Nederlandse Rooms-katholieke kerk

Beoordeling 5.1
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 5e klas havo | 5414 woorden
  • 11 februari 2004
  • 79 keer beoordeeld
Cijfer 5.1
79 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak

De ontwikkelingen in de Nederlandse Rooms-katholieke kerk van 1964 tot 2000

Profielwerkstuk

Inleiding

Ongeveer honderd jaar geleden was in Nederland het aantal buitenkerkelijken verwaarloosbaar klein. Bijna iedereen was lid van een kerk (meestal van de protestantse of de katholieke kerk) en praktisch niemand beschouwde zich als ‘on’-kerkelijk. De negatieve term ‘onkerkelijk’ in onze taal geeft aan dat de norm in onze samenleving is dat men wél kerkelijk is. Vanaf 1900 nam de onkerkelijkheid toe, en dit proces versnelde nog eens in de jaren zestig van de vorige eeuw. De onkerkelijkheid in Nederland is gestegen van 2 op de honderd mensen in 1899 (2 procent) tot 41 op de 100 mensen in 1999. Ook gaan er nog maar weinig mensen op zondag naar de kerk. De enige keer dat mensen massaal naar een kerkdienst gaan is met kerstmis.

Sinds in de jaren 60 de uitdrukking ‘God is dood’ aan populariteit won, lijkt het of de rol van de religie in de Nederlandse samenleving bijna helemaal is verdwenen. De kerken hebben het hier moeilijk mee. Kerken worden omgebouwd tot woonhuizen en ook het aantal mensen dat priester of dominee wordt, neemt flink af. Van alle Nederlandse priesters is bijvoorbeeld 70 procent ouder dan 65 jaar.
Wanneer je aan mensen vraagt of ze bij een kerk horen, dan is het antwoord vaak dat ze dat vroeger wel deden, maar nu niet meer. Deze kerkverlaters horen, naar hun mening, niet meer bij een kerk als ze zo tussen de 15 en de 20 jaar oud zijn. Blijkbaar gebeuren er op die tijd allerlei dingen in het leven van jonge mensen die maken dat ze geen behoefte meer hebben aan een kerk en alles wat daarbij hoort. Je ziet vaak dat mensen eerst stoppen met naar kerkdiensten gaan, en daarna ook geen lid meer willen zijn. Ik ga in het profielwerkstuk bekijken welke ontwikkelingen er waren in de Nederlandse rooms-katholieke kerk van 1945 tot 2000. Op de volgende pagina kunt u zien welke hoofdvraag en deelvragen ik heb gesteld om tot mijn conclusie te komen.

Hoofd- en Deelvragen
Hoofdvraag:

Welke ontwikkeling maakte de Rooms-katholieke kerk in Nederland door na 1964?

Deelvragen:

Hoe was de positie van de rooms-katholieke in Nederland in de periode 1945-1964?

Hoe was de positie van de rooms-katholieke in Nederland in de periode 1964-2000?

Welke veranderingen vonden plaats in de rooms-katholieke in Nederland in de periode 1964 tot 2000?

Welke oorzaken zijn aan te geven voor de veranderingen die in de rooms-katholieke kerk plaatsvonden in de periode 1964 tot 2000?

Was er ook een soortgelijke ontwikkeling in het buitenland te merken?

De verwachtingen voor de rooms-katholieke kerk in Nederland.

Beknopte geschiedenis katholicisme in Nederland tot 1945

Het vroege christendom doet haar intrede in de 4e eeuw. Ondanks dat de religie onder de Romeinse keizer Theodosius in 391 tot staatsgodsdienst wordt uitgeroepen, heeft dat voor de Nederlanden weinig betekenis. Uit de weinige documenten die ons zijn overgeleverd, weten we dat in de 6e eeuw er bisschoppen zijn in de zuidelijke Nederlanden: Doornik, Atrecht-Kamerijk, Terwaan en Maatstricht-Tongeren. Ook zijn kloosters tekenen van vroeg christendom in de lage landen. Vanuit deze kloosters komt het bekeringswerk in de zuidelijke Nederlanden. Vooral Franse monniken als Amandus en Eligius hebben een belangrijke rol gespeeld. Kerk en koning zijn bijna niet gescheiden, daarom is het belangrijk dat de onderdanen het geloof overnemen. De Frankische koningen ondersteunen dan ook de kerstening. Dagobert I schenkt de bisschop van Keulen het gebied rond Utrecht. Van daaruit wordt de bekering van het noorden bewerkstelligd.

De geschiedenis van de katholieke kerk voor de Noordelijke Nederlanden begint vervolgens in Ierland en Engeland. Als een vorm van ascese gaat men pelgrimeren: letterlijk het eigen klooster verlaten om als vertegenwoordiger van Christus de wereld in te trekken. Een van de eerste missionarissen is Willibrordus. Na een bezoek aan Rome krijgt hij van paus Sergius I de opdracht in de Nederlanden en Duitsland te werken. In 695 wordt hij tot bisschop van de Friezen gewijd. Hij sticht in zijn leven veel kloosters, waaronder dat van Echternach. Hij sterft er in 738. Een tijdgenoot van Willibrordus is Winfried. In 716 steekt deze Engelse monnik de Noordzee over en werkt dan voornamelijk in midden-Duitsland. Tijdens een missiereis naar de Friezen wordt hij in 754 bij Dokkum vermoord. Volgelingen van Bonifatius zetten zijn werk voort: Lebuinus in Deventer, Willehad in Friesland.
Nadat de gehele streek is gekerstend, worden de Nederlanden in de Karolingische tijd verdeeld in vier bisdommen: Atrecht-Kamerijk en Doornik onder het aartsbisdom Reims en de bisdommen Utrecht en Maastricht-Tongeren-Luik onder het bisdom Keulen. De bisdommen worden opgedeeld in vrij grote parochies. Groei van de bevolking maken verdere opsplitsing noodzakelijk onder leiding van de bisschoppen. Niet alle gelovigen vallen onder het geestelijk (en wereldlijke) gezag van de bisschoppen. De kloosters kennen hun eigen, strakke organisatie. Tot het einde van de 10e eeuw volgen de kloosters de regels van Benedictus van Nursia. Zo ook het het Adalbertklooster in Egmond, dat rond 925 door graaf Dirk I wordt gesticht. Tijdens de grote hervormingen in die periode onder invloed van Cluny, worden veel cisterciënzerabdijen in de zuidelijke Nederlanden gesticht.
De wereld wordt mobieler en meer mensen gaan reizen. Hierdoor gaan gelovigen op bedevaart: Santiago, Palestina, Jeruzalem en Rome zijn voorname bedevaartsplaatsen. Dichter bij huis is Keulen een belangrijk bedevaartsoord.
De tijd van de dubbele pausschappen is voor de gelovigen een kwestie van scheuring. De dubbele pauskeuze in 1378 leidt tot een scheuring in de katholieke kerk. Europa wordt opgesplitst tussen aanhangers van Urbanus VI en het pontificaat van Cemens VII. Ook in de Nederlanden leidt dit tot politieke en economische keuzes in het eigen geloofsleven. In het laatste kwart van de 14e eeuw komt steeds meer openlijke kritiek op de kerk in onze streken. De koopmanszoon Geert Grote zorgt voor een ongekende religieuze volksbeweging, beter bekent als de Moderne Devotie. Hij sticht vele kloosters als tegenhanger van de politisering van het geloof, ook is er toenemende behoefte aan mystiek en spiritualiteit. In de late Middeleeuwen neemt de persoonlijke devotie een toevlucht. In de 12e eeuw neemt, mede door de bedelorden, de devotie van heiligen toe . De persoonlijke devotie krijgt ook andere verschijningsvormen: heiligenbeelden, boetebedevaarten, getijdenboeken, pelgrimages en andere processies, zoals die op Sacramentsdag in juni. Ook ontstaan broederschappen van mensen met hetzelfde beroep met de devotie van hun schutspatroon.
In de 16e eeuw zijn de Nederlanden bezet door de Spaanse koning. In de jaren 60 beginnen de Nederlanden zich te roeren tegenover de bezettende macht. Al snel wordt de strijd er één tussen protestanten en katholieken. Weinig tijden zijn zo revolutionair. Omstreeks 1500 is er nog een eenheidskerk in Europa. De belangrijkste kritiek die in deze periode loskomt is in drie punten samen te vatten:
· De kerk richt zich te sterk op uiterlijk in plaats van het geestelijke.
· Aanroepen van Maria en heiligen moet niet op de eerste plaats staan, maar Christus
· De mensen moeten niet meer afhankelijk zijn van bijbeluitleg, maar zelf het Evangelie kunnen lezen.
Na voorlopers van kerkkritiek als John Wyclif en de Pragenaar Jan Hus neemt de Augustijner monnik Martinus Luther delen van hun kritiek in de 16e eeuw over. In 1517 spijkert hij 95 (Latijnse) stellingen tegen de kerkdeuren in Wittenberg. Via kooplieden en medebroeders bereiken zijn denkbeelden Antwerpen. Omdat Luthers ideeën aansluit bij eerdere kritiek in de Nederlanden, kreeg hij hier snel weerklank. Zo trad de pastoor Menno Simons uit en sloten vele volgelingen zich bij hem aan als 'wederdopers'. Een andere reformatiegolf die de Nederlanden religieus vernieuwen komt uit het zuiden in de persoon van Johannes Calvijn.
In 1555 treedt Karel V af in Brussel en draagt de macht over de Nederlanden over aan zijn zoon Philips II. Een nieuwe landsheer van Spaanse afkomst en van katholieke afkomst. Politieke prioriteiten liggen tot 1580 bij het bestrijden van de Turken in Zuid-Europa. Voor de Nederlanden stelt hij zijn halfzuster, Margaretha van Parma, aan als landvoogdes. Eén van haar naaste vertrouwde adviseurs is Granvelle. Hij staat mede aan de wieg van de kerkelijke herindeling in 1559. Met de bul Super Universas van 12 mei 1559 worden in de Nederlanden drie kerkprovincies opgericht: Mechelen, Kamerijk en Utrecht met in totaal 18 bisdommen. Zes ervan behoren tot de Utrechtse kerkprovincie. Het zijn Utrecht, Deventer, Groningen, Haarlem, Leeuwarden en Middelburg. Granvelle wordt zelf aartsbisschop van Mechelen.
Hoge edelen als Willem van Oranje, Filips van Horn en Lamoreal van Egmont dringen bij de landvoogdes aan op aanpak van verslechterde economie en godsdienstvrijheid. Margaretha belooft matiging als zij instructies van Filips II krijgt. Onverwachte reacties volgen echter: op 10 augustus 1566 breekt de Beeldenstorm uit. De calvinistische erediensten worden gehouden in katholieke kerken. De beeldenstorm zet kwaad bloed bij Filips II. Wat volgt zijn de gebeurtenissen van openlijke strijd tussen de calvinist Willem van Oranje en de katholiek Filips II. De strijd duurt uiteindelijk tot 1609. Het duurt vervolgens tot 1648 als de Vrede van Munster wordt getekend.
De katholieken lijden het meeste onder de Nederlandse Opstand. In 1573 wordt de katholieke kerk verboden in de Hollandse gewesten. Kerkelijke plechtigheden mogen niet meer plaatshebben. Bisschoppen resideren niet meer in hun eigen bisdom. Hierdoor functioneert de Utrechtse Kerkprovincie daterend van 1559 praktisch niet meer. De overgebleven priesters hopen nog op herstel, maar vanuit Rome wordt de kerkprovincie tot missiegebied gedegradeerd, bekend als de Hollandse Zending. De paus tracht ermee te voorkomen dat katholieken in de Republiek aan nieuwe vervolgingen worden blootgesteld.
De Hollandse Zending wordt bestuurd door apostolische vicarissen: kerkelijke bestuurders die in naam van de paus een kerkelijk gebied besturen. In het oude bisdom Den Bosch, opgericht in 1559, wordt vanaf 1657 geen bisschop meer benoemd, maar een apostolische vicaris. Tijdens de Nederlandse Opstand wordt Sasbout Vosmeer tot eerste apostolisch vicaris benoemd. Hij wordt in ‘partibus infidelium' gewijd. Om de protestanten niet voor het hoofd te stoten krijgt hij deze titel in plaats van de openlijke wijding tot bisschop van Utrecht.
Sasbout Vosmeer en Philippus Rovenius stimuleren de verering van de Nederlandse heiligen Willibrord en Bonifatius. In deze tijd neemt het aantal priesters weer toe. In 1645 zijn er bijna 350, bijna 60% meer dan dertig jaar eerder. Rond 1650 was 37% van de bevolking van de Republiek katholiek.
Van 1717 tot 1853 beruste de bestuursmacht bij nuntii en internuntii. De nuntius brengt direct aan de paus verslag van de kerkelijke ontwikkelingen in het land van benoeming. Voor de Nederlanden zetelden de nuntius in Brussel. Lange tijd mocht deze niet 'boven de rivieren' de Republiek bezoeken. De Brusselse internuntius Busca reist voor het eerst toegelaten in de Republiek in 1778. De relatie tussen protestanten en katholieken blijft koel.
Ondanks de uitroeping van de Bataafse Republiek in 1795 met officiële godsdienstvrijheid, weerspiegelt de minderheidspositie van de katholieken zich op diverse wijzen in de samenleving. Er zijn beperkte katholieke scholen en overheidsfuncties staan niet open voor katholieken. Hoewel er godsdienstvrijheid in de Republiek bestaat, zoeken de Nederlandse katholieken steun binnen de schuilkerken, sobere devotie en teruggetrokken spiritualiteit. Als er al katholieke ambities zijn, worden deze veelal weerhouden door de protestantse omgeving.
Na de afkondiging van onafhankelijkheid van België in 1830 worden katholieken in de Hollandse gewesten extra wantrouwt. Het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in maart 1853 voegt daar antipaapse reacties aan toe middels de Aprilbeweging. Vanaf 1829 wordt in Nederland een internuntius aangesteld, die in 1967 tot nuntius wordt verheven. In deze periode is één onderbreking te noemen, van 1899 tot 1921.
In de grondwet van 1848 wordt het recht van vereniging van vergadering vastgelegd. Nederlandse katholieken dringen in Rome daarom aan op herstel van de bisschoppelijke hiërarchie. Vijf jaar later is dat zover. In 1853 worden de vicariaten Breda, Den Bosch en Limburg omgezet. De paus stelt een aartsbisschop en vier bisschoppen aan: Utrecht wordt aartsbisdom, Breda, Haarlem en Roermond zetels van bisdommen. Eigenlijk is dan alleen het bisdom Haarlem nieuw. Pas later krijgen de bisschoppen ook hun standplaats in de genoemde steden, Utrecht in 1868 voorop met bisschop Zwijsen. In deze jaren daarna treden katholieken meer naar buiten, mede door schrijvers als Alberdingk Thijm en architecten als P.J.H. Cuypers. In 1857 wordt het Groot-Seminarie in Rijnsburg opgericht, zodat er een eigen opleiding van priesters is. Daarvoor al, geven de bisschoppen uiting aan hun voorkeur voor katholiek onderwijs (de schoolstrijd). De Nederlandse bevolking is dan voor 55% hervormd en 38% katholiek, vooral in de zuidelijke provincies.
Rond 1870 hebben de katholieken hun plaats inde Nederlandse samenleving veroverd. In de periode tot aan de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) is er sprake van verdere emancipatie, zelfbewustzijn en interne opbouw. Er worden veel kerken gebouwd, congregaties nemen sterk toe en ook diaconaal (zielzorg, liefdadigheid en onderwijs) beginnen katholieke Nederlanders hun activiteiten uit te breiden. Er komt zelfs een zeer intensieve missiebeweging op gang, die zich richt op niet-Europese landen, tot voorbeeld van vele andere landen. Het levert gelovige katholieken de titel 'roomser dan de paus' op.
Nederland is een echt christelijk land. De katholieken zijn trots een eigen 'zuil' te kennen.

Hoe was de positie van de rooms-katholieke in Nederland in de periode 1945-1964?

Naast het gezin stond de kerk in het leven van de meeste Nederlanders centraal. De invloed van de kerk beperkte zich niet tot levensbeschouwelijke zaken, maar strekte zich uit tot verschillende terreinen van het leven waaronder onderwijs, ziekenzorg, armoedebestrijding en vrijetijdsbesteding.

De voornaamste rol wat betreft opvoeding en onderwijs speelden de scholen. Sinds de financiële gelijkstelling van bijzonder en openbaar onderwijs in 1917 groeide het bijzonder onderwijs sterk, ten koste van het openbaar onderwijs. In 1917 was ongeveer eenderde van de scholen confessioneel, protestants-christelijk of katholiek. Het nam toe tot ongeveer tweederde omstreeks 1950. Godsdienstonderwijs speelde op die scholen een grote rol.
Katholieke kinderen moesten de catechismus ( de geloofsleer in vraag- en antwoordvorm ) van buiten leren. Ook werd er veel aandacht besteed aan kerkelijke zaken. De kinderen werden op school voorbereid op hun eerste communie en andere kerkelijke plechtigheden. Ze gingen met de hele klas maandelijks biechten. Ook het dagelijkse misbezoek werd door de school sterk gestimuleerd. Het aantal ‘misbezoeken’werd zelfs vermeld op het schoolrapport. Opvoeding en onderwijs binnen de eigen zuil of kerkelijk verband vulde opvoeding en onderwijs aan.
Ook de confessionele ziekenhuizen waren sterk van godsdienst doortrokken. Alle zieken konden rekenen op regelmatig bezoek van een geestelijke die veel als aalmoezenier vast aan het ziekenhuis was verbonden. In katholieke ziekenhuizen konden de patiënten via de interne radio de kerkelijke diensten in de ziekenhuiskapel volgen.
Foto van eerste Heerlense ziekenhuis gesticht door religieuzen
Met de armenzorg voor katholieken was de Sint – Vincentusvereniging belast. Deze vereniging telde omstreeks 1950 rui 6000 leden, verdeeld over 655 plaatselijke afdelingen. De meeste leden waren uit gegoede families afkomstig. Zij gingen regelmatig bij de armen op bezoek.
Ook in de jeugdbewegingen werd aan opvoeding gedaan. De leiders van de jeugdverenigingen kregen daartoe speciale cursussen. Ruim 70% van de Nederlandse padvinders waren lid van een katholieke of protestantse padvindersvereniging. Voor de vrijetijdsbesteding was er een dicht netwerk van verenigingen: jeugdverenigingen, sportverenigingen, zangkoren, fanfarekorpsen en toneelclubs. In het katholieke zuiden waren er ook nog de schutterijen. Bij al die verenigingen en organisaties speelde de kerk direct of indirect een grote rol. De katholieke verenigingen hadden allemaal hun eigen geestelijk adviseur, de aalmoezenier.
De kerken drongen erop aan buiten het economische terrein contacten met leden van andere zuilen zoveel mogelijk te vermijden. Ook sport werd meestal binnen de eigen zuil beoefend.
Voor de processies ging iedereen de straat op.

In talrijke dorpen en kleine steden maakten de kerkelijke gezagdragers deel uit van de plaatselijke elite. Als leden van de elite rekenden ze op een vanzelfsprekende erkenning van hun gezag. Dat konden ze doen omdat het denken in hogere en lagere klassen en standen nog volop bestond. Een openlijke ontkenning van dit gezag kon niet alleen leiden tot uitsluiting van de kerk, maar ook tot verlies of het niet verkrijgen van wek of noodzakelijke voorzieningen. Op nationaal niveau hadden de grote kerkgenootschappen door het overwicht van confessionele partijen in de regering en het parlement grote invloed:

Wetten en regels weerspiegelden een christelijk ethisch denken
De belangen van groepen op basis van een geloofsovertuiging kregen voorrang boven de belangen van andersdenkenden

Hoe was de positie van de rooms-katholieke in Nederland in de periode 1964-2000?

Het ideaalbeeld van het gezin met daarin de traditionele rollen van de echtgenote /moeder en van meisjes kwam sterk onder druk te staan. De kerk had steeds minder grip op de kerkgaande mensen, de kerkgaande mensen zagen de kerk niet meer als een steun meer tot een last, veel ouderen keerden de katholieke kerk de rug toe. Omdat ze vonden dat de katholieke kerk te ouderwets was, een voorbeeld hiervan is de geboorteregeling.

In samenhang met deze ontwikkelingen voltrok zich een algemeen proces van individualisering. Niet langer traditie, maar persoonlijke behoeften werden richtinggevend voor het gedrag in gezinsverband. Dat manifesteerde zich onder andere in het losser worden van de huwelijksmoraal. In de jaren zeventig ontstonden naast het traditionele gezin nieuwe vormen van samenleven en ouderschap.
Door de introductie van de anticonceptiepil in 1964 kregen veel vrouwen de mogelijkheid zelf te beslissen over de gezinsgrootte. De vrouw kon haar toekomst indelen naar eigen wensen en inzicht en haar taak was niet langer beperkt tot het moederschap. Het effect hiervan was, dat het geboortecijfer vrij snel na de introductie van de anticonceptiepil sterk daalde. De katholieke kerk benadrukte een ongunstig gevolg van de liberalisatie van seksualiteit, namelijk een vrijer seksueel verkeer, waardoor men zondig gedrag kon gaan vertonen. De rol van de vrouw veranderde ook doordat de welvaart steeg, hierdoor beschikten zij over moderne huishoudelijke apparaten, zoals een stofzuiger of wasmachine. Het huishouden vergde nu minder tijd en de vrouw kon eventueel gaan werken. De geestelijkheid liep soms nog erg achter wat betreft opvatting over geboortebeperking en seksualiteit, maar andere belangrijke katholieke personen hadden juist een erg moderne en ruimdenkende opvatting
Over het algemeen kun je zeggen dat de meeste mensen het zat waren om door de katholieke kerk niet serieus genomen te worden. Mensen vertrouwden meer op hun eigen verantwoordelijkheid en leefden niet meer strikt volgens de regels die de kerk hun voorschreef. De jeugd begon zich af te zetten tegen de bestaande normen en waarden en tegen de kerk. Er bleef echter nog wel een kleine harde kern over binnen de katholieke kerk.

Welke veranderingen vonden plaats in de rooms-katholieke kerk in Nederland in de periode 1964 tot 2000?

De naoorlogse geschiedenis van de Nederlandse katholieke kerk is te verdelen in twee perioden. Voor en na het tweede Vaticaanse concilie.

Plechtige opening van het concilie op 11 oktober 1962 in de Vaticaanse basiliek van Sint Pieter
De veranderingen die plaatsvonden na het concilie zijn spectaculair. Zelfs in het buitenland werd over de Nederlandse vernieuwingsdrang gesproken. Kardinaal Alfrink is één van de drijvende krachten om zeggenschap over te dragen aan lokale bisschoppen. De bisschop van Den Bosch, Mgr. Bekkers, wordt al snel populairder als hij op televisie het gebruik van de pil overlaat aan het gezonde verstand van de gelovigen. De katholieke kerk raakt in een crisis.
Intern ontstaan grote verschillen tussen progressieve en ultramontaanse (op Rome gerichte) ( letterlijk over de bergen) katholieken. Tijdens het Pastoraal Concilie wordt er gesproken over het loslaten van de celibaatgelofte. Kardinaal Alfrink brengt deze boodschap over aan Rome. Rome is het niet eens met deze aanbeveling. Volgens het Vaticaan zijn de ontwikkelingen in Nederland niet goed te praten. Daarom worden begin jaren zeventig conservatieve bisschoppen benoemd: Simonis in Rotterdam (1970) en Gijssen in Roermond. De gevolgen zijn voelbaar. Duizenden keren de kerk door de gebeurtenissen in de jaren zestig teleurgesteld de rug toe. Voor het eerst treden priesters uit. Een ander signaal is de reactie op de encycliek Humanae Vitae. Paus Paulus VI verbiedt er opnieuw het gebruik van voorbehoedsmiddelen als anticonceptie.
Onderzoeken wijzen uit dat zeer weinig Nederlandse katholieken het hiermee eens zijn. Er zijn verschillende initiatieven om de verwijdering tussen conservatieve en progressieve gelovigen een halt toe te roepen. Tot aan pogingen van paus Johannes Paulus II in 1980 toe, lukt het vooralsnog niet. Het pauselijke bezoek in 1985 aan Nederland maakt de verdeeldheid nog eens duidelijk. Onder het motto 'het andere gezicht van de kerk' wordt een manifestatie in Den Haag gehouden, waaruit de Acht mei Beweging ontstaat. Aan de rechterzijde ontstaat in 1986 het Contact Rooms Katholieken dat de behoudende gelovigen bindt. In de jaren negentig begint een toenadering te ontstaan tussen episcopaat, behoudende en progressieve katholieken. Ondanks het feit dat de benoeming van Eijk tot bisschop van Groningen hevige reacties oproept vanwege zijn denkbeelden over homo's, doodstraf en oecumene, wijzen de reacties op de eerste Katholiekendag in 2003 op een nieuwe voorzichtige toenadering.
In onderstaande grafiek is duidelijk gemaakt hoeveel mensen in de besproken periode de katholieke kerk de rug toekeerden. In totaal van de periode 1980 tot 2002 verlieten 603.251 mensen de rooms-katholieke kerkgemeenschap.

Ontwikkeling van de R.-K. bevolkingsgroep vanaf 1980 inclusief de leeftijdsverdeling

per 31 dec
% katholieken op de bevolking
leeftijdsverdeling (in %)

0-6 jaar
7-64 jaar
65 jaar e.o.
totaal
1980
39,5
7,7
82,2
10,1
100
1985
38,1
6,9
82,1
11,0
100
1990
37,0
6,6
80,9
12,5
100
1995
34,8
6,5
79,2
14,3
100
2000
31,7
5,8
77,4
16,8
100
2001
31,2
5,6
77,2
17,2
100
2002
31,0
5,4
77,0
17,6
100
2002 totaal absoluut
270.344
3.860.308
883.148
5.013.800
1980-2002
- 162.169
- 756.908
+ 315.826
- 603.251

Grafiek 1

Hieronder vind u een tabel over hoeveel mensen een dienst in een katholieke parochie bezochten in een `gewoon' weekend. Daarnaast wordt het aantal kerkgangers geteld op een aantal hoge feestdagen, namelijk het aantal kerkgangers met Kerstmis in 1971, 1995 en 2000 en met Pasen in 1979, 1989 en 1999.
Onderstaande tabel laat zien dat sinds 1972 de kerkgang tijdens een ‘gewoon’ weekend met meer dan 75% is gedaald, terwijl de daling met Kerstmis en Pasen veel lager is.
Aantal kerkgangers tijdens de gewone telweekends in 1972, 1979, 1989, 1995, 1999 en 2000, evenals het aantal kerkgangers met Kerstmis 1971, 1995 en 2000 en met Pasen 1979, 1989 en 1999
kerkgang in gemiddeld weekend
jaar
1972
1979
1989
1995
1999
2000
absoluut
1.931.700
1.340.970
821.109
569.700
496.800
438.700
index
100
69
43
29
26
23
kerkgang met Kerstmis en Pasen

Kerst 1971
Pasen 1979
Pasen 1989
Kerst 1995
Pasen 1999
Kerst 2000

absoluut
3.445.300
2.570.030
1.843.143
2.641.404
1.210.918
2.264.247
index Pasen
-
100
72
-
47
-
index Kerstmis
100
-
-
77
-
66

Grafiek 2

Welke oorzaken zijn aan te wijzen voor de veranderingen die in de rooms-katholieke kerk plaatsvonden in de periode 1964 tot 2000?

Er zijn vele oorzaken aan te wijzen voor de veranderingen die plaatsvonden in de katholieke kerk. Ik geef u hieronder een aantal oorzaken van deze veranderingen in de rooms-katholieke kerk.

· Het tweede Vaticaanse concilie. De besluiten van dit concilie gaven de gelovigen veel meer vrijheid. De kerk werd veel meer toegankelijk en begrijpelijker. De bisschoppen wekten door de besluiten tijdens dit concilie bij de gelovigen het idee dat de kerk veel minder strikt werd. Doordat de latere pausen veel van deze ontwikkelingen terugdraaiden, onder andere door het benoemen van conservatieve bisschoppen en het uitgeven van conservatieve encyclieken raakten velen teleurgesteld in de rooms katholiek kerk en keerden zij deze de rug toe.
· Door de toegenomen welvaart waren de mensen onafhankelijker. Hierdoor nam de macht van de kerk af.
· De Nederlandse bevolking werd zelfbewuster en zelfstandiger, doordat ze beter geïnformeerd werden (televisie en radio) en doordat ze beschikten over meer materiële middelen. De mensen waren materieel zelfstandiger door het sociale voorzieningen stelsel, dat ingevoerd was door de overheid. Door dit stelsel hoefden mensen niet bij familie of de kerk aan te kloppen, wanneer ze in problemen waren. Door betere opleidingen werden de mensen mondiger. Men had minder behoefte aan spirituele zaken.
· De radio was niet langer het enige massacommunicatiemiddel toen de televisie haar intrede deed. De omroepen waren weliswaar verzuild bij de radio (en televisie), door de komst van de televisie gingen mensen ook steeds meer naar programma’s van andere zuilen kijken.
· Hoewel de jaren vijftig een hoogtepunt lijken van de verzuiling, was het een periode waarin veel veranderde, de periode van herstel en wederopbouw na de crisisjaren was voorbij en op economisch gebied veranderde er veel. Mensen verhuisden, hun opleidingsniveau steeg, ze wisselden van baan, verdienden meer geld en kregen meer vrije tijd. De zondagsrust past niet meer in hun leefpatroon. In plaats van naar de kerk ging men recreëren.
· Een veranderend denken wat normen en waarden betreft. De hedendaagse maatschappij is steeds meer op het individu gericht terwijl een kerkgemeenschap streeft naar een betere samenleving voor iedereen.
· Jongeren gingen steeds langer naar school, hierdoor leerden ze onder andere kritisch te zijn naar de maatschappij en henzelf. Er waren zulke grote verschillen tussen de oudere en jongere generatie, dat men spreekt van de generatiekloof. Dit verschijnsel ging samen met jongeren die zich afkeerden van het ouderlijke en kerkelijke gezag.
Niet alleen voor de katholieke kerk speelden de laats genoemde factoren mee. Ook voor vele andere geloofsgemeenschappen in Nederland werden deze ontwikkelingen zichtbaar.

Was er ook een soortgelijke ontwikkeling in het buitenland te merken?

Om de ontwikkelingen in het buitenland te beschrijven dient men een verschil te maken tussen de westerse landen en de derde wereld.

In de derde wereld bloeit de katholieke kerk als nooit tevoren. Bijeenkomsten met miljoenen gelovigen zijn niet ongewoon. De katholieke kerk groeit in landen in Afrika en Latijns- Amerika met procenten per jaar. Ook de betrokkenheid van jongeren in de derde wereld is erg groot. Tijdens de wereldjongerendagen treffen zich miljoenen jeugdige katholieken.
In het kader van dit profielwerkstuk is de vergelijking met de ontwikkeling in andere westerse landen echter interessanter.
In de ons omringende landen zijn de ontwikkelingen nagenoeg gelijk aan de Nederlandse. De ontkerkelijking neemt toe. Ook is er een toenemend gebrek aan priesters.
De oorzaken die genoemd worden voor deze ontkerkelijking zijn gelijk aan de Nederlandse. Wel is het zo dat door de progressieve Nederlandse volksaard deze processen in Nederland een generatie eerder plaatsvonden.
In Nederland, Duitsland en België vindt er nu een sanering vanuit de basis plaats. De plaatselijke parochies proberen door samenwerking en clustering van activiteiten de voorzieningen op peil te houden.
Een en ander houdt in dat er intensief samengewerkt wordt tussen de verschillende kerkbesturen, dekenaten en bisdommen.
In Frankrijk heeft men de clustervorming van bovenaf opgelegd. Door de ontvolking van het platteland hebben vaak zeer grote parochies te kampen met dezelfde problemen dat zich in Nederland ook voordoet.
Als het de kerkelijkheid van jongeren betreft: is 60% geen lid, en daarmee bekleedt Nederland de 16e plaats wat betreft kerkelijkheid. De jeugd is een zeldzaamheid in de parochies.
Echter, ontkerkelijking is een proces dat in heel Europa plaatsvindt. Het is per gebied echter anders gekleurd, ook afhankelijk hoe de scheiding tussen kerk en staat is geregeld. In Scandinavië waar nog een staatskerk is, is bijna iedereen lid, maar komt niemand in de kerk. Nederland onderscheidt zich van die landen doordat het vanouds her een land is met vele religies.
Concluderend mag men stellen dat de ontwikkelingen in West-Europa gelijk zijn aan de Nederlandse . N

De verwachtingen voor de rooms-katholieke kerk in Nederland

De hedendaagse mens is op zoek naar spiritualiteit. Door de globalisering komen de mensen met meerdere godsdiensten en stromingen zoals reiki in aanraking. Het is zo dat men zich steeds minder thuis voelt bij de christelijke kerkgemeenschappen. Deze ontwikkelingen spelen een zeer grote rol binnen de huidige katholieke kerk.

Steeds minder en steeds oudere gelovigen moeten de sterk vergrijsde katholieke kerk vitaal houden. In de Nederlandse kerkprovincie is dit een bijna onmogelijke opdracht. Omdat niet veel mensen of jongeren interesse tonen in het kerkelijke samenzijn, dat ontmoedigt de kerken er niet van om informatiedagen te organiseren voor jongeren.
Het aantal parochies zal sterk dalen. Dat zal onontkoombaar zijn omdat er te weinig geestelijken, financiële middelen en gelovigen zijn.
Het aantal geestelijken is zo laag dat er nu al priesters uit het buitenland ingezet worden in Nederland. Nederland is op dit gebied een missieland geworden.
De meeste kerkgebouwen zijn oud en erg onderhoudsgevoelig. Er zijn nog maar weinig actieve gelovigen die de kosten van deze gebouwen willen dragen. Hierdoor zullen veel kerken verkocht moeten worden, deze kerken worden dan weer verkocht aan de gemeenten die deze zal gebruiken voor voorlichtingsavonden of andere doeleinden.

De zeven bisdommen van het R.-K. Kerkgenootschap in Nederland telden in 2003 1.782 kerkgebouwen. Dit zijn er 7 minder dan in 2002.
In 2003 zijn er twee kerkgebouwen met 320 zitplaatsen in gebruik genomen. In 2003 zijn 11 kerken met in totaal 5.214 zitplaatsen aan het gebruik onttrokken. In 2003 is één hoofdkerk aanbesteed ter vervanging van drie grote kerken; het betreft 350 zitplaatsen.
In 2004 zullen naar verwachting zeven hoofdkerken worden aanbesteed. Bezien over de periode 1973-2003 zijn er in totaal 251 kerkgebouwen aan het gebruik onttrokken. In dezelfde periode zijn er 152 kerkgebouwen bijgekomen. Het aantal zitplaatsen daalt sterk doordat er bijna geen nieuwe kerkgebouwen extra in gebruik worden genomen en omdat vervangende kerkgebouwen steeds een kleiner aantal zitplaatsen tellen.

Verdeling van de kerkgebouwen over de bisdommen in 2003
bisdom
aantal kerkgebouwen
Groningen
91
Utrecht
358
Haarlem
215
Rotterdam
216
Breda
164
's-Hertogenbosch
387
Roermond
351
Totaal
1.782
Grafiek 3
Alleen al in het dekenaat Heerlen zal het aantal parochies binnen 6 jaar dalen van de huidige 29 naar 19 parochies . De tendens is dat het aantal kerkbezoekers iedere tien jaar daalt met 40 %.
Het kerkbezoek daalde van 64,6% in 1966 naar 46,3% en van 1970 tot 1991 met nog eens 13.1%.
De verwachting is dan ook dat het aantal katholieken en de invloed van de katholieke kerk in de Nederlandse samenleving steeds verder zal afnemen.
Onderstaande grafiek is de meest recente die de lijn aangeeft zoals hierboven beschreven is.
Ontwikkeling (in afgeronde cijfers) in het misbezoek in de r.-k. kerk sinds 1980
jaar
aantal kerkgangers
% rooms-katholieken
7 jaar en ouder
gem. jaarlijkse ontwikkeling
1980
1.227.100
23,7
-
1985
899.100
17,5
- 65.620
1990
728.000
14,0
- 34.220
1995
569.700
11,3
- 31.660
2000
438.700
9,2
- 29.000
2001
417.900
8,8
- 20.800
2002
408.450
8,6
- 9.450

Grafiek 4

Conclusie ( antwoord hoofdvraag )

De kerk speelde een hele grote rol in het leven van een katholiek gezin. De mensen gehoorzaamden de kerk te allen tijde. In de jaren vijftig begonnen zich binnen de katholieke zuil kleine veranderingen voor te doen. Dit werd de ‘stille revolutie’ genoemd. De veranderingen speelden zich namelijk vooral onderhuids en heel rustig af. In de jaren zestig kwamen deze ontwikkelingen binnen de zuilen duidelijk aan de oppervlakte. De mentaliteit van de mensen in hun eigen zuil veranderde en de zuilen brokkelden af. Dit is dus een periode van grote veranderingen geweest met name voor de katholieke gezinnen.

De mensen gingen in de jaren zestig zich afzetten tegen de regels en voorschriften van de katholieke kerk. De katholieke kerk heeft enkele pogingen gedaan om de kerken weer vol te krijgen, maar deze maatregelen leidden op den duur juist tot ontzuiling.
Tegenwoordig hebben wij een geheel andere visie op de katholieke kerk dan in de jaren na de tweede wereldoorlog en de jaren zestig. Iedereen krijgt de mogelijkheid om een eigen visie te ontwikkelen. De visie wordt gevormd door levensbeschouwelijke aspecten, waarvan godsdienst er één van is. De godsdienst is niet meer de enige factor die de levensbeschouwing beïnvloed, zoals in de jaren zestig. Sommige mensen worden niet eens meer beïnvloed door een godsdienst, simpelweg doordat zij niet geloven.
Een erg star standpunt van de katholieke kerk is de mening over anticonceptie. In de jaren dertig waren voorbehoedsmiddelen uit den boze en de rol van de vrouw was beperkt tot moederschap en het huishouden. Dit kunnen wij ons nu niet meer voorstellen, aangezien de vrouw nu gelijk is aan de man. Het gebruik van voorbehoedsmiddelen wordt nu zelfs door de overheid gestimuleerd en is voor ons heel normaal. De kerk moet zich nu gaan aanpassen aan de maatschappij die er in een land is, en niet meer aan haar eigen maatstaven houden, want zo verliezen ze nou juist de meeste gelovigen. De kerk moet meegaan om mensen te laten geloven in hun eigen katholiek kerk.

Bronnenlijst

Deze informatiebronnen heb ik bij het maken van het werkstuk tot mijn beschikking.

Het tijdschrift:
Bisdomblad ( dit wordt verstrekt onder kerkleden )
Het infobulletin ( dit wordt verstrekt onder kerkleden )

De volgende 2 boeken:

Een kerk met toekomst?
Geschreven door: Staf Hellemans, Willem Putman, Jozef Wissink
Uitgeverij Meinema – Zoetermeer

Dit boek heeft volgens mij een goede betrouwbaarheid, omdat het boek in 2003 is uitgegeven. Het boek is gemaakt door professoren die gespecialiseerd zijn in de geschiedenis van de katholieke kerk. Dit boek geeft nauwkeurig de geschiedenis van de katholieke kerk weer van 1960 - 2020
Geschiedenis der kerk
Geschreven door: Dr. Otto J.de Jong
Uitgeverij G. F Callenbach BV – Nijkerk
Tiende druk
Dit is een vrij oud boek ( 1940 – 1941 ), dit boek geeft vooral de algemene geschiedenis van de kerk weer, dat zijn alle periodes die plaatsvonden in de Katholieke geschiedenis van 312 tot 1914. Dit boek is ook geschreven door een doktor die gespecialiseerd is in de Katholieke kerk.
Geloven in deze tijd
Geschreven door: Jan Peters, Martien van Hemert, Ton Bernts
Uitgeverij Tandem Felix
Eerste Druk
Dossier Eurosynode ( katern )
Uitgeverij Gregorius BV
Aanzien kerk en godsdienst in Nederland en Belgie
Geschreven door Gerard Klaasen
Uitgeverij Het Spectrum
Eerste druk
Ecclesia in Europa ( katern )
Uitgeverij Gregorius BV
Geloven in de tegenwoordige tijd ( katern )
Uitgeverij Gregorius BV
Ad Limina-bezoek ( katern )
Uitgeverij Gregorius BV
De rots
Geschreven door: Dr. J. Bots SJ
Uitgeverij: -
Tweede druk

Diverse krantenknipsels uit kranten en tijdschriften

De krantenknipsels die ik gevonden heb, komen vooral uit het Nrc Handelsblad, Dagblad de Limburger, het Limburgs Dagblad.

Ik heb een aantal artikelen gevonden in het Katholieke Nieuwsblad, wat een bijdrage zou kunnen leveren aan mijn Profielwerkstuk.

De volgende internetsites:

www.Bisdom-roermond.nl
http://home.Wanadoo.Nl/pd/isidorusweb/catechese/kerkgeschiedenis.html
http://images.google.nl/images?q=kathedraal&svnum=10&hl=nl&lr=&ie=UTF-8&oe=UTF-8&start=20&sa=N
http://www.rkkerk.net/
http://www1.tip.nl/~t857719/
http://www.katholieknederland.nl/
http://nl.wikipedia.org/wiki/Rooms-Katholieke_kerk
http://www.catechismus.nl/
http://groups.msn.com/Kinderenengeloof/organisatievandekatholiekekerk.msnw

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.