Aardrijkskunde samenvatting – H3.1 t/m H3.3
Paragraaf 1 – de economie van de stad
Produceren in de stad
In een kenniseconomie wordt veel geld geïnvesteerd in het bedenken van nieuwe techologie en nieuwe producten.
Het gaat daarbij om twee soorten kennis:
- Technologische kennis: - wordt vooral in de industrie gebruikt.
- voorbeeld: elektrische racefiets, lesmateriaal op een tablet.
- Sociale kennis: wordt vooral in de handel en dienstverlening gebruikt. Het gaat hier over kennis van het gedrag van mensen.
Zakelijke dienstverlening = het leveren van diensten van het bedrijfsleven en de overheid.
De aantrekkelijke stad
Tussen 1975 en 1990 was er sprake van een crisis in de stad, een leegloop van bedrijven buiten de stad.
De werkgelegenheid in de stad daalde sterk.
Na 1990, toen de kenniseconomie opkwam, werd de stad ineens weer aantrekkelijk gevonden.
Mensen die in creatieve beroepen werkten, zoals vormgevers, architecten en ITC-deskundigen, vestigden zich weer in de stad.
Zij werken als een motor voor economische ontwikkeling. Ze leveren werkgelegenheid en belastingen op en stimuleren de economie.
Dat heeft 2 redenen:
1. De ‘creatieven’ wonen graag in steden en geven relatief veel geld uit aan stedelijke voorzieningen.
2. De ‘creatieven’ roepen en aantrekkelijke sfeer op van schoonheid, plezier en succes. Daarvan profiteren andere bedrijven weer.
Een creatieve stad, zoals Amsterdam, Hilversum & Utrecht, is een stad met veel werkgelegenheid in creatieve beroepen.
Steden proberen tegenwoordig vooral innovatieve bedrijven in de mode-industrie, de wetenschap, de kunsten, de media en de entertainmentsector aan te trekken.
Dat kan op 2 manieren:
1. Door ‘scienceparks’ te ontwikkelen; bedrijventerreinen in de buurt van een universiteit met een uitstekende digitale infrastructuur.
2. Door het beschikbaar stellen van broedplaatsen; goedkope bedrijfsruimten aan vernieuwende en artistieke bedrijven op oude industrieterreinen of in oude fabrieken.
Sociale ongelijkheid
- In een kenniseconomie is er een grote vraag naar hoogopgeleide specialisten.
- Door de globalisering is veel eenvoudig werk in de industrie naar de lagelonenlanden verplaatst.
Duale arbeidsmarkt: de grote kloof tussen banen voor hoog- en laagopgeleiden.
Sociale ongelijkheid: een groot verschil in levensomstandigheden.
Paragraaf 2 – De stad van de toekomst.
In welke stad is het nog prettig?
Jongeren die willen verhuizen, kiezen meestal voor een grote stad. Alles wat ze willen is daar: sfeer, uitgaan, opleiding, baantje etc.
Grote steden zijn vaak aantrekkelijk voor de meeste mensen en voor bedrijven. Door de hoge bevolkingsdichtheid is er een grote variëteit aan voorzieningen dicht bij elkaar. Denk dan aan winkels, maar ook aan gezondheidszorg, cultuur en scholen.
Om die reden groeien vooral de grote steden de laatste jaren sterk.
De gevolgen? Luchtvervuiling door het vele verkeer, heel veel afval en veel C02 uitstoot, vooral door de vervorming van verouderde, niet geïsoleerde woningen.
In gemeenten aan de ‘randen’ van Nederland, zoals Maastricht en Doetinchem, trekken jongeren juist weg voor studie of werk, en ze komen niet meer terug.
Hierdoor daalt het geboortecijfer, de bevolking vergrijst en ontgroent.
Er is bevolkingskrimp!
Het gevolg in die gemeenten is leegstand. Woningen en winkels staan leeg.
Oplossingen voor de lange termijn
Steden moeten zich aanpassen. Door nieuwe stedenbouwkundige en technologische ontwikkelingen kunnen we een duurzame stad (sustainable city) maken: een stad die energieneutraal is en afval hergebruikt, zodat toekomstige generaties er goed kunnen blijven leven.
In een duurzame stad…
… Hebben ze perfect geïsoleerde gebouwen van duurzaam materiaal.
… Gebruiken ze energie uit duurzame bronnen zoals de zon, aardwarmte en zelfs rioolwater.
… Hebben ze gebouwen die flexibel in te richten zijn.
… Wordt afval gescheiden en hergebruikt, als in een kringloop.
… Zijn de gevels van gebouwen begroeid met planten, zodat ze CO2 kunnen opnemen.
… Is het vervoer zo efficiënt en schoon mogelijk: met elektrische auto’s bijv.
… Wordt gebruik gemaakt van het ‘Nieuwe Werken’, het werken vanuit huis.
… Is er plaats voor méér mensen en méér natuur.
Slimme oplossingen
- Smart cities maken maximaal gebruik van digitale technologie: computers & internet.
- Steeds vaker is ook de gemeentelijke overheid digitaal toegankelijk.
‘Open data’ zijn openbare statistische gegevens over wijken en zelfs de gemeentelijke financiën.
De smart city maakt ook gebruik van ‘big data’, gegevens verzameld uit allerlei bronnen, van mobieltjes en bewakingscamera’s tot geluids- en lichtmeters.
Met big data kun je dan voorspellen waar en wanneer de drukte in een stad maximaal zal zijn en als het nodig is het publiek via andere loop- en rijroutes sturen.
Hotels hebben te lijden onder de enorme toename van airbnb-adressen.
En door het internetwinkelen staan veel winkelpanden leeg.
Paragraaf 3 – Verstedelijking en het bestuur
Bestuur en beleid
Het openbaar bestuur van Nederland regelt de ruimtelijke ordening. Het hoogste schaalniveau is het Rijk, daarna de 12 provincies en daarna komen de 393 gemeenten.
- Het Rijk zorgt voor alles van nationaal belang, zoals de economie, de snelwegen, het milieu, bescherming tegen de zee en het behoud van unieke natuur en cultuur.
- Provincies voeren het landschapsbeleid uit, zij gaan bijvoorbeeld over het groen in en rondom de steden en over provinciale wegen.
- Gemeenten zijn verantwoordelijk voor woningbouw en bedrijventerreinen.
- Voor de volledigheid: er zijn ook nog waterschappen die de waterhuishouding beheren.
Er is wel een hiërarchie (rangorde): het beleid van de lagere niveaus mag niet in tegenspraak zijn met dat van hogere schaalniveaus, de gemeente moet zich houden aan het provinciale en landelijke beleid.
Stad en regio een eenheid
- Een stadsgewest is een gebied waarin een stad en de regio eromheen stevig met elkaar verbonden zijn, door werk en het gebruik van voorzieningen. Er zijn 22 stadsgewesten.
Gemeenten doen aan regionale samenwerking: ze stemmen hun plannen op elkaar af, aangezien veel onderwerpen betrekking hebben op het hele stadsgewest en iedere gemeente haar eigen belangen nastreeft.
Je kunt je voorstellen wat er gebeurt als iedere gemeente een eigen woonboulevard bouwt of een hightech bedrijventerrein aanlegt. Dan zit je met onverhuurbare panden en blijft het bedrijventerrein half leeg.
Zoiets geldt ook op het gebied van wonen. De grote stad groeit, mar sommige wijken in de groeikernen vlakbij krimpen juist. Die wijken groeiden sterk door suburbanisatie sinds 1975, terwijl er nu juist minder gezinnen komen wonen. Je moet dan goed afspreken waar je iets sloopt en waar je nieuwe woningen bouwt.
Er is ook samenwerking tussen stadsgewesten. Van Dordrecht tot Leiden wordt het openbaar vervoer op elkaar afgestemd. Alle gemeenten spraken ook af dat ze wonen, werken en recreeëren dichter bij de stations zullen brengen.
Samenwerking tussen overheid en bedrijven
De overheid, de publieke sector, behartigt de belangen van ons allemaal, zoals de zorg voor de zwakkeren in de samenleving, de werkgelegenheid, de woningbouw en het milieu. Het bedrijfsleven, de private sector, is uit op winst. Publieke en private partijen staan daardoor vaak tegenover elkaar.
Maar publieke-private samenwerking (pps) kan wederzijds voordeel opleveren bij grote bouwprojecten. Hierbij is er samenwerking tussen bouwbedrijven en de overheid vanaf de planning tot vaak lang na de bouw van een project. Bedrijven hebben veel meer geld en meer specialistische kennis dan de overheid. De overheid houdt de belangen van de hele stad in het oog en zorgt voor een soepele afhandeling van vergunningsaanvragen.
Een mooi voorbeeld van pps vind je in Maastricht, waar op een voormalig fabrieksterrein een nieuwe stadswijk vol architectuur is verrezen: Céramique. Ook de Amsterdamse Zuidas is een pps. 2040 zal dit kantoorgebied er totaal anders uitzien dan nu, met veel meer woningen én groen.
REACTIES
1 seconde geleden