Eindexamens 2025

Wij helpen je er doorheen ›

Ontwikkeling van een kind in zijn eerste jaar

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 4e klas vmbo | 11818 woorden
  • 30 maart 2005
  • 56 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
56 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Profielwerkstuk:
De ontwikkeling van een kind in zijn eerste jaar.
Lichamelijk en geestelijk.
Inhoudsopgave:

Inleiding
De eerste maand
De tweede maand
De derde maand
De vierde maand
De vijfde maand
De zesde maand
De zevende maand
De achtste maand
De negende maand
De tiende maand
De elfde maand
De twaalfde maand

Inleiding:

De eerste maand:

Groei en beweging:

Gemiddeld slaapt een baby achttien uur per dag. Er zijn baby’s die echt de hele dag slapen maar er zijn er ook die niet meer dan tien tot twaalf uur in een etmaal slapen.
Net zoals bij grotere kinderen en volwassenen de droomslaap nodig is om ervaringen te verwerken, is dat ook bij baby’s het geval. Alle nieuwe indrukken die hij heeft opgedaan in de tijd dat hij wakker was, moet hij dan verwerken, rangschikken en in zijn geheugen opbergen.

Deskundigen zijn het er niet over eens wat nu het beste is: de baby op de rug of op de buik te laten slapen. Ze hebben allebei voordelen, en ook wel nadelen. Afwisseling is eigenlijk het beste. Als de baby op zijn buik slaapt, met zijn hoofdje naar rechts of links gedraaid, is dat goed voor zijn ademtechniek. Bovendien krijgt hij zo een mooi gevormd hoofdje.
Ophoesten van slijm gaat zo gemakkelijker dan wanneer hij op zijn rug ligt.
Op de buik liggen is een goede gelegenheid om het optillen van het hoofdje en het kruipen te oefenen. Als de baby op zijn rug ligt, kan de baby zijn armpjes en beentjes zien en er mee spelen. Hij kan grijpen naar de mobiel in de wieg, en hij leert na enige tijd zijn hoofdje naar voren toe op te tillen.
Als een baby altijd op zijn rug ligt, bestaat de mogelijkheid van vergroeiingen in de wervelkolom en de heupen. Ook wordt de schedel waarschijnlijk wat afgeplat.

In de eerste weken na de geboorte neemt de baby nog dezelfde houding aan die hij ook in de baarmoeder had. Van zijn vingertjes tot zijn teentjes, alles is gebogen, en zijn hoofdje ligt opzij.
Na enige tijd gaat hij zijn hoofdje optillen als hij op zijn buik wordt gelegd.
Met moeite en nog maar heel kort, want het hoofd is erg zwaar. Hij kan het ook niet stilhouden, het wiebelt heen en weer. Het zijn de eerste oefeningen voor zijn rug- en nekspieren.

In het begin beweegt de baby nou nauwelijks bewust.
De manier waarop hij handen, armen en benen gebruikt zijn voornamelijk reflexen:
-Grijpreflex: een pasgeboren baby ligt altijd met gebalde vuistjes. Als je met een vinger in zijn handpalm komt, opent het handje zich en omklemt de vinger meteen.
-Babinski-reflex: een soort grijpreflex van de voet. Als je een baby langs de buitenrand van zijn voetzool kietelt, komt de grote teen omhoog en worden de andere tenen gespreid.
-Moro-reflex: als een baby schrikt spreidt hij zijn armen en vingers om ze dan met een ruk weer terug naar zijn lijfje te brengen; alsof hij iemand omhelst het wordt ook wel omhelzingreflex genoemd.
-Loopreflex: als je de baby met zijn voetzolen op een vlakke ondergrond neerzet en hem langzaam en voorzichtig naar voren duwt, zal hij een loopbeweging maken.
-stapreflex: een kleine baby kan ook al echt een beetje optillen en een ‘stap’ doen. Als de voorkant van zijn beentje de tafelrand raakt, tilt hij automatisch zijn voet op.
-kruipreflex: als een baby op zijn buik ligt, strekt hij zijn beentjes om beurten en brengt hij zijn armpjes in de buurt van zijn gezicht. Als je dan tegen zijn voetzolen drukt, zet hij zicht met een ruk af zodat hij wankelend naar voren schiet. Hij heeft zijn hoofdje daarbij ook even op.

Het eerste contact:
Als een baby pasgeboren is neemt hij nog niet zoveel waar. Hij reageert wel op fel licht en harde geluiden. Dat kun je goed aan hem zien; hij fronst dan zijn wenkbrauwen en maakt wilde bewegingen met armen en benen.
Na een maand kan een baby je gezicht al onderscheiden. Hij kan dan ook zijn ogen een tijdje richten op een voorwerp dat je voor zijn gezichtje houdt
Hij kan die zelfs even volgen als je hem langzaam heen en weer beweegt.
Een heel kleine baby kan nog niet met zijn ogen knipperen; daarom mag hij nooit zonder bescherming in fel zonlicht liggen. Dat kan zijn oogjes ernstig beschadigen.
Hij huilt ook nog zonder tranen, die komen pas na een paar weken.
Dat een baby kort na de geboorte nauwelijks wat hoort komt omdat zijn oortjes dan nog vol zitten met vruchtwater. Daarna slaagt hij er beter in geluiden op te vangen. Hij raakt snel gewend aan geluiden.

Voor een baby is huilen de enige manier om iets duidelijk te maken. Als hij nog maar een paar weken oud is, kun je al verschillende soorten van huilen bij hem onderscheiden:
Huilen van de honger
Huilen na het voeden
Huilen van de kou
Huilen van de pijn
Huilen van langdurige pijn
Huilen van verdriet
Huilen van de slaap
Huilen bij het uitkleden
Zich in slaap huilen
Huilen van verveling

Voeding:

Voordelen van borstvoeding:
- moedermelk is de perfecte voeding voor een baby. Het bevat alle voedingsstoffen die het nodig heeft in de juiste verhouding. Deze past zich vanzelf aan als de baby groter wordt.
- speciale stoffen in de moedermelk beschermen de baby tegen infecties. En borstvoeding maakt de baby weerbaar tegen ernstige aandoeningen van de luchtwegen en tegen besmettelijke ziekten.
- als je als baby borstvoeding hebt gehad maak je minder kans op hart- en vaatziekten en aandoeningen aan de spijsverteringsorganen.
- borstkinderen worden eigenlijk nooit te dik.
- het zuigen aan de borst zorgt ervoor dat de kaak zich goed kan ontwikkelen.
- de baby heeft warm lichamelijk contact.
- zuigbehoefte word beter bevredigd.
- moedermelk is licht verteerbaar.
- borstvoeding is goedkoop en gemakkelijk
- borstvoeding zorgt ervoor dat je baarmoeder zich na de bevalling sneller herstelt, je krijgt eerder je figuur terug.

Het enige voordeel van de fles is dat iemand anders bijvoorbeeld de vader het kind ook eens eten kan geven. Het is vooral voor ’s nachts een uitkomst

Gezondheid:

Het eerste onderzoek van de baby gebeurt direct na zijn geboorte. Er wordt een test gedaan die de Apgar-score heet, daarbij gaat het om de vijf belangrijkste lichaamsfuncties: de hartslag, ademhaling, spierspanning, reflexen en de huid van de baby.

Het eerste prikje:
Als een baby een dag of acht is, krijgt het een hielprikje
Ze nemen een paar druppeltjes bloed af en dit wordt onderzocht.
Het bloed wordt nagekeken op phenylketonurie (PKU), een stoffelingsziekte die kan leiden tot ernstige stoornissen. Als je er vroeg bij bent, en het kind volgt een streng aangepast dieet, dan ontstaan er geen ernstige beschadigingen.
Ook worden de druppeltjes onderzocht op congenitale hypothyroïde (CHT) dat is een schildklierstoornis.Dit komt bij 1 op de 6000 baby’s voor.
De schildklier werkt dan te traag. Een gevolg kan zwakzinnigheid zijn, maar is met medicijnen te voorkomen.

Bijna alle baby’s hebben op de derde of vierde dag na de geboorte een wat gele huidskleur. De meeste kinderen hebben verder nergens last van; ze drinken goed en zijn niet slaperiger dan anders. Deze vorm van geelzucht bij pasgeboren baby’s heet fysiologische icterus.

De tweede maand:

Groei en beweging:

Voor de ontwikkeling van de waarneming van de baby is het belangrijk dat hij eerst voor en boven zich gaat kijken, en daarna pas opzij. Dit kan in een wipstoeltje.

Al veel beter dan de eerste maand kan de baby zijn hoofdje oprichten. Hij kan het nu zelfs zo’n tien tellen omhoog houden, het is nog te veel gevraagd om zijn hoofdje stil te houden.
Het schommelt heen en weer.
Sommige baby’s krijgen het nu ook al voor elkaar om een stukje met hun bovenlichaam van de ondergrond te komen.
Ook is er al veel in de houding veranderd, de baby trekt zijn billetjes niet meer zo omhoog waardoor zijn beentjes wat rechter liggen.

Ook kan de baby kan al van zijn zij op zijn rug rollen

Zitten kan de baby nog lang niet, maar als je hem stevig vasthoudt in een zithouding kan hij al even zijn hoofdje omhoog houden. Dit is een seconde of vijf, zijn hoofdje wiegt daarbij nog heen en weer.

Als de baby op zijn buik wordt gelegd maakt hij bewegingen die een beetje lijken op kruipen.
Echt kruipen kan hij nog niet daar moet hij een paar maanden ouder voor zijn.

In de tweede maand lacht de baby voor het eerst. Dit is het bewijs dat hij zich lekker voelt en dat hij reageert op het feit dat zijn ouders van hem genieten

Langzamerhand beginnen de reflexen van de baby die hij had toen hij pas geboren was te verdwijnen. Bepaalde handelingen doet hij niet meer instinctief; die gaan wat bewuster gebeuren. Een voorbeeld is het verdwijnen van het zuigreflex.

Een ander reflex dat rond de tweede maand verdwijnt, is het stapreflex.
In deze periode strekt de baby zijn beentjes niet meer als hij met zijn voetjes op een harde ondergrond wordt neergezet, dit deed hij wel toen hij pasgeboren was.

In het begin had de baby gebalde vuistjes. Nu opent hij zijn handjes steeds verder en vaker.
Ook drukt hij zijn vingertjes niet meer zo hard tegen zijn handpalm.

Rond een week of zes ontdekt de baby zijn eigen handjes. Per ongeluk raakt het ene handje het andere. Hij pakt het vast, doet zijn handjes open en dicht en trekt aan zijn vingers.
Het lijkt al een beetje op spelen,alleen weet hij er nog niet zo goed raad mee en hij weet niet dat ze van hemzelf zijn.

Koliek:
Acute buikpijn. Meestal krijgt een baby zo’n aanval aan de begin van de avond.
Vanaf 2/3 weken begint het en met een maand of drie is vrijwel iedereen baby er van af.

Contact:

In de eerste maand reageert de baby vooral op harde geluiden: schrikreacties.
Een maand later schrikt hij al niet meer zo gauw. Ook kan hij al zachtere geluiden horen.
Als hij iets hoort houdt hij even op met spartelen en blijft heel stil liggen.
Lang ergens naar luisteren lukt nog niet, de baby kan zich nog maar kort concentreren.

Omdat de baby nu wat scherper gaat zien begint hij grote belangstelling te krijgen voor bewegende voorwerpen.
Wel is hij nog heel bijziend. Hij ziet het best op ongeveer twintig centimeter afstand.
Ook kan de baby zijn hoofdje draaien en met zijn hele blik de kamer volgen.
Dit geldt natuurlijk voor dingen die dichtbij zijn.

Ook kan de baby nu wat meer geluid maken dan alleen huilen, hij kan ook wat geluidjes maken. Als hij wakker wordt en zich lekker voelt gaat hij soms op zijn manier praten, zoals ‘ehh’, ‘ooh’.
Dit is nog niet echt kneuvelen, de geluidjes zijn toevallig ontstaan bij het ademen als het mondje een beetje open staat.

De baby kan nu al zes uur aan een stuk door slapen, zodat hij de hele nacht niet wakker wordt.

Uit onderzoek is gebleken dat te veel eten op de leeftijd van een week of acht gevolgen heeft voor dik zijn van de rest van je leven.
Vooral bij flesvoeding is de kans op overvoeding groot.

De derde maand:

Groei en beweging:

Vanaf een maand of drie vindt de baby het leuk om af en toe even in de box te liggen.
Het wordt nu ook tijd voor een ledikantje

Het hoofdje is nog steeds vrij groot en zwaar in vergelijking met de rest van zijn lijfje.
Maar de spieren van zijn nek, schouders en rug zijn al een heel stuk sterker geworden.
Als de baby op zijn buik ligt kan hij al een tijdje zijn hoofdje omhoog houden.
Hij tilt het ook steeds verder op.

Hoe je moet zitten begint de baby aan het eind van de derde maand al een beetje in de gaten te krijgen. Het gaat nog wel wat ‘slordig’.
Zijn rug blijft nog rond, en hij kan zijn hoofdje nog niet stilhouden, dat wiebelt nog steeds een beetje heen en weer.

Kort na de geboorte had de baby een steunreflex en automatische loopbewegingen die zijn nu verdwenen.
Hij strekt zijn beentjes niet meer als je hem op zijn voetjes zet; zijn knietjes buigen door.

Het vele en kort slapen gaat er een beetje af in deze periode. De baby begint nu een duidelijker dag- en nachtritme te krijgen.
Overdag maakt hij dutjes van z’on anderhalf tot twee uur, maar ’s avonds en ’s nachts kan hij zes (aan het einde van de derde maand soms zelfs tien of elf) uur achter elkaar doorslapen.
Dit verschilt natuurlijk per kind.

Als een baby rond een maand of drie is lukt het hem meestal al om zich van zijn rug op zijn zij te draaien.

Tot drie maanden waren zijn handen voor de baby wel dingen die altijd in de buurt waren, maar het echte ontdekken ervan begint pas rond deze tijd. Hij gaat ze nu bewust zien en er ook mee spelen.

Nu de baby zijn handjes heeft ontdekt en ze open en dicht kan doen, begint speelgoed steeds belangrijker voor hem te worden. Hij zal ernaar grijpen, ermee zwaaien het vasthouden en het in zijn mond steken.
Nog steeds zijn zijn bewegingen echter niet gecoördineerd.

Het lachje op het gezicht van de baby, dat eerst zo bijzonder was wordt nu al bijna gewoon.
De baby doet het steeds vaker. Alleen lacht hij ook naar afbeeldingen van mensen.
Ook huilt de baby minder, dit vermindert vanaf deze maand sterk.

Kijken gaat nu bewuster dan een tijdje geleden. Hij begint nu echt naar dingen te staren, ook naar voorwerpen die op grotere afstand van hem zijn.
In de eerste maand was een afstand, verder dan 20/25 cm, voor hem het maximum om iets goed te kunnen zien. Nu kan hij gemakkelijk iets zien aan de andere kant van zijn kamer.
Ook kleuren gaat hij beter zien en onderscheiden.

De eerste klanken die de baby maakte waren ‘aa’, ‘ee’ rn ‘oo’. Maar zo tegen het einde van de derde maand komt er wat variatie. Hij gaat geluidjes maken die klinken als ‘che-che’ en ‘urre-urre’ de gesprekken met anderen zijn belangrijker. Op die mandier ontdekt hij namelijk de klanken van zijn moedertaal die hij later echt gaat begrijpen, nabootsen en gebruiken.

Helemaal bewust gebeurt het grijpen naar een speeltje nog niet; het vasthouden van een speeltje dat hij bemachtigt is dat wel. De baby leert daardoor dingen die later van groot belang zijn; zijn geheugen oefenen, het waarnemen van afstand, uiterlijk en grootte van voorwerpen.

Voeding:

De baby mag nu al een klein beetje groeten zoals worteltjes, sperzieboontjes en spinazie.

Slikken is een heel nieuwe vaardigheid die de baby zich aan moet leren. Tussen de hapjes door zal de baby dan ook graag even op zijn handje of een paar vingers zuigen.
Dat betekent echter niet dat hij geen eten meer hoeft, dan houdt baby het voedsel gewoon niet meer in zijn mondje.

Gezondheid:

De baby kan last hebben van berg. Dit zijn bruine schilfertjes op het hoofdje van de baby, eigenlijk een combinatie van zeepresten en een overmatige talgafscheiding.
De plekjes kunnen met olie ingewreven worden, dag erna hoofdhuid masseren met een zachte handdoek. Daarna kunnen de schilfertjes zo uit het haar geborsteld worden.
De haartjes moeten zo weinig gewassen worden met shampoo of zeep om dit te verkomen.

De vierde maand:

Groei en beweging:

Je kunt de baby nu nergens meer alleen laten liggen waar hij vanaf kan vallen.

De spieren van de baby zijn inmiddels behoorlijk ontwikkeld; daardoor wordt hij steeds beweeglijker en sterker.
Als hij op zijn hoofd ligt zal hij zijn hoofd optillen en op zijn armen steunen of allebei zijn armen tegelijk optillen.
De kans is dus groot dat hij omrolt of ergens vanaf rolt

Zitten gaat steeds beter. Als je hem aan zijn handjes optrekt, houdt hij zijn hoofd omhoog
Ook als je hem voorzichtig naar een kant laat overhellen blijft zijn hoofdje rechtop.
Het is niet goed om de baby dan meteen tussen kussens in een stoel of wandelwagen te laten zitten; daar kan de baby een kromme rug aan overhouden.

Heel vlotte baby’s doen al een poging om te gaan staan.
Het zijn niet meer de reflexen die hij in zijn eerste weken had, maar de eerste stapjes op weg naar het echte staan.
Hij zet zich af met zijn voetjes, bijvoorbeeld als je de baby op schoot hebt, en kan dan even zijn eigen gewicht dragen.
Hij zakt onmiddellijk weer door zijn knietjes.

Elke normale gezonde baby leert zitten, staan en lopen. Ze doen dit allemaal in hun eigen tempo.

Na een maand of vier leert de baby hoe hij zichzelf kan troosten door op zijn vingertjes te zuigen. Een fopspeen heeft hij dan eigenlijk niet meer nodig.

Steeds meer contact:

Zien lukt al steeds beter. Hij kan nu bijna net zo doe als een volwassene een voorwerp met zijn ogen volgen. Hij richt zijn ogen op alles en iedereen wat hem interesseert.
Ook kan hij nu al verschillen in afstand waarnemen.

Grijpen kan hij nu met twee handjes tegelijk.

In het begin zij de spiegel de baby nog niet zo veel. Nu gaat hij ook naar zichzelf kijken en lachen. En omdat hij dat hij dat kindje in de spiegel ziet lachen, lacht hij terug.

Voor een baby van een maand of vier is alles een leerzaam spelletje.
Als de baby erachter komt dat hij geluiden kan maken herhaalt hij dit eindeloos.
Zijn hele lichaam doet aan het spelletje mee: hij trekt een gezicht, zwaait met zijn armen en benen.
Ook eten is een spelletje Na elke hap vindt hij het heerlijk om even aan zijn vingers te zuigen, zijn mond af te vegen en zijn hoofd in alle richtingen te draaien om te kijken of er nog wat interessants te beleven valt.

Als de baby een speeltje heeft steekt hij dit vrij onmiddellijk in zijn mond.
Alleen met zijn handjes iets onderzoeken is hem te beperkt: hij wil ook alles met zijn mond testen.

De baby gaat nu ook bij het vormen van geluidjes zijn lippen en tong gebruiken.
Zo ontstaan klanken als ‘ff’ ‘vv’ ‘sss’ en ‘zzz’.

Men heeft ontdekt dat baby’s die in hun eerste zes maanden veel werden opgepakt en geknuffeld later veel meer initiatief ontplooien dan een kind dat dat niet heeft meegemaakt.
Een kwestie van zekerheid en zelfvertrouwen.

De baby kan al vrij snel met de pot mee-eten. Als je het goed door elkaar prakt en pureert, krijgt hij alles wat hij nodig heeft.
Een dikke baby wordt later een dikke volwassene.
Door een baby steeds meer voedsel te geven, nemen de vetcellen niet alleen in grootte toe, maar ook in aantal.

De vijfde maand:

Groei en beweging:

Rond een maand of vijf is het uit met de rust. Elke periode dat hij nu wakker is duurt nu anderhalf tot twee uur

Wakker worden als het licht is:
Een baby van vijf maanden wordt over het algemeen wakker als het licht wordt. Dat kan dus best om zes uur ’s morgens zijn. Hij begint meteen aan zijn ochtendgymnastiek, op zijn buik draaien, schommelen met zijn lijfje. Daarna begint hij behoefte te krijgen aan gezelschap.
Het helpt echter bijna niets als je hem ’s avonds later in bed stopt, of hem er ’s nachts nog eens uithaalt voor een voeding. Wakker wordt hij toch.
Wel kan het helpen als je goed afsluitende gordijnen voor de ramen hangt.

Zitten en overeind komen:
De baby kan steeds beter gaan zitten. De spieren van zijn lijfje en zijn onderrug zijn nu zover ontwikkeld dat hij ze aardig onder controle kan houden. Dat betekent ook dat hij nu langer in een stoeltje kan zitten, een baby stoeltje.
Met steun kan de baby nu al een lange tijd blijven zitten, hij houdt zijn rug goed recht.
Hij vindt het nu ook leuk om overeind te worden getrokken tot hij zit; hij buigt zijn hoofd vooruit, kromt zijn lijfje en brengt zijn benen naar zijn buik.
Hij kan nu ook, terwijl hij zit, een speeltje pakken.

Rollen:
Van zijn rug op zijn buik rollen doet de baby nu met grote regelmaat. Toch is het nog geen bewuste actie. Als hij op zijn buik liggend een van zijn armpjes strekt, gaat zijn lijfje aan de andere kant omhoog. Als hij dan probeert om alles om zich heen te zien en zijn hoofdje wat te ver draait, raakt hij zijn evenwicht kwijt. Zijn na verhouding nog steeds zware hoofdje sleept hem dan mee.

Staan lukt soms al:
Sommige baby’s dan als ze een maand of vijf zijn al dappere pogingen om te staan. Dat is dan geen reflex meer als in het begin. Ze zetten zich af, ook als ze losjes worden vastgehouden onder de armen. Ze kunnen hun lichaamsgewicht dan enkele tellen dragen. Veel baby’s van deze leeftijd zakken nog meteen door hun knietjes.
Als het de baby lukt om te staan, is hij daar meestal zo trots op en enthousiast over, dat je hem nauwelijks kunt bewegen om weer te gaan zitten. Hij klemt zich aan je vast en ‘springt’ op en neer. Het uitzicht is dan ook erg interessant omdat het voortdurend verandert.

Speeltjes pakken:
Als je een baby een speeltje of een ander interessant voorwerp voorhoudt, zal hij enthousiast beginnen te trappelen. Hij steekt zijn beide handjes ernaar uit en als het binnen handbereik is, zal hij het ook aanraken en betasten.
Niet elke baby is al in staat zo’n speeltje al echt vast te pakken; sommigen lukt het al prima.
Hij kan nu ook iets vastpakken met duim en wijsvinger waarbij hij zijn handje een beetje draait. Als je een rammelaar in zijn hand legt, speelt hij daarmee.
Een andere favoriete bezigheid; hij houdt graag een borst of fles met een of twee handen vast. Ook kan hij soms al een speeltje van de ene in de andere hand pakken.
Kluiven op zijn teentjes:
Als de baby op zijn buik ligt, komen zijn hoofd en borst al hoog van de ondergrond. Op zijn rug liggend kan hij zijn hoofd en schouders zelf al een klein stukje optillen. Zo ziet hij ook zijn voeten beter. Die zijn heel interessant voor hem; zonder enige moeite brengt hij ze naar zijn mond en als hij er de kans voor krijgt, kluift hij op zijn teentjes.

Schommelen:
Op zijn buik, armen en benen in de lucht en dan maar schommelen. Een leuk spelletje dat de baby graag speelt. Wel moet er echter goed op de baby gelet worden, hij kan zo overal vanaf rollen.

Het contact wordt echt:

De baby herkent nu heel goed bekenden en onbekenden. De baby is nog niet eenkennig.

Meepraten:
Hij slaagt er nu echt in een bijdrage aan de conversatie te leveren. Soms voert hij zelfs al het hoogste woord.
Het is zeer dankbaar ‘werk’ om met hem te spelen. Alles vindt hij even prachtig, en hij kan er niet genoeg van krijgen. De eenvoudigste spelletjes laten hem schaterlachen. Lawaai vindt hij ook heel mooi.

Een vijfde-maand-spelletje:
Leg de baby op een handdoek en zet aan het einde ervan een speeltje neer. Kruipen kan hij nog niet, maar malen met zijn armpjes wel. Het lijkt op een enthousiaste crawlslag in het zwembad, en het helpt want zo krijgt hij zijn speeltje in bezit.

Een prachtig speeltje voor in bad dat je maar een keer voor hoeft te doen: met zijn handje in het water slaan. Dit is een groot feest.

Het is niet alleen tijd voor de ontdekkingen met zijn handjes, hij wil ook alles met zijn mond proeven en proberen. Alles wat hij te pakken krijgt gaat direct naar richting zijn mondje.

Kwijlen hoort erbij:
Hele slierten produceren ze soms: baby’s van vijf maanden kwijlen lustig de hele dag door.
Er hangen altijd wel een paar druppels aan hun mondje.
De oorzaak daarvan is dat hun speekselklieren steeds beter gaan werken. En door het voortdurende sabbelen worden ze sterk geactiveerd.

Langzamerhand begint de baby door te krijgen dat de dingen die uit zijn gezichtsveld verdwijnen niet echt verdwenen zijn.
Voor deze periode was dat anders; iets dat hij niet meer zag, bestond voor hem ook niet meer.
Hij kan dingen die hij losgelaten heeft ook weer terug vinden. Ze moeten alleen niet ver buiten zijn oog- of handbereik zijn, want hij geeft het snel op. Iets is er nog wel over van dat idee: wat weg is, is weg.
De baby begint nu ook te ontdekken dat er dingen bestaan die niet echt bij hem horen; die hij kan loslaten en dan weer opnieuw pakken. Dat speeltjes en andere voorwerpen er steeds anders uit kunnen zien: als ze veraf of dichtbij zijn bijvoorbeeld, of als hij ze ronddraait.
En hij komt erachter dat er vaak een ‘goede’ en een ‘slechte’ kant aan allerlei dingen zitten.
Als hij de fles in zijn handjes heeft zal hij gauw ontdekken dat hij de speen in zijn mondje moet steken, en niet de achterkant.
Een baby ontdekt in deze periode niet alleen zichzelf (door bijvoorbeeld in de spiegel te kijken); hij heeft ook al aardig in de gaten hoe het met andere mensen zit. Sommige zijn bekend, daar lacht en brabbelt hij tegen; andere heeft hij liever iets op afstand.
Het is opvallend dat veel baby’s vooral wat huiveriger zijn voor vreemde vrouwen dan voor vreemde mannen. Waarschijnlijk komt dit omdat hij bij een vrouw hetzelfde verwacht als dat hij van zijn moeder verwacht (gevoel, geur, klank van de stem,lach) en daar niet aan wordt voldaan.dat geldt natuurlijk alleen als de moeder de hele dag bij haar baby aanwezig is.

Een baby hoort nu ook het verschil tussen een strenge en een lieve stem.
Van een streng geluid zal hij misschien zelfs schrikken of gaan huilen.

Echt nieuwe klanken leert de baby in deze periode er niet bij. Hij benut al zijn tijd om te oefenen en nog eens te oefenen. Hoe meer er tegen hem wordt gepraat, hoe leuker hij het zal vinden om te praten.
In het begin komen ‘woordjes’ als ‘baba’ en ‘tata’ er nog volstrekt toevallig uit. Maar de baby leert er wel van. Als er enthousiast op zulke geluidjes wordt gereageerd, gaat hij zichzelf imiteren en herhalen. Als hij daarmee succes heeft bereikt, gaat hij het steeds vaker doen.

Voeding:

Vrijwel alle baby’s gaan in deze periode over op vaste voeding. Ze kunnen nu al alle soorten bladgroenten eten en verder bloemkool, worteltjes en bietjes.
De groeten kunnen vermengd worden met wat aardappelkruim of wat fijngestampte rijst.
Dit is meestal ook bij bereiding gebruikt in potjes babyvoeding.

Ook kan er nu een ei gegeten worden. Een half hardgekookte dooier kan geprakt worden met groenten. Heel kleine stukjes mogen ook.
Dit mag echter niet vaker dan twee keer per week een half ei.

Als de baby dorst heeft moet hij water drinken, dit mag nooit te koud zijn.
Je kunt hem mineraalwater geven, na 6 maanden mag de baby ook water uit de kraan.
Drankjes met suiker zijn taboe.
Ook het laatste slokje wijn mag niet. Dit is heel erg slecht voor de baby.

Baby’s zijn over het algemeen heel goed in staat om zelf aan te geven waar ze behoefte aan hebben en waaraan niet. Het maakt dus niet uit als hij een keer zijn fles niet wil leegdrinken omdat iedereen wel eens niet zo’n trek heeft.
Dit geldt natuurlijk alleen voor een gezonde baby.
Het wordt wat anders als een baby die elke dag goed eet opeens elke fles en elk hapje weigert en een zieke indruk maakt.

Kaas heeft een hoge voedingswaarde omdat er veel kalk en eiwitten in zitten. Jonge kaas mag een baby al na een maand of vijf, zes hebben.
De baby mag niet te veel, hij moet aan alle nieuwe hapjes wennen.

Gezondheid:

Op de consultatiebureaus heeft men extra aandacht voor de heupjes van de baby. Bij elke controle spreidt en buigt de arts de beentjes en hij trekt er zachtjes aan.
Op deze manier probeert men heupafwijkingen in een zo vroeg mogelijk stadium op te sporen. Meisjes hebben hier vier keer zo veel kans op dan jongens.
Meestal kan die zelf al worden vernomen, de beentjes kunnen niet voldoende uit elkaar.
Ook is er aan de ontwrichte kant dikwijls een extra beenplooitje en zitten de bilplooitjes niet op dezelfde hoogte.
Het kind kan hier later veel last van krijgen als er niks aan gedaan wordt, het kan mank gaan lopen.
Als een baby zo’n afwijking heet wordt er een spreidbroek voorgeschreven; een broek van kunststof die de beentjes uit elkaar en gebogen houdt. De baby heeft hier niet zoveel last van.
Als het probleem in een later stadium wordt ontdekt, zal vaak een ziekenhuisopname nodig zijn.

Ook is het nu tijd voor de derde en voorlopig laatste DKTP-prik.
Daarna duurt het een half jaar tot de volgende gegeven wordt. Als de baby de eerste twee prikken zonder problemen heeft doorstaan, wil dat nog niet zeggen dat de derde ook zonder moeilijkheden zal verlopen. De baby kan wat koorts krijgen, wat huilerig zijn en wat moeite hebben met inslapen.

Andere dingen eten betekent ook dat de ontlasting van de baby verandert. Het ziet er anders uit en het ruikt ook anders.

De zesde maand:

De eerste tandjes:

De baby zal gemiddeld rond de zesde maand zijn eerste tandje krijgen. Dit kan je al goed merken door zijn gedrag; hij is wat humeurig, huilt vaker, kwijlt veel en kan eventueel wat dunne, zurige slijmerige luiers hebben.
Van dat laatste kan de baby rode billetjes krijgen waardoor hij nog meer kan gaan huilen.
Er zijn ook baby’s waaraan je niets merkt. Misschien ziet hun wangetje of het tandvlees wat rood; voor de rest geven ze geen kik en op een dag is de tand er opeens.

Suiker is natuurlijk tandbederver nummer een. Daarom is het belangrijk ook heel kleine baby’s te wennen aan water, yoghurt en dergelijke producten zonder suiker.
Een baby die de smaak van suiker niet kent, mist deze ook niet.
Ook melk moet meteen worden opgedronken; de baby mag geen flesje in bed, omdat de tanden dan voortdurend door een laagje melk omspoeld worden.

Het allereerste tandje is meestal een snijtand in de onderkaak. Ongeveer een mand later komt er een tweede snijtand naast.
Als het kind een jaar is, heeft het er waarschijnlijk al zes. Pas tussen zijn eerste en tweede verjaardag komen de kiezen en hoektanden. De achterste kiezen verschijnen het laatst. Als de baby ongeveer tweeënhalf jaar oud is, is het melkgebit compleet.
De baby heeft dan twintig tanden en kiezen.

Er is een de babykaak weinig plaats voor de melktandjes; daarom staan ze in het begin wat scheef, en op elkaar. Het ziet er een beetje slordig uit.
Als de kaak groeit, draaien de tandjes beter in het gelid.

De basis voor het gebit van de baby wordt al gelegd in de vierde maand van de zwangerschap; daarom moet er bij de zwangerschap goed melk gedronken worden en kaas gegeten.
Zij bevatten kalk, en dat is belangrijk voor de goede opbouw van het gebit.
Ook waren melk en vitamines belangrijk
Het voedsel was dus goed voor de groei van de baby, en dus ook voor zijn gebit.

Vanaf een maand of drie mag de baby een fluortabletje. Dit wordt tot de baby vijf maanden is fijn gemaald en onder de tong gelegd.

Groei en Beweging:

De baby kan nu al een paar belangrijke dingen bijna: zitten en kruipen. Die twee hebben veel met elkaar te maken. Het enige probleem dat hij nog bij het zitten heeft is zijn evenwicht bewaren. Het probleem bij het kruipen is het vooruitkomen; zeer gedecideerde baby’s die een aantrekkelijk speeltje net buiten hun bereik zien, kunnen zich al op een of andere manier daar naar toe bewegen.
Een echte kruipbeweging heeft de baby ook al vaak: hij trekt zijn knietjes onder zich, duwt zich met zijn handen op, en krijgt zijn buik van de grond.

Veel baby’s kunnen nu al van hun rug op hun buik rollen en weer terug.

Als de baby gaat kruipen, moet hij in ieder geval twee dingen kunnen: zijn handjes plat kunnen neerzetten, en zijn gewicht op een arm kunnen overbrengen. Vaak zal zowal het een als het ander hem lukken als hij rond de zes maanden is.
Hij kan dan heel lang op zijn gestrekte armpjes steunen, handjes plat op de grond.
En als je hem een speeltje voorhoudt, pakt hij het met een hand en steunt met zijn hele gewicht op de andere hand. Zo kan hij al een paar tellen zijn evenwicht bewaren.

Er zijn baby’s die een heel aparte manier kiezen voor hun eerste pogingen tot kruipen: ze gaan op handen en knieën zitten, en laten zich dan spartelend met een plof naar voren vallen.
Via deze sprongentjes weten ze toch al een afstandjes af te leggen.
Andere baby’s sluipen met hun buik over de grond, terwijl ze zich vooruit duwen met hun voeten en sturen met hun handen.
Weer andere baby’s verplaatsen zich op hun billen.

De baby moet nog stevig worden vastgehouden, maar toch staat hij nu al wat steviger dan een tijdje geleden. Hij houdt het langer vol, zakt niet zo snel meer door zijn knietjes en hij staat meer op zijn hele voetzool dan op zijn teentjes.

De baby heeft rond deze tijd verschrikkelijk veel energie.
Een topatleet in Amerika, Jim Thorpe, heeft eens geprobeerd alle bewegingen van een baby na te doen. Na vier uur was hij uitgeput, de baby ging daarna nog acht uur door!

De baby kan al een speeltje in zijn hand pakken, met zijn volle handpalm, zijn duim en vingers eromheen.
Met duim en vingers iets pakken kan hij nog niet.

De baby gaat nu ook meer met zijn speelgoed doen: hij pakt het niet alleen vast, hij steekt het in zijn mond. Aan het einde van deze zes maanden zal hij ook proberen te onderzoeken wat de mogelijkheden van het speeltje zijn: ermee slaan, schudden zodat er geluid uit komt.
Zijn handjes worden nu minder interessant; hij zal er nog wel eens naar kijken of op kluiven, maar hij weet er alles van. Ze zijn hem bekend.
Soms kan hij al een blokje in zijn ene hand vasthouden, terwijl hij een tweede blokje in zijn andere hand aanpakt; voor deze tijd liet hij in zo’n geval meteen het eerste blokje los.

De baby kan nu ook heel zachte geluidjes, zoals het geritsel van papier, onderscheiden; hij zal meteen kijken waar dat geluid vandaan komt. Behalve als de baby meerdere geluiden tegelijk hoort; het blijft dan gewoon voor zich uit kijken.

Ook kan de baby nu al duidelijk zien wie zich over zijn wiegje buigt; zijn moeder of een vreemde; hier is hij nog niet bang voor.

Een eigen willetje:

Eenkennig:
De ene baby heeft het (veel) sterker dan de andere; de ene begint er ook vroeger mee dan de andere.
Er zijn baby’s die rond de zes maanden al een beetje last hebben van eenkennigheid. Die bij het zien of horen van vreemden een grote pruillip trekken en zelfs beginnen te huilen.
Bekenden die hij een tijdje niet heeft gezien zijn voor hem ook vreemden.
De echte eenkennigheid begint meestal een paar maanden later.

De baby ziet nu ook verschil tussen kinderen en volwassenen. Hij kijkt graag naar andere kinderen, hoe ze spelen en waar ze mee bezig zijn; maar samen iets met andere kinderen doen daar is het nog veel te vroeg voor.

Praten:
De baby praat nu al aardig wat af. Wat hij zegt wordt al wat ingewikkelder. Hij breit de lettergrepen die hij kent, zoals ‘gege’ en ‘dada’ en ‘mem-mem’ aan elkaar, en als hij dat ook nog op steeds andere toonhoogten en geluidssterkte doet, ontstaat er een heel modieus taaltje.
Hij lijkt door die aaneenschakelingen lijkt het erop of hij al bijna papa of mama kan zeggen.
Dit is natuurlijk niet zo maar doordat er meestal enthousiast op wordt gereageerd zegt hij het steeds vaker.

Ze weten niet precies hoe het komt, maar meisjesbaby’s blijken meer te praten dan jongetjes.
Baby’s praten ook over het algemeen ook meer tegen een vrouwenstem dan tegen een mannenstem.

Zowel de smaak als het karakter van de baby ontwikkelt zich heel snel als de baby een half jaar is. Hij weet al ongeveer wat hij lekker en niet lekker vindt; al kan hij dit nog niet zeggen maar hij heeft wel andere mogelijkheden om dit duidelijk te maken, bijvoorbeeld zijn mond stijf dicht houden.
Bij het eten speelt zich meestal de eerste krachtmeting tussen ouder en kind af.

De zevende maand:

Groei en beweging:
Een kind is toe aan een kinderstoel als hij los kan zitten zonder te vallen. Ook als hij omkijkt of naar iets grijpt is hij aan de kinderstoel toe.

Sommige baby’s bewegen nog niet zo actief, ze zijn soms veel beter met hun handjes.
Ook kan een baby de fase kruipen overslaan, of een eigen manier van kruipen hebben; een soort tijgersluipgang, op knieën en ellebogen en met hun buik op de grond.
Of ze bewegen zich vooruit door hun achterwerk naar voren te bewegen.

Voordat een baby gaat zitten en kruipen, moet hij zich kunnen omdraaien van zijn rug op zijn buik. Tot voor kort viel hij gewoon om. Nu gaat de baby zich echt omdraaien, via zijn schouders of bekken, waarbij hij zijn benen heel goed gebruikt.

De baby herkent nu al een hoop geluiden, bijvoorbeeld de voordeur of het geluid dat gemaakt wordt als zijn eten klaar wordt gemaakt. Ook kan hij al veel mensen uit elkaar houden, hoewel hij zich op het eerste gezicht wel eens zal vergissen.

Voeding:
Het duurt niet lang meer en de baby kan al echt met de pot mee-eten.
Het eten hoeft niet meer gepureerd te worden maar fijn gesneden is goed.
Alles moet wel zonder zout, kruiden of sausjes, dat is niet goed voor kleine kinderen.

Een baby hoeft geen tanden te hebben om vlees te kunnen eten. In deze periode mag hij al een klein beetje, ongeveer een halve eetlepel, fijngemaakt vlees.
Het meest geschikte vlees is ‘wit’ vlees: zoals kipfilet, kalfsvlees, kalkoen, lamsvlees.
Ook tartaar en gehakt zijn geschikt.Het vlees moet wel gestoofd of gegrild zijn.
Ook kan er vis gegeten worden. Paling en makreel zijn te vet, maar vis zoals kabeljauw, schelvis, tong, schol en andere magere vissoorten kunnen gegeten worden.

Gezondheid:
Baby’s hebben snel een hoge temperatuur, van veertig graden of meer. Vaak zakt de temperatuur ook weer heel snel.
Met een baby van ouder dan een half jaar moet uitgekeken worden met hoge koorts.
Dit kan namelijk koortsstuipjes veroorzaken.
Het kind verstijft en wordt blauw. Na ongeveer dertig seconden gaat hij zich weer bewegen; schokkende bewegingen van alle spieren.
Na een tijdje gaat hij zich weer gewoon bewegen, en valt dan rustig in slaap.
Stuipjes komen vaak voor in de eerste levensjaren.

Door een prikkeling van de hersenen ontstaat een verkramping van alle spieren, ook van de ademhalingsspieren waardoor het kind geen lucht kan krijgen. Dat is ook de reden dat hij blauw wordt.Dit kan enkele seconden, maar ook enkele minuten duren.
Over het algemeen zijn deze koortsstuipjes niet gevaarlijk, wel moet er altijd een dokter komen. Die kan achter de oorzaak komen want als een kind vaak een stuip krijgt is er zeker medische hulp nodig.

De achtste maand:

De baby krijgt nu oog voor het grote geheel. Dat betekent dat hij in een oogopslag een bepaalde omgeving kan overzien. Als die omgeving bekend is, ziet hij het ook onmiddellijk als er iets is veranderd.

Het aantal uren slaap dat baby’s nodig hebben loopt net zo uiteen als bij volwassene. Je hebt kinderen die op de leeftijd van acht maanden, en soms al eerder, al nauwelijks meer in bed te krijgen zijn voor hun ochtend- of middagdutje.
Toch heeft de baby overdag wat rust nodig; zijn leventje is er inspannend en opwindend genoeg voor, dat moet hij ook een keer kunnen verwerken.

Het eerste wat de baby zelf kan eten zijn dingen als brood, stukjes toast, een stukje appel of komkommer. Omstreeks deze leeftijd slaat hij er meestal al in om zoiets te pakken en in zijn mond te steken.

De baby komt op zijn ontdekkingstochten door het huis niet alleen in aanraking met allerlei verschillende voorwerpen en materialen die hij op deze manier leert kennen; hij maakt ook kennis met het verschil tussen hoog en laag, voor en achter.

Het is mogelijk dat een baby rond deze tijd niet alleen bang is voor vreemde mensen, maar ook voor vreemde huizen. Hij kan angstig gaan reageren zodra hij in een nieuwe omgeving komt.

Groei en beweging:

Als de baby eenmaal is begonnen met kruipen, ontwikkelt hij al gauw een enorme snelheid.
Vooruit of achteruit, hard gaat het in ieder geval.
Baby’s van deze leeftijd kunnen ook al vaak met een speeltje in hun hand kruipen, wat weer extra behendigheid vereist.

Helemaal uit zichzelf gaan zitten lukt nog niet. Maar veel hulp heeft hij niet meer nodig om omhoog te komen tot hij zit. Als hem twee vingers voorgehouden worden, is dat steuntje voldoende om zich omhoog te trekken.
Als hij al wel zelf kan gaan zitten, doet hij dit uit kruiphouding.

Als de baby eenmaal zit kan hij dat ook wel een paar minuten volhouden, hij heeft daarbij geen steun in de rug nodig. Hij hoeft ook niet meer zijn handjes voor zich op de grond te zetten.

Wat betreft zijn motorische ontwikkelingen gebeurt er een heleboel tijdens deze periode: kruipen, zitten en vaak zelfs al staan. Wankelend en onwennig, en met steun. Maar hij krijgt het waarschijnlijk al voor elkaar. Hij slaagt er misschien in om zich omhoog te trekken. Opnieuw gaan zitten is een ander verhaal die kunst beheerst hij nog niet.

Tot voor kort pakte de baby speeltjes en andere dingen met zijn volle handje. Dat maakte het hem nogal moeilijk om kleine dingen te pakken te krijgen. Nu kan hij vaak ook al met duim en wijsvinger iets grijpen.

Bang voor vreemden:

De baby wordt rond deze leeftijd erg eenkennig. Bekenden zijn voor hem mensen die dagelijks om hem heen zijn, vreemden zijn mensen die daar buiten vallen.
Het kind hecht zich aan een aantal mensen, volgens deskundigen kunnen dat er maximaal vijf zijn.
Eenkennigheid heeft een heel positieve kant: het betekend dat het basisvertrouwen in zijn vaste verzorgers stevige fundamenten geeft.

Tegelijk met eenkennigheid doet zich meestal iets anders voor bij baby’s rond de acht maanden: scheidingsangst. Dat sterke gehecht zijn aan zijn moeder, vader of andere verzorgers, brengt met zich mee dat een baby heel bang wordt als zo’n vertrouwd iemand uit zijn gezichtsveld verdwijnt.
Pas na anderhalf, twee jaar begint de scheidingsangst, en ook de eenkennigheid te verdwijnen.
De mate waarin de angsten aanwezig zijn kunnen per kind zeer verschillen.

Hoe hij zijn stem moet gebruiken, dat begint de baby al aardig door te krijgen.
Hij kan gezellig keuvelen, maar ook ontzettend hard krijsen en heel zachtjes praten.
Daarnaast ontdekt hij dat hij allerlei grappige geluidjes met zijn mond, tong en lippen kan maken: klakken met zijn tong, een kus in de lucht geven, brrr doen met zijn lippen.

Voeding:

De baby geniet niet alleen van het eten van een koekje, hij vindt het ook prachtig om het zelf te pakken en het in zijn mond te steken. Met dingen als koekjes, stukjes fruit en dergelijke lukt dat al. Een lepeltje met inhoud komt meestal nog overal terecht behalve in zijn mondje. Dat is een stuk moeilijker.

Veel baby’s van deze leeftijd eten nu al met de pot mee: wat fijngemaakte groenten, een fijngemaakte aardappel of rijst en wat vis of vlees.
De baby kan nu ook een hele eierdooier eten. Dit mag hooguit twee keer per week.
Varkensvlees mag de baby nog niet eten, dit bevat veel vet.
Dit is niet geschikt voor de baby, en bovendien is gebleken dat het eerder lijdt tot allergische reacties.

Gezondheid:

Nu de baby al kan staan, maar nog niet weet hoe hij daarna moet gaan zitten, kan dat wat pijnlijke problemen opleveren. Als hij zich achterover laat vallen komt hij soms hard met zijn hoofdje op de grond of iets hards neer.
Toch zal het zelden gebeuren dat de baby zich op deze manier verwondt.
Zijn schedel vangt als een soort schokbreker een heleboel op. Zijn hersens zijn daardoor beschermd. Een hersenschudding komt bij zulke kleine baby’s dan ook weinig voor.

De negende maand:

Groei en beweging:

Naarmate het de baby gemakkelijker afgaat om te zitten, zal hij daarbij ook steeds meer zelfvertrouwen krijgen. En dat betekent dat hij zittend allerlei nieuwe mogelijkheden kan ontdekken. Een speeltje dat op kleine afstand voor hem ligt, kan hij nu door te reiken pakken zonder om te vallen.

Ook gaat het vooruit kruipen steeds beter. Met zijn armen verricht hij nog steeds het meeste werk.
Omvallen als de baby zit is er nauwelijks meer bij. En als hij achterover zou vallen zoekt hij steun met zijn armpjes achter zich.

De baby kan nu echt een paar seconden stevig op zijn beentjes staan. Dat kan natuurlijk alleen als je hem daar een handje bij helpt, een steuntje heeft hij echt nog wel nodig.
Maar hij staat, zijn benen zijn er nu sterk genoeg voor. Hij kan het alleen nog niet lang volhouden en zakt al gauw door zijn knietjes of begint heen en weer te schommelen.
Een heel vlugge baby staat nu zelfs al zonder steun, en probeert soms enkele wankelende, waggelende stapjes.

Natuurlijk liet de baby voor deze tijd al het een en ander uit zijn handjes vallen. Maar dat was onbewust, hij liet een speeltje gewoon los omdat er iets anders was dat hij interessant vond en wilde pakken. Nu laat hij dingen gewoon expres uit zijn handen vallen, want dat maakt weer een nieuw geluid en het is nog een leuk gezicht ook.

De baby heeft inmiddels al aardig wat kreten ontdekt. Nu gaat hij die steeds opnieuw herhaalde kreten ook met elkaar verbinden tot lange woorden.
Ook gaat hij klemtonen leggen in die zinnetjes. Het klinkt bijna alsof hij al echt praat, al zijn zijn woordjes nog niet te verstaan.
Maar hij geeft zijn gebrabbelde zinnetjes een melodie mee: hoge tonen, lage tonen, klemtonen. Hij heraalt in die periode ook niet constant dezelfde lettergrepen, hij combineert ze. Als hij zo ver is, is het nog maar een klein stapje naar het uitspreken van echte woorden.
Zoals ‘ma-ma’ en ‘pa-pa’.Het duurt nog wel lang voordat hij het begrip mama en het woord mama aan elkaar gekoppeld heeft.

Ook gaat het geheugen van de baby vooruit.voor kleinere baby’s is alles nieuw, zelfs al hebben ze een paar uur daarvoor hetzelfde gezien of meegemaakt.

Tot voorkort kon een baby maar voor een ding te gelijk belangstelling opbrengen. Al zijn aandacht was geconcentreerd op dat ene voorwerp. Op het moment dat hij het ene in zijn handje nam, liet hij het andere vallen. Nu kan hij met twee dingen tegelijk spelen: naast elkaar leggen, ze samen oppakken.

Voeding:

Toen de baby nog een aantal maanden jonger was, kun hij zich uitstekend vermaken met een stukje geroosterd brood. Erop sabbelen, het fijnknijpen tussen zijn vingertjes. Wat hij ervan naar binnen kreeg was niet de moeite waard. Een baby van een maand of negen zal zo’n sneetje geroosterd brood echter met smaak oppeuzelen, tot de laatste kruimel.
Van om iets om mee te spelen is het echt iets om op te eten geworden.

Nu kan de baby bij zijn bekertje melk of vruchtensap ook een koekje eten. Vrijwel ieder droog koekje of biscuittje is geschikt. Het mag alleen niet te veel in zijn mondje kruimelen of te vet zijn. Ook een stukje jonge kaas of knäckebröd mag.
Ook mag de baby nu andere papsoorten. In plaats van rijstebloem mag hij nu ook bambix, brinta of babymuesli.

Gezondheid:

Rond de negende maand wordt op het consultatiebureau een gehoordest afgenomen.
De baby zit op schoot bij de moeder en ondertussen wordt zijn aandacht afgeleidt met speeltjes. Door links en rechts achter hem zachte geluidjes te laten horen, probeert men het gehoor van beide oren te testen. Maar het gaat nogal eens mis. Veel kinderen laten de geluidjes voor wat het is; ze hebben zoveel aandacht voor de speeltjes of voor andere zaken in hun omgeving dat ze gewoon niet de tijd hebben of de moeite willen nemen om te reageren.
Meestal wordt de test dan na een paar maanden herhaald.
Als er iets met het gehoor van een baby mis is, hebben de ouders dit al vrij snel in de gaten. Een kind dat niet reageert op je stem, op het hard dichtslaan van een deur, niet op kijkt als er een kopje rinkelend op de grond kapot gaat, hoort waarschijnlijk niet goed. Het is altijd belangrijk om zo’n test te laten doen omdat een kind ook kan reageren op wat hij ziet en op temperatuurverschillen. Als de deur opengaat, voelt het een koude stroom en kan daar op reageren. Ook kan het kijken naar speeltjes terwijl hij het niet goed hoort.

Een baby van negen maanden kan zich klaarwakker houden en weigeren om te slapen.
Toen hij klein was lukt hem dat niet, als hij slaap had sliep hij.
Het kan zijn dat het kind wel slaap heeft, maar dat hij zo vecht tegen zijn slaap, dat het hem toch lukt om wakker te blijven. Dit komt dan omdat het kind zich te druk heeft gemaakt in het half uurtje voordat het naar bed ging.

Vergeleken met de zeer actieve zevende en achtste maand is de negende mand een redelijk rustig te noemen. Er gebeurt veel met de baby, maar het is voor een groot deel toch ook herhalen van wat hij al kent.

De tiende maand:

De meeste baby’s vinden het rond deze leeftijd fijn om naar muziek te luisteren. Ze wiegen mee op de maat en klappen met hun handjes mee.

Groei en beweging:

Vrijwel alle baby’s kunnen kruipen als ze elf maanden zijn. Maar er zijn er ook die deze fase overslaan. Zij maken in een keer de sprong van zitten naar staan en lopen.
Voor sommige baby’s is de kruiphouding een handige uitgangspositie om te gaan staan. Hij strekt dan zijn armen en beentjes, duwt zich met zijn handen af en probeert dan zijn romp omhoog te krijgen.

Lang niet alle baby’s slagen er met tien maanden al in om zelf te gaan zitten. Het is ook vrij ingewikkeld als je dat vanuit een kruiphouding probeert. Of als je probeert te gaan zitten terwijl je op je buik ligt.
Als een kind van deze leeftijd wordt neergezet, zal het meestal al heel goed blijven zitten, ook zonder steun. De moeilijkheid zit hem over het algemeen in het bereiken van die positie.

Als de baby eenmaal staat, is het nog maar een kleine stap voor hij zijn eerste stapjes zet. Heel veel kinderen gaan dan eerst zijwaarts langs een bank, tafel of de spijlen van hun box, terwijl ze daaraan steun zoeken. Eerst gaat dat vrij langzaam, maar na een tijdje steeds sneller. Toch is dit nog niet het echte lopen, als ze dat gaan leren vergeten ze deze techniek weer.

Je hebt baby’s van tien maanden die zelfs al proberen los te lopen, er zijn er ook die nog veilig dicht bij de grond blijven en zelfs al niet enthousiast kunnen worden voor het optrekken. Dit zijn nu soms grote verschillen maar als ze tussen de twee en vier jaar zijn valt er niks meer te zien van de verschillen.

Kleine dingentjes pakte de baby tot voor kort met zijn duim en de rest van zijn vingers, behalve zijn wijsvinger. Nu gaat hij zijn vingertjes ook los van elkaar gebruiken. En juist zijn wijsvinger. Het kost hem een hele inspanning maar hij slaagt er nu in om met zijn duim en wijsvinger dingen op te pakken. Dit heet de pincetgreep. Voor de ontwikkeling van de fijne motoriek is dit een belangrijke stap.
Ook leert de baby om bewegingen van zijn handjes op elkaar af te stemmen; er ontstaat een samenspel.

Rond de tien maanden heeft een baby gemiddeld vier tanden: twee onder en twee boven.maar er zijn ook baby’s die nog helemaal geen tanden hebben. De leeftijd waarop kinderen tanden krijgen is erg gevarieerd.

Op deze leeftijd gaat de baby alles nadoen. De gezichten die er getrokken worden, als er na hem gezwaaid wordt alles probeert hij na te doen.

Er zijn baby’s van tien maanden die nog geen woord zeggen, er zijn er ook die al een aardig vocabulairelijstje hebben. Papa en mama staan meestal bovenaan. Wat hij verder nog zegt, heeft sterk te maken met de mensen, dieren en dingen in zijn omgeving.
De baby wordt in deze tijd steeds meer een kindje met een eigen wil. Hij heeft nog niet zoveel middelen tot zijn beschikking om tot uiting te laten komen wat hij wil, behalve huilen en een lelijk gezicht trekken als hem iets niet bevalt.
Maar rond de tiende maand leert hij er een manier bij: nee schudden.

Gezondheid:

Rode vlekjes is het kenmerk van vrijwel elke kinderziekte. Zo’n honderd jaar geleden waren er nog maar twee ziekten van bekend: mazelen en roodvonk. Later werd rode hond ontdekt, waarvan men in eerst instantie dacht dat het een soort mazelen was. Deze drie ziekten komen nog steeds voor, voornamelijk bij kinderen vanaf de peuterleeftijd.
In het begin van de 20e eeuw werden nog drie andere vlekjesziekten ontdekt. Die kregen geen naam maar een nummer, en zo werden de ‘vierde’ ziekte, de ‘vijfde’ ziekte en de ‘zesde’ ziekte bekend.
De vierde ziekte die wel een lichte vorm van mazelen bleek te zijn, is inmiddels vrijwel verdwenen. Ook omdat kinderen tegenwoordig vrijwel allemaal rond de veertien maanden tegen mazelen worden ingeënt.
De vijfde en zesde ziekte zijn aandoeningen die ook bij baby’s vanaf ongeveer een half jaar kunnen voorkomen. De vijfde is een onschuldige virusziekte die in tegenstelling tot de zesde ziekte onmiddellijk te herkennen is. Het begint met felrode vlekjes, grote en kleine vlekken door elkaar. Meestal eerst op het gezichtje en dan verspreidt het zich over billen, armen, benen en ten slotte over het lijfje.Het kind voelt warm aan maar verdere ziekteverschijnselen zijn er niet.
Als de vlekjes wegtrekken, na vier tot zes dagen, is het weer over. Een kind kan de ‘vijfde’ziekte nooit een tweede keer krijgen.
De zesde ziekte is onschuldig maar omdat deze aandoening begint met hoge koorts kan het veel zorgen bij zich dragen. Die koorts duurt drie dagen. Opvallend is dat het kind verder nauwelijks ziek is. Na drie dagen daalt de koorts, en dan verschijnen er kleine bleekroze vlekjes. Ook een arts weet dan pas zeker dat het om de ‘zesde’ ziekte gaat. Die vlekjes trekken na een dag of twee weg, en daarna voelt het kind zich al snel beter.
Ook deze ziekte kan de baby geen tweede keer krijgen.

Vaak merk je op deze leeftijd al een verschil in de manier waarop een kind zijn handjes gebruikt. De linker is vaak voor het rustige werk, zoals dragen en vasthouden. Terwijl het onderzoeken en spelen met rechts gebeurt. Toch wil dit nog niet alles zeggen over het links- of rechtshandig zijn van de baby. Het kan best dat hij over een poosje zijn linkerhand een veel actievere rol geeft. Of een kind echt links of rechts is, blijkt meestal pas als het zo’n anderhalf twee jaar oud is.

De elfde maand:

Groei en beweging:

Op deze leeftijd kunnen vrijwel alle baby’s echt kruipen. Maar dat betekent niet dat ze dat allemaal op de zelfde manier doen. Ook hun snelheid kan aardig verschillen. Bij sommige baby’s gaat het er nog wat onzeker aan toe; die puzzelen nog steeds een beetje met het naar voren brengen van hun armen en benen; terwijl andere kinderen al volleerde zeer snelle kruipers zijn. Je hebt baby’s die achteruit kruipen (zo beginnen bijna alle baby’s), en er zijn er die opzij kruipen. Sommige doen het op handen en knieën, anderen op handen en voeten, of op een knie en een voet. Er zijn talloze mogelijkheden.

Als een baby vroeg is met kruipen, wil dat nog niet zeggen dat hij straks ook heel vlot zal zijn met lopen. Snelle kruipers lopen vaak later dan hun langzame leeftijdsgenootjes.

Het zitten levert nu geen enkel probleem meer op voor de baby. Hij is volleert in deze vaardigheid. Hij kan net zolang blijven zitten als hij wil, met een keurige rechte rug en gestrekte beentjes.
Vanuit een zittende houding achterover gaan liggen is echter iets wat hij nog niet beheerst.

Het is echt een mijlpaal; de eerste stapjes van ene baby. Hij blijft nog wat wankel overeind maar probeert al dapper en heel trots vooruit te komen. Om extra veel steun te hebben zet hij zijn voetjes vrij ver uit elkaar; af en toe zal hij ook nog op zijn teentjes lopen.

Als de baby eenmaal kan staan, leert het meestal ook snel hoe hij moet bukken en hoe hij op zijn hurken moet gaan zitten. Voor alle zekerheid zal hij zich meestal wel met een hand aan iets stevigs vasthouden tijdens dat hurken en bukken.

De baby kan net weer iets meer met zijn handjes doen. Hij gaat nu grijpen met een gebogen duim en wijsvinger. Deze vaardigheid heeft veel nieuwe mogelijkheden. Met de manier waarop hij zijn handje houdt kan hij hele kleine dingen oprapen en vasthouden.

Zoals dat ook met andere ontwikkelingen het geval is, zijn er grote verschillen tussen baby’s wat betreft het praten. Er zijn kinderen die nu al hele verhalen afsteken, maar er zijn er ook bij wie dat nog een hele tijd kan duren.
De ene baby gebruikt al duidelijke woordjes terwijl de andere weliswaar eindeloos aan het woord is, maar voornamelijk brabbeltaal.

Er is sprake dat een kind echt gaat praten op het moment dat hij een zelfgekozen woordje steeds voor hetzelfde ding, dier of voor dezelfde mensen gebruikt.

Voeding:

Balanceren met een bekertje valt niet mee als je pas elf maanden bent; maar een baby van deze leeftijd wil ontzettend graag zelf drinken.
Daarom zijn bekertjes met twee oren erg handig; daar heeft je baby stevig houvast aan.

Behalve de groente die de baby al at, zoals sperziebonen en dergelijke, mag het nu ook af en toe kool eten. Het kan dus af en toe een bord spruitjes of rodekool eten.
Ook mag het vlees nu wat minder fijn gesneden worden. Dit is goed voor de ontwikkeling van kaken.
De voedingsmiddelen die de baby mag eten nemen steeds meer in aantal toe. Er is nog maar weinig wat de baby niet mag hebben. De baby kan nu ook karnemelk drinken en ook mag hij nu zuurkool hebben.

Gezondheid:

Pseudo-kroep:
Deze ziekte ontstaat door een ontsteking aan de luchtpijp. Dit komt meestal door een virus.
Het slijmvlies zwelt, waardoor de luchtpijp op die plaats steeds nauwer wordt, waardoor het kind moeite krijgt met ademhalen.
Pseudo-kroep komt vooral voor bij kinderen van drie maanden tot en met zes jaar.
Het is niet besmettelijk.
De eerste tekenen zijn meestal dat het kind een beetje verhoging heeft, het is wat hangerig, en het heeft een blafhoest en het praat of brabbelt met een hees stemmetje.
Soms moet het kind ervoor naar het ziekenhuis maar het is niet altijd nodig.

De vierde dktp-prik:
Het wordt nu tijd voor de vierde prik. Deze wordt meestal een half jaar na de derde gegeven.
Deze coctailprik wordt over een aantal jaren, in de kleuterleeftijd en als het kind een jaar of negen is, nog een keer herhaald.
Het kinkhoestvaccin wordt dan niet meer gegeven.

Als de baby net heeft leren staan, kan het lijken alsof er iets met zijn beentjes aan de hand is.
Hij zet ze vreemd neer met zijn voetjes naar binnen gedraaid: O-beentjes.
De oorzaak is meestal dat hij nog wat wankel staat en steunt op de binnenkant van zijn voetjes.
O-beentjes zijn in het eerste twee jaar een normaal verschijnsel. Een heel enkele keer zijn die kromme beentjes aan een andere oorzaak te wijten: Engelse ziekte of rachitis.
De botten bevatten dan niet genoeg kalk, een gevolg van een tekort aan vitamine D.
Deze ziekte komt echter hier niet meer veel voor.

De twaalfde maand:

Een echt mensje:

Er kan begonnen worden met tanden poetsen als het kind ongeveer een jaar is.
Het heeft dan waarschijnlijk zes tot acht tanden, misschien zelfs al wel een of meer kiesjes.
Tandpasta is nog niet nodig, poetsen met water is voldoende.

Toen de baby net geboren was maakt hij al zwembewegingen in zijn badje. Dat was een reflex zoals hij in die tijd meer had. Nu gaat hij die bewegingen opnieuw maken. Als hij onder zijn buik wordt vastgehouden, maakt hij met zijn armen en benen bewegingen alsof hij zwemt.
Het kind kan nu al leren zwemmen, maar moet dit wel met regelmaat blijven doen anders verliest hij die vaardigheid weer.

Groei en beweging:

De baby is nu helemaal volleerd met het kruipen. Het kost hem geen enkele moeite meer.
Het is op deze leeftijd vaak de manier om snel vooruit te komen. Dit lukt met lopen nog niet zo vlot. Stapjes doen vindt hij wel heel leuk.
op zijn voeten staan, dat lukt vrijwel elke baby die ongeveer een jaar is. Maar er zijn grote verschillen in de manier waarop ze hun voetjes gebruiken. Sommige baby’s zijn al tevreden a;s ze zich op kunnen trekken tot ze staan. Die verzetten verder geen voetje. Andere zullen al wat pasjes doen, maar dan hebben ze nog wel stevig steun nodig. Er zijn ook kinderen die al echt lopen, die het aandurven om tussen het ene steunpunt en de andere, een paar stapjes los te doen. Ieder kind kiest zijn eigen tempo in de ontwikkeling van het lopen.

Die eerste stapjes zijn heel onzekere, wankelende stapjes.
Leren om los te lopen gaat langzaam. De baby begint eerst met heel korte afstanden.
Zo kort dat hij als hij zijn steuntje loslaat hij het volgende al bijna weer kan grijpen.
Als hij zich iets zekerder gaat voelen komt er wat meer afstand tussen de steunpunten, en zo gaat hij steeds grotere afstanden overbruggen.
Leren lopen, los staan, de eerste stapjes, dat is echt een mijlpaal voor het kind.
Het leert niet alleen lopen, het leert daardoor ook zelfvertrouwen te krijgen.
En dat is het begin van een grotere zelfstandigheid.

Het heeft ongeveer tot de negende maand geduurd voor de baby een speeltje of een ander voorwerp expres kon loslaten. Waar het dan terechtkwam daar maakte hij zich geen zorgen over. Nu kan hij echt iets geven. Los laten op de juiste plaats, op het juiste moment en op verzoek.

Het kind heeft nu een gewicht van ongeveer tien kilo. Dit kan ook twee kilo daarboven of eronder zijn. Dit betekent wel dat zijn geboortegewicht ongeveer verdrievoudigd is.
In zijn tweede levensjaar wordt de toename van zijn gewicht aanzienlijk minder.
Gemiddeld groeit het kind dan acht centimeter en neemt anderhalf tot drie kilo in gewicht toe.
Dat betekent dat hij ook minder voedsel nodig heeft dan in zijn eerste twaalf maanden.

Als de baby het min of meer los lopen al aardig heeft geleerd, gaat hij ook variaties in het lopen maken: langzaam lopen, lopen met speelgoed in zijn handjes, omdraaien en hindernissen omzeilen. Wat hij het laatste leert is stoppen. Dat lukt niet zomaar.

In het begin doet hij dat meestal door zich te laten vallen of door iets vast te grijpen.

Verstaan en begrijpen:

Het moment dat het kind woordjes gaat zeggen en die ook gebruikt op de goede manier (ermee bedoelt wat er inderdaad mee wordt bedoeld) is het begin van het echte praten.
De eerste woordjes zullen vaak ‘mama’ en ‘papa’ zijn, ‘dag’, ‘ja’ en ‘eten’.
De woordenlijst groeit niet hard. De meeste kinderen zeggen als ze een jaar zijn drie woorden, die ze dan ook echt goed gebruiken. Met vijftien maanden zijn dat er gemiddeld vijf. Het gaat dus langzaam in de eerste periode. Het maken van zinnetjes gebeurt pas als het kind anderhalf tot twee jaar oud is.

Het kind begint nu een duidelijke voorkeur te tonen voor zijn rechter- of linkerhand.
Met de ene hand doet hij van alles, terwijl de andere een veel passievere rol heeft.
Met zijn ene handje speelt en eet hij, met zijn andere handje houdt hij alleen iets vast.
Het is nog niet zeker of hij links of rechtshandig is, maar het is wel een begin van deze ontwikkeling.

Voeding:

Het is heel gewoon dat de baby in deze periode wat minder aankomt. De reden daarvan is dat hij alle energie uit zijn voedsel gebruikt en ook nodig heeft voor zijn enorm grote activiteiten.

Tot voor kort werd er van zijn aardappelen, groenten en vlees een fijn mengelmoesje gemaakt. Nu kunnen die verschillende onderdelen van de maaltijd onvermengd worden gegeven, nog wel goed fijngemaakt. Zo leert het kind te ontdekken hoe alles smaakt.
Ook mag het nu ongeveer een eetlepel vlees; die hoeveelheid mag na deze maand geleidelijk worden opgevoerd.
Ook mag het kind nu een heel ei, dus ook het eiwit.
Kaas is goed voor de baby; er zitten veel nuttige eiwitten in. Het mag nu ook een plakje belegen kaas. Buitenlandse kaassoorten zoals brie en camembert mag hij nu ook hebben.
Ook kan het kind nu rauwkost eten. Het goed dat de baby dit krijgt omdat er veel vitamines in zitten. Niet te veel, twee of drie lepeltjes per keer is voldoende. Er moet nog zeker een half jaar gewacht worden met radijs, selderie, paprika, rodekool en bloemkool.

Gezondheid:

Kort na de eerste verjaardag, rond de veertien maanden, krijgt tegenwoordig elke baby een prik tegen de mazelen. Een ziekte die vroeger werd beschouwd als een onschuldige kinderziekte. In de loop van de tijd is men ervan overtuigd geraakt dat het beter is om een kind daartegen te beschermen, omdat mazelen nog wel eens voor nare complicaties kan zorgen, zoals longontsteking, middenoorontsteking en zelfs hersenvliesontsteking.
Bovendien kan een kind er flink ziek van zijn, ook als er verder geen complicaties optreden.
Als een kind zich beter gaat voelen, de vlekjes verdwijnen en de koorts minder wordt of helemaal weggaat, moet hij nog wel een tijdje binnen worden gehouden. In de tijd erna bestaat er namelijk vooral risico op longontsteking.
Mazelen is geen onschuldige ziekte. Als een kind het krijgt voor hij is ingeënt, wordt er vaak gammaglobuline gegeven, waardoor de ziekte minder ernstig verloopt of zelfs wordt voorkomen.
Als een kind eenmaal mazelen heeft gehad of er tegen is ingeënt is hij voor zijn leven immuun. Hij kan het dus nooit een tweede keer krijgen.

Mijn onderzoek:
Motorische ontwikkelingen van een baby:

Dit zijn is de uitkomst van het onderzoek dat ik gedaan heb:

12 weken:
De baby tilt zijn hoofd en borst op als hij op zijn buik ligt; zijn gewicht steunt op polsen en ellebogen. Reflexhandelingen verdwijnen geleidelijk, maar worden nog niet onmiddellijk vervangen door een bewuste lichaamscontrole.

16 weken:
De baby kan zijn hoofd rechtop houden als hij ligt of overeind wordt gezet, hij rolt om en maakt schoppende bewegingen en grijpt zonder zijn duim daar bewust bij te gebruiken.

20 weken:
De baby kan met wat steun overeind zitten.

6 maanden:
Baby zit rechtop zonder steun, reikt naar voren en steunt op zijn handen.
Het reiken wordt steeds gerichter, de baby heeft grotere controle over de handen in grijpen en loslaten. Baby kan als hij rechtop wordt gezet heel even zijn gewicht op beide benen zetten maar kan nog niet staan.

8 maanden:
De baby kruipt en staat rechtop als hij zich aan iets vasthoudt.
Grijpen wordt steeds gerichter, maakt nu gebruik van duim en vingertoppen.

10 maanden:
Baby kan zich nu omhoog trekken en een stap opzij doen, als hij zich ergens aan vast kan houden.

12 maanden:
Het kind loopt los of wordt aan een hand vastgehouden.
Ook kan het gaan zitten vanuit staande positie.

De ontwikkeling van het spraakvermogen:

12 weken:
De baby reageert met een glimlach als iemand tegen hem praat of als hij wordt aangeraakt. Hij maakt kirrende geluidjes, in toonhoogte wisselende klanken. Hij huilt minder dan in de eerste weken; heeft grote aandacht voor geluiden zoals deurbel, stofzuiger, muziek enzovoort.

16 weken:
De baby volgt geluiden met zijn hoofd en ogen en reageert steeds meer op stemmen.
Hij lacht en hij maakt klokkende en kirrende geluiden.

20 weken:
De kirrende keelgeluiden worden afgewisseld door klanken met een consonant (m, ng, s, f); maar het taalgebruik heeft geen direct verband met dat van volwassenen.

6 maanden:
Het kirren van de baby gaat over in brabbelen. Klinkers en medeklinkers worden gecombineerd tot enkelvoudige lettergrepen (ma, mu, di).

8 maanden:
De lettergrepen worden al vaak brabbelend herhaald, de geluiden krijgen meer intonatie en dienen als signaal om gevoelens en wensen duidelijk te maken.
Toonhoogte en algemene veel voorkomende woorden als ja, nee en dag worden begrepen.

10 maanden:
De baby speelt met klanken zoals klakken met de tong en murmelen, doordoor zitten vroegere vormen van taalgebruik. Er worden pogingen gedaan om klanken te imiteren en woorden en lettergrepen te onderscheiden, pogingen om woorden te herhalen zijn zelden geslaagd.

12 maanden:
De lettergrepen worden nu herhaald om worden te vormen (mama, dada, papa) en sommige woorden worden min of meer succesvol nagebootst.

Ontwikkeling gezichtsvermogen van baby:

1-3 maanden:
Voor de baby ziet de wereld eruit als een warboel van vlekken.
Bovendien is zijn gezichtsveld beperkt: hij kan niets vanuit zijn ooghoeken zien, alleen iets wat zich recht voor hem bevindt.
Zijn blikveld is nog maar een kwart van dat van een volwassene.
Zijn oogjes bewegen onafhankelijk van elkaar, waardoor het voor hem onmogelijk is zijn blik op een voorwerp te concentreren.
Na zes weken zijn de meeste baby`s echter al in staat om een voorwerp met hun eigen ogen te volgen in een iets ruimer blikveld.

3-6 maanden:
Een baby van drie maanden is al in staat verschillende kleurvlakken te onderscheiden.
Hij heeft bovendien nu een net zo groot gezichtsveld als een volwassene.
Als de baby zes maanden oud is blijkt hij eenvoudige vormen te kunnen herkennen, zoals blokken of een bal.

De samenstelling van moedermelk:

De dagelijkse portie moedermelk (750 ml) is meestal als volgt samengesteld:

Eiwit: 9 gram
Vet: 30 gram
Koolhydraten: 55 gram
Kalk: 225 mg
Ijzer: 0,75 mg
Vitamine B1 0,07 mg
Vitamine B2 0,22 mg
Vitamine C 30 mg

Deze samenstelling van de melk laat zich niet eenvoudig veranderen.
Het ijzergehalte kun je nauwelijks beïnvloeden, het komt zelden hoger dan in deze tabel.

Prikken:

13 weken: 1e dktp-prik
4 maanden: 2e dktp-prik
5 maanden: 3e dktp-prik
11 maanden: 4e dktp-prik
14 maanden: mazelenprik
4 jaar: 5e dktp-prik (het kinkhoestvaccin is hierbij weggelaten)
9 jaar: 6e dktp-prik

De pokkenprik is afgeschaft. De kans dat een kind pokken zal krijgen is zo klein geworden dat het risico van zo’n prik niet meer opweegt tegen de voordelen.

REACTIES

I.

I.

volgens het stuk hoeven de tanden pas na de eerste verjaardag te worden gepoetst.
Je kunt beter al beginnen zodra de eerste tand door is met een beetje peutertandpasta

18 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.