Elektriciteit

Onderzoeksvraag:

1) Welk verband is er tussen spanning en stroomsterkte bij een lamp en bij een weerstand?

2) Wat gebeurt er met de weerstand van een lamp en een weerstand als de spanning toeneemt?

3) welk verband is er tussen spanning en vermogen bij een weerstand?

Benodigdheden:

*Gelijksspanningbron (vooraf op 0 V)

*stroommeter (eerst het grootste bereik)

*lamp met fitting

* weerstand,

*spanningsmeter

*4 draden.

Hypothese:

1) Hoe hoger de weerstand (R) van een voorwerp (bijv. een stroomdraad), des te meer energie kost het voor de elektronen om er doorheen te bewegen, en dus wordt de spanning die over de draad staat vanzelf groter.

Stroomsterkte: hoe meer elektronen er tegelijk door de draad heen willen bewegen, des te moeilijker wordt het voor elk elektron om er langs te komen, dus wordt de spanning ook hoger.

de stroomsterkte van een lamp wordt dus bepaald door de spanning en de weerstand van het lampje.

2) De spanning geeft aan hoeveel energie het voor de elektronen kost om van een bepaald punt in een stroomkring naar een ander bepaald punt te bewegen, bijvoorbeeld door een draadje van een lamp. Ofwel hoe groter de weerstand, hoe kleiner de stroomsterkte.

Dus als de stroomsterkte toeneemt word de weerstand kleiner.

Formule weerstand: R= U/I.

3) Vermogen is de hoeveelheid energie die per seconde wordt omgezet, dus de energie die per seconde word gebruikt.

De spanning geeft aan hoeveel energie het voor de elektronen kost om van een bepaald punt in een stroomkring naar een ander punt te gaan.

Dus als de weerstand groter wordt, dan wordt het vermogen van het lampje groter omdat je meer energie nodig hebt doordat de weerstand de stroomt vernauwt. Dit betekent dat de spanning ook groter wordt omdat het de voor de elektronen moeilijker is om zich te verplaatsen.

Werkwijze:

*We pakken alle benodigdheden en maken die schakeling die hierboven staat aangegeven.

De spanningsbron zetten we eerst op 0 Volt en zetten hem uit. De schakeling bouwen we van de plus pool af naar de min pool. De stroommeter houden we eerst op het grootste bereik en als we dan nog onvoldoende uitslag hebben nemen we een kleiner bereik. Spanningsmeter altijd als laatst aansluiten.

*Daarna stellen we de spanning in op nul  volt en meten we de stroomsterkte, dit doen we van 0

  t/m 6 volt, en we noteren de meetgegevens in de tabel.

*Daarna vervangen we de lamp door de weerstand en doe we precies hetzelfde als het dikgedrukte hierboven. De meetgegevens zetten we in de tabel van meetgegevens weerstand.

*De weerstand van de lamp en weerstand meten we met de formule: R= U/I. Hierbij is U de elektrische spanning, ook wel volt (v) en de I is de elektrische stroom (ampère). In de tabel

*Daarna berekenen we ook nog het vermogen van alleen de weerstand.  Dit doen we met de formule P= U x I ofwel vermogen= spanning x stroomsterkte. Dit schrijven we in de tabel

*Daarna vullen we de (I,U) diagram in van de weerstand en de lamp, wat we zelf hebben gevarieerd komt horizontaal en wat we hebben gemeten komt verticaal. Dus horizontaal komt de spanning (V) en verticaal komt de stroomsterkte (A)

Stroomsterkte is aflezen van de stroommeter

Weerstand is R= U/I. Hierbij is U de elektrische spanning, ook wel volt (v) en de I is de elektrische stroom (ampère)

Vermogen= P= U x I ofwel vermogen= spanning x stroomsterkte