Ontwikkelingen in het onderwijs

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 5e klas havo | 4645 woorden
  • 12 december 2004
  • 29 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
29 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Onderzoeksstructuur profielwerkstuk economie Onderwerp: de ontwikkelingen van het budget - waaruit is dat samengesteld - voor het middelbaar onderwijs - in het bijzonder HAVO en VWO – vanaf 1985. Hoofdvraag: Wat zijn de ontwikkelingen in het onderwijs op sociaal, economisch en politiek gebied, in de periode 1985 en daarna? Deelvragen: 1. Wat zijn de gevolgen op de opleiding niveaus? 2. Hoe heeft het aantal leerlingen zich ontwikkeld? 3. Hoe heeft het leraren aantal zich ontwikkeld, samenstelling full- en partime? 4. Is er een verandering in de taken van leraren? (naar niet docent taken) 5. Hoe heeft de klassengrootte zich ontwikkeld? 6. Wat zijn eventuele gevolgen van het leraren tekort? 7. Enquête
8. Wat wordt gezien als oorzaak van het leraren tekort? 9. Hoe moet het leraren tekort nu opgelost worden, en in de toekomst? Let op!! De invulling en uitwerking van onze enquête is af in het volledige werkstuk!!
Deelvragen Wat zijn de gevolgen op de opleiding niveaus? (van de bezuinigingen) Er wordt vaak gezegd dat mensen in een lager leerniveau worden geplaatst dan dat ze eigenlijk kunnen of willen. Dit zou dan gebeuren in onderbouw van het voortgezet onderwijs. Dit is niet waar, het is juist dat de mensen tegenwoordig makkelijker op een hoog leerniveau uitkomen. Als er daar niet naar behoren gescoord wordt zijn er meerdere opties. Dit zijn onder andere: doubleren of overstappen naar een lager niveau. Het is ook zo dat de mensen van tegenwoordig slimmer zijn, mensen zijn met een groepje gespecialiseerde personen veel slimmer dan individuen die oppervlakkig opgeleid zijn met betrekking tot alle onderwerpen, en hier ligt het probleem, er gaan tegenwoordig veel meer mensen naar het voortgezet onderwijs en nog verder met een: mbo, hbo of een studie op universitair niveau. Mensen zijn dan niet zozeer slimmer, maar ze kunnen hun kwaliteiten benutten, want tegenwoordig kan je het zo gek niet verzinnen of je kan een studie volgen. Het is ook zo dat er vandaag meer subsidies naar opleidingen gaan dan vroeger en ook de ouders zijn bereid om meer te betalen voor de toekomst van hun kinderen. Slim volgens ‘van dale hedendaags nederlands’: slim (bn.) 1 snel van gedachten, van begrip of daarvan blijk gevend => bij de tijd, clever, die kun je wel om een boodschap sturen, gis, kien, pienter, snugger; <=> dom [iron.] Vergeleken met het buitenland is het onderwijs in Nederland er slecht aan toe.Vroeger - in de jaren ’80 en begin ’90 - juist tot de beste van heel Europa behoorden. Er ging toen ook tussen de 6 en 8 procent van het BNP naar toe. De werkdruk was nog niet zo hoog en de salarissen in verhouding een stuk hoger. Maar dat is nu verleden tijd, er gaat nu gemiddeld 4,5 procent van het BNP naar toe. En de werkdruk van de docenten in Nederland is op het moment gemiddeld 900 uur terwijl dat in omringende landen 750 uur is, dit gemiddelde wordt genomen met de cijfers over fulltime werkende leraren en parttime werkende leraren. Deze parttime leraren zullen het gemiddelde ernstig naar beneden halen. Daarnaast zijn ook de klassen in Nederland gemiddeld een stuk groter. Door deze hoge werkdruk is er meer en vaker verzuim. Gemiddeld 18,9 dagen in 1998 tegen 14,8 in 1993 Veel van de aangegeven klachten blijken psychisch te zijn. De overheid zal dus nu echt iets moeten gaan doen, voordat het onderwijs helemaal een dieptepunt bereikt. Maar dit allemaal klinkt dramatisch, maar het gaat ook weer niet zo slecht als je kijkt naar het aantal geslaagden in de tabel hieronder: Eindexamenresultaten en doorstroom voortgezet onderwijs
Herkomstgroepering: Totaal eindexamenkandidaten Geslacht: Totaal geslacht Onderwerpen Totaal geslaagd
Schoolsoort Schooljaar % Vwo
1999/'00
89
2000/'01
91
2001/'02
93
Havo
1999/'00
89
2000/'01
90
2001/'02
90
Mavo
1999/'00
94
2000/'01
95
2001/'02
95
Vbo/lwoo
1999/'00
94
2000/'01
95
2001/'02
95 © Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen 2004-01-02
Deze tabel is niet van de jaren 90 maar tegenwoordig maar je ziet dat in de laatste kolom het geleidelijk toeneemt, dwz in procenten, hier kan dus zeggen dat het eigenlijk best mee valt. Het slagingspercentage ligt ook relatief hoog. Hoe omvangrijk is het probleem? In de grote steden bleven ruim 10% van de vacatures onvervuld alleen al in het basisonderwijs in 2001/2002. Dat zijn ongeveer 6750 banen. In 1998/1999 waren er ongeveer 5600 onvervulde vacatures. Op middelbare scholen bleef in 2001/2002 13% van de vacatures onvervuld, terwijl dat in 1998/1999 nog 8% was. Hier gaat het om ongeveer 3500 banen. Het meest zorgelijk zijn de tekorten op het Mbo en in het speciaal onderwijs, zowel primair als middelbaar. In het Mbo bleef 20% van alle vacatures onvervuld en in het speciaal onderwijs ruim 25% in 2001/2002. Als dit zo doorgaat voorziet de Algemene Onderwijs Bond dat er een tekort van 27.000 leraren zal zijn volgend jaar in 2004. Dat zal dan een noodtoestand zijn. Sociale Monitor
Geslacht

Onderwerpen Onderwijs
Onderwijsuitgaven
Onderwijsdeelname
Drop-outs
Opleidingsniveau* Mensen zonder diploma
Perioden euro per hoofd v.d. bevolking % v.d. bevolking % v.d. schoolverlaters % v.d. bevolking 15-64 jaar
1990 942 23,8 . . . 1995 1 049 22,9 . 19,4 14,8
1996 1 071 22,6 5,7 19,8 13,7
1997 1 083 22,6 5,2 20,2 13,3
1998 1 135 22,6 6,1 21,5 12,9
1999 1 178 22,7 6,2 21,8 13,4
2000 1 290 22,8 6,1 22,3 13,2
2001 . 22,9 6,8 22,1 12,9
2002 . 23,0 . 23,4 12,5 © Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen 2004-01-03 *Opleidingsniveau
Percentage van bevolking 15-64 jaar met diploma op tertiair niveau (HBO/WO). In deze tabel zie je meerdere gegevens over relationele onderwerpen (onderwerpen die verwant zijn aan het onderwijs, die er mee te maken hebben) en het verduidelijkt ook dat het niet het einde van ons onderwijs stelsel is. Er is wel een min punt en dat is dat er steeds meer mensen school verlaten zonder diploma, de drop-outs nemen toe. De reële uitgaven per hoofd van de bevolking is ongeveer gelijk gebleven, gezien de geldontwaarding. Beroepsbevolking; naar geslacht
Geslacht Onderwerpen Totale bevolking 15-64 jaar Beroepsbevolking Arbeidspositie Totaal beroepsbevolking Werkzame beroepsbevolking

Werkloze beroepsbevolking
Niet beroepsbevolking
Persoonskenmerken Perioden x 1000
Onderwijsniveau: basisonderwijs* 1995 1 556 585 491 94 971
2000 1 419 587 543 44 832
2002 1 355 563 519 43 792
Onderwijsniveau: mavo* 1995 1 111 467 413 54 645
2000 1 118 520 487 33 598
2002 1 089 504 468 36 585
Onderwijsniveau: vbo* 1995 1 718 1 010 916 94 708
2000 1 607 977 937 40 630
2002 1 604 1 005 958 48 598
Onderwijsniveau: havo/vwo* 1995 670 349 307 42 321
2000 759 433 408 25 326
2002 710 420 396 24 290
Onderwijsniveau: mbo* 1995 3 390 2 539 2 388 151 851
2000 3 424 2 664 2 592 72 760
2002 3 558 2 793 2 710 83 765
Onderwijsniveau: hbo* 1995 1 442 1 120 1 055 65 322
2000 1 643 1 332 1 296 37 311

2002 1 750 1 441 1 399 43 309
Onderwijsniveau: wo* 1995 592 513 481 32 79
2000 743 670 653 17 73
2002 794 712 687 25 82 © Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen 2004-01-03 * deze opleiding is door hen afgerond
uit deze statistieken valt op te maken dat mensen met een lage opleiding niet bij de beroepsbevolking horen, dit kan een slechte uitwerking op de economie hebben. Verder is deze statistiek meer een middel om een beeld te vormen over de opleidingniveau’s en de uitwerking die het opleidingsniveau op het levensverloop heeft van deze individuen. Hoe heeft het aantal leerlingen zich ontwikkeld? De afgelopen jaren is de leerling een stuk verantwoordelijker en zelfstandiger geworden. Dit is mede gekomen door de invoering van de tweede fase, dit is in het schooljaar 1998-1999 in heel Nederland ingevoerd. De gedachte hierachter was dat de leerling veel meer zelfstandiger kon werken en ook beter werd voorbereid op hun toekomst. Hiermee wordt bedoeld dat een vervolgopleiding minder moeite hoeft te doen om de nieuwelingen eerste allerlei zaken te leren zoals een opstel of een werkstuk. Een leerling moet meer werk zelf verrichten en moet dus verantwoordelijkheid dragen voor zijn eigen schoolcarrière. De leerling heeft er eigenlijk vrij weinig van gemerkt dat het ingevoerd is, de leerlingen die met de oude methoden werkten maakten het ook op die manier af en de nieuwe brugklassers begonnen met een nieuwe methoden en dus ook met nieuwe boeken. Het lijkt allemaal heel makkelijk maar zo ligt het niet. De leraren die moesten natuurlijk ook exact weten wat nou precies die tweede fase inhield en moesten bijgeschoold worden en voorgelicht wat het allemaal voor nieuws met zich mee bracht. Pas later werd duidelijk welke nadelen daar aan vast zaten die eerst nog niet bekend waren. De kinderen waren niet aan de grote vrijheid gewend en raakten snel achter op schema, zonder dat leraren hier echt van op de hoogte waren. Ook was er vaak gebrek aan uitleg. Ofwel leerlingen schaamden zich over het feit dat zij wat te vragen hadden en de rest niet, vaak was dit niet zo want anderen dachten er net zo over. Maar deze problemen zijn er nu vrij weinig tot niet meer. Tabel 1 : Aantal leerlingen en studenten, 1997-2000 (in duizendtallen) 1997/1998 1998/1999 1999/2000 2000/2001 2000/2001 Telling Prognose
Primair onderwijs 1614 1629 1639 1644 1646
Basisonderwijs 1520 1534 1543 1547 1549
Speciaal Basisonderwijs 55 54 52 52 52 (Voortgezet) speciaal onderwijs 39 42 44 46 45
Voortgezet onderwijs 855 858 864 866 872
Leerwegondersteunend onderwijs, praktijkonderwijs en svo 82 87 93 99 97
Vbo, mavo, havo, vwo 773 771 771 767 775
Middelbaar beroepsonderwijs 410 404 410 423 416
beroepsopleidende leerweg voltijd 267 259 255 254 258
beroepsopleidende leerweg deeltijd 23 25 23 27 20

beroepsopleidende leerweg 120 120 132 142 138
Hoger beroepsonderwijs 269 276 291 299 304
voltijd + duaal 226 230 239 242 247
deeltijd 43 46 52 57 57
Eerstejaars 73 77 84 84 85
Wetenschappelijk beroepsonderwijs 156 156 159 161 160
Eerstejaars 29 31 32 31 31
Bron: min. OCenW
Binnen voortgezet onderwijs vooral stijging in speciale onderwijs
De deelname aan het voortgezet onderwijs is met 2000 leerlingen gestegen. Het vbo, mavo, havo en vwo kennen een daling van 4000 leerlingen naar 767.000. De speciale onderwijssoorten voor leerlingen die extra zorg nodig hebben groeien. Ook deze stijging komt bijna overeen met de ramingen van OCenW. Dit schooljaar volgen bijna 866.000 jongeren een vorm van voortgezet onderwijs. Bijna 100.000 leerlingen volgen nu het leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs. Uit de bovenstaande tabel is op te maken dat de grootte van het voortgezet onderwijs nog steeds groeit, en dat er dus nog steeds meer mensen onderwijs willen volgen en daar moet dor de overheid ook rekening mee worden gehouden maar dat volgt in een later hoofdstuk. Door de invoering van de tweede fase is de leerling tegenwoordig meer zelfstandig geworden en weet ook beter wat hem of haar te wachten staat in een vervolg opleiding. De resultaten op de vervolg opleidingen zijn ook de afgelopen jaren beter geworden, dit niet veel maar toch een klein beetje. De leerlingen heeft zich dus tot een meer zelfstandig leerling ontwikkeld. Er zijn nog veel dingen die verbeterd moeten worden voor dat men kan zeggen dat ze de ideale leeromgeving hebben gevonden. Ook zijn de leerlingen zich meer bewust geworden dat een diploma een belangrijke factor voor de toekomst is en dat als je een diploma van het vwo hebt, dat je dan een stuk verder zal komen dan met een diploma van het vmbo. Wel geven steeds meer leerlingen aan dat de stof die ze krijgen redelijk ingewikkeld is en niet relevant voor hen verdere toekomst is. Hoe heeft het lerarenaantal zich ontwikkeld, samenstelling full- en partime? Hoe de leraar zich ontwikkeld heeft is een moeilijke kwestie want hierover is niet erg veel informatie te vinden, maar wat er is zal uitwijzen hoe de leraren zich ontwikkeld hebben. Ook zal uitwijzen of nou meer leraren full of juist partime zijn gaan werken. De sterke toename van het aantal nieuwe werknemers heeft helaas niet kunnen voorkomen dat het aantal vacatures toch is gestegen. Het zijn er geen twintig of dertigduizend geworden, maar wel circa vierduizend in 2001. De wervingsproblemen doen zich vooral voor in het primair en voortgezet onderwijs. Daar zit ook recent nog altijd groei in het aantal vacatures. Het aantal vacatures uitgedrukt als percentage van de werkgelegenheid (de zogenaamde vacature-intensiteit) in het primair en voortgezet onderwijs, is in 2001 vergelijkbaar met dat van de markt. In het hoger onderwijs daalt het aantal vacatures in 2001 tamelijk sterk. Naast het aantal vacatures zijn er nog drie andere indicatoren voor de spanning op de onderwijsarbeidsmarkt, te weten: de vervangingsgraad bij ziekte, het aandeel moeilijk vervulbare vacatures, en voor het voortgezet onderwijs het aantal onbevoegden. Op het terrein van arbeidsvoorwaarden in het onderwijs is de afgelopen jaren veel in gang gezet. De aanvangssalarissen zijn opgetrokken naar een met de marktsector concurrerend niveau. In augustus 2002 is de laatste stap gezet in het inkorten van de carrière- of loonlijn. Deed een leraar er in 1996 gemiddeld nog 26 jaar over om het eind van zijn/haar loonschaal te bereiken, nu is dat circa 18 jaar. De contractloonontwikkeling binnen de onderwijssectoren loopt de laatste jaren goed in de pas met het gemiddelde in de marktsector. Dit is belangrijk omdat een concurrerend arbeidsvoorwaardenpakket de arbeidsmarktpositie van het onderwijs gunstig beïnvloedt. Het onderwijspersoneel maakt ruim gebruik van de ouderenregeling (BAPO). Tegen inlevering van een beperkt deel van het salaris krijgt de oudere werknemer naar verhouding meer vrije tijd terug. Van hen die er voor in aanmerking komen, maakt ruim 40 procent gebruik van deze regeling. Werknemers en werkgevers zijn tevreden over de regeling. Het ziekteverzuim onder BAPO’ers is naar verhouding laag. Daar staat wel tegenover dat door de regeling momenteel het equivalent van 4.100 voltijdbanen in het primair en voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie ten behoeve van herbezetting nodig is. Door de toenemende vergrijzing zal dit beroep op herbezetting de komende jaren nog fors toenemen. Driekwart van de oudere werknemers zegt gebruik te gaan maken van de prepensionering (FPU). Wel geeft een groot deel van de werknemers aan dat, mits de werkdruk binnen de perken blijft en de mogelijkheden om het werk naar eigen inzicht in te delen toenemen, zij bereid zijn om langer door te werken. Nog maar weinig scholen spelen in op deze behoeften en kansen. problemen die er waren voor mensen om na hun vijfenzestigste door te werken zijn recentelijk weggenomen. Het is voor werknemers die in aanmerking komen voor pre-pensioen zelfs financieel aantrekkelijk gemaakt om door te werken. Men heeft de keuze om de niet genoten FPU-uitkering te ontvangen als aanvulling op de resterende FPU-uitkering, of als aanvulling op het ouderdomspensioen. Het voortgezet onderwijs zal de komende jaren in een zeer groot aantal vrijkomende banen moeten voorzien. In de periode 2003-2006 is de vraag naar nieuwe leerkrachten ruim 4.200 voltijdbanen per jaar. Hét probleem van het voortgezet onderwijs is de geringe doorstroom vanuit de lerarenopleidingen. Echter ook het aantal herintreders en zij-instromers is onvoldoende om in de jaarlijkse vraag te voorzien. Als er geen drastische verdere verbetering van de in- en doorstroom vanuit de lerarenopleidingen tot stand komt en de herintrede/zij-instroom niet flink stijgt, dan neemt de nog te vervullen vraag toe van 2.800 in 2003 naar 6.000 voltijdbanen in 2006. De nog te vervullen vraag stijgt verder naar ruim 10.000 in 2011. Kortom, een stevige investering in zij-instroom en de doorstroom vanuit de lerarenopleidingen naar het voortgezet onderwijs is nodig om te voorkomen dat straks ernstige problemen ontstaan. vergrijzing

Het onderwijs vergrijst snel. Ongeveer 32 procent van de werknemers is ouder dan 50 jaar. In de marktsector is dat minder dan 20 procent. In korte tijd is het aantal 50-plussers in het onderwijs fors gestegen. In het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie en het hoger beroepsonderwijs is zelfs sprake van een verdubbeling van het aantal 50-plussers sinds 1994. Het (relatief ) lage percentage in het wetenschappelijk onderwijs wordt vooral veroorzaakt door de assistenten en onderzoekers in opleiding (aio’s en oio’s). Veel van deze 50-plussers verlaten binnenkort het onderwijs. Dit heeft grote gevolgen voor de onderwijsarbeidsmarkt. De komende jaren zijn dan ook veel nieuwe leraren nodig om de huidige generatie te vervangen. Is er een verandering in de taken van leraren? (naar niet docent taken) Het klopt dat tegenwoordig steeds meer leraren, hun geluk buiten het lesgeven gaan zoeken. Dit heeft meerdere redenen, zoals beter betalend dan lesgeven, of betere omstandigheden. Steeds meer leraren gaan binnen een school een niet lesgevende functie volgen, dit kan ondermeer coördinator of mentor zijn. Ook is veel het geval dat leraren twee functies hebben ze geven een onderbouw les en de bovenbouw en zijn ook nog mentor van een klas. Op deze manier wordt al een hoop van het tekort op gelost maar op deze manier wordt de werkdruk weer hoog. De werkdruk in het onderwijs is beduidend hoger dan in andere maatschappelijke sectoren. Deze werkdruk heeft ernstige gevolgen. In alle drie sectoren is sprake van een hoge mate van emotionele uitputting (een van de symptomen van burn out), hoger dan bij de gemiddelde Nederlandse werknemer. Leraren/docenten met een hoge mate van taakbelasting zijn geneigd om elders een baan te gaan zoeken en hebben een hoger (werkgerelateerde) ziekteverzuim. Veel leraren werken hun hele loopbaan bij een school en beginnen onderaan als een docent die weinig les geeft en werkte zich in de loop van de tijd steeds meer omhoog, op deze manier is het vaak zo dat de directeur van een school vaak ooit les heeft gegeven op de des betreffende school of nog sterker dat hij zelf ooit een leerling is geweest. Ook komt het steeds vaker voor dat een leraar na een tijd het les geven op een school heeft gezien en dan gaat hij wat anders doen, maar komt dan tot de conclusie dat hij wel weer in het onderwijs iets wil gaan doen en gaat bijles geven of iets anders wat wel met lesgeven te maken heeft. Het komt zelden voor dat een leraar helemaal uit het vak verdwijnt. In de sector voortgezet onderwijs dragen ook de volgende activiteiten bij aan taakbelasting: • surveillance voor en na lessen en tijdens pauzes; vaak betekent het zelfs een dag werken zonder pauzes; citaat: "Dit zou eigenlijk door anderen gedaan moeten worden". • correctie van huiswerk, toetsen, scripties etc.; vooral schrijfopdrachten betekenen veel werk; vernieuwing van de tweede fase betekent meer nakijkwerk door toename werkstukken; gebrek aan tijd overdag waardoor dit naar de avond verschuift. • ontwikkelen van nieuw lesmateriaal. Zoals je kunt lezen in het bovenstaande stukje hebben leraren veel te doen ook na hun werktijden, dus als iemand zegt: als je veel vakantie wil moet je leraar worden weet je eigenlijk gelijk dat hij uit zijn nek staat te kletsen. De top 4 van de als zwaar ervaren taken
Primair onderwijs Voortgezet onderwijs onderwijs BVE
1. buitenlesactiviteiten (51%) 1. leerlingbegeleiding (46%) 1. lesgebonden taken (39%) 2.deskundigheidsbevordering(36%) 2. buitenlesactiviteiten (42%) 2. overleg binnen school (35%) 3. lesgebonden taken (35%) 3. lesgebonden taken (40%) 3a. organiserende taken (33%) 4. lesgeven (31%) 4. lesgeven (36%) 3b. cursistenbegeleiding (33%) (33%) Uit: www.minocw.nl/brief2k/2002/doc/9393a.doc
1. De functie van leraar omvat: a. het geven van lessen; b. het verrichten van niet-lesgevende taken voor zover naar aard en omvang redelijkerwijs binnen een normale leraarstaak past; c. het verrichten van externe taken ten behoeve van het onderwijs; d. het in het kader van contractactiviteiten verrichten van andere werkzaamheden die, naar aard en niveau, overeenkomen met de functie van betrokkene, waaronder tevens is begrepen het bij afwezigheid van de directeur, een adjunct-directeur of een leraar verrichten van die werkzaamheden. 2. Onder lesgeven wordt verstaan: a. het geven van lessen en het verrichten van de daaruit voor de leraar rechtstreeks voortvloeiende werkzaamheden; b. het bij afwezigheid vervangen van de directeur, een adjunct-directeur of een leraar, voor wat betreft het geven van diens lessen voor zover naar aard en omvang redelijkerwijs binnen een normale leraarstaak past. 3. Onder niet-lesgevende taken zijn onder meer begrepen: a. het deelnemen aan leraarsvergaderingen; het onderhouden van contacten met andere leraren ten behoeve van de vereiste samenhang in het onderwijs; het onderhouden van contacten met ouders; b. de vorming en begeleiding van aanstaande leraren; c. het verrichten van bijzondere taken ten behoeve van de instelling, van individuele leerlingen of groepen leerlingen; d. het op peil houden van kennis en vaardigheden, waaronder het volgen van nascholing; e. het bij afwezigheid van de directeur, een adjunct-directeur of een leraar verrichten van urgente werkzaamheden; f. overige werkzaamheden ten behoeve van de goede gang van zaken aan de instelling. 4. Onder externe taken zijn onder meer begrepen: a. met instemming van de leraar: het optreden als rijksgecommitteerde bij een examen aan andere instellingen voor voortgezet onderwijs; b. het uitvoeren van werkzaamheden samenhangend met de tweede correctie van eindexamenwerk; c. overige door Onze minister aan te wijzen werkzaamheden ten behoeve van het onderwijs. Hoe heeft de klassengrootte zich ontwikkeld? Hierover hebben wij niets kunnen vinden, wel dat er in het primair onderwijs een structurele klassenverkleining is, maar over het secundair onderwijs is er niets te vinden. Wat zijn eventuele gevolgen van het leraren tekort? De grootste boosdoener in het onderwijs is het lerarentekort. Vooral op scholen in achterstandswijken van grote steden is sprake van een tekort, waardoor ze onvoldoende aandacht aan `zwakke' leerlingen kunnen geven. Ook voldoen zij vaak niet aan eisen van leerstof.(de scholen in achterstandwijken) Dat blijkt uit het Onderwijsverslag 2001 en 2002. Dat heeft alles te maken met een mislukkend onderwijsbeleid. Jarenlang is er een slecht onderwijsbeleid gevoerd, en dat is mijn mening. Vooral allerlei kleine regels, en weinig structurele ideeën. Dat het onderwijs van nu niet meer voldoet aan de eisen die deze tijd stelt, komt elke dag naar voren. Het aantal jongeren dat het onderwijs zonder diploma verlaat, neemt nog steeds toe. Ook het aantal leraren dat ander werk zoekt, groeit maar door. Werkdruk, beloning en de geringe promotiemogelijkheden spelen bij die laatste een belangrijke rol. Het tekort aan leerkrachten is dan ook het grootste probleem in het onderwijs van nu. En de verwachting is dat het tekort de komende jaren nog verder toenemen, want de motivatie voor een baan in het onderwijs onder gediplomeerde schoolverlaters is gering. Toch kan het probleem zich vrij simpel oplossen. De huidige problemen kunnen de nodige vernieuwing in het onderwijs versnellen, bijvoorbeeld meer en snellere toepassing van nieuwe ontwikkelingen in het onderwijs. Met meer moderne computers in de scholen zal het onderwijs geheel veranderen. Van `confectieleren' naar `leren op maat'. Ook kan een computer in de toekomst misschien wel lesgeven, met beelden over het onderwerp, over het algemeen is het bekend dat informatie beter wordt opgenomen door mensen als de informatie meer visueel is. Leerlingen zullen in staat worden gesteld in hun eigen tempo te leren en te werken, dit komt al voor voren in de 2e fase. De schoolklassenstructuur, ingevoerd bij de opkomst van de industriële samenleving in de negentiende eeuw en nog steeds aanwezig, moet verdwijnen. Leerlingen bepalen in de toekomst (voor een deel) zelf waar ze in school (of eventueel thuis) gaan leren en wat ze van het voorgeschreven programma op een bepaald tijdstip gaan doen. De computer maakt dat mogelijk. Met vragen moeten ze terecht kunnen bij de leraren. Nakijken doet een leraar in de toekomst niet meer, dat doet een programma, zodat de leraar meer tijd overhoudt voor andere taken zoals de begeleiding van zwakke leerlingen, waardoor ook het werk van leraar aantrekkelijker wordt. De ideeën van veel leraren dat leerlingen niet zelfstandig kunnen leren en werken, wordt bijvoorbeeld gelogenstraft door het feit dat leerlingen wat betreft ICT vaak meer weten dan ze op school hebben geleerd. Buitenschools leren wordt steeds belangrijker, vooral dankzij de computer. Met meer computers, in nieuwe of aangepaste gebouwen, wordt zelfstandig leren ook op school aantrekkelijk. En dat is nodig, want in het onderwijs van de toekomst zal minder aandacht worden besteed aan feitenkennis, en meer aan het omgaan met informatie en het oplossen van problemen. Als we alle kinderen de mogelijkheid willen geven om hun talenten zoveel mogelijk te uiten, moet de selectie aan het einde van de basisschool verdwijnen. Ook moet de heterogene brugklas weer in ere worden hersteld. En het vmbo moet één school worden. Pas aan het eind van de basisvorming, na het tweede of na maximaal het vierde jaar, zal er een advies moeten komen voor welk niveau vervolgonderwijs de verschillende leerlingen geschikt zijn. In figuur 3 is te zien hoe het leraren tekort zich komende jaren waarschijnlijk zal gaan ontwikkelen. Bron ‘nota werken in het onderwijs 2003’ er zal jaarlijks ongeveer een gat gapen van 1000 leraren tekort!!!. Wat ziet de regering als oorzaak van het leraren tekort? Reden van dat snel oplopende tekort is dat de aanmelding van de lerarenopleidingen voortgezet onderwijs al jaren aan het dalen is. Het Onderwijsblad onderzoekt in aantal artikelen waarom jongeren wel in het basisonderwijs willen werken maar het voortgezet onderwijs links laten liggen. Het lijkt er op dat werken met pubers in het algemeen niet erg populair is. Ook justitiële jeugdinrichtingen en buurthuiswerk hebben moeite om aan personeel te komen. Wellicht is er sprake van ’angst voor de jeugd’ Het tekort aan aanmeldingen heeft een duidelijke oorzaak. Het is namelijk gewoon niet aantrekkelijk voor een carrière in het onderwijs te kiezen. - Het salaris is niet erg hoog. - Er zijn weinig doorgroeimogelijkheden. - De werkdruk is erg hoog. - En zijn de leerlingen niet gemotiveerd en is het rendement van de energie die in de les wordt gestoken erg laag. ''Het draaideureffect is nog te groot. Te veel nieuwkomers verlaten na een paar jaar alweer het onderwijs,'' Juist de zwakke scholen krijgen de hardste klappen. ''Veel leraren verlaten de moeilijke scholen voor een baan op 'een betere' school.'' Ook is er sprake van snel toenemende vergrijzing binnen het onderwijs, dus er gaan ook veel mensen met pensioen en dus komen er op die manier weer minder leraren. Alleen problemen aan de vraagkant zijn er niet. Er meer vraag naar leraren dan ooit tevoren: Van 1990 tot 2000 zijn er 160000 leerlingen bijgekomen (primair en secundair onderwijs) het eenmalige, maar structurele effect van de invoering van arbeidsduurverkorting en de groepsgrootte verkleining in het primair onderwijs. En de verminderde doorstroom van leerlingen (verlengde leerwegen)
Hoe moet het leraren tekort nu opgelost worden, en in de toekomst? Van internet: Algemene aanpak: AANPAK LERARENTEKORT
Aanpakken van het lerarentekort is een topprioriteit. De vraag naar leraren is groter dan het aanbod. De huidige prognose is dat er voor het primair en voortgezet onderwijs in 2007 10400 vacatures zijn. Minister van der Hoeven heeft de ambitie om dit aantal terug te brengen tot 2200. Daarvoor moet het beroep aantrekkelijker gemaakt worden. Van der Hoeven trekt daarom extra geld uit voor betere ondersteuning van leraren, betere begeleiding van nieuwe instromers, het opleiden van leraren in de school en voor de kwaliteitsverbetering van de lerarenopleidingen. In totaal gaat het in 2004 om 71 miljoen euro. Vooral met geld dus… maar op welke manier moet dit besteed worden… Volgens de coalitiepartijen: VVD
Wat betreft het lerarentekort gebruikt de VVD een aantal vage bewoordingen: uitzendarbeid en ondersteunende functies( wie, hoe, welke?).Ook is weinig concreet integraal personeelsbeleid (alsof we daar het tekort mee oplossen) en het schrappen van Last in First out heeft volgens mij weinig met het oplossen van het personeelstekort te maken.Relevant is de zij-instroom,evenals het terugbrengen van de groepsgrootte in de onderbouw. Over salariëring is wel "gesproken", maar bij de daden vinden we er niets van terug. Vreemd, want er is toch wel wat gebeurd.Niet echt daadkrachtig t.a.v.lerarentekort.Een beetje slap. CDA
Niets over de oplossingen van het lerarentekort. Geen kleinere klassen, maar "meer handen in de klas". Op zich prima, maar waar je die handen vandaan? Begrijpt deze partij dan echt niet dat wanneer je geen leerkrachten hebt, je het mooie verhaal van de kwaliteit en ruimte voor onderwijs met een missie wel kunt vergeten. Hoe ziet men dat voor zich: elke school per leerling f.1000 om in te zetten, waar dat het hardst nodig is. Veel mooie (tref)woorden, maar weinig daden. LPF
Het lerarentekort wordt alsmaar groter. Het beroep van leraar moet weer aantrekkelijker worden gemaakt. De leraar verdient: een leuke en inspirerende en veilige werkomgeving met welopgevoede leerlingen die wat willen leren en die hem/haar respecteren, werk dat goed uitvoerbaar is en voldoening geeft, een marktconform salaris en voldoende carrièreperspectieven. De lerarenopleiding moet aantrekkelijker worden gemaakt. Met name jonge leraren dienen veel meer begeleid en ondersteund te worden. Falend management bij scholen dient snel aangepakt te worden ter voorkoming van verdere uitstroom. De lerarenopleiding moet aantrekkelijker worden gemaakt. Beperkingen op het snel inzetten van zij-instromers moeten worden opgeheven. Er zitten op dit moment 47.000 mensen uit het onderwijs in de WAO. Daar zitten ongetwijfeld leraren tussen die op een of andere manier weer kunnen worden ingezet in het onderwijs. Artikel van internet: http://www.lerarentekortamsterdam.nl/actueel/ilaa105.htm
Dit artikel is een goed voorbeeld van de dagelijkse gang van zaken op dit moment. De economie verslechtert, er komt meer werkloosheid en mensen kiezen voor het onderwijs. Het lerarentekort lijkt zich op te lossen, alleen dit is van tijdelijke aard. Als de economie weer verbetert, zal er weer sprake zijn van een ernstig lerarentekort. Zelfs nog erger dan voor deze economische recessie. De oude garde leraren (babyboomers) zullen met pensioen gaan. Ook structurele oplossingen zijn mogelijk: Het stimuleren van het volgen van een onderwijsopleiding, door deze bijvoorbeeld goedkoper te maken. En weinig toelatingseisen stellen. Ook door veel onderwijsopleidingen her en der te plaatsen, zullen meer mensen zo’n opleiding gaan doen. Omdat het lekker dicht bij is. Ook door een gunstig loon te bieden zullen meer mensen kiezen voor het onderwijs, ook een inspirerende werkplek zal meer docenten aantrekken. Voor beginnende docenten is goede begeleiding een belangrijk item, hier zal dan ook meer aandacht aan moeten worden besteed. Verder kan het onderwijs van “binnenuit” meer aanbod van docenten creëren, door goede ict voorzieningen te treffen, en administratief personeel aan te nemen. Iets minder structureel maar wel effectief: het aannemen van onbevoegde docenten, zodat er in elk geval les gegeven kan worden, want het is altijd goed om IEMAND voor de klas te hebben.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.