Inleiding
Vrijheid, wat is dat eigenlijk? Denk je er zelf wel eens over na? Het voelt zó vanzelfsprekend en veilig. Kunnen zijn wie je wil, kunnen doen wat je wil, kunnen zeggen wat je wil… Het is zo normaal voor ons geworden, dat we er eigenlijk nooit echt over nadenken hoe goed we het eigenlijk hebben. Van de ene op de andere dag kan ook onze vrijheid verleden tijd zijn. Maar wat doe je dan? Ga je in verzet of kies je ervoor om niks te doen? 83 jaar geleden kwamen onze grootouders voor dit dilemma te staan. Nederland raakte verwikkeld in de Tweede Wereldoorlog. Na vijf dagen gaf Nederland zich over, maar de vrijheid zou pas na vijf jaren teruggewonnen worden of 60 maanden of 1.825 dagen of 8.760 uur of 525.000 minuten of 31.536.000 seconden. Het leek eeuwig te duren… Toch waren er Nederlanders die in actie kwamen. Zij hadden allen hetzelfde doel: de Duitsers op welke manier dan ook tegenwerken om uiteindelijk weer in vrijheid te kunnen leven. Gedurende hun verzetsstrijd kwamen ze voor allerlei moeilijke keuzes te staan. Wil ik dat Joodse gezin laten onderduiken in mijn huis? Is het liquideren van mensen rechtvaardig? Moet ik als ambtenaar persoonsbewijzen vervalsen? Nederland had vóór de oorlog geen helden gekend, omdat we het altijd zo goed hadden. Waarom zijn deze mensen dan toch in verzet gegaan? Wie waren zij, wat voor verzet pleegden ze en wat waren hun beweegredenen?
Hoofd- en deelvragen
Hoofdvraag: Wie kwamen in verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland en wat waren hun beweegredenen?
Deelvragen:
- Wat is het verzet en hoeveel mensen namen hier aan deel?
- Wie of wat zorgden ervoor dat steeds meer mensen zich gingen aansluiten bij het verzet
- Op welke plaatsen in Nederland was het verzet het grootst en hoe kwam dat?
- Wat voor soort mensen gingen in het verzet?
- Waarom gingen mensen in het verzet?
Methode
Om de bovengenoemde deelvragen, en uiteindelijk ook de hoofdvraag, te kunnen beantwoorden, wordt er in dit werkstuk gebruik gemaakt van diverse bronnen (boeken, videomateriaal en internet-bronnen). Ook komen er diverse citaten aan de orde om de informatie te versterken/verduidelijken.
In hoofdstuk 1 worden de vormen van het verzet theoretisch beschreven. Ook wordt er een beeld geschetst van de omvang van het verzet d.m.v. geregistreerde aantallen (internet-bron) en wordt het verzet in Nederland vergeleken met andere landen. Hieruit worden dan weer conclusies getrokken.
In hoofdstuk 2 wordt aan de hand van oorzaken beschreven waarom het verzet toenam. Er wordt een verzetskrant geanalyseerd en er worden allerlei verklaringen gegeven.
In hoofdstuk 3 wordt het verschil in grootte van verzet aangetoond door een lijst met geregistreerde verzetsgroepen (internet-bron). Om antwoord te kunnen geven op deze deelvraag zijn eerst de verzetsgroepen geturfd (steden en provincies) om zo informatie te verkrijgen over de grootte. Vervolgens wordt verklaard waarom het verzet op sommige plaatsen groter was en wordt het verschil tussen steden en het platteland uitgelegd.
In hoofdstuk 4 wordt d.m.v. bronnen en aantallen verklaard in welke lagen van de Nederlandse samenleving mensen in verzet gingen om zo een totaalbeeld te krijgen van wat een verzetsstrijder inhield. Er worden verklaringen gezocht.
In hoofdstuk 5 worden allerlei idealen die mensen geprikkeld hadden om in verzet te komen, uitgelegd. Ook wordt verklaard waarom mensen niet in verzet kwamen. Er worden allerlei verklaringen gezocht.
Uiteindelijk hebben deze deelvragen samen een antwoord kunnen geven op de hoofdvraag.
Hoofdstuk 1. Het verzet en zijn omvang
Op 10 mei 1940 is Nederland aan de beurt. We zijn in oorlog. Een strijd die vrij snel ten einde komt, want na vijf dagen geeft Nederland zich al over. Aanleiding voor de capitulatie was het bombardement op de havenstad Rotterdam. De regering voelde zich genoodzaakt tot overgave uit vrees voor bombardementen op andere Nederlandse steden. Toch gaven sommige Nederlanders zich gedurende de Tweede Wereldoorlog niet snel gewonnen. Ze gaan in verzet tegen de Duitse overheersing. Het verzet is een breed begrip. Verzet betekent letterlijk: ‘het zich verweren; (het bieden van) tegenstand’. (Van Dale Uitgevers, 2022). Vaak wordt verweren in verband gebracht met geweldpleging, maar dit hoeft niet altijd het geval te zijn. Er bestaan twee vormen van verzet, namelijk passief -en actief verzet. Het aantal mensen dat deelnam aan het verzet wordt nader in dit hoofdstuk toegelicht.
Passief verzet
Passief verzet is het niet naleven van de regels die de Duitsers aan het Nederlandse volk oplegden, zonder daarbij te hoeven vrezen voor je eigen leven. Er komt geen geweld aan te pas. Het was dus makkelijker voor mensen om hieraan deel te nemen om op een minder onveilige manier weer moed te kweken in de samenleving.
Anjerdag
Op 13 mei 1940 vluchtten koningin Wilhelmina en haar familie naar Londen in Engeland om veiligheidsredenen. Ook het kabinet verliet het land, terwijl dat eigenlijk volgens de wet verboden was. Wilhelmina kwam voor een lastig dilemma te staan: vluchten of gevangengenomen worden door de Duitsers. Door te kiezen voor het eerste, zou ze vanuit Londen Nederland kunnen ‘leiden’ tot de overwinning en bleef ze uit de handen van de Duitsers. Door te kiezen voor het tweede, zou ze als staatshoofd van Nederland gevangengenomen worden en zou het moraal onder de Nederlandse bevolking enorm afnemen. In het ernstigste geval bestond er ook een kans dat ze haar leven in Nederland niet zeker zou zijn.
Sommigen vonden het vluchten naar Londen ‘laf’ of zelfs ‘verraad’, omdat ze het land in de steek lieten. Anderen waren opgelucht dat ze in veiligheid waren gebracht.
Het volk stond er nu alleen voor. Aan het begin van de bezetting beginnen mensen al snel met passief verzet. Ze hoopten dat het koninklijk huis terug zou keren en dat de Duitse bezetting ten einde zou komen. Mensen maakten dit kenbaar door ‘Ozo!’ te roepen, wat staat voor: Oranje zal overwinnen! Ook de letters ‘v’ en ‘w’ waren populair. Het teken v werd voornamelijk gebruikt in Engeland en staat voor ‘victory’ (overwinning), maar werd ook in Nederland veelvoudig gebruikt. Het teken w staat voor koningin Wilhelmina, door velen gezien als het icoon van het Nederlandse verzet. Zij had het Nederlandse verzet gecentraliseerd vanuit Londen. Allerlei tekens werden door mensen op openbare plekken opgehangen of gespoten met spuitbussen. Verder maakten mensen allerlei voorwerpen in de kleur oranje. Hiermee willen ze steun betuigen aan de koninklijke familie. Op 29 juni 1940 is Prins Bernhard jarig en draagt hij een witte anjer. Hierdoor gaan Nederlanders massaal ook anjers dragen. Hiermee maken ze duidelijk dat ze het niet eens zijn met de Duitse bezetting. Ook hangen velen de Nederlandse vlag op. Deze dag wordt ook wel Anjerdag genoemd. Dit alles zorgt ervoor dat mensen weer hoop krijgen.
Andere kleine acties zijn bijvoorbeeld autobanden van Duitse soldaten leksteken of de Duitsers de verkeerde kant op sturen als ze de weg vragen, puur om hen dwars te zitten. Een bekend voorbeeld hiervan is de parodie “Wo ist der Bahnhof?” gespeeld door de gebroeders Arie en Gé Temmes. Hierin wordt verteld hoe Arie een Duitser de verkeerde kant opstuurde: “En toen vroeg-ie: ‘Wo ist der Bahnhof?’ En ik dacht: ‘ Nou kan je wat doen voor het vaderland, Arie’. En ik wist dat het station daar was [wijst een bepaalde richting uit] maar ik zei [wijst een andere richting uit] ‘Do! Do ist der Bahnhof!’”
Radio Oranje
Het nieuwe medium van die tijd was de radio en werd door veel Nederlandse huishoudens gebruikt. Door de Duitse bezetting is er alleen nog maar pro-Duitse propaganda te horen op de Nederlandse radiozenders. Zij bepalen wat Nederlanders te horen moeten krijgen. Dit wordt ook wel gelijkschakeling genoemd. Geleidelijk aan worden alle Nederlandse zenders omgevormd tot één staatsomroep door de Nationaal Socialistische Beweging (NSB). Ze proberen hiermee zoveel mogelijk Nederlandse luisteraars aan Duitse zijde te krijgen.
Het is niet stil aan de overkant, want koningin Wilhelmina houdt toespraken via de Nederlandse zender Radio Oranje. Elke uitzending duurt ongeveer een kwartier en de informatie is cruciaal voor het verzet. Nederlanders luisteren massaal naar Radio Oranje. Na de oorlog bleek uit een opiniepeiling dat 78 procent (wel eens) naar Radio Oranje had geluisterd. Hier moet wel bij vermeld worden dat ook NSB’ers naar de zender luisterden. Ook de Engelse zender de BBC is populair. Het volk kan eindelijk horen hoe het er echt aan toe gaat, zonder overspoeld te worden met propaganda. Mensen krijgen weer hoop!
Mensen die in het verzet zitten moeten extra goed luisteren welke zogenaamde code berichten Wilhelmina bekendmaakt. Als er bijvoorbeeld een wapendropping plaats gaat vinden en de verzetsmensen horen twee keer dezelfde code, weten ze dat de dropping doorgaat. Hier volgt één van die code berichten uit de toespraken van Wilhelmina: ‘De zwaluwen komen terug in de lente.’ Dit betekent dat er een dropping plaats zal vinden tussen tien en twaalf uur ’s avonds.
De Duitsers hadden het luisteren naar Radio Oranje en de BBC verboden, maar daar werd door de Nederlandse bevolking geen gehoor aan gegeven. De Duitsers waren hier uiteraard niet blij mee en probeerden de zenders te verstoren. Een paar ontwerpers afkomstig uit de geallieerde landen hadden een antenne ontworpen die de stoorgolven op konden vangen, ook wel de moffenzeef genoemd. De geallieerden gooiden vanuit vliegtuigen folders met instructies over hoe men zelf zo’n moffenzeef kon maken.
De bezetters zien uiteindelijk in dat hun staatsomroep gefaald heeft en dat het niet het gewenste effect had. Ook waren ze bang dat de Engelsen te veel informatie doorspeelden aan de Nederlanders. Daarom moesten alle inwoners vanaf mei 1943 hun radio inleveren. Wie dat niet deed, kon in de gevangenis belanden. Door de oproepactie komt ongeveer 80 procent van de radio’s in handen van de Duitsers. Niet iedereen luistert naar de oproep van de bezetters. De niet-ingeleverde-radio’s worden bijvoorbeeld in kelders, kruipruimtes of kasten verstopt. Sommigen kunnen dus nog steeds luisteren naar de radiozenders, maar moeten altijd op hun hoede blijven om niet gepakt te worden.
Verzetskranten
Niet alleen op de radio gebruikten de Duitsers censuur en propaganda, maar ook in de pers. Aan het begin van de oorlog waren er enkele kranten die legaal bleven, omdat ze publiceerden wat de Duitsers wilden. Eén van die kranten was de Telegraaf, die overigens vandaag de dag nog steeds actief is.
Mensen gingen illegale kranten (verzetskranten) maken en verspreiden door het hele land. Voor het maken van deze illegale kranten kon je de doodstraf krijgen. Het lezen van deze kranten behoort wel tot het passief verzet. Het is niet duidelijk hoeveel Nederlanders daadwerkelijk verzetskranten lazen, maar wat wel duidelijk is, is dat er een heel netwerk van mensen was die verzetskranten maakten en verspreidden en dus kwamen de kranten op veel plaatsen in Nederland terecht en vervolgens werden deze ook vaak onderling aan elkaar doorgegeven.
Deze kranten zijn erg belangrijk om mensen te informeren over de ontwikkelingen in de oorlog en om mensen weer moed te geven. Ze kunnen ook bijdragen om mensen aan te sporen om in het verzet te gaan. Verzetskranten hadden typische nationalistische namen, zoals ‘Vrij Nederland’ en ‘Trouw’.
Actief verzet
Actief verzet kan op twee manieren: gewelddadig of niet-gewelddadig. Mensen die in het actief verzet zaten behoorden tot ‘de ondergrondse’, zij die dus illegaal (maar ten goede van de Nederlandse bevolking), te werk gingen. Deelname aan het actief verzet is het niet naleven van de Duitse regels met gevaar voor eigen leven en daarom neemt maar een klein deel van de Nederlandse bevolking deel aan deze vorm van verzet. Het actief verzet had niet altijd het gewenste effect en kon zelfs averechts werken.
De illegale pers
Aan het begin van de oorlog werden kranten getypt op een typmachine of werden handgeschreven. Later moesten grote drukpersen gebruikt worden om de vele kranten te kunnen produceren. Veel mensen waren betrokken bij de publicatie en verspreiding van deze kranten door heel Nederland. De kranten worden steeds kleiner omdat papier en inkt schaars zijn. Een kleiner formaat kwam goed van pas, want ze konden zo makkelijker vervoerd worden en dus viel het minder op als je ze ging afgeven bij iemand. Kranten werden door mensen onderling in buurten aan elkaar gegeven, zodat iedereen kon weten wat er echt speelde in het land.
Al vóór de oorlog leefden er verschillende bevolkingsgroepen afzonderlijk van elkaar in Nederland. Elk met een andere religie of politieke ideologie, ook wel verzuiling genoemd. Elke groep had zijn eigen verzetskrant. Er werden veel kranten gedropt uit vliegtuigen door de geallieerden. Op meerdere plaatsen in Nederland ontstonden netwerken waar kranten geproduceerd werden. Zo konden kranten sneller verspreid worden. In totaal waren er rond de 1300 illegale kranten.
Het transporteren van de kranten werd vooral gedaan door vrouwen, omdat de Duitsers niet verwachtten dat vrouwen in verzet zouden gaan. Paula van Cleef-Joachimsthal, een 16-jarig meisje, schreef het volgende in haar dagboek: “November 1943: Ik fiets elke dag de hele stad rond, van de een naar de ander.” De krantjes werden op vele verschillende slimme manieren verstopt. Sommige vrouwen deden bijvoorbeeld net alsof ze zwanger waren en stopte de krantjes onder hun kleding, zodat het leek op een zwangere buik. In veel kinderwagens werden ook verborgen luikjes gemaakt waar de krantjes ingelegd konden worden. Leg er een baby bovenop met een stinkende poepluier en geen enkele Duitser zal bij je in de buurt durven te komen.
Onderduiken
De dictator van Nazi-Duitsland, Adolf Hitler, vond de Joden een minderwaardig ras. Volgens hem waren het parasieten zonder eigen land. Hij gaf hun de schuld van alle ellende in zijn land. Hij was van mening dat zij alle banen stalen en te veel rijkdom hadden. Ook zouden de Joden uit zijn op het domineren van de wereld. Het leven van Joden werd steeds moeilijker in Europa, ook in Nederland. Joden werden vanaf 1941 gediscrimineerd in Nederland. Ze mochten niet sporten, niet met het openbaar vervoer en er werd een avondklok ingesteld van acht uur ’s avonds tot zeven uur ‘s ochtends. Op veel openbare plekken stonden borden met de tekst: ‘Voor Joden verboden’. Het bekendste voorbeeld van discriminatie was de gele Jodenster die Joden verplicht moesten dragen vanaf 3 mei 1942, zodat de Duitsers makkelijker konden onderscheiden wie Joods was en wie niet. Niet alleen Joden werden gediscrimineerd, maar ook andere minderheden, zoals homoseksuelen en gehandicapten.
Veel mensen worden tijdens de bezetting opgepakt of gedeporteerd door de Duitsers. Veel Joden worden opgeroepen om ‘zogenaamd’ te komen werken in Duitsland. De grote meerderheid van de in totaal ongeveer 140.000 Joden in Nederland stemt hier mee in, maar sommigen vertrouwen het niet helemaal. Ze komen voor een lastig dilemma te staan: meewerken of onderduiken. Zo ook het Joodse meisje Anne Frank en haar familie. Op woensdag 8 juli 1942 schrijft Anne het volgende in haar dagboek: “Ik denk dat je vandaag helemaal niets van me begrijpt, daarom zal ik maar beginnen met je te vertellen wat er Zondagmiddag gebeurd is. Om 3 uur (Harry was even weggegaan, om later terug te komen) belde er iemand aan de deur. Ik hoorde het niet, daar ik lui in een ligstoel op de veranda in de zon lag te lezen. Even later verscheen Margot in opgewonden toestand aan de keukendeur. ‘Er is een oproep van de S.S. voor vader gekomen’, fluisterde ze, ‘moeder is al naar mijnheer Van Daan gegaan’. (Van Daan is een goede kennis en me dewerker in papa’s zaak). Ik schrok ontzettend, een oproep, iedereen weet wat dat betekent; concentratiekampen en eenzame cellen zag ik al in mijn geest opdoemen en daarnaartoe zouden wij vader laten vertrekken. ‘Hij gaat natuurlijk niet’, verklaarde Margot aan mij, toen wij in de kamer op moeder zaten te wachten. ‘Moeder is naar Van Daan om te bespreken, of we morgen naar onze schuilplaats zullen vertrekken. De Van Daans gaan met ons mee onderduiken, we zijn met ons zevenen’.”
In mei 1943 krijgen alle Nederlandse mannen van 18 tot 35 jaar de oproep om te komen werken in Duitsland, de Arbeitseinsatz. Velen moeten hier niets van hebben en gaan onderduiken. Dit doen ze in hun eigen huis of in dat van een ander. Het leven van onderduikers veranderde drastisch. Ze moesten zoveel mogelijk binnenblijven met de ramen, deuren en gordijnen dicht. Vaak zaten onderduikers op zolder of in kelders. Gevaar ligt altijd op de loer en niet iedereen is te vertrouwen. Alle verdachte gedragingen kunnen worden opgemerkt en doorgespeeld worden aan de Duitsers. Ze moesten dus zo onopvallend mogelijk leven en dat ging moeilijk in een klein dichtbevolkt land waar huizen vrij dicht op elkaar staan. De Duitsers konden elk moment een bezoek komen brengen in een buurt en alle huizen doorzoeken om onderduikers of andere illegale activiteiten op te sporen, ook wel een razzia genoemd. Daarom gingen onderduikers allerlei schuilplekken maken.
Ruim 300.000 tot 400.000 mensen duiken onder in Nederland. Al deze mensen moeten worden voorzien van eten, drinken, medicijnen enzovoorts. Ook de verzorgers van de onderduikers hadden het lastig. Zij moesten elke dag voor hen klaarstaan en aan spullen zien te komen om hen te verzorgen, terwijl veel goederen schaars waren. Vooral vrouwen hielpen mannen met onderduiken. Het leven ging in de schuilplaatsen gewoon door, terwijl de onderduikers snakten naar zonlicht en buitenlucht.
Vervalsing
Na de bezetting van Nederland op 15 mei stelde Hitler de Oostenrijkse Arthur Seyss-Inquart aan als rijkscommissaris van Nederland. Het volk gaf hem de bijnaam ‘zes-en-een-kwart’, omdat hij mank liep. Hij ging al snel te werk en verzamelde de topambtenaren van de Nederlandse ministeries. Zij waren vanaf nu ondergeschikt aan het Nazibewind en voerden dan ook alles uit wat Seyss-Inquart hen oplegde. Doordat de Nederlandse regering was gevlucht, vonden de ambtenaren dat ze de ruimte kregen om zich te ontplooien in hun werk en velen van hen probeerden dan ook aanzien te krijgen van de rijkscommissaris.
De ambtenaren kregen de opdracht om een persoonsbewijs te maken voor alle inwoners (vergelijkbaar met de Nederlandse ID-kaart). Het geleverde product was perfect en werd geprezen als het meest geavanceerde persoonsbewijs van Europa. Het was bovendien ook onmogelijk om het na te maken, omdat zo’n bewijs erg vakkundig in elkaar stak. Het basismateriaal was gemaakt van karton en bevatte drie watermerken van de Nederlandse Leeuw. Met een speciale inktsoort is de tekst ‘Bevolkingsregisters van Nederland’ in een ruitpatroon afgedrukt. Als je zo’n bewijs zou vervalsen, konden de Duitsers zien wat je had aangepast door er met een UV-lamp op te schijnen. De tekst zou dan namelijk verdwijnen en de aanpassingen zouden aan het licht komen. Verder bevat een bewijs ook persoonsgegevens, een pasfoto, twee vingerafdrukken, stempels en een handtekening. Het systeem van persoonsbewijzen in Nederland was cruciaal voor de Nazi’s om hun beleid uit te kunnen voeren.
Iedere Nederlander van 15 jaar en ouder moet zich vanaf 1 januari 1942 waar nodig verplicht kunnen legitimeren. Als je gezocht werd, moest je aan een ander persoonsbewijs zien te komen en dat was niet gemakkelijk. De ondergrondse ging al snel aan de slag met het vervalsen van persoonsbewijzen. Er is veel vraag naar (vooral van onderduikers) en daarom wordt in 1942 de Persoonsbewijs Centrale (PC) opgericht door Gerrit van der Veen, ‘leider’ van het Nederlandse verzet. De PC bestaat uit een groepje van zo’n 100 mensen die dag en nacht bezig zijn met het vervalsen van bewijzen. Door mensen in het verzet worden gewapende overvallen gepleegd op gemeentehuizen om blanco bewijzen buit te maken. Mensen konden zo dus zelf hun bewijzen invullen. De Duitsers kwamen er uiteindelijk achter dat verzetsmensen actief bewijzen aan het vervalsen waren en kwamen met een nieuwe techniek, het toekennen van een controlezegel op het bewijs. Je bewijs werd dan grondig gecontroleerd en als die van jou vervalst was, had je de kans om betrapt te worden, met alle gevolgen van dien. Enkele ambtenaren die in het verzet zaten, konden deze maatregel dus ook omzeilen.
Overvallen
Gedurende de oorlog werden producten en grondstoffen steeds schaarser. Om iedereen te kunnen voorzien van eten werd er besloten om over te gaan op een verdelingssysteem. Het moest eerlijk verdeeld worden over de Nederlandse bevolking en daarom worden er distributiebonnen (voedselbonnen) uitgedeeld. Je moest eerst je persoonsbewijs laten checken voordat je bonnen kreeg. Met deze bonnen kon men producten halen in de supermarkt, maar moest hier wel voor betalen. Er waren veel verschillende bonnen, zoals voor brood, vlees, vis etc. Geen bon betekende ook geen eten. Vooral onderduikers hadden het lastig, omdat zij vaak in het bezit waren van een vals bewijs en konden dus ook geen voedselbonnen krijgen.
Mensen in het verzet hebben wapens nodig om zichzelf te kunnen verdedigen. Er zijn alleen weinig wapens in omloop en wapens die er zijn worden goed verstopt door de Duitsers. In Londen wordt een speciale eenheid opgericht die verzetsgroepen in Nederland moet gaan voorzien van wapens. Tussen september 1944 en april 1945 vinden er ongeveer 200 succesvolle wapendroppingen plaats. Volgens de Nederlandse historicus L. de Jong konden 400 andere droppings niet doorgaan, omdat piloten de lichten niet goed konden zien, de weersomstandigheden slecht waren of voorkomen moest worden dat er een dropping plaats zou vinden op een verkeerd terrein. Britse bommenwerpers droppen containers met wapens en andere handige spullen op gebieden die minimaal 300 meter lang en 60 meter breed moesten zijn. Een getuige van zo’n dropping was verzetsstrijder Kees Bootsman. In zijn boek ‘Volendam, hoe arm het was en hoe ver’, schreef hij: “Het vliegtuig vloog over de lantaarns en de knipperende seinlamp op het afwerpterrein, om dan weer in het oneindige luchtruim te verdwijnen.... en even later terug te keren. Precies boven het afwerpterrein gingen de bomluiken open en ineens daalden aan 17 parachutes grote containers naar beneden. Vol met wapens, munitie en springstof!” Het verzet gaat gewapende overvallen plegen op distributiekantoren om voedselbonnen te stelen. Er worden er honderdduizenden gestolen en verspreid (vooral onder mensen die onderduikers verzorgen).
Sabotage
De verzetslieden proberen de bezetters op allerlei manieren te dwarsbomen. Vaak wordt er geweld gebruikt om hun doelen te kunnen bereiken. Alles wat door de Duitsers gebruikt werd om hun beleid uit te kunnen voeren in Nederland, probeerde de ondergrondse te saboteren. Denk aan het opblazen van bruggen en gebouwen, saboteren van telefoon- en spoorlijnen, gebieden onder water zetten en infiltreren in Duitse organisaties. Zulke acties werden door de Duitsers hard bestraft in de vorm van represailles (wraakacties). Het is voorgekomen dat gijzelaars, (politieke) gevangenen, Joden en willekeurige burgers slachtoffer waren geworden door acties van het verzet.
In Rotterdam pleegden communisten op 7 augustus 1942 een bomaanslag op een spoorbrug. Ze willen een weermachtstrein met daarin Duitse soldaten opblazen, maar de aanslag mislukt. Eén onschuldige Nederlandse spoorwegmedewerker komt hierbij om het leven. Als reactie op de aanslag wilde Friedrich Christiansen, de Duitse opperbevelhebber in Nederland, binnen een week weten wie deze actie had uitgevoerd. Als dat niet gebeurde zouden er gijzelaars (prominente Nederlanders die opgepakt waren) gedood worden in Beekvliet. In Rotterdam heerste er onrust. Verschillende groepen en individuen uit Nederland keurden de verzetsactie ten zeerste af. De daders werden niet gevonden en daarom fusilleerden de Duitsers op zaterdag 15 augustus 1942 vijf gijzelaars. De Nederlandse bevolking was geschokt en begon zich meer tegen de bezetter te keren. Veel verzetsacties hadden een soortgelijke uitkomst en uiteindelijk dus niet het gewenste effect.
Liquidaties
Misschien wel de ergste daad die je kunt begaan: iemand liquideren. De één vond het een oorlogsmisdaad, de ander gerechtvaardigd. Doordat de bevrijding steeds dichterbij komt, gaan steeds meer Nederlanders in verzet. Dit heeft echter een nadeel, want er komen steeds meer onbekenden bij. Het is voor verzetsmensen moeilijker in te schatten wie geen kwade bedoelingen heeft. De sicherheitsdienst, de Duitse politie, gaat samenwerken met Nederlandse landverraders, V-Männer (vertrouwensmannen). Die landverraders krijgen de taak om te infiltreren in verzetsgroepen om informatie te kunnen vergaren en om de leden van deze groepen uiteindelijk op te kunnen pakken.
Nu er meer wapens in omloop zijn, hebben verzetsmensen het gemunt op iedereen die hen in de weg zit. Ze kunnen mensen uit de weg gaan ruimen. Ze gaan actief op zoek naar deze verraders. Onderling worden blaadjes uitgewisseld waarop foto’s van de meest gezochte verraders staan afgebeeld. Als ze eenmaal de identiteit van een verrader ontrafeld hebben, bereiden ze een aanslag voor.
Iemand die veel van het liquideren afwist was Hannie Schaft: het meisje met het rode haar (misschien wel de bekendste verzetsstrijder van Nederland). Ze heette eigenlijk Jo en had opvallend rood haar. Door haar gepleegde aanslagen stond ze in het vizier van de Duitsers. Ze verfde haar haar zwart en deed een brilletje op; een slimme vermomming. Ze heeft nooit echt verteld hoeveel mensen ze geliquideerd heeft. Er wordt vanuit gegaan dat ze in totaal acht aanslagen heeft gepleegd op Nazi’s en NSB’ers, waarvan er een aantal mislukte. De Duitsers waren maandenlang op zoek naar haar. Uiteindelijk wordt ze op 21 maa rt 1945 tijdens een controle betrapt op het in bezit hebben van illegale kranten, die aangetroffen worden in haar fietstassen. Later op de dag wordt ook haar pistool gevonden. Ze wordt naar Amsterdam afgevoerd. Op 17 april 1945 wordt Schaft in Overveen lopend naar het strand vermoord door haar begeleiders Maarten Kuijper en Mattheus Schmitz. Ze wordt begraven in de duinen. De ondergrondse heeft tijdens de bezetting ongeveer 500 mensen geliquideerd.
Aantal mensen in het verzet
Volgens de Nederlandse historicus dr. L. de Jong hebben ongeveer 45.000 Nederlanders deelgenomen aan het georganiseerde verzet. Tot september 1944 waren dat er ongeveer 25.000. Hierna nam het aantal toe tot ongeveer 60.000 door de zogenaamde ‘Septemberridders’, Nederlanders die pas in actie kwamen, nadat bekend was geworden dat de geallieerden niet meer te stoppen waren en steeds meer gebied veroverden. Nederland kon elk moment bevrijd worden. Van die 60.000 mensen had niet iedereen verzet gepleegd. Vandaar dat de Jong uitgaat van 45.000 verzetsmensen. Dit is onder veel historici een algemeen geaccepteerd aantal. Natuurlijk is het vrijwel onmogelijk om een exact aantal verzetsmensen in Nederland vast te stellen, want wie bepaalt wanneer iemand ‘echt’ deel uitmaakt van het verzet? Er wordt vanuit gegaan dat alleen mensen die deelnamen aan het actief georganiseerde verzet, ook echt in het verzet zaten. Zij probeerden met gevaar voor eigen leven de Duitse onderdrukking te bestrijden met acties die vaak (maar niet altijd) effect hadden. Aan het passief verzet namen veel meer Nederlanders deel, maar dit had maar een gering effect. Het plegen van een aanslag op een distributiekantoor is bijvoorbeeld hele andere koek dan een anjer dragen op Anjerdag of naar Radio Oranje luisteren.
Nederland had gedurende de Tweede Wereldoorlog ongeveer 9 miljoen inwoners. Een simpel rekensommetje laat zien dat maar 0,5% van de totale Nederlandse bevolking in het verzet ging. Het aantal individuen, onderduikers en mensen die onderduikers hielpen zijn hier niet in meegerekend. Aan de hand van het aantal van de Jong is te concluderen dat 1 op de 200 Nederlanders deelnam aan het verzet (1:200).
Ook waren er Nederlanders die zich aansloten bij de Nationaal Socialistische Beweging (NSB). De extreemrechtse NSB was een collaboratiepartij (beweging) en werkte dus samen met de Duitsers. De partij streefde naar een nationaalsocialistisch bewind.
De Jong is uitgegaan van de volgende aantallen NSB’ers van gedurende de oorlog:
Periode |
Aantal NSB’ers |
Juni 1940 |
27.000 |
Derde kwartaal 1941 |
75.000 |
Eind 1943 |
63.000 |
Juli 1944 |
74.000 |
Gemiddelde |
59.750 |
Uit deze aantallen kan geconcludeerd worden dat het gemiddelde aantal NSB’ers gedurende de oorlog op ruim 60.000 lag. Dat was ongeveer 0,7% van de totale Nederlandse bevolking. Ongeveer 1 op de 143 Nederlanders nam deel aan de NSB (1:143).
Verder waren er ook nog 25.000 Nederlanders die deelnamen aan de Waffen-SS, het Europese leger van de Nazi’s. Dat was ongeveer 0,3% van de totale Nederlandse bevolking. 1 op de 333 Nederlanders nam deel aan de Waffen-SS (1:333).
Dat betekent dus ook dat het overgrote deel, 98,5% van alle Nederlanders, niks deed.
Om een beeld te krijgen van de samenstelling van deze verschillende partijen die actief waren tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland, zijn de aantallen in procenten van de totale Nederlandse bevolking in onderstaande cirkeldiagram weergegeven:
Dit diagram geeft mooi weer hoe klein het verzet (groen) eigenlijk was in vergelijking met het aantal mensen dat niks deed; een druppel op een gloeiende plaat.
Overzicht van de partijen van hoog naar laag:
- Deed niks (98.5%)
- Sloot zich aan bij de NSB (0.7%)
- Nam deel aan het verzet (0.5%)
- Sloot zich aan bij de Waffen-SS (0.3%)
Niet alleen de Nederlanders kwamen in verzet tegen de Duitse bezetters. Mensen in andere bezette landen als België, Duitsland en Frankrijk deden dat ook. In België zaten naar schatting 150.000 mensen in het verzet. België had tijdens de Tweede Wereldoorlog rond de 8 miljoen inwoners. Ongeveer 1,9% van de Belgische bevolking nam deel aan het verzet (1 op de 53 Belgen). In Duitsland zaten naar schatting 800.000 mensen in het verzet. Duitsland had tijdens de Tweede Wereldoorlog rond de 70 miljoen inwoners. Ongeveer 1,1% van de Duitse bevolking nam deel aan het verzet (1 op de 91 Duitsers). In Frankrijk zaten naar schatting 500.000 mensen in het verzet. Frankrijk had tijdens de Tweede Wereldoorlog rond de 40 miljoen inwoners. Ongeveer 1,25% van de Franse bevolking nam deel aan het verzet (1 op de 80 Fransen).
Hier volgt een overzicht:
Land |
Aantal inwoners |
Aantal verzetsmensen |
Aantal verzetsmensen in % van de totale bevolking |
Nederland |
9.000.000 |
45.000 |
0,5 |
België |
8.000.000 |
150.000 |
1,9 |
Duitsland |
70.000.000 |
800.000 |
1,1 |
Frankrijk |
40.000.000 |
500.000 |
1,25 |
Het verzet in België, Duitsland en Frankrijk (1,9%, 1,1% en 1,25%) was in vergelijking met het verzet in Nederland (0,5%) dus groter. Hoe kwam dat?
België, Duitsland en Frankrijk hadden allen deelgenomen aan de Eerste Wereldoorlog en hierdoor waren er mensen die in verzet gingen. Deze landen hadden dus al ervaring met het verzet en dat kwam handig van pas tijdens de Tweede Wereldoorlog, die 22 jaar na de Eerste Wereldoorlog plaatsvond.
Ook was het zo dat er in Nederland sprake was van een burgerlijk bestuur. Het Nederlandse bestuur van vóór de oorlog bleef onder toezicht van de Duitsers actief tijdens de bezetting. Het bestuur deed dit vrijwillig en was loyaal aan de Duitsers. In België werd er juist een Duits militair bestuur ingevoerd, omdat het Belgische bestuur bezwaar had tegen de Duitse bezetting. Toen Frankrijk in de zomer van 1940 was verslagen, was Hitler bang dat Frankrijk militairen zou sturen vanuit zijn koloniën en door zou vechten tegen de bezetting. Daarom werd er een akkoord gesloten. Het burgerlijk bestuur bleef actief vanaf de stad Vichy (midden Frankrijk) en de Franse regering mocht de militaire controle over een deel van het land behouden. In de andere delen hadden de Duitsers dus de militaire controle.
Hoofdstuk 2. Groeiend verzet
In de eerste jaren van de bezetting is er bijna geen sprake van actief verzet. Alleen individuen of kleine groepen ondernamen actie. Er was nog geen sprake van georganiseerd (grootschalig) verzet. De bezetter houdt zich relatief rustig tegenover het Nederlandse volk. De eerste vorm van verzet was de illegale pers. Verzetskranten werden verspreid die mensen aan konden sporen om in verzet te gaan of informeren over komende protestacties en stakingen. Langzamerhand gaan verzetsmensen zich verenigen in verzetsgroepen. Doordat de Duitsers met steeds meer maatregelen komen, worden mensen geprikkeld om in verzet te gaan. De April-Meistakingen vormen een keerpunt in de oorlog. Vanaf dan realiseert de Nederlandse bevolking zich dat hun regering onder Duits bewind staat en dat de Duitsers steeds harder optreden en gewelddadiger worden.
Nationalistische verzetskranten
Verzetskranten hielpen om de moed en het verzet te versterken onder de bevolking en bevorderden de samenwerking tussen verschillende verzetsgroepen. Ze bevatten vaak informatie over de situatie in Nederland gedurende de bezetting, zoals de toestand van de bevolking, de economie en de activiteiten van verzetsgroepen en de manieren waarop zij de bezetting probeerden te saboteren of te verzetten. Dit kon mensen aanmoedigen om zelf ook deel te nemen aan het verzet, omdat het liet zien dat het verzet effectief was en dat er anderen waren die hetzelfde deden.
Ze bevatten ook vaak politieke boodschappen en propaganda gericht tegen de bezetters en riepen op tot verzet tegen de Duitse bezetting vanwege de wreedheden die de bezetters hadden begaan of de bedreigingen die ze vormden voor de vrijheid en het welzijn van het Nederlandse volk. Sommige verzetskranten werden ook gebruikt om verborgen boodschappen te verspreiden onder leden van het verzet.
Het is moeilijk om precies te zeggen hoe mensen beïnvloed werden door verzetskranten tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland, omdat dit afhangt van hun individuele omstandigheden en overtuigingen. Verzetskranten werden vaak gelezen door mensen die al tegen de bezetting waren en die op zoek waren naar manieren om hun verzet te tonen. Maar het is ook mogelijk dat verzetskranten mensen hebben beïnvloed die aanvankelijk niet tegen de bezetting waren, door hen te laten zien wat er in het land gebeurde en door hen te prikkelen om actie te ondernemen. Hoe dan ook, verzetskranten hebben bijgedragen aan het bewustzijn en het verzet van de bevolking tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland.
Analyse van verzetskrant “Ons Volk”
Het hoofddoel van een verzetskrant is om het Nederlandse volk te informeren over de oorlog en het verzet. Het informatieve speelt dus een grote rol. Om de lezer als het ware te ‘verleiden’ om de tekst te lezen moet je gebruik gaan maken van visuele elementen. De informatie die wordt beschreven is cruciaal en moet zoveel mogelijk mensen bereiken. Je moet de krant dus zo aantrekkelijk mogelijk maken. Dit kun je bijvoorbeeld doen door felle kleuren te gebruiken. Hoewel dat bij deze specifieke editie van de krant niet het geval was, zit er wel een heel denkproces achter. Hoe zou deze krant mensen geprikkeld kunnen hebben om in verzet te gaan?
- De titel “Ons Volk” en de slogan “Den Vaderlant Ghetrouwe” hebben een nationalistische lading. Hoe kun je mensen aan je zijde krijgen als er chaos heerst? Door in te spelen op gevoel. Het is ons volk dat de baas is en we zweren trouw aan ons vaderland. De Duitsers zijn niet de baas en we zweren ze ook niet trouw. Ook geeft het aan dat je er niet alleen voor staat.
- Om dit gevoel te versterken wordt er gebruik gemaakt van het symbool van Nederland, namelijk de Nederlandse leeuw. Het staat symbool voor kracht, wat ook weer een nationalistische lading heeft.
- Een belangrijke gebeurtenis, in dit geval de Meistaking, wordt geïntroduceerd met een vet lettertype om de aandacht van de lezer te trekken. Een staking? Waar? En lezen…
- Bovendien nog het informatieve: “Een golf van geestdrift ging dan ook op de 31ste April door het land, toen van steeds meer kanten het bericht kwam: “Twente staakt!” “De mijnen liggen stil!” “De beren in het Noorden leveren geen melk meer!” “De hoogovens liggen plat!” De een stak de ander aan; in het Noorden, in Twente, in Zwolle en Arnhem, in Brabant en Limburg heerste weldra een vrijwel algemene staking; tal van grote bedrijven in Noord- en Zuid-Holland staakten eveneens…” Er wordt dus op een optimistische manier beschreven dat mensen op verschillende plaatsen in het land meededen aan de staking; een gevoel van saamhorigheid. Als zij het kunnen, kunnen wij het ook.
- Het doel dat de krant wil bereiken: “”Ons Volk” zal ertoe medewerken om het verzet tegen den gehaten indringer te verscherpen en tot het uiterste op te voeren, tótdat de dag der eindoverwinning is aangebroken.”
Verzetsgroepen
Gedurende de oorlog gaan veel mensen in het verzet zich verenigen in verzetsgroepen, organisaties die allen hetzelfde doel nastreven: de Duitsers in welke vorm dan ook, met of zonder geweld, actief tegenwerken. De ene groep meer of minder georganiseerd dan de ander. Vaak gaan verzetsgroepen ook met elkaar samenwerken. Kort gezegd: samen sta je sterker! Verzetsgroepen opereren zo geheim mogelijk en willen dat zo min mogelijk mensen van hun bestaan afweten, omdat het risico om gepakt te worden te riskant is. De drie belangrijkste verzetsgroepen waren:
- De Ordedienst (OD): Opgericht in juni 1940 met als doel om de openbare orde te bewaren nadat de Duitsers vertrokken waren. De organisatie kreeg het gevoel dat het vertrek nog wel enige tijd zou duren en ging over tot verzet. De groep hielt zich vooral bezig met het saboteren van telefoon- en spoorlijnen en het doorspelen van informatie over de bezetter aan de Nederlandse regering en Wilhelmina die in Engeland verbleven. Dit contact was erg belangrijk, want zo konden beide kanten weten wat er speelde en wat er komen gaat.
- De Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers/Landelijke Knokploegen (LO/LKP): Opgericht in eind 1942 met als doel het vinden van onderduikadressen voor mensen die er geen konden vinden en om onderduikers te laten ‘verdwijnen’ als dat nodig werd geacht. De onderduikers hadden natuurlijk allerlei spullen en persoonsbewijzen nodig en daarom werd door de LO op 14 augustus 1943 de LKP opgericht. De LKP bestond uit gewelddadige knokploegen die overvallen pleegden op distributiekantoren en gemeentehuizen.
- De Raad van Verzet (RVV): Opgericht op 1 mei 1943 met als doel de actieve verzetsgroepen in Nederland te overzien en te sturen om de effectiviteit van het verzet te verbeteren.
Om aan leden te komen moet je die natuurlijk eerst zien te werven en dat is niet gemakkelijk. Je kunt niet zomaar aan iemand vragen om deel te nemen aan een verzetsgroep waar jij lid van bent, want je weet natuurlijk niet of diegene wel het beste met verzetsgroepen voorheeft. Het kan zomaar zijn dat diegene een infiltrant is die voor de Duitsers werkt. Verzetsgroepen moeten dus uiterst voorzichtig zijn met het zoeken naar leden. Het is dus vanzelfsprekend dat potentiële leden gescreend dienden te worden, maar doordat de Duitsers zo fanatiek naar deze verzetsmensen opzoek waren, werden veel van hen toch betrapt.
Soms kwamen mensen ook in contact met verzetsgroepen via vrienden of familieleden die al lid waren, of via geruchten of advertenties die de groepen verspreidden om nieuwe leden te werven. Bovendien konden sommige verzetsgroepen ook gebruik maken van hun netwerken en connecties om nieuwe aanwinsten te vinden.
Het aantal verzetsgroepen dat actief was is moeilijk vast te stellen. Hier zijn een aantal mogelijke redenen voor:
- Sommige groepen hadden minder leden en waren dus moeilijker te identificeren.
- Sommige verzetsgroepen waren tijdelijk en opereerden slechts voor een bepaalde periode.
- Verzetsgroepen opereerden meestal in het geheim, waardoor sommigen niet bekend waren bij de overheid of andere groepen.
- Na de oorlog waren sommige verzetsgroepen bang om openlijk te praten over hun activiteiten, uit angst voor represailles of om hun families te beschermen. Dit kan ervoor hebben gezorgd dat sommige verzetsgroepen niet bekend werden na de oorlog.
- Het is ook mogelijk dat sommige verzetsgroepen zijn vergeten of niet in de geschiedenisboeken zijn opgenomen, wat het moeilijk maakt om ze te identificeren.
(In hoofdstuk 3 wordt het aantal verzetsgroepen nader uitgewerkt)
Represailles
De communistische organisaties, de Communistische Partij Nederland (CPN) en de Revolutionair-Socialistische Arbeiderspartij (RSAP) gingen, nadat Nederland zich had overgegeven op 15 mei 1940, zich verenigen. Op 20 juli 1940 werd de CPN verboden, omdat het communisme haaks op het fascisme staat. Aanleiding van de CPN om het verzet in te gaan was het verbod op het communisme en de discriminatie tegen Joden, omdat een groot deel van de leden Joods was. Al vóór de oorlog was de organisatie voorbereid op een eventuele Duitse inval en dus kon zij al snel te werk gaan. Het totale aantal van de verzetsorganisatie wordt op 9000 leden geschat. In november 1940 kwam de CPN met haar eigen verzetskrant ‘De Waarheid’.
Vanaf de winter in 1941 werden Joden in de Amsterdamse Jodenbuurt lastiggevallen door de knokploeg van de NSB, de Weerbaarheidsafdeling (WA). De Joden gaan zich verzetten door zelf ook knokploegen op te richten. Op 9 februari 1941 vallen NSB’ers in Amsterdam een café binnen, omdat daar Joodse artiesten aan het optreden waren, terwijl dat voor Joden (recentelijk) verboden was. De twee groepen gingen met elkaar aan de haal. Er vielen 23 gewonden. Op 11 februari was het weer raak. WA-mannen gingen naar het Waterloopplein in Amsterdam om Joden in elkaar te gaan slaan. De Joden werden gesteund door een communistische knokploeg. Er ontstond een vechtpartij waarbij een WA-lid, Hendrik Koot, na het gevecht bewusteloos op de grond lag. Door deze ongeregeldheden werd de Jodenbuurt op 12 februari afgesloten door de vertegenwoordiger van Seyss-Inquart, Hans Böhmcker. Hij wilde dat er een ‘Joodse Raad’ werd opgericht die alle Joden zou vertegenwoordigen. Uiteindelijk kwam die er ook.
Als gevolg van de gevechten op 11 en 12 februari en de dood van Hendrik Koot, gingen de Duitsers op 22 en 23 februari over tot razzia’s in de buurt. Er werden 427 Joodse mannen tussen de 20 en 35 jaar opgepakt. De Nederlandse journalist Salomon de Vries schreef op 23 februari 1941 het volgende over de gebeurtenissen in zijn dagboek: “Zij hebben vandaag en gisteren met de handen omhoog voor de geweerlopen van de Grüne Polizei gestaan, zij zijn afgeranseld en getrapt en neergeslagen en zij zijn bij tientallen op vrachtauto’s geladen en weggevoerd. Waarheen weet niemand. Jonge Joden tusschen de 25 en de 40.” Amsterdam was geschokt. Nog niet eerder hadden de Duitsers zo hard opgetreden in het bezette Nederland.
Als reactie op de razzia’s publiceert de verzetskrant De Waarheid een pamflet met als overtuigende titel: ‘Staakt! Staakt! Staakt!’, waarin Amsterdammers wordt gevraagd om te gaan staken als reactie op de Duitse behandeling van de Joden. CPN-leden verspreiden massaal dit pamflet onder bedrijven. Op 25 februari rijden de trams niet meer, terwijl zij Amsterdam normaal gesproken draaiende houden. De Amsterdammers voelen dat er iets aan de hand is, er wordt gestaakt! Steeds meer mensen leggen het werk neer in Amsterdam en omstreken. Tienduizenden mensen namen deel aan deze twee-dagen-durende-staking, de Februaristaking: het enige massale openlijke protest tegen de Jodenvervolging in heel bezet Europa. De Nederlandse bevolking die tot dan toe niks van zich liet horen, gaat tegen het Nazibewind in. De Duitsers konden het niet geloven. Op de tweede dag, 26 februari, komt de bezetter met een nieuwe manier van aanpakken in Nederland. 9 stakers werden gedood, 24 anderen raakten zwaargewond en honderden worden opgepakt. Het nieuws verspreidde zich als een schokgolf door Nederland. Door wraakacties van de Duitsers worden sommigen geprikkeld om actief in verzet te gaan. Bovendien zorgde de Februaristaking ook voor moed en inspiratie: we kunnen in opstand komen!
Toenemende maatregelen (vooral tegen Joden)
Om het Nazi-beleid goed uit te kunnen voeren In Nederland, passen de Duitsers steeds meer maatregelen toe die het leven van de bevolking steeds moeilijker maakt. Ze proberen de massa onder controle te houden, maar dat werkt averechts. Perk je de vrijheid van mensen in, dan kun je ook verzet verwachten. Vooral tegen Joden worden veel maatregelen genomen. Steeds meer mensen worden richting het verzet gedreven.
Beslaglegging op Nederlandse voorraden leidt tot schaarste
Om de oorlog draaiende te houden en om de Duitse bevolking tevreden te houden om zo de rust aan het front te bewaren, moest Nazi-Duitsland een continue toestroom van goederen en grondstoffen zien te verkrijgen. Dit deed hij door bezette gebieden structureel te plunderen voor eigen gewin. Dit lukte voor een groot deel in België en Frankrijk. In Nederland kwam het in mindere mate ook voor. Vaak wordt verondersteld dat de Nederlandse economie in de eerste jaren van de oorlog abrupt instortte door de bezetters, maar hier zijn de meningen over verdeeld.
Er ontstond een tweestrijd tussen een handlanger van Hitler, Hermann Göring en Seyss-Inquart over wie de macht behoorde te hebben over de Nederlandse economie. Göring wilde ervoor zorgen dat de voorraden in Nederland naar Duitsland werden gestuurd om de Duitse economie te stimuleren, maar Seyss-Inquart wist daar een stokje voor te steken. Hij zag namelijk in dat het plunderen zou leiden tot onrust en dat is nou net niet wat Hitler gewild zou hebben. Volgens Seyss-Inquart moest de Nederlandse economie blijven draaien en daarom richtte hij de Zentralauftragstelle (Zast) op, een administratief bureau dat alle orders vanuit Duitsland bij bedrijven in bezette gebieden moest behandelen. Ondanks de weerstand van de rijkscommissaris is een deel van de Nederlandse voorraden toch naar Duitsland gestuurd. Hij heeft er wel voor kunnen zorgen dat orders die niet in Duitsland geproduceerd konden worden, naar Nederland werden gehaald om zo de economie weer op gang te krijgen. Tijdens de eerste maanden van de bezetting was de Nederlandse economie namelijk tot stilstand gekomen. Halverwege 1940 ging zij steeds meer opbloeien door de vele orders vanuit Duitsland. In september hadden de bedrijven al voor 740 miljoen gulden aan orders verkocht (ongeveer 340 miljoen euro) en in de zomer van 1941 was door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) berekend dat er al 2,25 miljard gulden (ongeveer 1 miljard euro) waren verdiend en dat 70 procent van de mensen in de industrie aan het werk was. Hoewel de economie opbloeide, werden levensmiddelen en grondstoffen voor de Nederlander steeds schaarser, omdat deze nodig waren in Nazi-Duitsland. Mensen zijn afhankelijk van deze middelen en zullen er dan ook alles aan doen om het te krijgen. Ze willen ontkomen aan de honger en kou. Bovendien hebben mensen die onderduiken ook allerlei spullen nodig.
Halverwege de oorlog ging het steeds slechter met de Nederlandse economie, omdat Nazi-Duitsland de strijd aan het verliezen was en meer goederen en grondstoffen nodig had. Daarbovenop kwam ook nog de Hongerwinter van 1944 in het noorden en westen van Nederland. Het zuiden was toen al voor het grootste deel bevrijd. Ondanks al deze neerslagen bleef de economie grotendeels intact.
Een mogelijke verklaring voor het (algemeen geaccepteerde) negatief geschetste beeld over de economie kan worden verklaard door het achterhouden van cruciale informatie over de Nederlandse economie tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Nederlandse overheid. De
Verenigde Staten wilde Europa na de oorlog economisch weer op de been krijgen door hulp te verlenen in de vorm van het Marshallplan. Het Marshallplan was een economisch hulpprogramma dat na de Tweede Wereldoorlog werd opgezet voor Europa. Het doel van het Marshallplan was om de economieën van de Europese landen te herstellen en te versterken, zodat ze beter in staat zouden zijn om zich te verdedigen tegen de dreiging van het communisme. Als bekend werd dat Nederland, in vergelijking met andere landen, minder economische verliezen leed dan gedacht, zou het misschien niet in aanmerking zijn gekomen voor die hulp. Na de oorlog verbood Gerardus Huysmans, de minister van economische zaken, namelijk om de cijfers te herberekenen om te voorkomen dat Nederland geen hulp zou krijgen.
Systematische discriminatie, deportatie (en vernietiging) van Joden
Vóórdat Nederland in oorlog was, probeerden Joden uit Duitsland naar Nederland te vluchten, omdat zij het Nazibewind onder ogen hadden gezien. Velen van hen waren getraumatiseerd en zochten een veilig onderkomen. De Nederlandse regering liet maar een beperkt aantal Joodse vluchtelingen toe, om te voorkomen dat de bevolking zich zou gaan ergeren aan de Joodse vluchtelingen.
De opvang van de vluchtelingen werd volledig in handen genomen door Joodse organisaties. Zij zorgden voor eten, kleren en onderdak. Nederlanders gingen zich uiteindelijk toch steeds meer ergeren aan de vluchtelingen en daarom sloot de overheid haar grenzen. Joden die toch binnen wisten te komen, verbleven illegaal in Nederland. Bij aankomst in ons land werden zij opgevangen in het door-Joodse-organisaties-bekostigde-opvangcentrum ‘Westerbork’ in Drenthe, wat later in de oorlog gebruikt werd als doorgangskamp.
Doordat de Duitsers vanaf 1941 steeds meer anti-Joodse maatregelen invoeren, worden de Joden als het ware ‘afgezonderd’ van de samenleving; ze staan er alle en voor. Naasten en buren zien contact niet meer zitten en blijven uit hun buurt. Een jaar later worden Joden ook vervolgd en gedeporteerd naar concentratiekampen. Veel mensen waren hier getuige van.
Uiteindelijk zijn zo’n 100.000 Nederlandse Joden vermoord. Dat was driekwart van de totale Jodenbevolking in Nederland en tevens ook het grootste aantal (in procenten) van alle bezette landen. Er zijn een aantal Nederlandse instanties die (onder dwang) geholpen hebben bij het oppakken en afvoeren van Joden:
- Gemeenten: Gemeenten waren verantwoordelijk voor het verzamelen van informatie over de Joodse bevolking in hun gebied en voor het verstrekken van deze informatie aan de nazi's, waarmee ze de deportaties mogelijk maakten.
- Spoorwegen: Spoorwegen waren verantwoordelijk voor het vervoer van Joden naar de concentratie- en vernietigingskampen. Een bekend voorbeeld is de Nederlandse Spoorwegen (NS), die we vandaag de dag nog steeds kennen.
- Politie: Politie was vaak betrokken bij het afvoeren van mensen uit hun huizen en het begeleiden van deportatietreinen.
- Joodse Raad: Regelde de communicatie tussen de Joodse gemeenschap en de Duitsers en hield zich bezig met het organiseren van de deportaties.
Door de toenemende maatregelen en deportaties werden mensen geprikkeld om in verzet te gaan. Zo hielp een crèche in Amsterdam, die tegenover het Hollandsche Schouwburg stond waar Joden werden verzameld voor deportaties, om Joodse kinderen onder te laten duiken op het platteland. De meeste ouders wilden hun kinderen echter niet achterlaten, omdat ze niet wisten welk lot hen te wachten stond. Ongeveer 600 kinderen zijn gered.
Nam het verzet ook toe door de Jodenvernietiging?
Het is algemeen bekend dat de bevolking afwist van de anti-Joodse maatregelen en de deportaties. Maar had de gewone Nederlander kennis over de Jodenvernietiging? Vernietiging gaat over het opzettelijk om het leven brengen van mensen en heeft dus een zwaardere lading dan de maatregelen en deportaties. Dat doet niet weg dat de maatregelen en deportaties niet erg waren. Ik ga ervanuit dat iemand sneller in verzet zou gaan als er (op grote schaal) mensen worden omgebracht. Het is dus cruciaal om te weten of het verzet is toegenomen door de vernietiging.
Uit geheime documenten uit archieven van de Verenigde Naties blijkt dat de geallieerden (VS, Engeland en Rusland) al in 1942 afwisten van de vernietiging van Joden in vernietigingskampen. In de documenten staat beschreven hoe zij Hitler tijdens de oorlog willen vervolgen. Volgens de documenten wisten de geallieerden dat er in december 1942 al 2 miljoen Joden vermoord waren en er werd vanuit gegaan dat er nog vele miljoenen doden bij zouden komen naarmate de oorlog voort zou duren.
Oók koningin Wilhelmina en de Nederlandse regering in Engeland waren hiervan op de hoogte. Wilhelmina heeft dit in oktober 1942 namelijk medegedeeld op Radio Oranje. Ze zei het volgende: “Ik deel van harte in uw verontwaardiging en smart over het lot onzer Joodse landgenoten en met mijn hele volk voel ik de onmenselijke behandeling, ja het stelselmatig uitroeien van deze landgenoten die eeuwen met ons samen woonden in ons gezegend vaderland, als ons persoonlijk aangedaan.” Ze spreekt dus over het stelselmatig uitroeien van de Joden.
Het is moeilijk om achteraf, ruim 80 jaar later, een beeld te kunnen schetsen over welke kennis de gewone Nederlander had over de Jodenvernietiging tijdens de oorlog. Daarom is het verstandig om bronnen te analyseren, van zowel Joden als niet-Joden. De Nederlandse historicus Bart van der Boom heeft dit vraagstuk aan de hand van dagboeken onderzocht.
Volgens hem zijn er twee dozen. Aan de ene kant een doos met feiten die erop wijzen dat de gewone Nederlander wist van de uitroeiing. Aan de andere kant een doos met feiten die juist het tegendeel bewijzen. Je kunt niet zomaar klakkeloos beslissen welke doos de waarheid bevat. “De uitdaging is om een verhaal te construeren, waarin je al die feiten kunt onderbrengen.”, aldus van der Boom. Daarom heeft hij voor dagboeken gekozen. In sommige dagboeken wordt geschreven over ‘vernietiging’ en ‘uitroeiing’, terwijl in andere dagboeken uit onwetendheid juist een verkeerd beeld wordt geschetst over het lot van de Joden. “Dat je ze gedwongen verplaatst naar een onherbergzaam oord en ze daar laat verkommeren. Dat is dus ook een heel ernstig beeld wat hij heeft, maar dat is wel fundamenteel iets anders dan de werkelijkheid, want de werkelijkheid is niet een langzame dood, maar een onmiddellijke dood, in de meeste gevallen. En dit is wat dagboekschrijvers in het algemeen zich voorstellen bij het lot van de Joden. Ze zeggen op het ene moment: “De Joden worden uitgeroeid” en zodra ze concreter worden, gaan ze d’r vanuit: “Gezinnen worden uit elkaar gehaald”, “Mensen die moeten kunnen werken, worden tewerkgesteld”, “Mensen die niet kunnen werken, die zullen aan hun lot worden overgelaten”. Dat is dus allemaal heel erg en daar gaan op den duur vele doden vallen, maar op welke duur en hoeveel doden, dat is volstrekt onduidelijk.” Hij concludeert dus dat de gewone Nederlander onwetend was over wat er met de Joden gebeurde.
In Nederland gingen al langer verschillende geruchten rond, maar waarschijnlijk konden mensen het zich niet voorstelen dat er systematisch mensen uitgemoord werden. Het woord ‘uitroeien’ had voor de meeste mensen die toen leefden een andere betekenis en dus ook een minder sterkte lading.
Wilhelmina was ook niet echt duidelijk wat ze bedoelde met ‘het stelselmatig uitroeien’ van de Joden. Ik denk hierdoor mede dat mensen dus ook niet geprikkeld werden om in actie te komen. Als zij het anders verwoord zou hebben, bijvoorbeeld door te zeggen dat Joden vergast werden, dat mensen het dan wel serieuzer zouden nemen en mensen ook in verzet zouden gaan. Vooral Nederlanders in de ‘hogere kringen’ hadden kennis, maar wisten deze niet goed over te kunnen brengen of hadden andere prioriteiten.
Bovendien lag de prioriteit van de geallieerden ook niet bij het stoppen van de vernietiging van Joden. De oorlog moest snel gewonnen worden, zodat óók de Joden uiteindelijk bevrijd zouden worden. Maar de Sovjettroepen stuitten pas twee jaar later, in 1944, op de eerste vernietigingskampen. Miljoenen Joden zijn in die twee jaren uitgeroeid.
Al met al nam het verzet dus niet toe door de Jodenvernietiging.
Arbeitseinsatz voor Nederlandse oud-militairen
Nazi-Duitsland voerde bloedige oorlog tegen Frankrijk en Engeland in het westen en de Sovjet-Unie in het oosten. Hitler wilde meer grondgebied (lebensraum) voor zijn volk, het Arische ras (volgens Hitler een superieur ras), om ervoor te zorgen dat zij en hun nakomelingen een goed bestaan zouden krijgen. Hij had het oosten en dan voornamelijk de Sovjet-Unie op het oog, omdat daar voldoende ruimte beschikbaar was. Het minderwaardige Slavische volk zou zich in dienst van de Duitsers moeten stellen.
Vóór de oorlog had Hitler zijn plannen al beschreven in zijn boek ‘Mein Kampf’. Zo wist ook de leider van de Sovjet-Unie, Jozef Stalin, dat Hitler ook zijn kant op zou komen. Daarom sloot hij op 23 augustus 1939 een niet-aanvalsverdrag, de Molotov-Ribbentroppact, met Hitler. Op 1 september 1939 viel Duitsland Polen binnen. De Sovjet-Unie wilde voorbereid zijn op een potentiële aanval en ging daarom haar leger mobiliseren. Stalins onderbuikgevoel werd werkelijkheid, want op 22 juni 1941 werd ook zijn land aangevallen. Met de pact heeft hij wel enkele maanden tijd kunnen winnen om zijn leger in paraatheid te brengen.
Het lukte Hitler om terrein te winnen in de Sovjet-Unie. Op een gegeven moment wilde hij ook de stad Stalingrad innemen omdat het een belangrijke industriële stad was en omdat het een symbolische waarde had voor de Sovjet-Unie. De naam Stalingrad was namelijk vernoemd naar Jozef Stalin. Door de stad te veroveren, wilde Hitler laten zien dat hij machtiger was dan Stalin en de Sovjet-Unie. Bovendien lag Stalingrad op een belangrijke strategische positie aan de rivier de Wolga, wat het een belangrijke verkeersader maakte voor de Sovjet-Unie. Door de stad te veroveren, zou Hitler de Sovjet-Unie kunnen isoleren van haar bondgenoten en bevoorradingslijnen onderbreken.
Het lukte de Duitsers om 90 procent van de stad in handen te krijgen in oktober 1942. Aan beide kanten werden grote verliezen geleden. Op 19 november starten de troepen van de Sovjet-Unie een massaal tegenoffensief. Op 23 november worden 250.000 Duitse soldaten omsingeld. Door de kou en slechte bevoorrading wordt het de Duitsers steeds moeilijker gemaakt. Uiteindelijk gaf de Duitse generaal Paulus, zich op 31 januari 1943 over en kwam de strijd tot een eind. In totaal zijn er ongeveer 1,2 miljoen soldaten om het leven gekomen. Voor het eerst werd duidelijk zichtbaar dat Nazi-Duitsland aan het verliezen was. Vanaf toen ging Duitsland steeds meer verliezen lijden in de oorlog.
Omdat er steeds meer soldaten nodig waren in het oosten, werden Duitse arbeiders naar het front gestuurd. Om te voorkomen dat de Duitse oorlogseconomie hierdoor zou verslechteren, werden mannen uit bezette gebieden verplicht (voorheen vrijwillig), om te gaan werken in Duitsland. Ook in Nederland werden mannen opgeroepen. Op 29 april 1943 worden ruim 300.000 Nederlandse militairen verplicht om in krijgsgevangenschap te gaan. Dit was niet voor het eerst, want na de capitulatie was dit ook het geval, maar toen werden ze na een paar weken weer vrijgelaten.
De mannen die hard gevochten hadden voor het vaderland in de eerste oorlogsdagen, zouden naar Duitsland afgevoerd worden. Dit ging te ver en er moest en zou voorkomen worden dat dit zou gebeuren en daarom leggen veel Nederlanders op 29 april het werk neer. Vanuit Twente in een machinefabriek wordt de staking aangewakkerd en verspreidt zich vervolgens over heel het land. Veel bedrijven geven er gehoor aan. Rond de 200.000 mannen en vrouwen in verschillende sectoren doen mee. Het duurde van 29 april tot en met 3 mei en wordt ook wel de April-Meistakingen genoemd. Uiteindelijk zijn circa 11.000 militairen opgepakt om te gaan werken in Duitsland. De overgrote meerderheid ontkwam aan de arbeitseinsatz door onder te duiken.
De stakingen vormen een keerpunt in de oorlog en ook een verandering in het denken en handelen van mensen. Vanaf nu af aan realiseert de bevolking zich dat loyaal zijn aan de bezetter er alleen maar voor zorgt dat er oorlogsmisdaden gepleegd kunnen worden tegen landgenoten en dat de overheid het volk niet kan beschermen, omdat zij onder Duits bewind staat. Enkele Nederlanders nemen het heft in eigen handen en gaan hun eigen weg.
Hoofdstuk 3. Verschil in grootte van verzet
Op meerdere plaatsen in Nederland is sprake van verzet. Op de ene plaats meer dan de andere. Door verschillende factoren kan verklaard worden waarom juist daar meer of minder sprake is van verzet. Aan de hand van een lijst met geregistreerde verzetsgroepen probeer ik een beeld te schetsen. Onderaan de site staat: “Deze lijst is niet compleet, sommige verzetsgroepen zijn nog niet geïdentificeerd en beschreven.” Conclusies worden dus vooral gebaseerd op aannames. Het is onmogelijk om alle verzetsgroepen te kunnen achterhalen en tevens ook de individuelen die in actie kwamen.
Plaats |
Aantal verzetsgroepen |
Internationaal |
1 |
Landelijk |
22 |
Aalten |
1 |
Almelo |
1 |
Amersfoort |
1 |
Amsterdam |
11 |
Apeldoorn |
1 |
Arnhem |
2 |
Delft |
2 |
Den Haag |
10 |
Eindhoven |
1 |
Elburg |
1 |
Ermelo |
1 |
Gorssel |
1 |
Groningen |
5 |
Harfsen |
1 |
Het Gooi |
2 |
Laren |
1 |
Leusden |
1 |
Maasniel |
1 |
Meppel |
1 |
Nijverdal |
1 |
Oisterwijk |
1 |
Rotterdam |
8 |
Soest |
1 |
Twente |
1 |
Ulft |
1 |
Utrecht |
1 |
Varsseveld |
1 |
Vlaardingen |
1 |
Wageningen |
1 |
Walcheren |
1 |
Waterland |
1 |
Zwolle |
1 |
Totaal |
88 |
De lijst bestaat uit 90 verzetsgroepen. Van twee verzetsgroepen is de locatie niet bekend. Het totaal komt dus uit op 88 verzetsgroepen.
Verzet in steden
Het verzet was het grootst in de volgende steden:
- Amsterdam: 11 verzetsgroepen
- Den Haag: 10 verzetsgroepen
- Rotterdam: 8 verzetsgroepen
- Groningen: 5 verzetsgroepen
Er zijn verschillende factoren die gezamenlijk kunnen hebben bijgedragen aan het grotere verzet in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Groningen tijdens de Tweede Wereldoorlog:
Factor 1 – Inwoneraantal
(Hoofdstad) Amsterdam: 800.000 inwoners (eerste)
Rotterdam: 620.000 inwoners (tweede)
Den Haag 504.000 inwoners (derde)
Groningen 124.000 inwoners (vijfde, na Utrecht)
Hoe meer mensen op een plaats wonen, hoe meer mensen in verzet kunnen komen. De omvang van het aantal inwoners heeft dus een bijdrage geleverd. Vooral mensen uit Amsterdam, Rotterdam en Den Haag komen vaak met elkaar in contact en zien dus ook vaker dingen gebeuren. Nieuws gaat als een lopend vuurtje door de steden.
Factor 2 – Geografische ligging
Amsterdam, Den Haag en Rotterdam hadden een centrale ligging in het land en goede verbindingen met andere delen van het land, wat betekende dat ze een belangrijke rol konden spelen als verbindingspunt voor het vervoer van goederen en mensen. Dit maakte het makkelijker voor verzetsgroepen om hun activiteiten te coördineren en om hulp te krijgen van andere verzetsgroepen in andere delen van het land. Dit was vooral het geval tot 1944, want in dat jaar blokkeerde de bezetter de voedseltranssporten naar het westen van Nederland. Er brak een Hongerwinter uit door schaarste met duizenden doden tot gevolg.
Groningen ligt helemaal (afgelegen) in het noorden en was belangrijk voor de vele mensen die er onder gingen duiken. Er waren bijvoorbeeld veel afgelegen gebieden en boerderijen, waardoor het gemakkelijker was om onder te duiken. Bovendien waren er ook verzetsstrijders gevlucht naar Groningen om te voorkomen dat ze gepakt zouden worden. Ze konden dus vanuit hier doorgaan met hun verzet.
Factor 3 – Aantal Joden
In totaal waren er ongeveer 140.000 Joden in Nederland. Tijdens de bezetting gingen veel Joden in verzet. In Amsterdam, Den Haag en Rotterdam woonden de meeste Joden:
Amsterdam: 80.000 Joden (57%)
Den Haag: 17.000 Joden (12%)
Rotterdam: 11.000 Joden (8%)
Groningen: 3.000 Joden (2%)
Door het grotere aantal Joden in deze steden zagen meer mensen dus onder ogen (voornamelijk in Amsterdam) wat er met de Joden gebeurde en zo konden er dus meer mensen in verzet komen.
Provincie |
Aantal verzetsgroepen |
Drenthe |
2 |
Flevoland |
4 |
Friesland |
1 |
Gelderland |
12 |
Groningen |
5 |
Limburg |
4 |
Noord-Brabant |
4 |
Noord-Holland |
19 |
Overijssel |
4 |
Utrecht |
8 |
Zeeland |
3 |
Zuid-Holland |
25 |
Verzet in provincies
Het verzet was het grootst in de volgende provincies:
- Zuid-Holland (25)
- Noord-Holland (19)
- Gelderland (12)
- Utrecht (8)
Verschillen tussen steden en het platteland
Er waren verschillende redenen waarom het verzet in de steden vaak groter was dan op het platteland. Een van de belangrijkste redenen was dat de steden een grotere concentratie aan mensen hadden die zich tegen de Duitse bezetting konden verzetten. Dit kwam omdat de steden over het algemeen een hogere opleidingsgraad hadden en omdat er meer politieke en sociale organisaties aanwezig waren. Deze factoren maakten het gemakkelijker om verzetsgroepen te vormen en te coördineren. Verder hadden de steden ook een grotere industriële basis, wat betekende dat er meer middelen en mogelijkheden waren om het verzet te ondersteunen. Zo konden verzetsgroepen bijvoorbeeld gebruikmaken van fabrieken en werkplaatsen om wapens en andere hulpmiddelen te maken.
Op het platteland waren de omstandigheden anders. Het verzet op het platteland was vaak minder georganiseerd en gericht op praktische hulp aan onderduikers en het saboteren van Duitse installaties en transport. De bevolking op het platteland was over het algemeen ook minder politiek betrokken en had een lagere opleidingsgraad, wat bijdroeg aan het minder georganiseerde karakter van het verzet.
Hoofdstuk 4. De verzetsstrijder
‘De verzetsstrijder’ is niet in één specifiek hokje te plaatsen. In alle lagen van de Nederlandse samenleving komen mensen in verzet: mannen en vrouwen, jong en oud, laag- en hoogopgeleid, communisten, gelovigen en homoseksuelen. Velen van hen werden na de oorlog niet erkend of zelf vergeten. Zij hebben zich met gevaar voor eigen leven actief ingezet voor de verzetsstrijd. Het zou fatsoenlijk zijn dat zij de erkenning krijgen die ze verdienen.
Mannen en vrouwen
Ná de oorlog ontstond al snel een eenzijdig beeld over het Nederlandse verzet: verzetswerk was vooral voor mannen. Zij kregen dan ook alle waardering en erkenning, terwijl zij niet de enige waren die actief deelnamen aan het verzet. Oók veel vrouwen zaten in verzet, maar hun daden worden minder vaak erkend. Dit kan te maken hebben met de manier waarop geschiedenis wordt geschreven en hoe verzetsverhalen worden verteld, waarbij mannen vaak als helden worden voorgesteld. Bovendien was het ook zo dat vrouwen niet liepen te pronken met hun verzetsacties. In die tijd werd verwacht dat vrouwen niet teveel in de belangstelling zouden staan. Het is belangrijk om de bijdragen van vrouwen aan het verzet te erkennen en te erkennen dat zij net zo dapper en moedig waren als mannen. Volgens de Nederlandse historica Marjan Schwegman was zeker een derde van de mensen in het verzet vrouw. Een mogelijk bewijs voor dit aantal is af te leiden uit een foto van een herstellingskamp in Denemarken waar 203 verzetsmensen verbleven. Er waren 78 vrouwen geïdentificeerd, ongeveer 38%. Alleen al in Noord-Holland zaten meer dan 1200 vrouwen in het verzet. Twee derde van alle verzetsmensen was man, het overgrote deel dus.
Zowel mannen als vrouwen namen dus deel aan de verschillende vormen van actief verzet: de illegale pers, helpen met onderduiken, vervalsing, overvallen plegen, saboteren en liquideren. Toch was het zo dat mannen en vrouwen verschillende verantwoordelijkheden hadden binnen het verzet. Zo deden mannen vaak het ‘vuile werk’, zoals sabotage en liquidatie, terwijl vrouwen voornamelijk de ‘infrastructuur’ van het verzet in stand hielden door hun koerierswerk, zoals het rondbrengen van spullen en illegale kranten. Ook hadden zij een verzorgende rol, zoals het helpen met onderduiken.
Waarom hadden mannen en vrouwen verschillende rollen?
Al vóór de oorlog hadden mannen en vrouwen zogenaamde genderrollen. De man moest voor zijn gezin zorgen door hard te werken. Hij moest het brood op de plank brengen. Ook moesten mannen sterk zijn en niet aan hun emoties toe kunnen geven om geen zwakte uit te stralen. Van mannen werd dus verwacht dat zij zouden vechten voor het vaderland en dus ook in verzet zouden gaan. Vrouwen daarentegen moesten hun gezin onderhouden door alle huishoudelijke taken op zich te nemen, zoals het wassen van kleren en het maken van maaltijden. Van vrouwen werd dus verwacht dat zij een verzorgende rol zouden vervullen in de oorlog en dus ook het verzet. Vandaag de dag zie je deze genderrollen nog steeds terug in onze samenleving, alhoewel veel mensen vinden dat deze toe zijn aan verandering.
Leeftijd
De leeftijd van mensen die deelnamen aan het verzet was zeer divers. Zowel jongeren als ouderen ondernamen actie. Soms zaten ook kinderen (vaak in mindere mate) in verzet door bijvoorbeeld hun ouders te helpen. De jongste deelnemer die actief deelnam aan het verzet was vijftien jaar.
Tieners
De jongste verzetsstrijder van Nederland was de 15-jarige Freddie Oversteegen. Samen met haar twee jaar oudere zus Truus zat ze in verzetsgroep ‘de Raad van Verzet’. Ze pleegden verschillende verzetsacties. Later in de oorlog kwamen zij in contact met Hannie Schaft en gingen ze met haar samenwerken. De zussen hebben onder andere persoonsbewijzen gestolen, kinderen helpen onderduiken, spoorwegen opgeblazen en Nazi’s geliquideerd. De mate van verzet is in dit geval wel uitzonderlijk voor hun leeftijd. Er waren maar een paar tieners die uiteindelijk zwaar verzet pleegden.
Het was een risicovolle taak voor kinderen om actief te zijn in verzet, omdat ze vaak niet het volwassen inzicht hadden over de gevaren en de gevolgen van hun acties. Kinderen waren ook vaak meer vatbaar voor verraad en zouden sneller gearresteerd worden. Toch was hun rol in het verzet niet te onderschatten, ook zij hebben een bijdragen geleverd aan het verzet.
Volwassenen en ouderen
Veruit de meeste mensen in het verzet waren volwassen. De gemiddelde leeftijd van een verzetsstrijder was 26 jaar. Onder jongeren waren veel studenten. Oók ouderen zaten in het verzet. Zo ook de 52-jarige Jacob Buijs die voor het Nationaal Steunfonds werkte, een verzetsgroep die hielp het verzet te financieren. Hij was voor een verzetsstrijder al aan de wat oudere kant.
Opleidingsniveau
De Nederlandse bevolking was over het algemeen laag- en middenopgeleid (praktisch geschoold). Het aantal hoogopgeleiden was gering. Cijfers over het aantal hoogopgeleiden in 1940 zijn niet bekend. In 1960 lag het aantal hoogopgeleiden op 2%. Omdat dit aantal in de decennia erna gestaag toeneemt (10% in 1970 tot 30% in 2010), is te concluderen dat het aantal in 1940 kleiner was dan of gelijk was aan 2%. Zowel laag-, midden- als hoogopgeleiden zaten in het verzet.
In de eerste oorlogsjaren blijven de basis- en middelbare scholen geopend. Er worden wel een aantal maatregelen en vernieuwingen ingevoerd. Zo worden NSB’ers de nieuwe onderwijzers en wordt het rooster van de leerlingen aangepast. Het aantal uren lichamelijke opvoeding neemt toe en kinderen uit groep 7 en 8 moeten verplicht het vak Duits volgen. Ook de universiteiten blijven open, maar niet voor lang. Veel scholen sluiten de deuren naarmate de omstandigheden slechter worden.
Hoogleraren en studenten
In oktober 1940 moeten alle ambtenaren in een ariërverklaring aangeven of ze Joodse voorouders hebben. Zo konden de Duitsers nagaan wie Joods was en wie niet. Wie onjuiste informatie zou invullen, zou ontslagen worden. Zo’n 200.000 Nederlanders moesten een keuze maken. Enkele tientallen gaven hier geen gehoor aan. Joodse ambtenaren werden in november massaal ontslagen.
Hoogleraar Rudolph Cleveringa aan de Universiteit van Leiden wist welk lot zijn Joodse collega Eduard Meijers te wachten stond en ging protesteren op 26 november. In een protestrede sprak hij zijn ongenoegen uit over de dreigende ontslagen van zijn Joodse collega’s. Op diezelfde dag kopieerden studenten in Den Haag de rede en verspreidden deze onder andere universiteiten in Nederland. Cleveringa werd opgepakt en tot de zomer van 1941 opgesloten in het Oranjehotel in Scheveningen, een gevangenis voor tegenstanders van de bezetters.
Onder leiding van een collega van Cleveringa, Ben Telders, gaan studenten over tot staken. Als gevolg van de staking werd de Universiteit van Leiden noodgedwongen gesloten door de Duitsers. De Leidse studenten gingen zich massaal inschrijven bij de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit Utrecht.
In 1943 moeten studenten gedwongen een zogenoemde loyaliteitsverklaring ondertekenen, een verklaring waarin bevestigd is dat de ontvanger zich op geen enkele manier tegen de Duitse bezetting zal verzetten. Wie dat niet deed, mocht niet meer studeren. De meeste studenten ondertekenden deze verklaring niet. Eén van die weigeraars was Hannie Schaft. Op 5 mei werd door de Duitsers aan de weigeraars een oproep gedaan zich binnen 24 uur te melden in kamp Erika, een strafkamp in de bossen van Ommen in Overijssel. Vanuit daar zouden zij dan naar Duitsland vervoerd worden. 3000 studenten werden opgepakt om te gaan werken in Duitsland. Volgens het CBS telde Nederland in 1940/’41 14.800 studenten in het wetenschappelijk onderwijs. Dat betekent dus dat een op de vijf studenten te werk werd gesteld in Duitsland. De rest duikt onder en sommigen gaan in verzet. Studenten helpen vaak met onderduiken en plegen gewapende acties.
Communisten
Hitler kwam op 30 januari 1933 aan de macht in Duitsland met zijn partij de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP). Hij werd door president Paul von Hindenburg (onder druk van conservatieve partijen) tot kanselier benoemt. Zijn tegenstanders, de communisten (en socialisten), behaalden gezamenlijk 30 procent van de stemmen. Hitler wilde voorkomen dat de communisten teveel aanhang zouden krijgen en was ze liever kwijt dan rijk. Nationaalsocialisten en communisten waren al langer aardsrivalen. Op 27 februari 1933 brak er in het Rijksdaggebouw in Duitsland, waar de regering zetelde, brand uit. De brandweer werd opgeroepen en trof in het gebouw de 24-jarige Nederlandse communist Marinus van der Lubbe aan. Hij werd opgepakt en verhoord. Volgens de Nazi’s was hij schuldig aan de brandstichting. Uiteindelijk is van der Lubbe op 10 januari 1934 onthoofd. Vier andere ‘medeverantwoordelijken’ werden vrijgesproken.
De handlanger van Hitler, Hermann Göring, sprak van een ‘communistische revolutie’. De communisten werden als dader aangewezen. De Nazi’s gingen propaganda verspreiden om zoveel mogelijk mensen aan hun zijde te krijgen. Veel Duitsers waren het eens dat de schuld bij de communisten lag en dat ze een gevaar vormen voor Duitsland. Alleen Hitler zou hen kunnen stoppen werd gedacht. Dit was gunstig voor Hitler om zijn tegenstanders uit de weg te kunnen ruimen. Door het verwijderen van tegenstanders uit de samenleving, zou er ook minder weerstand ontstaan tegen het bewind van Hitler. Communistische partijen werden verboden. Tot maart 1933 waren er al 10.000 communisten opgepakt. Omdat er weinig plaats was voor deze politieke gevangenen, werden de eerste concentratiekampen gebouwd. Politieke gevangenen kregen een rode ster (vergelijkbaar met de Jodenster). De omstandigheden in die kampen waren mensonterend.
In Nederland was de CPN de grootste communistische partij met 2000 illegale werkers in 1940 en gedurende de oorlog kwamen daar nog zo’n 2000 bij (4000 in totaal, m.u.v. de leden die niet aan de illegaliteit deelnamen). Het was tevens ook dé verzetsgroep die het zwaarste verzet had gepleegd in vergelijking met de andere groepen. Het plegen van sabotage en aanslagen werd veelvoudig gedaan door de CPN. Er was echter wel een probleem: de Gestapo, geheime politie in dienst van Hitler, was al sinds de jaren 30 fanatiek opzoek naar communisten. Zij had namelijk samengewerkt met Nederlandse inlichtingendiensten en kon zo dus kennis verkrijgen over de communisten in Nederland. Velen werden opgepakt en naar concentratiekampen afgevoerd, maar toch heeft de CPN een prominente rol kunnen spelen binnen het verzet.
Naar schatting zat een op de vijf communisten in Nederland in het verzet. Dit aantal is mede te danken aan de situatie van communisten van vóór de oorlog. Zo mochten ambtenaren geen lid zijn van de CPN en moesten de leden in het geheim opereren. Veel van hen hadden al eerder deelgenomen aan de illegaliteit (voornamelijk het ondersteunen van het verzet in Duitsland) en konden deze kennis dus weer toepassen.
Toen heel Nederland op 5 mei 1945 was bevrijd door de geallieerden (Engelsen, Canadezen, Amerikanen en Polen), werd de CPN al gauw geprezen voor haar verzetswerk tijdens de bezetting. De partij kreeg meer dan tien procent van alle stemmen en was populair. Maar door de Koude Oorlog, een conflict tussen het kapitalistische westen en het communistische oosten, veranderde dit beeld drastisch. Veel Nederlanders moesten niks meer hebben van de communisten. Het verzetswerk van de communisten werd niet gewaardeerd en zelfs vergeten. In 1951 werd bijvoorbeeld de herdenking van verzetsstrijder Hannie Schaft verboden, zij was namelijk communistisch. Welk doel de communisten ook hadden voor hun verzet, ze hebben een grote bijdrage geleverd aan de verzetsstrijd en dat mag best erkend en gewaardeerd worden.
Godsdienst
Al sinds 1848 heeft iedereen in Nederland volgens artikel 6 in de grondwet recht op godsdienstvrijheid. Het christendom was de meest invloedrijke religie in ons land en tevens ook de algemeen geaccepteerde. Cijfers over het aantal christenen in 1940 zijn niet bekend. In 1960 lag het aantal christenen op ruim 80%, omdat er in Nederland (vóór) en tijdens de bezettingsjaren sprake was van verzuiling, is te concluderen dat het aantal in 1940 groter was dan of gelijk was aan 80%. Het aantal christenen dat deelnam aan het verzet was door dit aantal relatief groot. Het aantal Joden in Nederland lag in 1940 op ruim 2%. Het aantal Joden dat deelnam aan het verzet was gering, want de meerderheid werd gedeporteerd en vele anderen doken onder in Nederland en konden dus niet of nauwelijks in verzet komen.
Homoseksuelen
Vóór en ná de oorlog (tot de jaren 70) werd er weinig tot niet gepraat over homoseksualiteit. In Duitsland werden tussen de 5.000 en 15.000 homoseksuelen naar concentratiekampen afgevoerd. In Nederland was dit niet het geval, hoewel een honderdtal wel werd vervolgd (zonder ernstige gevolgen). Op 14 juli 1940 werd homoseksualiteit in Nederland (en in andere bezette gebieden) verboden. Volgens de Nazi’s kon het Arische ras alleen groeien door huwelijken tussen mensen van het andere geslacht en door af te keren tegen ‘onnatuurlijke’ homoseksuele handelingen. Zij werden gezien als ‘overbodig’ en ‘minderwaardig’.
Van de Nederlandse autoriteiten werd verwacht dat zij homoseksuelen zouden melden, maar dat gebeurde niet, terwijl veel autoriteiten vaak wel wisten wie openlijk homoseksueel was. Homoseksuelen hebben tijdens de bezettingsjaren in Nederland dus veel geluk gehad in vergelijking met homoseksuelen uit andere bezette landen.
Willem Arondéus was een Nederlandse homoseksuele verzetsstrijder. Samen met Gerrit van der Veen leidde hij een verzetsgroep die op 27 maart 1943 een aanslag had gepleegd op een bevolkingsregister in Amsterdam. Die verzetsgroep hield zich voornamelijk bezig met het helpen van onderduikers. Door het plegen van een aanslag kon voorkomen worden dat onderduikers zouden worden opgepakt en dan kon de groep hun werk dus ook beter uitvoeren. Hun plan: een aantal leden vermommend als politieagenten betreden het pand, vervolgens het personeel overmeesteren en verplaatsen uit het pand en uiteindelijk bommen af laten gaan. De aanslag lukte, alleen had niet het gehoopte effect. Ze hadden namelijk voor ogen dat heel het pand vernietigd zou zijn na de aanslag, maar dat was een misvatting. Na de aanslag bleek dus dat maar vijftien procent verwoest was. Toch zijn er duizenden persoonsbewijzen vernietigd door de aanslag en zijn veel onderduikers hiermee geholpen.
Twee verzetsstrijders en hun leven
Anton de Kom (1898-1945)
Anton de Kom (volledige naam: Cornelis Gerhard Anton de Kom) werd op 22 februari 1898 in een van de eerste volkswijken van Paramaribo geboren, de hoofdstad van Suriname. Zijn vader heette Adolf Damon de Kom en zijn moeder Judith Jacoba Dulder. Vader de Kom groeide op in slavernij, zijn zoon stamt dus af van een tot-slaaf-gemaakte. Judith is afstammeling van een vrijgekochte familie. Adolf was boer en Judith had een eigen winkel. Het gezin hing het katholieke geloof aan. Anton had de lagere school en de Mulo (Meer uitgebreid lager onderwijs) afgerond en had een diploma boekhouden op zak. Hij ging werken bij verschillende instanties in Suriname. In 1921 vertrok de Kom naar Nederland en ging als vrijwilliger werken bij de Huzaren, een onderdeel van de Nederlandse Koninklijke Landmacht. Een jaar later werkte hij bij een adviesbureau in Den Haag, maar weer een jaar later werd hij ontslagen. Hij was links georiënteerd, communist, en was lid van verschillende linkse organisaties. Zijn Nederlandse vrouw heette Petronella (Nellie) Borsboom. Samen kregen ze vier kinderen.
Op 20 december 1932 vertrok hij met zijn familie naar Suriname, omdat de gezondheid van zijn moeder achteruitging. Zijn moeder was echter al overleden toen hij in Paramaribo aankwam. In de pers werd geschreven over de komst van de Kom. Toen hij eenmaal aangekomen was, werd zijn geld in beslag genomen. De autoriteiten, Nederlandse koloniale gezaghebbers, waren ervan overtuigd dat hij dat geld aan communistische organisaties in Suriname zou geven. Hij werd goed in de gaten gehouden.
Op 1 februari 1933 werd hij gearresteerd. Hij had idealen die tegen het beleid van de autoriteiten ingingen (communisme en afkeer tegen kolonialisme) en kreeg een behoorlijke aanhang van mensen die ook deze gedachtengoed hadden. Die aanhangers protesteerden op 7 februari tegen de arrestatie van de Kom. Omdat zij bleven protesteren, terwijl de autoriteiten dat verboden hadden, werd er op de protesteerders geschoten. Hierbij kwamen twee agenten om het leven en raakten 28 anderen gewond. Deze dag wordt ook wel de ‘Zwarte Dinsdag’ genoemd.
Hij werd verbannen uit Suriname en moest verplicht met zijn familie terug naar Nederland. Omdat hij communist was, verwelkomden honderden communisten (voornamelijk leden van de CPH, later CPN) in Nederland de Kom en hielpen hem met het publiceren van zijn boek ‘Wij slaven van Suriname’. De Kom wilde met zijn boek het zelfrespect van de Surinamers aanwakkeren. Het boek moest van de Nederlandse overheid wel aangepast worden vanwege het anti-kolonialistisch karakter.
In Nederland kon hij niet aan werk komen omdat zijn economische situatie en imago verslechterd waren. Ondanks alles bleef hij wel schrijven, maar dat bracht maar weinig geld op. Tijdens de bezetting werden allerlei boeken verboden in Nederland. Oók zijn boek werd verboden, omdat het aanwakkeren van nationalisme in het boek niet gunstig was voor de Nazi’s. Het was niet de bedoeling dat mensen in opstand zouden komen tegen het Duitse bewind. De Kom ging schrijven voor de illegale pers, voornamelijk voor de communistische verzetskrant ‘De Vonk’. Op 7 augustus 1944 werd hij gearresteerd en gedeporteerd naar concentratiekamp Neuengamme, vlakbij de Duitse stad Hamburg. Daar overleed hij aan tuberculose, een ernstige longziekte.
Joke Folmer (1923-2022)
Joke Folmer (volledige naam: Johanna Maria Folmer) werd op 9 juli 1923 geboren in Hoofddorp, in de provincie Noord-Holland. Al gauw ging ze met haar familie naar Nederlands-Indië waar ze tot haar zestiende verbleef. In 1940 woonden ze weer in Nederland. Joke zat op het Christelijk Lyceum in Zeist, in de provincie Utrecht. Haar vriendin Rosette Bannet was Joods en mocht niet meer naar school. Op aanvraag van haar wiskundedocent ging Joke huiswerk bij Rosette afgeven. Ze kwam hierdoor i n aanraking met het verzet. Ze werd lid van de verzetsgroep ‘Fiat Libertas’, geschreven in het Latijn, wat in het Nederlands ‘laat er vrijheid zijn’ betekent. De groep hield zich voornamelijk bezig met spionage voor de Nederlandse regering in Londen. Ook hielp de groep neergestorte geallieerde piloten te smokkelen naar het buitenland en deed koeriersdiensten.
In totaal wist Joke 300 mensen de grens over te smokkelen. 120 van hen waren geallieerde piloten, de rest waren Joden. In september 1943 werd de groep verraden en werden veel leden opgepakt. Joke en twee anderen werden ter dood veroordeeld. Ze had in verschillende gevangenissen in Nederland gezeten en ook in concentratiekamp Vught in Brabant. Op 5 september 1944 gingen er door heel Nederland geruchten rond dat het land op elk moment bevrijd kon worden. Op de radio werd namelijk dagen eerder medegedeeld dat de geallieerden Brussel en Antwerpen hadden bevrijd. Nederland zou snel volgen, werd gehoopt. Mensen waren door het dolle heen. Als gevolg van de verwachte komst van de geallieerden vluchtten veel Duitsers het land uit. Deze dag ging de geschiedenis in als de ‘Dolle Dinsdag’. Joke en andere gevangenen werden naar Duitsland gestuurd. Ze maakten nu deel uit van de ‘Nacht und Nebelgruppe’, een groep van verzetsmensen die door de Duitsers ‘plotseling’ zouden verdwijnen. Uiteindelijk heeft ze in negen maanden tijd in veel verschillende Duitse gevangenissen gezeten. Op 6 mei werd zij en de anderen in de gevangenis in de Duitse stad Baldheim bevrijd door de Russen. Ze heeft de doodstraf dus op het nipperte weten te ontlopen.
Hoofdstuk 5. Redenen van verzet
Actief in verzet gaan was geen gemakkelijke keuze. Je moet je leven op het spel zetten en dat is natuurlijk iets waar je goed over na moet denken. Zo’n 45.000 mensen gaan uiteindelijk in verzet. Ze zetten alles op alles om tegenstand te bieden tegen de Duitse bezetter. Ze worden vaak geleid door grootse idealen als vaderlandsliefde en rechtsgevoel. Toch kozen de meesten niet voor verzet, omdat dit te gevaarlijk werd geacht. Bovendien waren er ook Nederlanders die het verzet afkeurden omdat dat vaak niet het gewenste effect.
In verzet of niet?
Nederlanders komen tijdens de oorlog voor een keuze te staan: in verzet of niet? Bijna alle Nederlanders kiezen ervoor om niet deel te nemen aan het verzet. Actief deelnemen aan het verzet was levensgevaarlijk. Een enkeling gaat daadwerkelijk over tot verzet. Zou jij het durven? Alles op het spel zetten om je idealen na te streven? Kans om zelf ten onder te gaan?
Uiteindelijk zijn ruim 8.200 verzetsstrijders (van de in totaal 45.000) om het leven gekomen tijdens de bezetting. Dat is dus ongeveer een op de zes.
Verschillende idealen
Vaderlandsliefde
Het luchtalarm gaat af, honderden vliegtuigen schenden het luchtruim, duizenden soldaten passeren de grenzen. Nederland is in oorlog. Wat doe je als je land, je vaderland, wordt ingenomen? De mens heeft een soort oerinstinct om hun leefgebied en dat van hun soortgelijken te beschermen met alle mogelijke middelen. Al sinds de oudheid worden landen binnengevallen en verzetten mensen zich er ook tegen. Vaderlandsliefde betekent letterlijk: ‘Een gevoel van trots voor (bepaalde aspecten van) het land van herkomst of (mocht er emigratie plaatsvinden) land waarin een persoon woonachtig is’. (Ensie, 2019). Kort gezegd: trots zijn op je land. Je zal er alles aan doen om hem te beschermen. Dit gaat alle Nederlanders aan. Nederland is van de Nederlanders. Hoe kan het zo zijn dat ons land zomaar wordt ingenomen? Bij sommige Nederlanders is deze liefde zo sterk aanwezig dat ze in verzet gaan om de bezetters het land uit te krijgen en om de nationale soevereiniteit en identiteit van Nederland te beschermen. Vooral onder militairen die in het verzet zaten is dit ideaal sterk aanwezig. Zij hadden al gevochten voor het vaderland in de eerste oorlogsdagen.
Vrijheid en democratie
In 1848 breken er in veel Europese landen revoluties uit. De burgers willen meer vrijheden en worden geleid door het liberalisme, een politieke overtuiging met als uitgangspunt zoveel mogelijk vrijheid voor het individu. Het staatshoofd van Nederland was koning Willem II. Hij was bang dat er ook een revolutie zou uitbreken in Nederland en dat het koningshuis dan gevaar zou lopen. Daarom gaf hij aan de liberaal Thorbecke de opdracht om een Grondwet te schrijven. In de Grondwet werd vastgelegd dat de ministers voortaan verantwoordlelijk werden gehouden voor wetgeving en beleid. De macht van de koning werd ingeperkt. Wel kreeg hij de bevoegdheid om wetten te ondertekenen. Hij kon er ook voor kiezen om een wet niet te ondertekenen. Hij heeft dus een revolutie in Nederland voorkomen en heeft zijn positie veilig weten te stellen.
Tevens kwam door de komst van de nieuwe Grondwet ook een parlementaire democratie tot stand, een staatsvorm waarin burgers stemmen op volksvertegenwoordigers en zo invloed kunnen uitoefenen op het beleid. Nederlanders kregen dus meer rechten (nog vrij beperkt, later nog veel meer). Sindsdien hebben Nederlanders in vrijheid kunnen leven. Terwijl er in veel Europese landen gevochten werd in de Eerste Wereldoorlog, bleef Nederland neutraal. In de jaren na de Eerste wereldoorlog, het interbellum, brak een tijd aan van voorspoed. Nederland moderniseerde in een snel tempo.
Dit veranderde natuurlijk drastisch toen Nederland werd binnengevallen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Geleidelijk aan worden de vrijheden van Nederlanders ingeperkt, worden politieke partijen (m.u.v. de NSB) verboden en wordt de democratie afgeschaft. Mensen verlangen tijdens de oorlog naar vrijheid en democratie. Sommigen gaan in verzet in de hoop dat Nederland weer vrij zal zijn en dat er weer een democratie komt.
Naastenliefde
Het woord zegt het al: liefde voor de medemens. Misschien wel het mooiste wat je kunt doen is anderen helpen en er voor ze zijn. In tijden van oorlog hebben veel mensen het moeilijk en hebben dus ook hulp nodig. Een luisterend oor bieden doet vaak al wonderen. Het is vanzelfsprekend dat inwoners van een land elkaar helpen; ze horen immers bij elkaar. Saamhorigheid speelt hierbij een belangrijke rol.
Wat de doe je als landgenoten voor je ogen worden afgevoerd? Help je mensen onderduiken als ze nergens anders terecht kunnen?
Je hart moet op de juiste plek liggen om je leven op het spel te willen zetten om anderen te helpen. Verzetsmensen worden ook vaak geleid door dit ideaal. Vaak betreft het familie of vrienden, maar ook vreemden worden geholpen. Denk bijvoorbeeld aan de medewerkers van de Amsterdamse crèche die Joodse kinderen hielpen onderduiken op het platteland of mensen die aanslagen pleegden op distributiekantoren om voedselbonnen te stelen voor onderduikers. Ze hebben hun leven op het spel gezet om anderen te helpen.
Rechtsgevoel
Rechtsgevoel gaat over handelen vanuit het rechtsprincipe, dus of iets goed of fout is. Nederland is een rechtsstaat. Iedereen moet zich aan het Nederlandse recht houden, zowel burgers als de overheid. Nederland kent drie machten: de wetgevende -, uitvoerende - en rechterlijke macht. In de Grondwet staat beschreven welke wetten in Nederland van toepassing zijn. Deze zijn door de regering opgesteld. Zij bepaald dus was goed of fout is. Het kan zo zijn dat jij het niet met een bepaalde wet eens bent en een andere mening hebt over wat goed of fout is. De mens bepaald zelf wat goed of fout is, maar dat hoeft niet te betekenen dat de gemaakte keuze ‘het juiste’ is. We gaan uit van het moraal, ontstaan uit traditie en normen en waarden (richtlijn voor het handelen).
In Nederland wordt de rechtsspraak al sinds de 19e eeuw toegepast. Nederlanders hebben er dus al enige tijd onder geleefd en komen er ook regelmatig mee in aanmerking. Het is dan ook niet gek dat Den Haag sinds 1899 dé stad van Recht en Vrede is. In de stad zijn veel organisaties aanwezig die opkomen voor het (internationaal) recht, zoals het Internationaal Strafhof.
Sommige mensen in het verzet handelen vanuit hun rechtsgevoel. Ze geloofden in de rechtsstaat en de democratische waarden en wilden beschermen wat juist en rechtvaardig was. Soms worden er ook verzetsdaden, die volgens de Nederlandse wet verboden zijn, gepleegd. Denk aan het liquideren van een persoon. NSB’er of niet, het blijft nog steeds illegaal. Als het maar voor de goede zaak is, werd gedacht. Zij namen het heft in eigen hand, omdat de Nederlandse overheid in dienst van de Duitsers stond.
Politieke overtuiging
Het is duidelijk dat een relatief groot deel van de verzetsmensen communistisch was. Wat is het communisme eigenlijk? Het communisme is in de geschiedenis door verschillende mensen beschreven, van Plato tot Karl Marx. Zo had Marx in 1887 in zijn boek ‘Das Kapital’ kritiek geuit op het kapitalisme en kwam met een alternatief, het communisme. Het communisme is een extreemlinkse ideologie die uitgaat van gemeenschappelijk bezit op alle producten in een land. Het basisprincipe is gelijkheid.
Nicolaas II was van 1894 tot 1917 tsaar van Rusland. Rusland vocht in de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) aan het oostfront tegen de centralen (Duitsland en Oostenrijk-Hongarije). In de zomer van 1915 was de tsaar op eigen initiatief leider van zijn leger geworden. Dit deed hij om zijn imago te verbeteren. In Rusland werd minachtend gekeken naar de vrouw van de tsaar, tsarina Alexandra (die overigens van Duitse komaf was) en haar spiritueel leidsman Raspoetin. Alexandra was namelijk voorstander van een sterk tsarenrijk en keerde zich af tegen ideeën over politieke hervormingen. Zij was de baas toen de tsaar naar het front ging. Door de oorlog werd voedsel schaarser en ontstonden er voedseltekorten. Er heerste onrust onder de bevolking.
Hierdoor brak op 7 maart 1917 in een fabriek in Petrograd, wat nu Sint-Petersburg is, een staking uit. De staking kreeg veel aanhang, waardoor de tsaar de volgende dag bevelen aan het leger gaf om de demonstranten te doen stoppen. Veel van de militairen sloten zich aan bij de staking. De tsaar was van mening dat het allemaal wel meeviel en had de situatie onderschat.
Op 14 maart wilde hij terug naar Petrograd omdat hij zich nu realiseerde dat er wel degelijk sprake was van massale weerstand van demonstranten tegen zijn bewind. Eenmaal aangekomen was de situatie niet meer te redden en daarom trad hij een dag later af. In Rusland wordt de jaartelling volgens de juliaanse kalender bijgehouden (loopt 13 dagen achter op onze gregoriaanse kalender). De staking vond dus plaats in februari. Dit wordt ook wel de Februarirevolutie genoemd. Na de aftreding van de tsaar nam een nieuwe regering het stokje over.
De Voorlopige Regering, onder leiding van Aleksandr Kerensiki, had nu de macht in het land. Zij had echter niet de bevoegdheid om belangrijke politieke besluiten te nemen. De bevolking stond niet achter deze regering, omdat het doorging met de oorlog. Vladimir Lenin, leider van de Bolsjewieken (communisten), zag een communistisch Rusland voor ogen. Hij werd door Duitsland Rusland in gesmokkeld met als doel om Rusland te verzwakken tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Lenin wilde de macht overnemen, maar dat mislukte en hij vluchtte in juli 1917 vervolgens naar Finland. Een Russische generaal wilde in september een coup plegen in Rusland om zo de macht over te kunnen nemen. Kerensiki vroeg de Bolsjewieken om hulp en gaf hun wapens om de generaal te stoppen. Achteraf gezien was dit niet zo’n slimme keuze, want de Bolsjewieken wilden ook een coup plegen.
Op 25 oktober hadden de Bolsjewieken een aantal belangrijke plaatsen in Rusland in handen. Ze waren er in geslaagd de regering te af te zetten. Het is Lenin gelukt om de macht over te nemen. Dit wordt de Oktoberrevolutie genoemd. Hij maakt van Rusland een communistische staat, de Sovjet-Unie.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog is Jozef Stalin de leider van de Sovjet-Unie. Hij ruimt al zijn tegenstanders uit de weg en voert een planeconomie in.
Kwamen communisten in Nederland in verzet om van Nederland uiteindelijk ook een communistische staat te kunnen maken of hadden zij andere redenen?
In 1918, na de Oktoberrevolutie, kreeg de Communistische Partij Nederland (CPN) haar naam (voorheen de Sociaal-Democratische Partij, SDP). De communisten in Nederland wisten twee van de honderd zetels te bemachtigen in de Tweede Kamer. Zij gingen internationaal samenwerken met communisten uit andere landen, in de Komintern, ook wel de Communistische Internationale genoemd. De Sovjet-Unie gaf bevelen aan de communisten en zij moesten deze opvolgen. Omdat Nederland in de Komintern ‘Holland’ werd genoemd, veranderde de CPN haar naam in de Communistische Partij Holland (CPH).
In de jaren 30 probeerde de CPH meer mensen aan haar zijde te krijgen. De partij richtte zich vooral op het bestrijden van de gevolgen van de economische crisis (beurskrach) die in 1929 had plaatsgevonden en het fascisme in Europa. Ze wilde dichter bij het volk en andere politieke partijen komen te staan en veranderde daarom een aantal, in de ogen van sommigen, extreme standpunten. De partijnaam werd weer veranderd in de CPN. De partij liet merken dat het gaf om de democratie, maar of dat ook echt gemeend werd, valt te betwijfelen. Deze tactiek wordt vaak aangeduid met de term ‘zieltjes winnen’, het overtuigen van zoveel mogelijk mensen. Je vertelt wat het volk wil horen, terwijl je zelf andere belangen hebt.
Als communist geloofde je in de idealen van het communisme, anders zou je geen communist geworden zijn. Het is dus ook vanzelfsprekend dat veel leden van de CPN Nederland liever zagen als een communistische staat. Ze waren tegen het kapitalistische systeem dat alleen maar had geleid tot armoede en oorlogen. Het communisme was in hun ogen perfect. De oorlog was in hun ogen het ideale moment om in verzet te komen, omdat het Nazisme (fascisme) verzwakt zou worden, het communisme meer invloed zou krijgen in Europa en de CPN dan van Nederland ook een communistische staat zou kunnen maken. Ze wisten niet over hoe het er in de Sovjet-Unie aan toe ging. Later bleek dat er miljoenen doden waren gevallen door het beleid van Stalin.
Dat neemt niet weg dat er ook communisten waren die om andere redenen in verzet zaten. Hannie Schaft was bijvoorbeeld communiste, maar studeerde rechten en had een sterk rechtsgevoel. Ze kwam in actie om te strijden tegen het onrecht. Ze had Joodse vrienden die enige tijd bij haar in huis ondergedoken zaten. Ze handelde dus vooral uit naastenliefde en rechtsgevoel. Het is niet duidelijk of Hannie een communistisch Nederland voor ogen had.
Geloofsovertuiging
Er waren ook verzetsstrijders die handelden vanuit hun geloofsovertuiging. Ze werden als het ware door het geloof ‘opgeroepen’ om actie te ondernemen tegen onrecht en onderdrukking van hun landgenoten. Zij zijn ook kinderen van God.
Zo waren er Joodse verzetsmensen die geïnspireerd raakten door hun geloof om hun medemens te helpen. Joden beschouwden het als een plicht om in actie te komen en om hun geloof en cultuur te beschermen.
Er waren ook katholieken en protestanten die actie ondernamen. Ze handelden vanuit hun geloof in de menselijke waardigheid en gelijke behandeling voor alle mensen. Dit gaf hen de moed om zicht te verzetten in de naam van het geloof. De drie belangrijkste kerkstromingen in Nederland, de Rooms-Katholieke -, de Hervormde – en de Gereformeerde kerk, protesteerden gezamenlijk tegen de Jodenvervolgingen, handelend vanuit het christelijke geloof.
Toch waren er ook gelovigen die de bezetting als een straf zagen van God. Zo was de Nederlandse theoloog G.H. Kersten ervan overtuigd dat het volk dit aan zichzelf te danken had. De maatschappij van de jaren 30 zou de oorzaak zijn van die bestraffing. Het volk moest maar accepteren dat Nederland bezet was en kon de Duitsers maar beter gehoorzamen. Na de oorlog kreeg Kersten golven met kritiek over zich heen vanwege deze uitspraken.
Waarom gingen mensen NIET in verzet?
De meerderheid
Ongeveer 98 procent van de Nederlanders gaat niet in verzet. Ze zijn bezig met hun eigen ding, in hun eigen bubbel. De oorlog bracht al genoeg problemen met zich mee en heeft er mede voor gezorgd dat mensen niet geprikkeld werden om in verzet te komen. In Nederland ging de bezetter relatief rustig te werk. Volgens hen zou Nederland uiteindelijk bij het Duitse Rijk gaan horen, omdat veel Nederlanders verwant zijn aan de Germanen, net zoals de Duitsers dat zelf ook zijn. De Nederlanders dachten dat het allemaal wel meeviel, omdat de ambtenaren hun werk bleven uitvoeren. Ook konden Nederlanders het vaak goed vinden met de Duitse soldaten. Veel Nederlanders konden bijvoorbeeld Duits spreken, wat communiceren vrij makkelijk maakte.
Door de Jodenvervolgingen zien de Nederlanders dat alleen Joden worden vervolgd. Ze hopen dat zij niet de volgende slachtoffers worden en zijn dus vaak niet bereid om voor de Joden op te komen. Ambtenaren wilden voorkomen dat Nederlanders ook vervolgd zouden worden en daarom gingen ze de Joden vermijden. Het Nederlandse volk moest koste wat het kost beschermd worden.
Nederland heeft lang geen ‘helden’ gekend, omdat het vóór de oorlog een stabiel land was en mensen dus niet in verzet hoefden te komen. Zo was Nederland bijvoorbeeld neutraal tijdens de Eerste Wereldoorlog en vond er dus ook geen verzet plaats. ‘De nieuwe generatie Nederlanders’ had eigenlijk geen ervaring met het zich verzetten tegen dreiging. Over het algemeen zijn Nederlanders ook altijd gezagsgetrouw geweest. De mensen die wel in verzet kwamen hadden vaak al ervaring met het verzet of werden geleid door grootse idealen
De meest voor de hand liggende reden waarom mensen niet in verzet kwamen was dat het actief deelnemen aan het verzet levensgevaarlijk was.
Afkeer tegen het verzet
Er waren ook Nederlanders die het verzet niet konden waarderen. Er was bezorgdheid over het feit dat verzetsacties zouden kunnen leiden tot represailles. De Duitsers hebben meerdere malen represailles gepleegd. Door deze represailles kwam er steeds meer afkeer tegen het verzet. Er werden vaak onschuldige mensen gedeporteerd of gefusilleerd en dat was volgens deze mensen een kwalijke zaak. Het geweld van de Duitsers zou door de verzetsacties alleen maar meer voorkomen en zwaarder worden. Kort gezegd: verzet werkt averechts.
Bovendien waren er ook mensen die sommige vormen van verzet te ver vonden gaan. Zwaar verzet, zoals het liquideren van mensen, lag erg gevoelig. Hoe weet je zeker dat iemand schuldig is? En waarom heb jij het recht om iemands leven te ontnemen? Nazi of niet, het blijft een mens. Iemand zonder proces omleggen is onrechtvaardig. Je moet jezelf niet verlagen tot het niveau van de Duitsers, werd vaak gezegd.
Belangrijkste punten
In hoofdstuk 1 is duidelijk geworden dat er twee vormen van verzet zijn, namelijk passief - en actief verzet. Passief verzet is deelname aan verzet zonder te hoeven vrezen voor je eigen leven en actief verzet is juist levensgevaarlijk. Alleen als je actief deelnam aan het verzet, zat je ook echt in het verzet. Vormen van actief verzet waren: de illegale pers, onderduiken, vervalsing, overvallen, sabotage en liquidaties. Er zaten naar schatting 45.000 mensen in het verzet.
In hoofdstuk 2 is duidelijk geworden dat het verzet toenam door nationalistische verzetskranten, verzetsgroepen, represailles, toenemende maatregelen (beslaglegging op Nederlandse voorraden, systematische discriminatie, deportatie (en vernietiging) van Joden en arbeitseinsatz voor Nederlandse oud-militairen).
In hoofdstuk 3 is duidelijk geworden dat de grootte van verzet op plaatsen in Nederland verschillend was. Het verzet was het grootst in de steden Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Groningen. Dit kan verklaard worden door de drie factoren: inwoneraantal, geografische ligging en het aantal Joden. Het verzet was het grootst in de provincies Zuid-Holland, Noord-Holland, Gelderland en Utrecht.
In hoofdstuk 4 is duidelijk geworden dat in alle lagen van de Nederlandse samenleving mensen in verzet kwamen: mannen en vrouwen, jong en oud, laag- en hoogopgeleid, communisten, gelovigen en homoseksuelen.
In hoofdstuk 5 is duidelijk geworden dat verzetsmensen verschillende redenen hadden om in verzet te gaan. Vaak geleid door idealen als vaderlandsliefde, vrijheid en democratie, naastenliefde, rechtsgevoel, politieke overtuiging en geloofsovertuiging.
Conclusie hoofdvraag
Aan de hand van de vijf uitgewerkte deelvragen kan de hoofdvraag beantwoord worden. De hoofdvraag luidt als volgt: Wie kwamen in verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland en wat waren hun beweegredenen?
Antwoord:
Ruim 45.000 Nederlanders namen deel aan het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dat was een half procent van de totale Nederlandse bevolking. Uit alle lagen van de Nederlandse samenleving kwamen mensen in verzet, dus mannen en vrouwen, jong en oud, laag- en hoogopgeleid, communisten, gelovigen en homoseksuelen. De verzetsmensen namen deel aan verschillende vormen van het actief verzet, verzet dat gepleegd wordt tegen het Duitse beleid met gevaar voor eigen leven. Actief verzet bestond uit: de illegale pers, onderduiken, vervalsing, overvallen, sabotage en liquidaties. Het verzet nam toe door nationalistische verzetskranten, verzetsgroepen, represailles en toenemende maatregelen (beslaglegging op Nederlandse voorraden, systematische discriminatie, deportatie (en vernietiging) van Joden en arbeitseinsatz voor Nederlandse oud-militairen). Het verzet was het grootst in de steden Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Groningen. De verzetsstrijders werden geleid door grootse idealen als vaderlandsliefde, vrijheid en democratie, naastenliefde, rechtsgevoel, politieke overtuiging en geloofsovertuiging.
REACTIES
1 seconde geleden