Picasso

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 5e klas havo | 4744 woorden
  • 20 april 2003
  • 263 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
263 keer beoordeeld

Persoon
Taal
Nederlands
Vak
Picasso de kunstenaar

Picasso maakt in zijn lange carrière werken in de stijl van achtereenvolgens het realisme, kubisme, classicisme, surrealisme en het abstracte. Hij heeft zo’n 35.000 kunstwerken geproduceerd. Hij maakt natuurlijk niet alleen schilderijen (die wij in dit werkstuk wel het uitvoerigst behandelen) ook maakt hij tekeningen, objecten, collages, beelden en foto’s. In alle kunstwerken van Picasso keren zijn vaste thema’s terug: dood, liefde, vrouwen, erotiek en dieren (duif, stier).

In 1889 schildert Picasso zijn eerste schilderij met behulp van zijn vader. Zijn eerste werken zijn realistisch (= naar het leven) en hebben een religieus karakter. Zijn latere werk delen we in, in verschillende periodes:
- de Blauwe Periode (1901-1904)
- de Roze Periode (1904- 1906)
- de Kubistische Periode (1907- 1916)
- de Klassieke Periode (1917- 1925)
- de Surrealistische Periode (1925- 1935)
- de Abstracte Periode (1935- 1973)
Al deze periodes worden in dit hoofdstuk behandeld. Vooral het Kubisme wordt uitgebreid behandeld. Ik vond dit de interessantste kunststijl.
In 1937 schildert Picasso een van zijn bekendste werken: Guernica. Hieronder te zien, helaas ontbreekt er wel een klein deel aan de rechtse kant. Het bombardement op het Baskische stadje Guernica door Duitse vliegtuigen is de aanleiding tot dit kunstwerk. Het schilderij toont de verschrikkingen van de Spaanse burgeroorlog. Er zit veel symboliek in. Je ziet de ellende van de oorlog, en de bombardementen. Het wordt voor het eerst geëxposeerd in het Spaanse paviljoen op de Wereldtentoonstelling in Parijs. Picasso’s vriendin Dora Maar fotografeert de ontwikkeling van het kunstwerk. Het schilderij is enorm. 3.5 Meter bij 7,8 meter om precies te zijn. Het hangt tegenwoordig in het Museo Nacional in Madrid.
De Blauwe Periode (1901-1904)

De Blauwe Periode is de periode waarin Picasso zijn eerste eigen stijl heeft gecreëerd. Deze stijl sluit wel aan op het impressionisme. Eigenlijk zijn de schilderijen uit de blauwe periode van Picasso een samenvatting van de artistieke ontwikkelingen in Europa, halverwege de 19e eeuw.
De basis van de Blauwe Periode wordt in Parijs gelegd, waar Picasso met deze werken begint. Zijn schilderijen uit deze periode zijn zwaarmoedig, zwartgallig deprimerend en triest. Dit is tevens ook de rede voor de slechte verkoop van de schilderijen. De onderwerpen zijn niet ‘leuk’. Om dus te zeggen dat bij Picasso zijn armoede leid tot het maken van deze kunst is fout. Het maken van deze kunst leid tot zijn armoede! De periode heeft zijn naam niet voor niets gekregen. De kleur blauw is heel belangrijk, het is niet alleen de kleur van de melancholie (is de al eerder genoemde zwaarmoedig- en zwartgalligheid), maar het straalt ook iets erotisch uit. Picasso schildert dan ook veel naakte mensen en schilderijen met erotische trekken. Blauw staat ook wel voor expressionistisch realisme
Op het schilderij ‘de absintdrinkster’ (zie volgende pagina) is duidelijk sprake van een geïsoleerd individu. De ruimte in dit schilderij wordt hier aangetoond door middel van overlapping en niet zozeer door perspectief. De slanke, klauwachtige handen onder haar kin en bovenarm benadrukken haar isolement. Het- naar verhouding- uitgerekte lichaam helpt hier ook aan mee. Ze benadrukken de teruggetrokkenheid.
Picasso produceert in de Blauwe Periode heel veel verschillende werken. Dus niet alleen de zwaarmoedigheid, erotiek, en andere variaties op een uitgedachte expressievorm zijn van belang. Hij maakt ook monumentale en zorgvuldig uitgewerkte schilderijen, met veel details. Deze kunst is tamelijk kunstmatig en zo ook de onderwerpen van deze schilderijen. Voor Picasso is de confrontatie met de sociale werkelijkheid een motief en geen doel op zichzelf. Voor hem is het belangrijk veel te experimenteren.
In ‘de absintdrinkster’, is het doel niet alleen de zwaarmoedige sfeer in het café en de verslaving van (toevlucht in de) alcohol weer te geven. Ook zijn eigen versie op de formele methode speelt een grote rol en het expres niet toepassen van de perspectivische constructie is een doel van Picasso. Picasso’s schilderijen zijn vaak vol betekenissen en doelen. Zo moet je echt een kenner zijn, om te beleven wat Picasso wil laten zien.
Het hoogtepunt uit de Blauwe Periode is het schilderij ‘La Vie’(het leven), dat twee pagina’s verder te vinden is. Op het eerste gezicht een eenvoudig schilderij, maar de boodschap en achtergronden van het schilderij zijn dit zeker niet. Je ziet twee groepen, een vrijwel naakt paar links, en een moeder met een slapende baby rechts. Tussen hen in staan twee doeken tegen een muur. Het onderste toont een figuur met opgetrokken benen en het hoofd op de knieën, en het bovenste een man en vrouw met opgetrokken benen die elkaar omhelzen. De bovenste is een variant op het onderste doek. De omgeving lijkt op een atelier, waardoor je geneigd bent hier een voorstelling uit het leven van een kunstenaar te zien. Maar het onderwerp en het belang van het werk zijn beide moeilijk te bepalen. Ik zelf denk aan een dochter die haar toevlucht zoekt in een jongen, omdat haar moeder het te druk heeft met het kind. De jongen probeert zich te verontschuldigen tegenover de moeder. Vooral de twee afbeeldingen op de achtergrond zijn erg emotioneel. Het onderste doek geeft het gevoel van eenzaamheid weer, de bovenste ook maar daar hebben twee mensen elkaar gevonden. Zij hebben nog steun aan elkaar. Misschien is het onderste doek hoe het meisje (of de jongen) zich eerst voelde, maar nu niet meer omdat zij/ hij gevonden heeft wat zij/ hij zocht. Namelijk de ander. Het bovenste doek geeft weer, dat twee mensen elkaar gevonden hebben. Niets is in dit schilderij wat het lijkt. De plek zelf blijft onduidelijk en vaag, de hoeken van de perspectief spreken elkaar tegen en de architectonische details zijn gewoon dubbelzinnig. Picasso gebruikt in dit schilderij zijn compositorische (afgeleid van compositie) technieken, die je in veel werken uit de Blauwe Periode ziet, maar dan in één intens schilderij.
Nadat Picasso 3 jaren lang, de armste, zwakste en eenzaamste mensen uit de samenleving heeft geportretteerd, slaat hij een nieuwe richting in: de Roze Periode.

De Roze Periode (1904- 1906)

De Roze periode breekt aan, als Picasso verliefd wordt op, en een relatie kreeg met Fernande Olivier. In de Roze periode schildert Picasso vooral rustige schilderijen. De onderwerpen zijn voornamelijk: acrobaten en dansers, romantische harlekijnen (zelfportretten) en andere circus- artiesten. Hij wordt hierbij geïnspireerd door de leden van het ‘Bedrand circus’.
Tijdens de Roze periode heeft Picasso constant geëxperimenteerd. In zijn vele nieuwe studies en schilderijen komen de zachte kleuren blauw en roze vaak voor. Vandaar de titel: roze periode. Roze stond voor lyriek.
De portretten zijn abstracte en vereenvoudigde beeldhouwwerken die hij naar het doek heeft vertaald. Picasso krijgt ook meer aandacht voor de beeldhouwkunst en grafisch werk. Hij gaat op zoek naar andere technieken.
In tegenstelling tot de schilderijen in de blauwe periode, worden de schilderijen uit de roze periode wel goed verkocht. Dit, omdat het vaak vrolijkere schilderijen zijn met duidelijke kleuren. Picasso is dus niet arm meer tijdens en na deze periode.
De kunstenaarsfamilie is een bekend schilderij uit 1905.
Je ziet dat er voornamelijk gebruik is gemaakt van de drie primaire kleuren, en zwart/witte tinten. De achtergrond is nauwelijks uitgewerkt en eigenlijk lijkt dit schilderij in één nacht geschilderd (Picasso werkte vaak in de nacht). Het heeft Picasso echter vele voorstudies en correcties gekost voordat hij tevreden was over dit schilderij. Hij heeft het resultaat zelfs een keer op zijn kop gezet, en is vervolgens weer opnieuw begonnen.
Wat mij opvalt aan dit schilderij is dat vijf mensen op het schilderij goed gekleed zijn en kleur in hun kleren en gelaat hebben. Maar dan staat daar één zo’n jongen in, eigenlijk zijn onderbroek zonder enige kleur dan ook. Zijn huid valt bijna weg tegen de kleur van de achtergrond. Als je het schilderij oppervlakkig bekijkt, kijk je al snel over hem heen. Ik vraag me af of Picasso hier een bedoeling mee heeft gehad. In geen van de boeken en andere informatie die ik heb bestudeerd, staat hier over iets geschreven.
Picasso probeert in de logisch uitziende schilderijen soms die logica te verdrijven. Zo laat hij een keer een heel onderbeen van een figuur weg. Niet omdat deze figuur invalide moet zijn, of is, maar puur om een grapje uit te halen en de bekijker te verrassen. Bij sommige schilderijen uit deze periode moet je echt ‘op je hoede zijn’, om te ontdekken dat het vaak onrealistisch is (misschien heeft hij daarom die zielige jongen in het schilderij ‘de kunstenmakersfamilie’, erbij gezet.)
Niet alle portretten uit zijn Roze periode zijn plezierig. Er zijn ook onplezierige tijden in de Roze periode die Picasso tot ander werk leidde. Zo schildert hij het schilderij ‘In de Lapin agile’(twee pagina’s verder te vinden). Een schilderij met duidelijk vrolijke kleuren. Maar de afbeelding is vrij treurig. Het doet me een beetje denken aan het schilderij ‘de absintdrinkster’, uit de blauwe periode. Twee mensen in een kroeg die somber, nietszeggend voor zich uit zitten te staren en totaal geen contact met elkaar hebben. Ook hebben ze beide een glas wijn voor hun neus. Dit schilderij heeft Picasso geschilderd toen hij in een sombere bui was.
Na de Roze Periode steekt Picasso weer een totaal andere richting in: het Kubisme.

De Kubistische Periode (1907- 1916)

Picasso laat na zijn vakantie in Gosol (Spanje) de Roze en Blauwe periodes op de achtergrond. Hij krijgt een strakkere en hardere uitdrukkingswijze. Hij gebruikt veel meer verf in zijn werken, veel dikkere lagen. De vakantie in Gosol is een keerpunt in zijn stijl.
‘Het kubisme is noch een mosterdzaadje noch een foetus, maar een kunst waarin vorm het voornaamste thema is en wanneer een vorm eenmaal gecreëerd is, bestaat hij en leeft zijn eigen leven’.
Dit is een uitspraak die Picasso maakte over het kubisme.
De naam kubisme is afgeleid van het Latijnse woord ‘cubus’, wat dobbelsteen betekent. Het kubisme is een reactie op het impressionisme. Het wezenlijke verschil is dat de kubisten zich veel meer op de vorm richten en de impressionist het gevoel vooral uit de kleur laten blijken. Met vorm wordt de eigenaardige vormgeving die in de kubistische schilderingen zit bedoeld. Strakke, en hoekige vormen die het schilderij een enorme apartheid mee geven. In zijn werken zijn geometrische vormen te zien, dus kubussen, cilinders etc. Deze vormen komen ook in de kubistische beeldhouwkunst terug.
Natuurlijk wordt het kubisme ook uitgeoefend in de beeldhouwkunst. Het werk hieronder: ‘hoofd van een vrouw’, is in 1909 gecreëerd door Picasso, en is een mooi voorbeeld van het kubisme in de beeldhouwkunst. Picasso herschept de vorm van het vrouwenhoofd in plaats van deze te imiteren. Resultaat: een totaal nieuw product.
‘Vrouwenhoofd’ Pablo Picasso 1909
Het jaar 1907 (in de pré kubistische periode) wordt ook wel het geboortejaar van het kubisme genoemd. Pablo Picasso richt zich volledig op het kubisme. Na 1914 zijn eigenlijk de meeste schilders al uitgekeken op de kubistische stijl. Ik denk dat dit mede komt door de geringe populariteit van de kubistische schilderijen. Picasso gaat er toch mee verder. Hij experimenteert met vele vormen van expressie. Het gaat hem om de structuur, om de problemen van de ruimtelijke weergave van de vorm. Hij vertrouwd volledig op zijn eigen zintuigen, en zo gaat hij het kubisme in. Er zijn geen theorieën voor het kubisme. Je moet er met je eigen oog naar kijken, en alle theorieën vergeten. Aldus Picasso. Het belangrijkste van het kubisme, het geen waar alles om draait, is ‘de vorm’. Er zit ook abstractie in. De schilderkunst van Picasso is niet geheel abstract omdat er wel bepaalde afbeeldingen in voorkomen, maar er zit wel abstractie in. Vervorming van de afbeelding.
Het kubisme is in verschillende periodes in te delen. Picasso begint er mee rond 1907, maar daarvoor zijn er ook al schilders die op weg waren naar het kubisme. Deze periode wordt de pré kubistische periode genoemd.

De pré kubistische periode (1905- 1910)

In deze periode houden de schilders zich nog geheel vast aan het perspectief. De werken zijn nog drie-dimensionaal. De vormen worden eenvoudig weergegeven. De werkelijkheid wordt vervormd naar grotere meer wiskundige vormen, waarbij er geen toevalligheden en bijkomstigheden worden geschilderd. De kleuren worden eenvoudiger- bijna monochroom- om zo de vormen (de constructie) beter uit te laten komen. De aandacht wordt geheel aan de vorm, dus aan de constructie besteedt. Als er eenmaal een goed kleurpalet gevonden is, word dit ook lange tijd gebruikt, kleur is toch van minder belang.
Een bekend schilderij van Picasso, en tevens één van de eerste kubistische prenten is: ‘Les Demoiselles d’Avignon’ (te vinden op het voorblad van dit hoofdstuk). Het is een olieverfschilderij uit 1906/1907. Het beeld een bordeel uit met 5 vrouwen. Jacques Doucet heeft het uiteindelijk van Picasso gekocht. Les Demoiselles d’Avignon, luidde het kubisme in. Toch zie je in dit schilderij duidelijk dat Picasso nog onder de invloed is van de door Cézanne ingebrachte Afrikaanse plastieken. De twee rechtse dames zijn duidelijk door de negerplastiek (de interesse naar het Afrikaanse volk en geloof) beïnvloed. De staande rechtse dame heeft ook het hoofd van een Afrikaans masker, dat Picasso uit Afrika had meegenomen. Hij vindt dit masker zo uitdrukkingsloos, dat hij het toepasselijk vindt om als hoofd voor één van de prostituees te gebruiken. Picasso heeft de dames op het schilderij opzettelijk lelijk gemaakt. Hij wil niet dat de schoonheid een rol speelt, maar hij wil dat de keiharde werkelijkheid overkomt. Namelijk uitdrukkingloze, geposeerde dames die op de volgende klant aan het wachten zijn. In 1908 vormt zich in Montmarte een groep schilders en dichters, die de Groupe du Bateau-Lavoir wordt genoemd. Tot deze groep, die genoemd is naar het huis waar Picasso woont, behoren o.a Picasso, Braque, Jacob, Laurencin. Apollinaire, Salmon, Gris, Léger en Stein. Later komen hier nog meer schilders en dichters bij.

De analytische periode (1910-1912)

In de analytische periode verdwijnt het perspectief en wordt alles twee-dimensionaal. Een vlak is een vlak en geen schijnruimte meer. Zonder dit perspectief kun je dus een object maar van één kant tegelijk bekijken. Hier wordt een oplossing voor gevonden, namelijk het simultané. Schilders (ook Picasso) gaan gelijktijdig het object uit meerdere punten schilderen, waardoor ze eerdere aspecten van het object zichtbaar maken. Hun schilderijen uit deze periode bestaan uit een overzicht, een verzameling van verschillende aspecten van een object. Het is een analyse van het object, dit verklaart de naam van de periode.
Een belangrijk schilderij uit deze periode is ‘De vrouw met de mandoline’, van Picasso. De vrouw is geanalyseerd tot verschillende aspecten.
‘De vrouw met de mandoline’ Pablo Picasso 1910
De analytische vormgeving gaat steeds verder. Dit kun je zien aan het uit een latere tijd komend schilderij van Braque ‘De Portugees’, waarin hij nog verder doorgaat met de vormontleding. Dit schilderij is overigens niet aanwezig in dit werkstuk.
Door deze analyses verdwijnt alle dieptewerking. Hierdoor verliest de analytische methode steeds meer het contact met de werkelijkheid. Om meer contact met de werkelijkheid te maken gaan Picasso en Braque in 1912 over tot de ‘papiers collés’ en begint de synthetische periode.

De synthetische periode (1912-1914)

De ‘papiers collés’, worden uit materiaal uit de werkelijkheid gemaakt. Deze materialen: stukken krant, stoffen, speelkaarten, etiketten, soms zelfs zand en glas brengen door hun stoffelijke structuur, die vreemd is aan de schilderkunst, het werk weer terug in de allerdaagse werkelijkheid. In de loop van de jaren worden de collages (want dat zijn het) kleurrijker mede door het opnemen van bedrukte stoffen. Eigenlijk is deze bezigheid niet meer dan een experiment, om weer eens wat anders te doen.

De analytische- synthetische periode (1914- 1920)

In deze periode, die rond 1914 begint, worden de objecten weer in grote delen gesplitst. De ruimte wordt verdeeld in achter elkaar gelegen stukken, met in ieder stuk een vlak waarop het object wordt geprojecteerd. Al die vakken staan evenwijdig met het schilderdoek en worden alle op dit doek geschilderd. Van ruimte is dus geen sprake meer. Eigenlijk wordt de ruimte eerst geanalyseerd (dus van alle kanten benadrukt) en vervolgens weer samengevat. Bij deze verandering vindt er ook een kleurverandering plaats. De kleuren uit de vorige periode verdwijnen bijna allemaal, en daarvoor in de plaats komen nu kleuren met een sterk kleurcontrast. In deze periode komen de kubisten tot een vorm waar men in de volgende periodes toch weer geregeld op terug komt. In deze periode vindt er ook een scheiding van Braque en Picasso plaats door het uitbreken van de eerste wereldoorlog, waar Braque als militair aan mee doet.
Na ongeveer 1920 verlaat Picasso het kubisme en krijgt hij weer aandacht voor de reële natuurvormen. En zo begint de Klassieke periode.

De Klassieke periode (1917-1925)

Tijdens deze periode gebruikt Picasso de stijl van het neo- classicisme. Hij verbaast zijn bewonderaars en vrienden zeer, omdat deze stijl zo anders is, dan het kubisme. Het is veel realistischer. De beeldhouwkunst en bouwkunst grijpen terug op wat nog restte uit de klassieke oudheid, maar de schilderkunst kan eigenlijk nergens op terug grijpen. De voornaamste bronnen zijn de werken uit de renaissance en de classicistische onderstroom die er zijn tijdens de barok.
Bij de schilderkunst uit het neo- classicisme wordt de nadruk gelegd op de techniek. De techniek is erg gladjes en de kleuren zijn koel. Het hoofdthema van deze periode is moederschap, en deze is hem ingegeven door de geboorte van zijn zoon Paolo. Eigenlijk is alles op het schilderij perfect. De schilderijen zijn tekenachtig en de mensen op het schilderij zijn perfect van vorm. Alles wordt verstandelijk benaderd (in tegenstelling tot o.a het surrealisme waar Picasso ook veel in schildert). De composities zijn eenvoudig en streng. Ook zijn de afbeeldingen vaak historisch van aard. Bij Picasso valt dit alles mee. Hij heeft in de neo- classicistische stijl bijvoorbeeld een portret van Olga in een stoel geschilderd. Haar gezicht is glad, en ze ziet er perfect uit qua vorm. Het typische van deze stijl dus. Het portret is geschilderd naar de foto ernaast.
'Portret van Olga in een leunstoel’, Pablo Picasso 1917
Je kunt duidelijk zien dat het portret verheerlijkt is doormiddel van vormen. In het echt is Olga helemaal niet zo perfect van vorm. Ondanks het mooier maken van de foto, is het neo- classicisme toch realistisch. Het schildert de werkelijkheid. Mensen moeten er voor in een pose, of er worden mensen verzonnen die, naar gedachte van de kunstenaar, realistisch zijn. Dit doek is nooit helemaal afgeschilderd.
Eigenlijk schildert Picasso in zijn klassieke periode in een stijl van vele jaren terug. Het (in Italië genoemde) neo- classicisme is namelijk het stijlbegrip van het tijdvak tussen 1770 en 1830. Picasso schildert dus in een stijl van een tijd geleden.
In 1919 schildert Picasso het schilderij ‘Slapende boeren’. Dit schilderij laat zien hoe Picasso dacht dat het boerenleven was. Zorgeloos en ongeschonden. Zowel de boer als de boerin zijn in dit schilderij fors geschapen. Picasso denkt dat boeren en boerinnen allemaal fors zijn, en vindt dit interessant om te schilderen. Hij heeft in deze periode veel forse mensen geschilderd, met veel bloot. Bijna naturalistisch. Door de kleren van de boerin (en van de boer) los te schilderen, waardoor er ander halve borst bloot komt, laat Picasso zien dat het boerenleven zonder zorgen is. Er is niets om je voor te schamen.
Ook in dit schilderij is de verheerlijking van de vormen weer te herkennen. Beide mensen hebben een egale, mooi gevormde huid.
‘Slapende boeren’, Pablo Picasso 1919
Het werk uit zijn Klassieke periode is als het ware de vernieuwing voor. Dit noem je avant-gardistisch. Het is altijd vanuit een progressieve benadering geschilderd; hij probeert steeds weer iets nieuws, steeds weer iets anders uit te drukken.
Vanaf ongeveer 1926 gaat Picasso verder in op de dadaïsten (dit is een oudere benaming voor de surrealisten)

De Surrealistische Periode (1925- 1935)

In 1924 wordt in Parijs voor het eerst ‘Manifest van het surrealisme’, gehouden. Het wordt geschreven door André Salmon.In 1925 neemt Picasso deel aan de eerste tentoonstelling van surrealistische schilders in de galerie Pierre in Parijs. Hij heeft goede relaties met ‘de woordvoerders’ van het surrealisme. Dit zijn onder andere: André Breton, Paul Eluard, Louis Aragon en Robert Desnos. Picasso heeft sowieso veel schilders te vriend. Picasso heeft zich nooit echt aangesloten bij het surrealisme. Toch schildert hij in deze stijl.Bij het surrealisme is de visuele verbeeldingskracht losgemaakt van het verstand en de logica. Het onderbewustzijn blijkt in staat te zijn tot onthullende en suggestieve voorstellingen te komen. Het surrealisme is zowel drie- als twee-dimensionaal. De surrealistische schilders hebben een enorme fantasie, omdat de werken vaak enorm bizar zijn. De beelden zijn symbolische voorstellingen, met herkenbare vormen die weinig of geen verband met elkaar hebben en afstammen uit de wereld van dromen, illusies en fantasieën. Voorwerpen worden in een totaal andere context geplaatst. De wetten van perspectief en zwaartekracht gelden nauwelijks meer, of worden juist heel sterk gebruikt. De surrealisten zijn mensen die enorm veel experimenteerden. Buiten de schilderkunst worden bestaande voorwerpen en gebruiksartikelen kunst, door een minieme ingreep. Zo wordt een geschilderde stoel bijvoorbeeld vervreemd door er vloeiende poten aan te geven.
Het surrealisme begint al in de 15e eeuw met het schilderij van Jeroen Bosch (Jeroen Antonisz van Aken) ‘De tuin der aardse lusten’. Hieronder twee afbeeldingen van dit fascinerende schilderij.
‘De tuin der aardse lusten’ dichtgeklapt en open geklapt. Links het paradijs en rechts de hel.
In zijn schilderijen voert de onbewuste fantasie van Bosch de boventoon. In 1916 ontstaan de stroming in Europa en Amerika, die dadaïsme wordt genoemd.
In 1928 begint Picasso te experimenteren met figuurtjes van ijzerdraad. De constructie verbindingen en lasnaden vormen- met name in de grotere versies- zijn voor Picasso een grote technische uitdaging. Het wordt metaalmontagne genoemd. Hij werkt nauw met González samen, een goede vriend van hem die hem vooral qua techniek goed helpt.
Picasso’s ijzerdraad constructies monden in de loop van 1929/1930 uit in een reeks van ongekende, nogal bizarre (dit is een kenmerk van de surrealistische periode) levensgrote figuren die geheel berusten op sculpturale concepten. Dus niet op die van de schilder- of tekenkunst. Picasso legde dubbelzinnigheid in zijn werk. Alles wat haar kan zijn kan ook lichaam of hoofd zijn, alles wat hoofd kan zijn kan ook lichaam of haar zijn, en alles wat lichaam kan zijn kan ook hoofd of haar zijn. Heel veelzijdig dus. Net als bij zijn kubistische werken zit hier weer een vorm van abstractie in, en moet je er met je eigen oog naar kijken, en alle theorieën vergeten. De figuurtjes waren surrealistisch.
Rond 1935 waagt Picasso zich weer aan een andere stijl in een totaal andere periode. De Abstracte Periode.

De Abstracte Periode (1935-1973)

Het kubisme en het surrealisme zijn eigenlijk al stappen naar de abstracte kunst. Picasso ontwikkelt zich steeds verder. Abstracte kunst is een vorm van beeldende kunst waarin geen zichtbare werkelijkheid meer te herkennen is (in het surrealisme en kubisme nog wel), maar waarin vorm, kleur, lijn en materiaal voor zichzelf spreken. De schilder drukt zijn gevoelens uit met een schilderij. Het toont gedachte en emotie.
In de 19e eeuw is deze kunststijl niet populair. Mensen moeten er niets van hebben. De abstracte kunst is allemaal veel te onduidelijk, te vaag. Er zijn geen duidelijke figuren aanwezig. De abstracte kunst ontwikkelt zich pas aan het begin van de 20e eeuw in veel variaties. In het begin nog niet erg populair, maar later in de moderne kunst niet meer weg te denken. Het nabootsende illusionisme wordt verdrongen. De aanzet tot het losmaken van de kunst van de weergave van de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid vind je al in het impressionisme (de natuur weergeven zoals die zich voor doet, onvoorspelbaar), het fauvisme (het niet nastreven van de illusie van ruimte, gebruik van felle onvermengde kleuren), en het expressionisme (het vervreemde van de realiteit, zodat een kunstwerk het symbool wordt van emoties en spanningen), waar de kleur al een beetje begint te verzelfstandigen. De kleur heeft een expressieve uitdrukkingskracht. De begrippen ‘concreet’ of ‘absoluut’ onderstrepen het feit dat de lijnen en structuren van de vorm de plaats innemen van het figuratieve object.
De abstracte kunst levert nog altijd nieuwe variaties. Toch kunnen er twee grote stromingen worden onderscheiden: een geometrisch georiënteerde, bijvoorbeeld Mondriaan (ons allen bekend met schilderijen als ‘Broadway Boogie Woogie’) met het constructivisme, en de Russische schilder Malevich (schilderde onder andere ‘Amsterdam’, en ‘Reaper’) met het suprematisme. Ook is er de stroming het abstract- expressionisme, waarbij de vorm en kleur vaak willekeurig worden toegepast, en als het ware vanuit het onbewuste de gevoelens en indrukken van de kunstenaar tot uitdrukking brengen. Deze vorm van abstractie die vooral na de tweede wereldoorlog in Europa en Amerika heeft gebloeid, heeft geleid tot een automatisme waarbij het proces van het schilderij eigenlijk de hoofdzaak wordt bij de vormgeving. Dit betekent dus dat de vormgeving wordt bepaald door het proces van het schilderij. Bij de techniek van het dripping-painting heeft toeval een grote rol. Het opbrengen van de verf bij deze techniek wordt allerminst beheerst uitgevoerd, en vormt zich dus vaak door toeval. Zie het maar als: een kloddertje hier, en een kloddertje daar.
De abstracte kunst is ontstaan doordat men landschappen op geometrische vormen gaat baseren, en uit de kleur- en lichtstudies. Buiten de beeldende kunst zijn het de uitvindingen in de natuurkunde, scheikunde en filosofie, die de mens een wereld laten ontdekken die niet met de ogen waarneembaar is. De psychologie geeft nieuwe mogelijkheden aan, zoals het onbewust handelen van een mens. Met al deze ontdekkingen en wetenschappen kunnen de abstracte kunstenaars veel doen. Picasso heeft een eigen abstracte stijl. Zo gebruikt hij veel van zijn kubistische werken, en voorstudies. Hij schildert nooit als andere schilders, maar kiest altijd een zijweg.
Parijs is het belangrijkste centrum van de abstracte kunst. Er worden veel kringen opgericht. In de jaren 50 ontstaan er 2 richtingen in de abstracte kunst; action- painters, die de nadruk leggen op de actie in het schilderij, en colourfield-painters, deze brengen kleur aan in grote vlakken op het schilderij en vinden dit belangrijker dan de actie.
Picasso heeft veel indrukken achtergelaten op de kunst. Veel schilders laten zich nog steeds door hem inspireren. Zo ook de Cobra groep. In 1948 wordt de groep Cobra opgericht, de naam ontstaat uit de 3 steden: Kopenhagen, Brussel en Amsterdam. De werkmethoden staan dicht bij die van de action- painters. De grootste drie schilders uit de Cobra- groep waren: Karel Appel, Asger Jorn en Pierre Alechinsky. Zij zijn mede oprichters van de groep. In 1955 hebben zij ook een tentoonstelling van hun werken. De schilders uit de Cobra- groep laten zich inspireren door o.a Picasso. Picasso heeft een groot aandeel geleverd in de moderne kunst.
In 1939 vindt er in het Stedelijk Museum te Amsterdam de tentoonstelling ‘Parijsche schilders’ plaats. Picasso is één van de acht kunstenaars van wie de werken op deze tentoonstelling te zien zijn. Hij heeft samen met Braque en Léger een eigen zaal. Er zijn dertig werken van Picasso op deze tentoonstelling te zien.
Op de volgende pagina nog een werk uit 1955, in Picasso’s eigen typische abstracte stijl. Ik vind het een prachtig schilderij. De kleuren zijn helder. Het doet me een beetje aan een Egyptische farao denken.

Hoofdstuk 3
Picasso’s invloeden

Picasso heeft enorm veel bijgedragen aan de ontwikkeling van de moderne kunst. Hij kan niet bij een bepaalde fase daarvan ingedeeld worden. Picasso was een kunstenaar met zo enorm veel talent. Zijn tekeningen waren instinctief, en moeiteloos op papier gezet. Een ander kan hem dan wel imiteren met de juiste scholing, maar uiteindelijk kan alleen Picasso de uitdrukking er aan geven. Hij had een aangeboren gaven. Zijn stijlen waren altijd zeer persoonlijk, maar door zijn grote invloed toch universeel.
Picasso ontwikkelde in nauwe samenwerking met zijn collega en tevens zijn vriend Braque het kubisme. Het kubisme was al een vorm van bepaalde abstractie. Picasso heeft dus in die vorm al bijgedragen aan de abstracte kunst. Vele schilders zijn in kubistische stijl gaan werken. Picasso brak met de regels van kunstacademie. Zo vond hij het niet belangrijk op de regels van perspectief toe te passen. Een groep die later ook deze regel aan de laars lapte, was de CoBrA groep. Zij waren beïnvloed door Picasso’s manier van schilderen.
Picasso was zo individualistisch, en te gelijke tijd toch zo universeel. Hij schilderde zo als hij het wilde. Natuurlijk keek hij naar het werk van andere schilders en stijlen, maar nooit nam hij klakkeloos de stijl van een ander over. Hij gaf altijd een eigen draai aan zijn schilderijen. Zo maakte hij wel surrealistische schilderijen, maar nooit behoorde hij tot die groep. Hij gaf de surrealisten wel theoretische inspiratie.
Picasso maakte vaak voor hij aan een schilderij begon vele voorstudies. Mede door deze studies ontstonden zijn theorieën.

REACTIES

R.

R.

Leuk en veel gedaan hoor !!!

14 jaar geleden

A.

A.

ik heb hem nog niet gelezen maar ik denk dat hij goed is

14 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.