Inleiding.
Ontstaan aarde ± 4,5 mld. jaar geleden
Scheiding zware – lichte metalen door zwaartekracht
Aardkorst = gestold magma
Ontstaan leven ± 3,5 mld. Jaar geleden
- koolzuurgas uit atmosfeer
dampkring kreeg unieke samenstelling
- grote productie atmosfeer
Hst. 1 DE ACTIEVE AARDE.
§ 1 Puzzelstukken en hersenkrakers
tot ± 1850 alleen vage gedachten over ontstaan aarde, catastrofe theorie (= ingrijpende veranderingen van aardoppervlak gebeuren plotseling en op rampzalige wijze)
door Hutton, Lyell en Darwin inzicht; aarde is niet duizenden maar miljoenen jaren oud actualisme (the present is the key to the past)
1912 Alfred Wegener nieuwe aanwijzingen;
- vergletsjeringen gelijktijdig plaatsgevonden in Australië, z-Afrika, India en z-Amerika
- overeenkomsten van fossiele flora en fauna
- identieke gesteente formaties
- theorie van de continentale drift (= aaneengesloten continent; Pangea en oeroceaan; Pantalassa)
1960e.l. diepte gesteenten op continentale korst = 4 mld. Jaar oud
aardkorst onder oceanen = 180 mln. Jaar oud => vernieuwing
paleomagnetisme ( aardmechanisme uit verre verleden) : magnetiet naar pool gericht in vloeibaar lava, na stolling richting ligt vast => verklaring voor verschuiven van continenten, via satellietbeelden bewezen ’80
theorie voor verschuiving: oceaanbodem beweegt horizontaal, neemt continenten mee
§ 2 Moderne platentektoniek
aarde bestaat uit bolschillen (binnen buiten steeds lichter)
- kern; nikkel + ijzer (binnenste = vast, buitenste = vloeibaar)
- mantel om kern (binnenste = vast, buitenste = taai vloerbaar; bij kortstondige krachten vast en bij langdurige krachten vloeibaar)
- aardkorst; verbinding van zuurstof met ijzer, calcium, magnesium, natrium en kalium.
Lithosfeer (steenschaal)= korst + zuurstofarme gesteenten van het vaste buitenste deel v/d mantel
- continentale korst ± 40 km.
- oeanische korst ± 6 km. verschil in dikte door soortelijke massa van gesteenten waaruit ze bestaan; continent = graniet, oceaanbodem = basalt (=zwaarder)
isostasie = toestand van stabiel evenwicht
Asthenosfeer = buitenmantel die taaivloeibaar is
Beweging van asthenosfeer door warmte uit kern; convectiestromen ( heetste materiaal naar boven, botst tegen lithosfeer, stroomt horizontaalweg, koelt af, soortelijke massa neemt toe, zakt naar beneden, enz.)
Convectiestromen naar boven, aardkorst omhoog midoceanische ruggen
Bewegingen van platen:
- divergerend (van elkaar af)
ondiepe aardbevingen en rustig vulkanisme
sheuren ontstaan en magma naar boven, spleet opgevuld met basalt, in midden een laagte = centrale slenk
- convergerend (naar elkaar toe)
- oceanische continentale
oceanische is zwaarder, zakt in mantel (subductiezone te herkennen aan diepzeetrog), in diepte smelt oceaanbodem, magmabellen ontstaan, vormt aan oppervlakte een strook vulkanische eilanden. (gasrijk magma => heftig vulkanisme)
- continentale continentale
kreukelzone van samengeperste gesteenten + vorming van gebergten => plooingsgebergten
bijverschijnsel = AARDBEVINGEN
- oceanische oceanische
oudste (zwaarste) onder jongste => vulkanische eilanden boog
- langs elkaar heen schuiven
gaat met horten en stoten
§ 3 Vulkanisme
bij eruptie komt magma (gesmolten steen) naar buiten en /of gassen en as
herkomstgebied = haard => bij platentektonisch vulkanisme enige km’s diep, altijd in de korst
hoe groter haard langduriger eruptie
hoe dieper haard hoe groter de druk , hoe heftiger de uitbarsting
magma aan het aardoppervlak = lava => koelt af tot vulkanisch gesteente.
80 % van vulkanen ontstaat bij convergerende platen,15 % bij divergerende, niet bij platen = hot spot => vast in mantel, bewegen niet rij vulkanen ontstaat
spleeteruptie = lava komt uit kilometerslange lange scheuren in de lithosfeer naar buiten stromen ( door onderliggend hot spots)
typen vulkanen:
- schildvulkanen (Kilimanjaro)
- sintelkegels en lavastromen ( Idaho)
- stratovulkaan ( Fujiyama)
- complexe vulkanen (Caldera) hoge gasdruk, magma weggeblazen, magmakamer gedeeltelijk leeg, dak stort in
§ 4 Aardbevingen
aardkorst langs breuk aardbeving
ewegingen in lithosfeer, opbouw van spanningen, ontstaan van seismische trillingen, voortbeweging door en over aarde
trillingen aan oppervlak naar boven = epicentrum
aardbevingen vooral aan randen van platen, ± 50 % bij convergerende => diep hypocentrum ( >100 km diep)
aarbevingen ook door bewegingen langs kleinere breukvlakken
Schaal van Richter ( 1935 ) hoeveelheid energie in logaritmische schaal
Schaal van Mercalli hoeveelheid schade
Bijverschijnsel bij aarbevingen => tsunami = vloedgolf, ontstaan door aardbevingen in oceanen, bij kust (=ondieper), energie samengedrukt, zeer snel opkomende vloed, golven van ruim 30 m
§ 5 Omgaan met rampen
aardschok / uitbarsting zelf veroorzaken niet de meeste slachtoffers, maar de bijeffecten:
- gebouwen storten in
- branden ontstaan door gebroken gasleidingen
- hongersnood
- epidemieën
- aardverschuivingen
- vulkanisch gesteente (as – brokstukken)
- gloedwolk van gas en as
- lavastromen branden
verdere natuurrampen :
tornado’s, overstromingen, aardverschuivingen, lawines, extreme droogte e.d.
Natural Hazard Risk Management ( voorspellen van dergelijke rampen en beperken van aantal slachtoffers)
Voorspellen is bijna onmogelijk, Chinezen in 1975 gelukt
Aardbevingen voorspellen bijv door kaarten maken a.d.h.v. eerdere aardbevingen, programma van aanpak maken, én rampenplan.
Tsunami’s beter te voorspellen (Pacific Tsunami Warning Centre coördinatie- en waarschuwingscentrum) materiële schade bijna niet te voorkomen. (nadeel van voorspelling kan achteruitgang economie zijn)
Vulkaanuitbarstingvoorspelling is succesvoller dan voorspelling aardbeving door kaarten en bep. Voortekenen
Bij vulkaanuitbarstingen minder slachtoffers dan bij andere natuurrampen.
Hst. 3 Klimaat in heden, verleden en toekomst
§10 Het heden: de dampkring
dampkring: +/- 100 km dik; 1e 10 km = 75% van de luchtmassa.
Draagt bij tot de belangrijkste processen op aarde
De temperatuur en de samenstelling bij het aardoppervlak zijn van essentieel belang voor het leven op aarde
Geringe massa atmosfeer => eigenschappen veranderen gemakkelijk; door natuurlijke óf door menselijke processen.
Gemiddelde temperatuur op aarde: 14º C, zonne-energie is de motor voor alle processen in de dampkring, de oceaanstromingen en het leven op aarde
Niet evenveel energie van de zon naar de aarde als van de aarde naar de zon, omdat een deel wordt opgeslagen als chemische energie in planten en dieren.
Verschillen in temperatuur op aarde door: breedteligging, seizoenswisseling, de gesteldheid van het aardoppervlak (albedo; witheid van het aardoppervlak –wit weerkaatst de zonnestralen -, en verdeling land - water) , warmtetransport, invloed van het reliëf en de hoogteligging. Water warmt minder snel op doordat het licht diep doordringt, er een stroming en een hoge soortelijke warmte is en omdat er veel verdampingswarmte vrij komt. §11 Het heden: zeestromen en windsystemen. De temperatuur wordt over de aarde verdeeld door een koutransport naar de evenaar en een warmtransport naar de polen door water en lucht.
Waterstromen worden aangedreven door overheersende winden (driftstromen), ook de bolvorm en de rotatie van de aarde hebben invloed op het stromingspatroon. Stromen krijgen op NH (= noordelijk halfrond) een afwijking naar rechts en op het ZH naar links. Koud water zakt naar beneden, warm gaat naar boven.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
S.
S.
heyy corine,, k wil je onwijs bedanken voor je goede samenvatting!! k heb dr echt heel erg veel aan,
XX sheila uit Delft XX
21 jaar geleden
AntwoordenR.
R.
Toppie heb dur veel aan gehad; aan je samenvating
18 jaar geleden
AntwoordenC.
C.
goede samenvatting corien
16 jaar geleden
Antwoorden