardoor er gestreefd wordt
naar verhoging van de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de duurzaamheid voor de 
toekomst.
Dijkverhoging = Manier om door verhoging van de dijken de veiligheid in het 
rivierengebied of het kustgebied te vergroten.
Rivierruiming = Meer ruimte voor de rivierbedding en de ruwheid daarvan te
verminderen
Nevengeul = Evenwijdig aan het zomerbed ligt een gegraven geul in de uiterwaard die bij
hoogwater de afvoercapaciteit van de rivier vergroot.
Ontpoldering = Het verbreden van de uiterwaard door dijken landinwaartste verleggen. 
Huidig binnendijks gebied wordt buitendijksgebied.
Hoogwatergeul = Afvoer van rivierwater door een binnendijkse route. Bestaat uit een met 
dijken omgeven geul die bij hoge waterstanden rivierwater kan afvoeren.
Noodoverloopgebied = Zie retentiebekkens
Kennen & kunnen
- Verklaren waarom de Rijn en Maas het meest voor wateroverlast zorgen
* Rijn = grootste stroomgebied >> bereikt grootste deel van NL
* Maas = veel kleinerstroomgebied >> gevoeliger voor allerlei factoren
- De drie stappen/ manieren van water afvoer uitleggen
Stap 1 Vasthouden (retentie) in of 
op de bodem met zijn begroeiing
- Neerslag en smeltwater zakken langzaam
de grond in
- Dit water wordt vastgehouden als
grondwater en bodemwater
- Dit water wordt ook opgeslagen in 
veenlagen
Stap 2 Bergen in oppervlaktewater - Het overtollige water dat niet in de bodem
kan worden vastgehouden, wordt tijdelijk in 
sloten en plassen opgeslagen
Stap 3 Afvoer door de rivierloop - Overmatig water komt terecht in de 
hoofdloop/ zijrivier van snelstromende rivier
- Verband tussen vertragingstijd en het sponskarakter van een landschap uitleggen
* Hoe kleiner het sponskarakter, hoe korter de vertragingstijd
- Ofwel: als een gebied veel water op kan nemen spreken we van een
sponskarakter. De tijd voor overtollig water om naar de rivier te stromen is 
dan veel langer dan in een gebied waarin weinig water kan worden vasgehouden.- Exact kunnen beschrijven hoe het rivierkleilandschap eruit ziet
* Bron 16! (blz. 17)
- Verband tussen dijkdoorbraken & wielen
* Stappen van dijkdoorbraken (vroeger)
1. Bedijking van een rivier
2. Bij hoge afvoerstaat de rivier hoog tussen de dijken
3. De rivierbedding stijgt
4. Weinig bouwmaterialen/ geld = niet stevig genoeg gebouwd
5. Op lage delen/ zwakke plekken stroomt het water over
6. De stroming zorgt voor een gat in de dijk
7. Het neervallende water zorgt voor een kolkgat achter de dijk
8. Wielen ontstaan = lidteken van een dijkdoorbraak
9. Nieuwe dijken rondom het wiel worden aangelegd
10. Dijken worden constant verhoogd en verstevigd en krijgen kronkelend karakter
- Uitleggen hoe het waterpeil van rivieren kan worden verlaagd (of verhoogd)
Zomerdijken - 's Zomers landbouw in uiterwaarden, waarin vruchtbare klei kan
bezinken
Kribben - Meanderen van de rivier voorkomen
- Stroomsnelheid verminderen
- Bedding van de rivier dieper en smaller >> vaargeul dieper
- Nadeel = waterstand bij grote afvoer wordt hoger omdat de krib
de snelle doorstroom verhindert
Stuwen - Minimale waterstand voor de scheepvaart, water kan verhoogd of 
verlaagd worden
- Waterstroom van de Rijn verdelen over Neder-Rijn en Lek en Waal
& Ijssel
- Beheersen van waterpeil/ stroomrichting- Alle maatregelen beschrijven (gemaakt door):
* Actieplan Hoogwater (Rijn)
Probleem - Door verstening van landschappen is er een zeer korte
vertragingstijd >> hoge waterstanden
- Door bedijkingen en normalisatie is de ruimte voor de rivieren fors
afgenomen
Doelgebied Internationale stroomgebied Rijn
Maatregelen 1. Vergroten van het bergingsvermogen (retentie) voor water bij de 
Rijnwaterloop
- Meer ruimte voor het water dmv retentiebekkens
2. Vergroten van het bergingsvermogen voor water in het 
Rijnstroomgebied
- Herbebossing, herstel van natuurlijke waterlopen zorgen voor
grotersponskarakter
3. Aanleg betere waarschuwingssystemen tav hoog water
- Voorspellingstermijn vergroten
4. Kwaliteit van het ecosysteem van Rijn en uiterwaarden verbeteren
Uitkomst Meer ruimte voor de rivier en een langere vertragingstijd voorkomen
hoge waterstanden
* Drietrapsstrategie
Probleem Onveilige watersituaties door Nederlandse rivieren
Doelgebied Nederlandse stroomgebieden
Maatregelen 1. Vasthouden (retentie)
- Water moet eerst zoveel mogelijk in eigen gebied in de bodem
kunnen zakken
2. Bergen
- Voor overtollig water moeten er voldoende bergingsgebieden zijn
3. Afvoeren
- Benedenstrooms gebied zo veel mogelijk vermijden
* Hulpmiddel bevordering = watertoets
Uitkomst - Vertraagde waterstroom
- Gevaarlijk hoge waterstanden worden voorkomen
- Verdroging van gebieden door ontwatering voor landbouw wordt
voorkomen (grotere retentiefunctie)
- Er wordt voldoende nagedacht over de consequenties van 
beveiliging tegen water* Maaswerken
Probleem Delen van de onbedijkte Maas zijn ondanks diepe insnijding niet
genoeg beschermd tegen overstromingen
Doelgebied Stroomgebied onbedijkte Maas
Plan De Maaswerken
- Kades aan de rand van het winterbed van de Maas
- Grind en zandwinning in de bedding zorgen voor meer ruimte voor
water en natuur
- Bedding verdiepen
- Overloopgebied
Uitkomst Voorkoming van wateroverlast in het stroomgebied van de 
onbedijkte Maas
* Ruimte voor de rivier
Probleem - Rivierengebied kent slechte ruimtelijke kwaliteit en onveiligheid
- Er moeten alternatieve oplossingen zijn ipv dijkverhoging
(dijkverhoging is goedkoop, maar maakt alleen maar gevaarlijker)
Doelgebied Ijssel, (Neder-)Rijn, Lek, Waal, bedijkte Maas
Plan 1. Maatregelen in de uiterwaard (winterbed)
- Vergraven van de uiterwaard > meer ruimte
- Nevengeul aanleggen > afvoercapacteit vergroten
- Obstakels (wegen, bruggen) verwijderen om oppervlak minder ruw te
maken > waterafvoer gaat sneller
- Uiterwaardverbreding door dijkverleggingen (ontpoldering) > 
dijkverlegging zorgt voor bredere uiterwaarden > boerderijen op terpen
2. Maatregelen in de rivierbedding (zomerbed)
- Kribverlaging > doorstroming van water gaat beter
- Zomerbedverdieping > afvoercapaciteit van de rivier vergroten
3. Aanleg van hoogwatergeulen
- Binnendijkse waterroute tijdens hoogwater
4. Aanwijzen van retentiegebieden
- Bij hoge waterstanden tijdelijke waterberging in 
noodoverloopgebieden > daling rivierwaterstand
5. Dijkverbetering
- Verhoging en versterking van de dijken (langs de Lek) > dijken liggen
hier dicht langs de rivier/ geen of zeer smalle uiterwaarden > enige
oplossing
Uitkomst Ruimte voor de rivier creëren & ruwheid van rivierbedding verminderen3.0 Veiligheid in het kustgebied
3.1 Harde en zachte kusten (kustverdediging)
Begrippen
Zachte kust = deel van de Nederlandse kust dat is opgebouwd uit duinen en een
natuurlijke of door de mens georganiseerde toevoer van zand kent
Duinen = heuvel van zand aan kust ontstaan door de toevoer en vastlegging van zand
door planten
Zeedijken = zeewerende dijk aan de kust die zorgt voor harde kustverdediging
Harde kust = kust met zeedijken die kunstmatig met bouwmaterialen (bijvoorbeeld basalt 
blokken) wordt onderhouden
Estuariumkust = trechtervormige kust, kuststrook waar verschillende riviertakken in een
trechtervorm in zee uitmonden en waar een duidelijk getijdeverschil waarneembaar is
Waddenkust/ wadden = zandplaten die in een waddengebied bij eb droogvallen
Bolwerken = plaatsen aan de kust die door harde kustverdediging ten opzichte van 
omringende zachte kusten verder in zee uitsteken
Kennen & kunnen
- Uitleggen waarom Nederlandse kustverdediging uit harde of zachte kusten moet
bestaan
- Uitleggen waarom harde kustverdediging noodzakelijk is bij bepaalde plaatsen3.2 Zachte kustopbouw: strandwallen met duinen
Begrippen
Strandwallen = langgerekte zandrug die parallel aan de kustlijn loopt. Onze duinen
vormen de bovenkant van de strandwallen
Vloedstroom = overheersende stroming van het zeewater tijdens vloed
Ebstroom = overheersende stroming van het zeewater tijdens eb
Reststroming = de waterverplaatsing (van zuid naar noord) over langere tijd langs de 
Nederlandse kust. Is het resultaat van ebstromen, vloedstromen en de aandrijving van 
zeewater door de wind en bepaalt de richting van het transport van zand en klei
Zeereep = zeewerende duinenrij direct aan de kust
Kennen & kunnen
- Leg uit hoe de zandmotor werkt en verklaar hoe duinen ontstaan3.3 Handhaven van de basiskustlijn en het kustfundament
Begrippen
Kustfundament = de voorraden zand in de kustzone, het strand en de duinen. Wordt
zeewaarts begrensd door de dieptelijn van -20 NAP
Basiskustlijn (BKL) = de positie van de gemiddelde kustlijn vastgesteld in 1990
Zandsuppletie = het storten van zand voor de kust waardoor een kunstmatige zandbank
ontstaat. Het zand wordt uiteindelijk op natuurlijke wijze naar het strand en de duinen
verplaatst
Zandmotor = de natuurlijke processen aan de kust die ervoor zorgen dat zand in de 
kustzone verspreid wordt en op het strand en in de duinen terecht komt
Kennen & kunnen
- Wat is het verschil tussen het kustfundament en de basiskustlijn, wat is er 
veranderd?
- Hoe kunnen we de basiskustlijn en het kustfundament handhaven?3.4 Kustbedreiging op drie tijdschalen
Begrippen
Strandsuppletie = het zand wordt op de zeebodem opgezogen en via pijpleidingen
direct op het strand gebracht en verdeeld. Het strand wordt hierdoor breder en hoger
Vooroeversuppletie = het storten van zand voor de kust waardoor een kunstmatige
zandbank ontstaat. Het zand wordt uiteindelijk op natuurlijke wijze vnaar het strand en de 
duinen verplaatst
Kennen & kunnen
- Beschrijf en verklaar de drie tijdschalen van kustbedreiging en wat de oplossingen
ervoor zijn

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.