Aardrijkskunde Samenvatting Hoofdstuk 2 Endogene en Exogene processen §2 t/m §12

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1683 woorden
  • 6 december 2012
  • 19 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
19 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Aardrijkskunde Samenvatting Hoofdstuk 2 Endogene en Exogene processen §2 t/m §12

§2: De opbouw van de aarde

Kern: 3700 km dik, binnenste deel vast, buitenste deel vloeibaar -> aardmagnetisme

Aardmantel: 2900 km dik

  • Binnenmantel: vast gesteente
  • Buitenmantel: zeer traag vloeibaar gesteente -> convectie stroming =asthenosfeer

Aardkorst: vast materiaal: relief, bodem, gesteente(continentaal en oceanisch) =Lithosfeer (bestaat uit stukken aardkorst(aardplaten, aardkorsten, aardschollen))

Hydrosfeer=al het water op aarde inclusief waterdamp, sneeuw en ijs

Atmosfeer=de lucht;gassen rondom de aarde

Oceaanbodem=5-10 kilometer dik (basalt) (vrij zwaar gesteente)

  • Basalt heeft groter soortelijk gewicht dan graniet en is dus zwaarder

Continent=40-80 kilometer dik (graniet) (licht gesteente)

Reliëf meten=>vroeger geluidsgolven naar oceaanbodem sturen, nu d.m.v. satellieten

Trog=sleuf

Rug=’gebergte’

Basisbewegingen van de platen => actualiteitsprincipe                              

§3: Platentektoniek en aardbevingen

Beweging aardplaten:

  • Convergente beweging
    • Twee platen botsen
    • Subductie=wegduiken van de oceaanbodem in de mantel(oceaanbodem recyclen)

v  Oceanische plaat duikt onder continentale plaat

v  Ook bij botsing van twee oceanische platen (oudste duikt eronder) -> eilandenboog (Aleoeten, Alaska)

  • Ontstaan van: diepzeetrog, aardbevingen, explosief vulkanisme en gebergtevorming
  • Vb. Japan of Santorini
  • 2 continentale platen botsen -> vorming plooiingsgebergte(Himalaya), aardbevingen
  • Divergente beweging
    • Twee platen bewegen uit elkaar
    • Breukvorming + rustig vulkanisme
    • Bij breuken -> vorming nieuwe oceaanbodem
    • Vb. Mid. Oceanische Rug(IJsland)
  • Transforme beweging
    • Twee platen bewegen langs elkaar
    • Ontstaan van: aardbevingen
    • Vb. San Andreasbreuk bij LA, het breukengebied in Turkije

Theorie platentektoniek:

Convectiestroming -> heet magma komt tegen aardkorst aan -> magma stroomt zijdelings weg, neemt stukken aardkorst mee -> sommige plekken breekt aardkorst -> magma stroomt als lava naar buiten -> divergente breuken -> breuk wordt gevuld met lava -> stolt als basalt -> nieuwe oceaanbodem (Mid. Oceanische Ruggen)

Aardbevingen -> convergente en transforme plaatbewegingen

Epicentrum=plaats boven haard

Aardbeving op oceaanbodem -> ontstaan vloedgolven/tsunami’s

§4: Vulkanisme

4 typen vulkanen van belang:

  • v  I: vulkanisme bij divergentie -> spleetvulkaan
  • v  IIa:vulkanisme bij convergentie -> stratovulkaan
  • v  IIb:vulkanisme bij convergentie -> caldera
  • v  III: hotspots -> schildvulkaan

Vulkanisme bij divergentie;spleetvulkaan:

  • Divergentie -> ruimte tussen twee platen
  •                         Ruimte = spleet = spleetvulkaan
  • Magma ondervindt weinig weerstand -> rustige uitbarsting
  • Meestal onderwater (Mid. Oceanische Rug)
  • Alleen in IJsland aan de oppervlakte
  • Effusief eruptietype (soort uitbarsting rustig)

Vulkanisme bij convergentie; stratovulkaan:

  • Subductie: deel plaat schuift weer mantel in en smelt
  • Magma wordt gemengd met zeewater -> samenstelling magma verandert
  • Magma wil omhoog door hoge temperatuur en hoge druk
  • Magma is dik en stroperig -> druk moet hoog zijn om bij magma te komen
  • Komen gassen vrij
  • Hoe meer gassen des te explosiever de uitbarsting
  • Explosief eruptietype

Stratovulkaan(samengestelde vulkaan)(kegel)=opgebouwd uit lagen as en gestolde lava (explosief)

Lahar=vulkanische modderstroom bestaande uit een mengsel van water, as en modder.

Pyroclastische stroom(gloedwolk)= grote wolk van magma en as die boven de vulkaan uitrijst en die dan uit elkaar stort, en zo dus dingen verwoest

Vulkanisme bij convergentie; caldera:

  • Stratovulkaan met kegel die is ingestort

Vulkanisme bij hotspots; schildvulkaan:

  • Magma vrij dun en heet, vloeit ‘makkelijk’ uit
  • Uitbarsting zonder ‘’ontploffing’’
  • Op plekken waar aardkorst dun is
  • Onder water of op land
  • Door regelmatige rustige uitbarsting

ontstaat vulkaan uit verschillende lagen

  • Vb. bij Hawaï en IJsland
  • Effusief eruptietype

Schildvulkaan=heel vlak soort vulkaan(effusief)

Vulkanische bommen=grote brokken lava

Uitbarsting -> slingert puimsteen, fijne asdeeltjes, kleine steentjes en vulkanische bommen uit vulkaan

‘Slapende’ vulkaan(meestal stratovulkaan)=laatste lava is gestold en sluit kraterpijp af

Hotspot=vulkanen die niet bij randen van aardkorstplaten liggen maar waar -> bellen van heet mantelgesteente stijgen omhoog, aardkorst wordt zwak en breekt, waardoor lava naar buiten kan stromen

Geiser=verschijnsel waarbij in vulkanisch gebied heet grondwater omhoog spuit

§6: Gesloopt gesteente

2 typen verwering:

  • Mechanische(=fysische) verwering
  • Chemische verwering

Mechanische(fysische) verwering:

v  Afbraak van gesteente door temperatuurverschillen (overdag: warm, nacht:koud)

  • Overheerst in de woestijn

v  Afbraak van gesteente door vorstwerking (bevriezen-dooien-bevriezen) (vorstverwering)

  • Overheerst in polaire zone en in gebergten

v  Afbraak van gesteente door de kracht van plantenwortels (biologisch-fysische werking)

Chemische verwering:

v  Door invloed van bijvoorbeeld:

  • Zuren in regen (->oplossen van gesteenten)
  • Zuren die door wortels worden afgescheiden

v  Het is een chemisch proces

v  Het chemisch proces gaat sneller bij hoge temperatuur en aanwezigheid van water(hoge vochtigheid)

  • Tropische landschapzone

v  Invloeden van zuren in het water -> kalk uit kalksteen lost op in water en slaat neer als druipsteen(korstverschijnsel)

§7: Verweringsmateriaal in beweging

Erosie:

  • Uitschurende werking van met puin beladen water, wind en ijs. Hoe meer puin, des te groter de eroderende kracht.
  • IJserosie:

Morene=materiaal dat door schuivend landijs is meegevoerd en is afgezet (sedimentatie)(meestal op bodem van U-vormig dal)

Soorten aardverschuivingen:

  • Vallend gesteente: losse stenen of rotsen loodrecht naar beneden
  • Bergstorting: grote rotsmassa glijdt over helling naar beneden
  • Puinlawine: losse stenen van verschillende grootte rollen en glijden naar beneden
  • Modderstromen: verweringslaag van zand of klei raakt verzadigd met water en vloeit naar beneden

Puinhelling=ophoping van stenen die door aardverschuiving naar beneden zijn gevallen

Bovenloop -> rivier stroomt snel

In rivier zand en grind gaan schuren over de dalbodem -> slijt langzaam uit -> afbrokkelen wanden -> ontstaat V-vormig dal =riviererosie

IJstong of gletsjer neemt grote keien mee -> schuurt rotswanden van dal af -> ontstaat U-vormig dal bij gletsjertong

Puinwaaier=ophoping van zand,klei en grind op plaatsen waar de stroomsnelheid van de rivier plotseling afneemt 

§8: De opbouw van het laagland

Sedimentatie=afzetting van materiaal (zand,klei) door water, wind of ijs.

  • Afzetting door afnemen stroomsnelheid of windluwte door heuvels

Sedimentlaag (sedimentgesteente):

  • Vlak afgezet (vb. zeeklei West-Nederland)
  • Gelaagd afgezet (vb. scheiding klei-zand)
  • Bij hoge temperatuur en druk verhitten sedimenten (vb. zand/kalksteen)

Van bergen naar zee. In de benedenloop stroomt de rivier door overstromingsvlakte.

  • Het overstromingswater stroomt traag of staat stil waardoor al het vervoerde materiaal sedimenteerd
  • Sedimentatie in de overstromingsvlakte leidt tot dikke pakketten sedimentlagen
  • Zodra rivier in zee stroomt laat deze al het sediment vallen -> bouwt zich geleidelijk nieuw land op in zee, een delta.

Generalisaties/regels:

  1. Door verwering en erosie worden gesteenten afgebroken
  2. Interactie tussen verwering en erosie -> omvang van verweringslaag/sedimentlaag
  3. Verschillen n stroomsnelheid en de aard van transportmechanisme -> aard van sediment
  4. Aard klimaat -> overheersende type verwering
  5. Verwering + erosie veranderen het aardoppervlak: afbraak in hoog gelegen gebied +opbouw (sedimentatie) in laag gelegen gebied.

Afbraak=verwering + erosie

Opbouw=sedimentatie

Zijrivier= rivier die uitmond in hoofdrivier

Zijtak=rivierlopen die ontstaan als een rivier zich in de benedenloop splitst

Delta=nieuw land dat ontstaat op plek waar de rivier in zee uitmondt en daar sediment zich ophoopt

  • Gebeurt niet waar de stroming langs de kust groot is

Duinen=zandophopingen die ontstaan door sedimentatie door wind

Zeebodem=sediment, Oceaanbodem=basalt

§10: De vorming van gebergten

  1. Plooiingsgebergte (Himalaya)
  • Ontstaat door hoge druk
  1. Gebergten bij subductie (Andes,de  Alpen)
  2. Breukgebergte: horst en slenk (Rift Vallei)(divergente beweging)

-        Horst: hoger gebied van een breuk (in NL, Peelrandbreuk)

-        Slenk: lager gebied tussen 2 horsten (meren)

§11: Afbraak van gesteente

Endogene processen=processen van binnenuit de aarde d.m.v. energie

  • Aardbevingen, vulkaanuitbarstingen, platentektoniek

Exogene processen=processen van buitenaf zoals temperatuurverschillen, neerslag, wind door zonne-energie(de zon)

  • Zorgt voor verwering, erosie, sedimentatie

Hydrologische kringloop(waterkringloop)=door warmte verdampt water uit oceanen -> stijgt op -> wordt in wolken verplaatst -> komt dan weer als neerslag naar beneden -> stroomt via rivieren of grondwater weer terug in zee -> herhaling enz. blijft maar door gaan

Hydrologische kringloop: endogene processen

  • Rivieren krijgen water
  • Transport materiaal -> schuring rotsen
  • Erosie, sedimentatie

Oude gebergten => exogene processen overheersen

Reliëf=hoogteverschillen in een landschap

Aarde is 4600 miljoen jaar oud

Bovengrondse afstroming=via open water

Ondergrondse afstroming=via grondwater

Lange(ook ijs en sneeuw) en korte waterkringloop:

  1. Evaporatie=verdamping uit open water of de bodem
  2. Transpiratie=verdamping via vegetatie(begroeiing)

1 + 2 =evapotranspiratie

§12: De gesteentekringloop

Drie groepen gesteenten:

  1. Stollingsgesteenten:
  • Afkoelen en stollen van magma
    • Dieptegesteente: stolt onder aardkorst,

verliest warmte langzaam -> kristallen

v  Magma -> graniet

  • Vulkanische gesteenten: stromen uit over aardoppervlak en koelen snel af -> touwlava

v  Lava -> basalt, touwlava, puimsteen

  1. Sedimentgesteente:
  • Verweringsmateriaal en resten van planten of dieren hopen zich op, raken bedekt, zakken weg en worden samengeperst
    • Vaak laagjes in gesteente en soms fossielen

v  Zand -> zandsteen

v  Klei -> schalie

v  Plantenresten > veen ->bruinkool

v  Koraal, schelpen -> kalksteen

  1. Metamorfe gesteente:
  • Stollingsgesteente of metamorfe zakken diep weg in aardkorst, komen onder hoge druk/hoge temperatuur te staan -> gesteente wordt omgevormd

v  Kalksteen -> marmer

v  Schalie -> leisteen

v  Bruinkool-> steenkool

v  Zandsteen -> kwartsiet

2 soorten gesteente kringloop:

  1. Van gebergte tot sediment tot gebergte:
  • Hoog in bergen exogene processen -> losse stukjes steen ->vervoer door water, wind en ijs naar zee -> sediment laag wordt dikker  -> wordt groot gewicht -> onderste korrels worden samengeperst tot sedimentgesteente -> botsing platen -> sedimentgesteente plooit -> gebergte -> proces opnieuw enz.
  1. Van magma tot basalt tot magma:
  • Bij midoceanische ruggen ontstaat nieuwe oceaanbodem (stollingsgesteente basalt) -> subductie: basalt duikt de mantel in -> groot deel van basalt kan weer opnieuw meedoen met convectie -> proces opnieuw enz.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.