Inleiding
Mijn profielwerkstuk gaat over NLP, Neuro-linguïstisch Programmeren.
Ik heb dit onderwerp gekozen omdat mijn beste vriendin ongeveer een jaar geleden de diagnose Borderline Personality Disorder kreeg en haar dokter raadde haar aan om NLP te gaan doen.
Zij ging vlak voor dat ze hieraan zou beginnen bij mij in huis wonen dus ik was nog meer betrokken bij haar genezing dan van te voren. Ze ging in therapie bij een NLP-therapeut en ze kocht een boek genaamd: ‘NLP voor beginners’ ze ging zich verdiepen in NLP en ik deed mee. Ik ontdekte al snel dat ik dit erg interessant vond. Dus toen ik een onderwerp moest kiezen voor mijn profielwerkstuk koos ik uiteindelijk hiervoor.
De hoofdvraag van mijn profielwerkstuk is: Wat is NLP?
Ik heb hiervoor gekozen omdat er weinig mensen zijn die weten wat NLP is. Helaas is dit niet uit te leggen in een zin. Het is dus een geschikte hoofdvraag vind ik, want het kan alleen worden beantwoord door middel van deelvragen.
De deelvragen zijn: Wat is de geschiedenis van NLP? Waarom zou je NLP doen?, voor wie is het?, welke denkwijze hanteert NLP? En hoe verander je je eigen werkelijkheid.
En zelfs dan is de uitleg niet compleet, maar dat zou ook niet kunnen want dan zou dit werkstuk ongeveer 150 bladzijden moeten hebben. Maar ik probeer het zo duidelijk mogelijk te maken.
Wat is de geschiedenis van NLP?
De grondleggers van Neurolinguïstisch Programmeren waren Richard Bandler en John Grindler.
Richard Bandler John Grindler
Richard Bandler was van oorsprong wiskundige en leidde in het jaar 1974 een gestaltherapiegroep, zonder dat hij hiervoor gekwalificeerd was. John Grindler, van oorsprong een taalkundige, nam op dat moment deel aan een van Bandler’s gestaltgroepen. Dit groeide uiteindelijk uit in een samenwerking tussen Bandler en Grindlerde samenwerking was met name gebaseerd op hun ontevredenheid over het praktische nut van wat men op de universiteit kreeg voorgeschoteld. Deze ontevredenheid was uiteindelijk de aanleiding van het ontstaan van Neurolinguïstisch Programmeren.
Zowel Bandler als Grindler waren van mening dat (psycho)therapeuten, die succes hadden met hun therapie iets speciaals deden met hun cliënten, hetgeen niet geleerd werd op de universiteit. Zodoende gingen zij een aantal succesvolle therapeuten bestuderen met de bedoeling hun woordgebruik, woordkeuzen, stembuigingen, zinsbouw en de verschillende niveaus waarop zij werkten in kaart te brengen. Deze mensen, onder wie Milton Erickson (psychiater/ hypnotherapeut), Fritz Perls (gestalttherapeut) en Virginia Satir (gezinstherapeute), stonden al jaren in de Verenigde Staten bekend om hun geweldige resultaten. Bandler en Grindler waren met name benieuwd naar de onderdelen die dat succes bepaalden. Zij waren benieuwd naar het hoe. Daarnaast waren zij ervan overtuigd dat als anderen dezelfde onderdelen op dezelfde manier zouden leren gebruiken, zij dezelfde resultaten zouden kunnen behalen.
Milton Erickson Fritz Perls Virginia Satir
Toen zij deze therapeuten bestudeerden ontdekten zij, naast de specifieke kwaliteiten van deze therapeuten (bijvoorbeeld de technieken die zij gebruikten) dat ieder mens een structuur hanteert in bijvoorbeeld het verwerken van informatie. Zo ontdekten zij dat mensen deze structuur gebruiken om hun eigen subjectieve wereld te scheppen via het neurologisch systeem. Daarnaast vonden zij een ander belangrijk aspect, namelijk dat de communicatie meer is dan de verbale inhoud. Zij ontdekten onder andere dat het effect van de communicatie voornamelijk bepaald wordt door andere vormen zoals lichaamstaal, hetgeen ongeveer 55 % van de totale communicatie is en het stemgebruik welke 38 % van de communicatie is. De woordkeuze, dat vaak hoog ingeschat wordt is maar 7 % van de communicatie. De woordkeuze heeft dus in verhouding een kleiner aandeel in de communicatie en is dus minder belangrijk. Omdat de taal, de communicatie uiteindelijk een belangrijk aspect is, van de structuur die mensen hanteren, hebben ze de benadering Neurolinguïstisch Programmeren genoemd. Neurolinguïstisch Programmeren is in feite niets anders dan het blootleggen van de Natuurlijke LevensProcessen, die zich binnen ons afspelen en die onbewust de kwaliteit van ons leven bepalen. Later is Neurolinguïstisch Programmeren door vele anderen verder uitgebouwd, onder wie Robert Dilts en Steve Andreas.
Robert Dilts Steve Andreas
Bij deze verdere ontwikkeling van NLP werd gebruik gemaakt van vele wetenschappelijke disciplines. Deze wetenschappelijke disciplines waren onder andere de taalkunde (of linguïstiek), want communicatie en de verschillende disciplines van de taalkunde staan in nauw verband met elkaar. Verder natuurlijk de antropologie, de menswetenschappen, en de psychologie zijn beiden belangrijke onderdelen voor de verdere ontwikkeling van NLP. Maar dat is nog niet alles. Ook de neurowetenschappen, de filosofie en de cybernetica (processtuurkunde bij communicatie) maken er deel van uit.
Waarom zou je NLP doen? Als je meer succes wilt, betere relaties, persoonlijke krachtbronnen wilt bouwen of aanboren, als je oud gedrag wilt veranderen met nieuwe mogelijkheden en in staat zijn jezelf en anderen beter te begrijpen is NLP een zeer handige techniek. Mensen vragen zich gauw af of ze voor NLP meteen al hun normen en waarden de deur uit moeten doen en hun hele denkwijze moeten omgooien, maar dit is niet zo. Het is belangrijk dat je open staat voor nieuwe dingen. NLP biedt niets anders dan een denkwijze die handig kan zijn. NLP wordt ook wel eens bestempeld als manipulatief. Iedere techniek voor persoonlijke ontwikkeling kan manipulatief gebruikt worden. Niet de techniek, maar degenen die de techniek toepassen zijn integer of manipulatief. NLP geeft toegang tot zeer diepe lagen van het menselijk bewustzijn en draagt daarom wel een mogelijkheid in zich om op een negatieve wijze te worden gebruikt. Maar er bestaat nog een extra positieve zijde. Uit ervaringen en studies blijkt dat over het algemeen de mens meer open staat voor positieve veranderingen dan voor veranderingen die hem in ontwikkeling terugvoeren naar een lager niveau. Dit houdt in dat de mens zich van nature afschermt tegen manipulatieve praktijken. Hier heb ik in schema gebracht waarvoor NLP wordt gebruikt: · voor persoonlijke ontwikkeling: NLP geeft inzicht in de wijze waarop men zich heeft opgesteld in de wereld om zich heen. Door dit inzicht kunnen nieuwe doelen en keuzen om het leven te verrijken geformuleerd worden. Via NLP-technieken kunnen die in het leven geïntroduceerd worden en in de persoonlijkheid worden opgenomen. · voor zakelijke communicatieve ontplooiing, o.a. ter verbetering van de omgang met personeel en collega's, ter verhoging van vaardigheden als verkoop, vergadertechnieken, klantenservice, mensenkennis, enz. · voor opvoeders en leraren: inzicht in verbale, non-verbale en communicatieve vaardigheden verhoogt de efficiëntie waarmee leerstof kan worden aangeboden. Door NLP-technieken te gebruiken in de stof wordt de leervaardigheid bij de studenten vergroot. · voor hulverleners en counselors, die door middel van efficiënte methoden dieper inzicht kunnen verkrijgen in de psychische opmaak van hun cliënten, waardoor er meer hulptechnieken ontstaan. · voor medici en tandartsen, die angsten en onzekerheden bij patiënten beter kunnen gaan begeleiden, wat leidt tot een grotere ontspanning en een breder vertrouwen.
NLP leert je vooral hoe je gestelde doelen kunt bereiken. Door in eerste instantie het heel systematisch te bekijken. Je verkeert in huidige toestand, je bedenkt wat je gewenste toestand is, een welomlijnd doel, en vervolgens bekijk je welke hulpbronnen je hebt om je doel te bereiken. Ook is het belangrijk te bedenken wat het bereiken van je doel voor je omgeving zou betekenen; het ecologisch kader. In het onderstaande schema staat dat mooi weergegeven.
Een belangrijke les van NLP is dat je de regisseur bent van je eigen leven.
Er is geen waarheid, alleen een eigen belevingswereld.
Maar hoe verander je je eigen wereldmodel zo, dat je er gelukkiger door wordt en in staat bent alles wat je wilt te bereiken?
NLP zegt: ‘om te slagen in het leven, hoef je slechts drie dingen te onthouden’
Deze drie dingen zijn: 1. doel
2. alertheid
3. flexibiliteit
Toelichting punt 1: Het is belangrijk een duidelijk, welomlijnd doel te stellen. Hoe beter je weet wat je wilt en hoe beter je bedenkt hoe je dit wilt gaan bereiken, des te groter de kans dat je je zin krijgt. ‘Kansen bestaan alleen als deze als zodanig worden herkend’
het is ten eerste belangrijk dat je je doel in positieve termen benaderd. Het is makkelijker naar iets toe te werken dat je graag wilt dan je best doen iets wat je niet wilt uit de weg te gaan.
Ten tweede moet je een actieve rol spelen. Je moet zelf zo veel mogelijk controle hebben over het doel; een doel dat afhangt van andere mensen is niet welomlijnd. Je moet je dus concentreren op wat jij moet doen om reacties uit te lokken.
Toelichting punt 2: een belangrijk onderdeel van NLP is je zintuigen scherpen. Als je wilt weten of je dichter bij je doel bent, moet je een scherp waarnemingsvermogen hebben. ‘als je doet wat je altijd al hebt gedaan, krijg je ook het resultaat dat je altijd hebt gekregen. Als wat je doet niet werkt, doe dan iets anders’ Maar waar moet je op letten? Hoe kun je je zintuiglijke filters veranderen en beter doorlaatbaar maken zodat je in staat bent om dingen te zien die je van te voren over het hoofd zag? Het gaat erom dat je leert goed te letten op kleine, maar essentiële signalen die mensen afgeven als je met ze communiceert om zo erachter te komen hoe men op jou reageert. Je moet ook als je aan het denken bent, oftewel, met jezelf aan het communiceren bent, je helderder bewust zijn van je innerlijke beelden, geluiden en gevoelens.
Toelichting punt 3: NLP heeft als doel mensen vrijer te laten kiezen. Als je maar een keuze hebt, heb je geen keuze. Als je twee keuzes zijn, spreek je meestal van een dilemma. Je kunt vrij kiezen als er meer dan drie keuzes zijn. Wie over de meeste flexibiliteit beschikt, heeft de meeste keuzemogelijkheden. En wie veel keuze mogelijkheden heeft, heeft de situatie vaak in de hand. Voor wie is het? NLP is eigenlijk voor iedereen die beter wilt functioneren of communiceren. Het is ook een erg goede therapie voor mensen die aan een psychische stoornis lijden of alles zwart inzien.
Ik heb twee mensen geïnterviewd, een daarvan is een NLP-therapeut, [persoon 1], en de ander is [persoon 2], een NLP-cliënte. Deze deelvraag kan het best beantwoord worden door middel van deze interviews Interview met [persoon 1], NLP-therapeut Hoe kwam u op het idee NLP als beroep uit te oefenen? De methodiek nlp is een verzamel methodiek. NLP maakt gebruik van psychologisch onderzoek en heeft deze kennis verder uitontwikkeld. NLP was een welkome aanvulling op alle kennis die ik al had; vooral kennis over 'hoe pak je een probleem nu aan'. Ik ben opgeleid als maatschappelijk werker en heb door bijscholingen en ervaring in het werkveld mijn kennis vergroot. Omdat de reguliere gezondheidszorg nlp niet altijd erkent ben ik voor mezelf begonnen. Ik wilde deze methodiek toepassen omdat hij zo effectief is. Ik gebruik in mijn dagelijkse praktijk niet alleen nlp technieken maar ook gestalt-therapie en gewoon levenservaring.
Welke opleiding heb je hiervoor nodig? Het beste is het om een HBO studie te doen en daarna nlp practioner te gaan doen bij een erkende opleiding.
Wat heeft u geleerd van NLP? Teveel om op te noemen. misschien is wel het belangrijkste: de opvatting binnen nlp dat heel veel zogenaamde ' psychische ziekten' helemaal geen echte ziektes zijn; maar te maken hebben met negatieve emoties en beperkte overtuigingen van de persoon zelf.
Heeft u er zelf ook baat bij dat u NLP kent? Wanneer je eenmaal weet waarom nlp werkt kun je van dit model ook zelf gebruik maken om je stemmingen te beïnvloeden.
zo ja, wat voor verschil maakt het? Het verschil is dat je weet hoe een stemming tot stand komt.
Wat voor cliënten komt u zoal tegen in uw vak? Depressieve mensen, mensen met zelfmoordneigingen,mensen met dwanggedrag,relatieproblemen,fobieën, mensen zonder zelfvertrouwen enz,enz.
Welke mensen kunt u helpen? De mensen die echt gemotiveerd zijn om te veranderen.
Zijn mensen die geen baat hebben bij NLP niet meer te redden? Sommige mensen lopen voor iedere therapie weg; ook nlp. De nlp therapeut is een coach. De cliënt moet zelf de doelpunten maken en blijft dus verantwoordelijk voor zijn gedrag.
Heeft NLP ook wel eens een negatief effect op uw cliënten? Nee, hoewel je nlp wel verkeerd kunt gebruiken. Kernenergie kun je gebruiken om mensen mee te genezen en je kunt er bommen mee maken. Die vergelijking gaat absoluut op.
Wat vind u het leukst aan uw beroep/ wat geeft u het meeste voldoening? Resultaten en de blijheid van mensen wanneer ze zelf merken dat het beter gaat
Wat neemt voor u de meeste tijd in beslag? Het werken met het onbewuste. Die processen gaan dikwijls langzaam.
Wat is volgens u het belangrijkst aan NLP? Het besef dat je je eigen verantwoordelijkheid over je leven en je gedrag niet kunt ontlopen. En belangrijk is ook dat we allemaal een lerend vermogen hebben.
Is er iets aan NLP waar u het niet mee eens bent, of wat volgens u beter kan? Zo ja, wat dan? NLP is zo'n groot terrein; er kunnen altijd dingen beter. NLP wordt nog verder uitontwikkeld. Ik vind dat er zo'n groot verschil zit in de opleidingen van nlp. Die organisatie zou beter moeten. Er zijn opleidingen die niet erkend zijn en opleidingen die hun eigen koers varen. Een beetje wildgroei.
En dan tot slot, raakt u ook wel eens emotioneel betrokken bij uw werk? Soms; ik besef dat de problemen die in mijn praktijk gepresenteerd worden niet mijn problemen zijn. Ik mag op een creatieve manier oplossingen voorstellen en het blikveld van mijn cliënten verruimen en dat is een mooi vak. Interview met [persoon 2], NLP- cliënte over NLP.
Hoe kwam je in aanraking met NLP? Toen ik 16 was merkte ik dat er iets vreemds aan de hand was; dingen kregen steeds minder inhoud en het leven werd langzamerhand alleen nog maar vervelender. Die tijd ging ik minstens 2 keer per week naar de dokter met allerlei klachten (voornamelijk psychisch) na een paar weken kreeg ik de diagnose depressief te zijn. Ik kreeg antidepressiva mee, waarmee ik de dosis moest opbouwen. Na een paar maanden zat ik aan de maximale dosis en het hielp nog niet echt. De dokter is toen bij mij thuis geweest en vertelde mijn moeder dat ik borderline personality disorder had. Nadat ik hier een paar dingen over had opgezocht op internet, stelde mijn dokter voor om in NLP-therapie te gaan. En dat heb ik gelukkig gedaan.
Je voelt je nu beter, hoeverre is dat te danken aan NLP denk je? NLP is de basis geweest van mijn genezing, eerst heeft mij therapeut, [persoon 1], mij via een soort trance een beetje stabiel weten te krijgen. Het gedeelte van NLP dat mij het allermeest geholpen heeft, is dat de waarheid niet bestaat, maar dat iedereen in zijn eigen wereld leeft en daar dus ook van kan maken wat hij zelf wilt. Het heeft heel wat tijd gekost, maar uiteindelijk is het tot me door gedrongen dat iedereen de regisseur is van zijn eigen leven en dat alleen al een positieve kijk op dingen wonderen verricht.
Wat voor trance was dat? Hierbij zat ik met mijn ogen dicht in een luie stoel en concentreerde ik me op alle geluiden om me heen die ik hoorde, met name [persoon 1]’s stem. Hij vroeg dan aan mij wat mijn vervelendste gevoelens waren. Dit waren dan voornamelijk de wanhoop en m’n paniekaanvallen. In mijn gedachte bracht ik deze opgeroepen gevoelens met een bliksemschicht, mijn krachtige hulpbron, naar mijn rechterhand. Deze werd dan ook zwaarder en prikkelig. Precies hetzelfde deed ik met mijn fijnste gevoelens, hoop en onverschilligheid, deze bracht ik met mijn hulpbron naar mijn linkerhand. Daarna haakte ik mijn handen in elkaar.
Denk je dat NLP een uitkomst is voor veel mensen? En zo ja, voor wie? Ik denk dat mensen die er open voor staan er altijd baat bij hebben om kennis op te doen over NLP. Je hoeft namelijk niet je hele levenswijze om te gooien, maar er staan een heleboel handige levenslessen vermeld in NLP. Ik ben van mening dat iedereen die NLP gaat doen met de bedoeling er iets van te leren er beslist op sommige vlakken er gelukkiger van wordt. Voor mensen die depressief zijn, mensen met een bepaalde beperking in hun leven zoals fobieën, trauma’s en handicaps is NLP echt een oplossing
Welke denkwijze hanteert NLP?
Neuro-Linguïstisch Programmeren is een methode ontwikkeld om het gedrag en de overtuigingen van een persoon te beïnvloeden en te wijzigen (volgens het woordenboek van de Psychologie). Deze techniek is het resultaat van een houding en denkwijze. Dus NLP is een techniek, en een houding van model-leren die het mogelijk maakt continue nieuwe technieken te ontwikkelen. Het gaat over persoonlijke ontwikkeling, communicatie en het opheffen van persoonlijke blokkades. In dit hoofdstuk behandel ik een paar voorbeelden die duidelijk maakt hoe NLP zo’n beetje in elkaar steekt. Rapport In het onderwijs, bij therapie, bij organisatieadviesbureaus en bij het bedrijfsleven is rapport, of empathie heel belangrijk voor het tot stand brengen van wederzijds vertrouwen en betrokkenheid waarin mensen zich op hun gemak voelen en vrijuit kunnen reageren. NLP leert je hoe je een goede verstandhouding met anderen kunt krijgen en hope je een relatie creëert waarin openheid en vertrouwen op de voorgrond staan en hoe je dit natuurlijke vermogen kunt verfijnen en ontwikkelen.
Het is belangrijk eerst eens te kijken hoe je kunt zien dat mensen een goede verstandhouding hebben. Als je ergens onder de mensen bent, hoe kun je dan zien hoe mensen in rapport zijn? Als twee mensen in rapport zijn, lijkt de communicatie een onverstoorbare stroom. Hun woorden en lichaamsexpressie horen bij elkaar. Wat je zegt kan rapport creëren en stoppen. Maar woorden zijn maar 7% van de communicatie. Lichaamstaal en intonatie zijn van veel groter belang. Bij mensen die in rapport zijn zie je vaak dezelfde lichaamshouding. Ook spiegelen ze elkaars gebaren en oogcontacten. Hoe dieper mensen in rapport zijn, hoe meer de lichaamshouding overeenkomt. Deze vaardigheid is aangeboren, want pasgeboren baby’s bewegen vaak op het ritme en de toon van de stemmen om het heen. Je kunt het ook god zien als mensen niet in rapport zijn, dan hebben ze geen overeenkomende houdingen. Wat ze ook zeggen. Succesvolle mensen creëren rapport, want rapport schept vertrouwen. Je kunt rapport vrij eenvoudig creëren door de lichaamshouding en de gebaren te spiegelen. Het is niet de bedoeling dat je de lichaamshouding gaat imiteren want dit is vaak opvallend en spottend. Je kunt armbewegingen beantwoorden door je hand te bewegen, een beweging met je lichaam of hoofd. Dit wordt gekruist spiegelen genoemd. Ook kun je het ademhalingspatroon over nemen en de lichaamshouding; mensen die op elkaar lijken vinden elkaar aardig. Je kunt ook de intonatie, spreeksnelheid, volume en spraakritme over nemen. Als je een gesprek wilt beëindigen kun je dat heel handig doen, door je uit het geheel terug te trekken door juist niet al die bovenstaande dingen over te nemen. Kortom: rapport creëren is een handige vaardigheid om bepaalde reacties op te roepen. Volgens NLP is rapport heel belangrijk als je wilt dat iemand reageert op die manier die jij wenst. Rapport stelt je in staat een brug naar de ander te slaan; de basis voor het opbouwen van wederzijds begrip en goed contact is gelegd. Als er eenmaal rapport is kun je beginnen met het veranderen van je gedrag, want een goede manier om iemands gedrag te veranderen is, om je eigen gedrag te veranderen. De beste leraren zijn degenen die zich empathisch instellen tegen over de leerling. Doordat ze de wereld van de leerling betreden zijn de leerlingen beter in staat de lesstof in zich op te nemen. Die leraren kunnen ook goed op schieten met de leerlingen. dit wordt bij NLP ‘afstemmen en leiden’ genoemd. Afstemmen is het rapport vestigen, en leiden houdt in dat je je gedrag verandert en zorgt dat de ander je daarin volgt. Je moet aandacht aan de ander besteden om rapport te vestigen. Representatiesystemen
Communicatie begint bij onze gedachten. Via woorden, intonatie en lichaamstaal laten we anderen daar in delen. Maar wat zijn gedachten dan? Er zijn veel mogelijke wetenschappelijke antwoorden, maar iedereen weet in ieder geval voor zichzelf wat gedachten voor hem betekent. Volgens NLP is onze zintuigen intern gebruiken een handige manier om te denken over het denken. Als je nadenkt over wat je ziet, hoort en voelt beleven we deze beelden, geluiden en gevoelens weer in ons innerlijk. We ervaren de informatie opnieuw in de zintuiglijke vorm waarin we deze oorspronkelijk hebben waargenomen. Soms doen we dit bewust, soms niet. Als je denkt aan je laatste vakantie, hoe herinner je je dat dan? Zie je beelden? Of hoor je geluiden of voel je bepaalde gevoelens? Denken is zo vanzelfsprekend dat we er nooit over nadenken. Er wordt eerder gedacht over wat we denken en niet over hoe we denken. We nemen ook aan dat andere mensen net zo denken als wij. Een van onze denkwijzen houdt in dat we ons bewust of onbewust weer te binnen brengen welke beelden, geluiden, gevoelens, smaken en geuren die we in ons hebben opgenomen. Via het medium taal kunnen we zelfs een heleboel zintuiglijke ervaringen scheppen zonder dat we die ervaringen ooit hebben gehad. In het boek ‘NLP voor beginners’ staat een passage die ik graag wil citeren die duidelijk maakt hoe dit in zijn werk gaat.
Denk je in dat je in een dennenbos aan het wandelen bent. De bomen torenen aan alle kanten hoog boven je uit. Overal om je heen zie je niets anders dan de kleuren van het bos; de zon tovert een mozaïek van schaduw- en lichtpatronen op de bosgrond. Op een bepaalde plek breekt het zonlicht door de koele overkoepeling van takken heen. Al lopend wordt je je bewust van de stilte, die alleen wordt verbroken door het zingen van de vogels en het krakende geluid van je voetstappen op dode takken en bladeren. Af en toe hoor je een scherp gekraak als je op een dode tak staat. Je strekt je hand uit en raakt een boomstam aan, je voelt de ruwheid van de schors onder je vingers. Je merkt dat een zacht briesje je gezicht omspeelt en je ruikt de aromatische geur van hars die zich vermengt met de meer aardse geur van de bosgrond. Al ronddwalend bedenk je dat het avond eten nu wel gauw klaar zal zijn; er zal iets worden opgediend dat je erg lekker vindt. Je kunt het bij voorbaat al bijna proeven…
Om deze passage te kunnen begrijpen heb je de ervaringen innerlijk meebeleefd waarbij je intern gebruik maakte van je zintuigen om de ervaring te representeren die door de woorden werd opgeroepen. Je hebt het je waarschijnlijk zo voorgesteld dat het net echt leek, het kan zijn dat je deze ervaring nog nooit hebt gehad heb je misschien informatie uit films, tv boeken of andere, soortgelijke ervaringen gehaald waardoor het toch een geloofwaardige verbeelding was. Bij het intern gebruiken van je zintuigen gebruik je wel dezelfde zenuwbanen als bij directe waarneming, denk maar eens dat je een bord lekker eten eet, het eten is niet echt, maar het water dat in je mond loopt wel. We gebruiken onze zintuigen naar buiten om de wereld waar te nemen en nar binnen om deze waarnemingen opnieuw te beleven, te representeren. De verscheidene manieren waarop we informatie opnemen, opslaan en coderen - zien, horen, proeven, en ruiken - worden representatiesystemen genoemd.
we gebruiken de drie belangrijkste systemen voortdurend en ook tegelijk, maar we zijn ons er niet echt bewust van. We hebben de neiging om aan een systeem de voorkeur te geven. Veel mensen hebben bijvoorbeeld een interne stem binnen het gehoorsysteem waarmee ze met zichzelf communiceren. Ze bepalen hun standpunt hiermee, herinneren wat er tegen ze is gezegd en bespreken van alles met zichzelf. Er zin echter nog meer manieren om te denken. Representatiesystemen sluiten elkaar niet uit, je kunt een beeld voor de geest halen, en tegelijkertijd het geluid en gevoel daarbij hebben. Het is echter moeilijk om aan alle drie de systemen evenveel aandacht te besteden. Hoe meer je opgaat in je innerlijke wereld, hoe minder aandacht je kunt besteden aan de buitenwereld. Iemand die ‘in gedachten verzonken’ is, is minder kwetsbaar voor de buitenwereld. Alle zintuigen gebruik je voortdurend extern, maar het hangt er vanaf wat je doet welke zintuigen je het intensiefst gebruikt. Opvallend is dan dat je ongeacht waar je aan denkt toch vaak de voorkeur geeft aan een of twee representatiesystemen. Je kunt alle systemen gebruiken, maar vanaf je twaalfde geef je toch al duidelijk voorkeur aan bepaalde systemen. Als iemand gewend is een bepaald innerlijk zintuig te gebruiken, noem je dit een ‘voorkeursysteem’ of ‘primaire systeem’. Waarschijnlijk is dit zintuig het best ontwikkeld en kun je daar fijnere onderscheidingen mee maken dan met andere. Als een representatiesysteem minder ontwikkeld is, is het vaak moeilijk om bepaalde vaardigheden aan te leren. Als je bijvoorbeeld niet in staat bent innerlijke klanken te horen, moet je geen musicus worden. Een ding is volgens NLP heel belangrijk om ergens in uit te blinken; namelijk het makkelijk overschakelen van het ene representatiesysteem op het andere. Opvallend is dat de woorden die gebruikt als het ware verraadt in welk representatiesysteem je denkt.
Visuele zegswijzen Ik zie wat je bedoelt, je zult er met plezier op terugkijken. Auditieve zegswijzen Op dezelfde golflengte, bij wijze van spreken, dat klinkt me als muziek in de oren. Kinesthetische zegswijzen Ik zal contact met je opnemen, een kouwe kikker, hij heeft een dikke huid.
John Grinder en Richard Bandler, twee therapeuten die een belangrijke bijdrage aan de groei van NLP hebben gedaan, moesten een keer een groep mensen begeleiden en hebben toen een soort experiment gedaan. Alle mensen die in visuele termen spraken kregen een rode kaart, mensen die auditieve termen gebruikten een groene, en ‘kinesthetische’ mensen kregen een blauwe. Daarna lieten ze de mensen met een kaart van dezelfde kleur met elkaar praten en daarna mensen met verschillende kaarten, en het bleek dat mensen met dezelfde kaart veel beter met elkaar konden opschieten dan degenen met verschillende kaarten. Predikaten
Uit de woorden die iemand gebruikt kun je opmaken welk representatiesysteem deze gebruikt. Mensen met verschillende representatiesystemen praten ook heel verschillend over een en hetzelfde onderwerp, denk maar eens aan drie mensen die net hetzelfde boek hebben gelezen. Zij zeggen hoogstwaarschijnlijk alledrie iets anders. De op zintuiglijke waarneming gebaseerde bijwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en werkwoorden worden ‘predikaten’ genoemd. In een boek kun je er door op de predikaten te letten achter komen welk representatiesysteem de schrijver gebruikt. In sommige boeken vind je een grote afwisseling van predikaten. Dit zijn dus vaak boeken die een aantrekkingskracht uitoefenen op veel mensen en daarom waarschijnlijk succesvol zijn. Een handige manier om rapport te vestigen of de aandacht vast te houden van een groep mensen die je toespreekt is door veel afwisseling van predikaten te gebruiken in je woorden.
Als je het bewuste denken informatie wilt verschaffen, geef je meestal de voorkeur aan een bepaald systeem. Je gebruikt dat systeem om toegang tot een herinnering te krijgen. Dat is het richtsysteem. Het is te vergelijken met een startprogramma van je computer. Het wordt ook wel ‘invoersysteem’ genoemd. Het richtsysteem kan een ander systeem zijn dan je voorkeursysteem. Oogzoekbewegingen Het is makkelijk erachter te komen of iemand in geluiden, beelden of gevoelssensaties denkt. Het is af te lezen aan de ogen. Je maakt namelijk bewegingen met je ogen om informatie te zoeken. Neurologisch onderdoek heeft aangetoond dat de bewegingen van je ogen in verband staan met het activeren van delen van je hersenen. Dit staat weergegeven in het onderstaande oogzoekbewegingen-schema
dit is een schema van oogzoekbewegingen bij iemand tegenover je. Het schema is waarschijnlijk precies het tegenovergestelde bij iemand die linkshandig is. Er zijn een aantal vragen waarmee je kunt uitproberen of dit schema klopt. (Ik zet een paar voorbeelden op de volgende bladzijde) Ik heb dit gedaan met mijn vader en de bewegingen kloppen voornamelijk wel. Het is natuurlijk niet zo dat iemand perse die kant op MOET kijken als in het schema, maar het komt veel overeen met de werkelijkheid. Het is ook heel handig om, als je iets wilt herinneren, maar je komt er niet op, om dan de kant op te kijken als in het schema staan aangegeven. De kans dat je ook daadwerkelijk herinnert wat je wilt herinneren, wordt zo vergroot omdat je het desbetreffende deel van je hersenen activeert.
Vragen voor het visuele geheugen Welke kleur heeft je voordeur?Wat zie je op weg naar de dichtstbijzijnde winkel?
Vragen voor visuele constructie Hoe zou je slaapkamer eruitzien als je behang roze was?Stel je een paarse driehoek binnen een paars vierkant voor
Vragen voor het auditieve geheugen Welke deur in je huis geeft de hardste klap als je hem dichtgooit?Is de vierde noot van het Wilhelmus hoger of lager dan de derde?
Vragen voor auditieve constructie Hoe klinkt je stem onder water?Welk geluid maakt een piano die van tien hoog naar beneden valt?
Vragen om een intern dialoog op gang te brengen Als je met jezelf praat, waar komt het geluid dan vandaan?Wat zeg je tegen jezelf als er iets misgaat?
Vragen voor het kinesthetische zintuig Hoe is het om een lepel hele zoute soep te proeven?Hoe voelt het om natte sokken aan te trekken?
Kijken naar de oogzoekbewegingen is niet de enige manier om te zien hoe iemand denkt, maar wel de makkelijkste.
· Iemand die in beelden denkt, spreekt sneller en op een hogere toon dan andere mensen. De beelden schieten namelijk door het hoofd van die persoon en om ze bij te houden, moet je wel snel spreken. De ademhaling is vrij oppervlakkig en hoog in de borstkas. De spierspanning neemt vaak toe, vooral in de schouders, het hoofd is opgericht en de gelaatskleur is iets bleker dan bij anderen. · Mensen die in geluiden denken ademen regelmatig in de hele borststreek. Er zijn vaak kleine ritmische lichaamsbewegingen te zien en de stem heeft een heldere, expressieve klank. Het hoofd staat recht op de schouders of is licht gebogen, alsof er naar iets wordt geluisterd. Mensen die met zichzelf praten houden hun hoofd vaak schuin en laten het op hun hand rusten. Dit wordt de telefoonhouding genoemd, omdat het lijkt alsof hij of zij in een telefoon praat. Sommige mensen herhalen in stilte wat ze net hebben gehoord, en dan bewegen ze met hun lippen. · Iemand die Kinesthetisch denkt wordt gekenmerkt door diepe ademhaling in de buik en dat gaat gepaard met spierontspanning. Als het hoofd gebogen is, is de stem vaak lager en heeft het een diepere klank. De persoon spreekt vaak langzaam en met veel pauzes.
Gebaren zeggen vaak ook iets over de denkwijze. Veel mensen wijzen naar het zintuig dat ze gebruiken. Ze wijzen naar hun oren als ze iets horen of naar hun buik als ze iets heel sterk voelen. Deze signalen vertellen je alleen hoe iemand denkt, en niet waaraan die persoon denkt. Deze manier van lichaamstaal waarnemen is erg belangrijk als je beter wilt leren communiceren. Vooral voor leraren of therapeuten is dit erg handig. Kalibreren Kalibreren betekent: de verschillende gemoedstoestanden van mensen onderscheiden en herkennen. Deze vaardigheid bezitten we allemaal en we maken er ook volop gebruik van. Het is erg handig deze vaardigheid te ontwikkelen en te verfijnen. Het is mogelijk onderscheid te maken tussen de subtiele verschillen in expressievormen die horen bij verschillende herinneringen of emotionele toestanden. Als iemand bijvoorbeeld zich een angstige ervaring herinnert, verbleekt hij, zijn ademhaling wordt oppervlakkiger en hij/zij klemt de lippen op elkaar. Als iemand een prettige ervaring voor de geest haalt, krijgt deze een blos op zijn wangen ademt hij dieper en ontspannen zijn gezichtsspieren zich. Vaak wordt er zo weinig gekalibreerd dat je pas door hebt dat iemand overstuur is als deze begint te huilen. Er wordt teveel afgegaan op wat mensen zeggen over hun gemoedstoestand. Je hebt geen klap in je gezicht nodig om te weten dat iemand boos is, en we willen ons ook niet van alles in het hoofd halen bij een gefronste wenkbrauw. Om goed te leren kalibreren moet je oefenen. Dit is uiteraard het beste te doen met vriend. Ik beschrijf hier in het kort hoe je dit oefent. Vraag je vriend te denken aan iemand waarop hij/zij gesteld is. Terwijl hij dit doet let je op zijn ogen en de stand van het hoofd. Ook moet je letten op de ademhaling; is deze oppervlakkig of diep, langzaam of snel, in de buik of hoog in de borst. Let ook op de spierspanning in het gezicht, de gelaatskleur, de spanning rond de mond en de intonatie. Het is belangrijk aandacht te besteden aan deze subtiele signalen. Normaal gesproken worden deze over het hoofd gezien. Zij zijn de uiterlijke expressie van wat er innerlijk in je vriend omgaat. Het zijn de gedachten van je vriend, waargenomen op het fysieke vlak. Vervolgens vraag je aan de vriend te denken aan iemand die hij niet mag en kijk naar de verschillen in signalen. Wissel het af om er zeker van te zijn welke signalen bij welke gedachte horen. Als je dit hebt gedaan kun je aan je vriend vragen of hij wilt denken aan iemand zonder te zeggen wie en jij moet dan raden aan wie hij denkt. Als je het goed hebt gedaan raad je het goede en lijkt het net alsof je gedachten kunt lezen. Zo kun je je vermogen te kalibreren verfijnen. Meestal kalibreer je onbewust, als je bijvoorbeeld je geliefde vraagt of hij of zij zin heeft uit eten te gaan weet je meestal al wat die persoon gaat antwoorden voordat hij of zij zijn of haar mond opent. Het ‘ja’ of ‘nee’ is de laatste stap in het denkproces. Het kan zijn dat je wel eens ‘wist’ dat iemand aan het liegen was. Dit heb je dan waarschijnlijk onbewust gekalibreerd. Het oogzoekschema in dit werkstuk kun je daar eventueel ook bij gebruiken. Als je iemand vraagt een beeld of geluid te herinneren en hij of zij kijkt naar de kant van beelden of geluiden construeren bedenkt hij ze. Hij kan dus heel goed aan het liegen zijn. Oefenen in kalibreren is in NLP erg belangrijk want als je goed oefent kun je alle gemoedstoestanden onderscheiden en zo scherp je je zintuigen. Dit is een van de belangrijkste hulpbronnen om je doel te bereiken. Eliciteren
In NLP beschrijft het woord eliciteren het proces waarin je iemand naar een bepaalde toestand leidt, het is een ongebruikelijk woord voor een zeer alledaagse vaardigheid. iedereen probeert vaak anderen in een toestand te brengen of juist eruit helpen. Door je woorden, intonatie en gebaren ben je daar de hele dag mee bezig. Het komt helaas vaak voor dat iemand een verkeerde toestand opwekt bij iemand anders. Denk maar aan: ‘wat reageert hij vreemd, ik zei alleen maar…’ De makkelijkste manier om een gemoedstoestand op te wekken is door de persoon in kwestie te vragen zich een bepaalde toestand te herinneren waarin hij zich zo voelde als hoe jij wilt dat hij of zij zich voelt. Hoe expressiever je te werk gaat des te meer expressie zul je opwekken. Als de toon van je stem, de woorden die je gebruikt, je gelaatsuitdrukking en je lichaamshouding in overeenstemming zijn met de reactie die je wilt, is de kans groot dat je slaagt. Als je probeert iemand tot rust te brengen moet je vooral niet luid en snel praten, snel en oppervlakkig te ademen en voortdurend bewegingen met je vingers en voeten maken. Ondanks je woorden zal de onrust alleen maar toenemen bij deze persoon. Als je iemand zelfvertrouwen wilt inspreken, is de kans groot dat je slaagt als je hem vraagt een ervaring te herinneren waarbij hij of zij zelfvertrouwen had, en zelf ook duidelijk spreekt en recht op gaat zitten. Ook moet je je hoofd hoog houden, en een blijk geven van zelfvertrouwen door ook regelmatig te ademen. Als je woorden niet in overeenstemming zijn met de non-verbale boodschap die je uitzendt, zal die persoon de non-verbale boodschap volgen. Ook moet de toestand die hij zich herinnert geassocieerd zijn, dit houdt in dat wanneer hij de beelden oproept die bij deze ervaring horen vanuit zijn eigen standpunt zij en niet gedissocieerd; hierbij ziet hij zichzelf in de herinnering. Denk maar aan een vrucht die iemand anders eet, en daarna aan jezelf die deze vrucht eet. Je proeft het bij de tweede herinnering meer dan bij de eerste.
Het Metamodel Dit onderdeel van NLP gaat over taal. Hoe kun je zorgen dat je zegt wat je bedoelt, zo goed mogelijk begrijpt wat anderen bedoelen en anderen in staat stelt te begrijpen wat zij bedoelen? Het gaat over het herstel van de verbinding tussen taal en ervaring. Woorden zijn in staat bij de luisteraar en de lezer beelden, geluiden en gevoelens op te roepen. Iedere dichter of reclametekstschrijver weet dat. Woorden kunnen een vriendschap verbreken of juist op te laten bloeien en oorlog uit te lokken. Woorden kunnen mensen in een goed of slecht humeur brengen. Ze dienen als anker voor een ingewikkelde reeks ervaringen. Het enige mogelijke antwoord op de vraag: wat betekent een woord nu werkelijk is: voor wie? Taal is een instrument voor communicatie en zo krijgen ze de betekenis die mensen er gezamenlijk aan toekennen. We vertrouwen erop dat mensen die dezelfde taal spreken genoeg overeenkomsten in hun ‘kaarten’ hebben zodat er goed gecommuniceerd kan worden. Maar niet iedereen heeft dezelfde kaart want iedereen ervaart zijn of haar wereld op een unieke manier. Woorden hebben op zichzelf geen betekenis; dat merk je wel als je naar een vreemde taal luistert waarvan je geen woord begrijpt. Je kunt woorden betekenis geven doordat ze in de loop van je leven verankerd zijn geraakt en geassocieerd met ervaringen en objecten. Maar niet iedereen heeft dezelfde ervaringen gehad en niet iedereen is in dezelfde omgeving opgegroeid. Men zal het waarschijnlijk wel eens zijn over het woord ‘stroopwafel’ maar over de minder concrete begrippen als politiek, liefde en respect kan uren gediscussieerd worden. Aan dit soort woorden hecht iedereen zijn eigen betekenis. Hoe weet je dat je iemand begrijpt? Door aan zijn woorden betekenis toe te kennen. Jouw betekenis, niet de zijne. En je kunt niet garanderen dat de betekenissen hetzelfde zijn. Meestal komen de betekenissen genoeg overeen om elkaar te begrijpen. Maar in sommige gevallen is het van groot belang dat de communicatie precies is. Bij bijvoorbeeld zakelijke overeenkomsten of intieme relaties. Dan wil je er zeker van zijn dat de ander je volkomen begrijpt en dan wil je weten wat een woord in zijn of haar kaart betekent. De bedoelingen moeten helder zijn. Onze gedachten worden niet door woorden bepaald. We kunnen in woorden denken, maar de gedachten zijn ook een mengeling van beelden, geluiden en gevoelens. Woorden zijn ankers voor zintuiglijke ervaringen, maar die ervaringen zijn niet gelijk aan de werkelijkheid en het woord is niet gelijk aan de ervaring, dus je zit al 2 stappen verwijderd van de werkelijkheid. Twisten over de echte betekenis van een woord komt op hetzelfde neer als beweren dat het ene menu beter smaakt dan het andere. NLP beschikt over een uiterst handige ‘kaart’ over de werking van de taal en die zorgt dat je goed kunt communiceren. Deze kaart heet het ‘metamodel’. Het woord ‘meta’ komt uit het Grieks en betekent ‘boven’, ‘op een ander niveau’. Het metamodel verheldert de taal met behulp van de taal en voorkomt dat je jezelf in de waan laat dat je begrijpt wat woorden betekenen. Het metamodel was een van de eerste structuren die Richard Bandler en John Grinder ontwikkelden. Het viel ze op dat Virginia Satir en Fritz Perls steeds dezelfde vragen stelden aan hun cliënten als ze informatie verzamelden. Ze hebben dit in kaart gebracht en dit is het metamodel. Om het metamodel te begrijpen,moet je weten hoe gedachten worden vertaald in woorden. De taal kan de snelheid, afwisseling en de gevoeligheid van het denken nooit helemaal tot hun recht laten komen maar slechts benaderen. Iemand die praat heeft een compleet patroon in zijn hoofd van wat hij wilt zeggen: linguïsten, oftewel taalkundigen, noemen dit de dieptestructuur. Je bent je niet bewust van de dieptestructuur. Om je helder uit te drukken moet je de dieptestructuur ‘inkorten’. Wat je in feite zegt wordt de ‘oppervlaktestructuur’ genoemd. Als de dieptestructuur niet ingekort zou worden, zouden onze gesprekken heel langdradig en schoolmeesterachtig worden. Om van diepte- naar oppervlakte structuur te gaan, doe je drie dingen: 1. we kiezen een klein gedeelte uit de informatie die in de dieptestructuur tot onze beschikking staat. Aan een groot deel van de informatie besteden we geen aandacht. 2. we geven een vereenvoudigde versie van de dieptestructuur waardoor vertekening optreedt. 3. we generaliseren. Als je alle mogelijke voorwaarden en uitzonderingen in het gesprek betrekt, wordt de conversatie erg vervelend. 4. Het metamodel bestaan uit een aantal vragen die je kunt stellen om de weggelaten informatie naar boven te brengen, de ontbrekende informatie.
Ongespecificeerde zelfstandig naamwoorden
Zin 1
Pietje, een achtjarig jongetje, fietste door de straat en viel over een stok en schaafde z’n knie over de grond.
Zin 2
Het kind had een ongelukje.
Beide zinnen betekenen hetzelfde, maar de eerste zin geeft veel meer specifieke informatie. Beide zinnen zijn in goed Nederlands geschreven, maar het juist hanteren van grammatica betekent niet automatisch dat wat er gezegd wordt ook helder is. Veel mensen zijn goed in lange toespraken in uitstekend Nederlands waar je geen cent wijzer van wordt. Het actieve onderwerp van een zin kan worden weggelaten door de lijdende vorm te gebruiken door bijvoorbeeld te zeggen: ‘het huis is gebouwd’, in plaats van ‘huppeldepup heeft het huis gebouwd’. Ondanks het feit dat je niet vermeld wie het huis heeft gebouwd wil niet zeggen dat het huis uit de grond is verrezen. Dit type weglating kan duiden op een bepaalde visie op de wereld waarbinnen de spreker zich een machteloze toeschouwer voelt en waarin gebeurtenissen gewoon gebeuren zonder dat iemand er verantwoordelijk voor is. Dus als je de zin: het huis is gebouwd hoort, kun je naar de weggelaten informatie vragen: ‘Wie heeft het huis gebouwd?’ Andere voorbeelden zijn: ‘Ze willen me te pakken nemen’ Wie? ‘Huisdieren zijn lastig’ welke huisdieren? ‘De buurt is verpest’ Wie heeft dat gedaan? ‘Dat is een kwestie van smaak’ wat?
Dus: ongespecificeerde zelfstandig naamwoorden en voornaamwoorden worden verduidelijkt als je vraagt: ‘Wie of wat of welke precies?’
Ongespecificeerde werkwoorden
Soms wordt een werkwoord niet gespecificeerd bijvoorbeeld bij: ‘Zij is naar Parijs gegaan’ ‘Hij heeft zich bezeerd’ ‘Hij heeft me geholpen’ ‘Ik probeer het me te herinneren’ ‘Bestudeer dit voor de volgende week’
soms is het van belang te weten hoe dit alles in zijn werk is gegaan of zal gaan. Dus: hoe is hij naar parijs gegaan? Waaraan heeft hij zich bezeerd? Hoe heeft hij je geholpen? Op welke manier probeer je het je te herinneren?(en wat wil je je herinneren?) hoe moet ik dit bestuderen?
Ongespecificeerde werkwoorden zijn te verduidelijken door te vragen: ‘Hoe ging het precies in z’n werk?’
Vergelijkingen
‘Nieuwe verbeterde Witte Reus wast witter’
er is hier sprake van een vergelijking, maar je weet niet waarmee. Waspoeder kan niet zonder meer ‘witter wassen’. Witter dan wat? Witter dan de vorige versie? Witter dan de concurrenten Ariel en Dreft? Witter dan stroop? In elke zin waarin woorden als ‘het best’, ‘beter’, ‘slechter’ of het ‘slechtst’ worden gebruikt, wordt een vergelijking gemaakt. Maar je kunt alleen iets vergelijken als je iets hebt waarmee je kunt vergelijken. Als daarover informatie ontbreekt moet ernaar vragen. Een ander voorbeeld is:
‘Tijdens die bijeenkomst was ik een slechte voorzitter’
slecht vergeleken met wie of wat? Slecht in vergelijking tot waartoe je eigenlijk in staat bent? Slecht vergeleken met Jan, Piet of Joris? Slecht vergeleken met Superman? De weggelaten helft van de vergelijking is vaak onrealistisch. Als je jezelf vergelijkt met Superman kom je er nogal slecht vanaf. En hier heb je niets aan, want je kunt er niets aan doen dat je niet zo goed bent als Superman.
Vergelijkingen worden verduidelijkt door te vragen: ‘vergeleken met wie of wat?’
Oordelen
Oordelen zijn nauw verwant met vergelijkingen. Als witte reus eenvoudig ‘het beste wasmiddel dat er te koop is’ zou het interessant kunnen zijn te weten wie deze mening heeft. Denkt de manager van witte reus er zo over? Of is dit gebleken uit vergelijkend marktonderzoek dat dit zo is? Of zeggen Jan, Piet of Joris het? Bij een oordeel is vaak een vergelijking betrokken. Als iemand zegt: ‘Ik ben egoïstisch’ kun je vragen: ‘Wie zegt dat?’ en als hij dan antwoord ‘Ik!’ Kun je vragen: ‘Op grond van welke maatstaven zie je jezelf als egoïstisch? Het kan dus nuttig zijn erachter te komen wie aan het oordelen is. Oordelen zitten vaak ‘stiekem’ vast aan bijwoorden. vb. ‘Deze man is duidelijk een geschikte kandidaat’
de vraag is dan: voor wie is dit duidelijk? Bij bijwoorden die het werkwoordelijk deel van de zin bepalen, wordt vaak de persoon die oordeelt weggelaten. Als die zin is te veranderen in een zin die begint met: het is duidelijk dat… is er sprake van weglating. Het moet voor iemand duidelijk zijn.
Oordelen kunnen worden verduidelijkt door te vragen: ‘Wie is er hier aan het oordelen en op welke gronden?’ Nominalisaties Dit patroon doet zich voor als een werkwoord word vervangen door een zelfstandig naamwoord. Taalkundigen noemen het een ‘nominalisatie’ de volgende zin is een goed voorbeeld:
Onderwijs is een voorwaarde in het opvoedingsproces, evenals discipline, waarbij respect en consistentie de boventoon moeten voeren.
Grammaticaal gezien klopt de zin volkomen; elk schuingedrukt woord is een nominalisatie. Als een zelfstandig naamwoord niet kan worden geroken, gezien, gehoord of geproefd, kortom als het niet in een kruiwagen past, is het een nominalisatie. Er is niets mis met nominalisaties - ze kunnen heel nuttig zijn – maar ze verhullen de meest opvallende verschillen in de kaarten van individuele mensen. Bijvoorbeeld het woord ‘opvoeding’ wie voedt wie op en hoe ziet de kennis eruit die wordt doorgegeven? Of ‘respect’ wie respecteert wie, en hoe krijgen ze dat voor elkaar? ‘Geheugen’ is ook een interessant voorbeeld: als je zegt je een slecht geheugen heeft, wat betekent dat dan? Om daarachter te komen kun je vragen welke specifieke informatie je je moeilijk kunt inprenten en wat je er aan hebt geprobeerd te doen. Binnen elke nominalisatie tref je bij wijze van spreken een of meer ontbrekende zelfstandig naamwoorden en een ongespecificeerd werkwoord aan. Een werkwoord houdt een handeling of een zich afspelend proces in. Dit gaat verloren als een werkwoord wordt genominaliseerd en veranderd in een zelfstandig naamwoord. Iemand die denkt dat hij een slecht geheugen heeft, loopt vast als hij dit ziet als een gebrek dat gelijk is aan een zwakke rug. Dan is hij hulpeloos. Omdat nominalisaties processen in dingen veranderen, vormen ze zo ongeveer het sterkst misleidende taalpatroon dat er is.
Een nominalisatie wordt verduidelijkt door er een werkwoord van te maken en door te vragen naar de ontbrekende informatie: ‘Wie maakt waarover een nominalisatie, en hoe gaat hij/zij daarbij te werk?’ Modale operatoren van mogelijkheid
Er bestaan gedragsregels die wij, zo geloven we, niet kunnen of behoren te overschrijden. Woorden als ‘niet kunnen’ en ‘behoren’ zijn in de taalkunde bekend als modale operatoren. Ze stellen grenzen die worden bepaald door ongeschreven regels. Er zijn twee verschillende modale operatoren, die van mogelijkheid en van noodzaak. Modale operatoren van mogelijkheid hebben de sterkste werking. Het zijn: ‘kunnen’ en ‘niet kunnen’, ‘mogelijk’ en ‘onmogelijk’ ze begrenzen wat voor mogelijk wordt gehouden en wat niet. Er bestaan uiteraard natuurwetten. Biggetjes kunnen niet vliegen, mensen kunnen niet overleven zonder zuurstof. De grenze die worden gesteld door iemands opvattingen zijn heel anders. Bijvoorbeeld: ‘Ik kon gewoon niet weigeren’ of ‘Zo ben ik nou eenmaal’ of ‘Het is onmogelijk hem de waarheid te vertellen’. Het ‘ik kan niet’ legt je beperkingen op. ‘ik kan niet’ wordt vaak gezien als een absolute toestand van onvermogen die zich met geen mogelijkheid laat veranderen. Als iemand zegt dat hij iets niet kan, heeft hij zich een doel gesteld en dat doel vervolgens buiten zijn bereik geplaatst.de vraag: ‘Wat houdt je tegen’ benadrukt de oorspronkelijke doelstelling en zorgt ervoor dat eventuele struikelblokken aan het licht komen. Dit is de eerste stap om ze te overwinnen.
Modale operatoren van mogelijkheid – ik kan niet- worden verduidelijkt als je vraagt: ‘wat zou er gebeuren als je het wel deed?’ ‘Of wat houdt je tegen?’ Modale operatoren van noodzaak
Modale operatoren van noodzaak duiden iets aan dat nodig is of zo behoort te zijn en worden uitgedrukt door woorden als:’Je hoeft (niet)’, ‘je moet (niet)’, ‘je (be)hoort (niet) te…’ er is sprake van een gedragsregel, maar die wordt niet expliciet gemaakt. Wat zijn de echte gevolgen van het verbreken van die regel? Deze worden aan het licht gebracht door te vragen: ‘Wat zou er gebeuren als je dit deed (niet deed)?’ ‘Ik moet altijd anderen voor laten gaan’ wat zou er gebeuren als je dit niet deed?
‘Je moet niet met die mensen praten’ wat zou er gebeuren als je dit wel deed?
‘ik mag niet praten onder de les’ wat zou er gebeuren als je dit wel deed?
Wanneer deze redenen en gevolgens eenmaal expliciet zijn gemaakt, kan men erover nadenken en ze kritisch beoordelen; in het andere geval doen ze niets anders dan onze keuze en gedragsmogelijkheden inperken. Natuurlijk zijn er ook gedragsregels die wel van belang zijn. Door morele codes blijft de samenleving in stand. Maar tussen ‘je moet eerlijk zijn bij zakelijke transacties’ en ‘je moet eens wat vaker naar de bioscoop gaan’ bestaat een wereld van verschil.
Modale operatoren van noodzaak – ik moet/moet niet – worden verduidelijkt door de vraag: ‘Wat zou er gebeuren als je dit wel/niet deed? Universele hoeveelheidswoorden
Generaliseren betekent dat men een voorbeeld representatief acht voor een aantal verschillende mogelijkheden. Als we niet konden generaliseren, zouden we een heleboel dingen steeds opnieuw moeten doen; het nadenken over alle mogelijkheden zou teveel tijd kosten. We ordenen onze kennis door middel van algemene categorieën, maar kennis verwerven doen we in eerste instantie door vergelijkingen te maken en verschillen te beoordelen; het is van belang door te gaan met ordenen op grond van ontdekte verschillen, zodat generalisaties, indien nodig, kunnen worden gewijzigd. Soms is het nodig om heel specifiek te zijn. Elk geval moet afzonderlijk worden bekeken. Als je bereid bent toe te geven dat er uitzonderingen zijn, ben je al een stuk realistischer. Beslissingen hoeven niet altijd een ‘alles of niets’ karakter te hebben. Als je denkt dat je altijd gelijk hebt ben je veel bedreigender dan iemand die denkt dat hij het altijd bij het verkeerde eind heeft. Op z’n ergst wijst dit op vooroordelen, bekrompenheid en de neiging tot discrimineren. Generalisaties worden doorgaans uitgedrukt door middel van woorden als: ‘alle’. ‘Altijd’, ‘iedere’, ‘nooit’ of ‘geen enkele’. Deze woorden laten geen uitzonderingen toe en worden universele hoeveelheidswoorden genoemd. Soms worden ze niet genoemd, maar zijn ze wel aanwezig: ‘Acteurs zijn interessante mensen’ ‘Generalisaties zijn altijd onjuist’ ‘Huizen zijn te duur’
Universele hoeveelheidswoorden zijn te verduidelijken door te vragen naar een voorbeeld van het tegenovergestelde: ‘Is het ooit voorgekomen dat…?’ Complexe gelijkwaardigheid
Complexe gelijkwaardigheid treedt op als twee beweringen op een zodanige manier aan elkaar worden gekoppeld, dat de schijn wordt gewekt dat ze hetzelfde betekenen. Vb: ‘je lacht niet… je hebt het niet naar je zin’ Een ander voorbeeld: ‘Als je niet naar me kijkt als ik tegen je praat, besteed je geen aandacht aan me’ Deze beschuldiging wordt vaak geuit door visueel denkende mensen. Zij hebben er behoefte aan de spreker aan te kijken als die tegen ze praat, want dan begrijpen ze het beter terwijl een kinesthetisch denkend persoon vaak de voorkeur heeft om naar beneden te kijken om te verwerken wat hij hoort. De visueel denkende gaat er vanuit dat de ander zijn aandacht er niet bij heeft want als hij naar beneden zou kijken, zou zijn aandacht wel wegvallen. Hij heeft zijn eigen ervaring naar alle andere mensen gegeneraliseerd en vergeet daarbij dat mensen vaak verschillend denken.
Complexe gelijkwaardigheid kan ter discussie worden gesteld door de vraag: ‘In welk opzicht betekent dit hetzelfde als dat?’ Vooronderstellingen We hebben allemaal opvattingen en verwachtingen gevormd op grond van onze persoonlijke ervaring. Ons bestaan zou onmogelijk zijn als we dit niet deden. Omdat we er nou eenmaal een aantal vooronderstellingen er op na moeten houden doen we er beter opvattingen te kiezen die ons een zekere vrijheid van keuze e plezier toestaan dan opvattingen die ons leven inperken. Het kan nodig zijn vooronderstellingen die ons leven beperken aan het licht te brengen. Ze zijn vaak gecamoufleerd als ‘waarom-vragen’. ‘Waarom zorg je niet goed voor me? Houdt de vooronderstelling dat jij niet goed voor de ander zorgt. Als je deze vraag probeert te beantwoorden heb je vaak al verloren voor je bent begonnen. Zinnen met woorden als ‘omdat’, ‘wanneer’ en ‘als’ bevatten vaak een vooronderstelling. Net als wat volgt op werkwoorden als ‘zich realiseren’ en ‘tot zich laten doordringen’. Een paar voorbeelden zijn: ‘Als je nog eens slim wordt, zul je het begrijpen’ (je bent niet slim) ‘Waarom lach je niet vaker?’ (je lacht niet genoeg) ‘Mijn hond heeft een Amsterdams accent’ (mijn hond kan praten)
dus je vind dat ik niet genoeg lach? Hoe vaak is genoeg? In welke situaties verwacht je van me dat ik lach?
Vooronderstellingen kunnen ter discussie worden gesteld door te vragen: ‘Wat maakt dat je ervan uit gaat dat…’ waarbij je de vooronderstelling invult Oorzaak en gevolg
‘Je geeft me gewoon een vervelend gevoel.’ ‘Ik kan er niets aan doen.’ De taal stimuleert het denken in termen als oorzaak en gevolg. Het denken in oorzaken verklaart niets maar roept de vraag op: ‘Hoe dan?’ Er bestaat een verschil tussen ‘de wind doet de boomtakken buigen’ en ‘Jij hebt me boos gemaakt’. Als je gelooft dat iemand verantwoordelijk is voor jouw emotionele toestand, ken je hem een soort psychische macht over jou toe, die hij in werkelijkheid niet heeft. Voorbeelden van zo’n vertekening zijn: ‘Je verveelt me’ (jij zorgt ervoor dat ik me verveel) ‘ik ben blij dat je opgehoepeld bent’ (als jij weg bent, wordt ik blij)
Oorzaak en gevolg kunnen ter discussie worden gesteld door de vraag: ‘Hoe leidt dit precies tot dat?’ of ‘wat zou er moeten gebeuren om ervoor te zorgen dat dit niet tot dat leidt?’. om het geloof in oorzaak en gevolg ter discussie te stellen vraag je: hoe zorg je er eigenlijk voor dat je je zo voelt of zo reageert op wat je gezien of gehoord hebt? Gedachtenlezen Je bent gedachten aan het lezen als je ervan uit gaat dat je bij voorbaat, zonder dat de ander daar blijk van geeft, meent te weten wat hij denkt of voelt. We doen het allemaal vaak. soms gaat het om non-verbale aanwijzingen die we op onbewust niveau hebben opgemerkt of een intuïtieve reactie. Maar vaak is het slechts ‘gissen’ of om wat wijzelf in een dergelijke situatie zouden denken of voelen. Onze eigen onbewuste gedachten en gevoelens zijn dan afkomstig van een ander; Een gierigaard ervaart andere mensen vaak als hebberig. Er zijn twee vormen van gedachten lezen. Bij de eerste ga je er vanuit dat je weet wat de ander denkt, vb ‘jaap is ongelukkig’ en ‘Ik weet zeker dat ze blij was met het cadeau’. De tweede vorm is het spiegelbeeld van de eerste. In dit geval wordt andere mensen de macht verleend om jouw gedachten te lezen. Dit kan vervolgens worden gebruikt om ze te beschuldigen omdat ze je niet begrijpen terwijl jij denkt dat ze dat wel zouden moeten doen. Bijvoorbeeld: ‘Als je van me hield zou je wel weten wat ik wilde’ ‘kun je dan niet zien hoe ik me voel?’
iemand die het tweede patroon toepast zal niet duidelijk vertellen aan anderen wat ze wil, want ze gaat er vanuit dat ze dat al weten. Dit kan tot slaande ruzie leiden Je kunt gedachten lezen ter discussie stellen door te vragen hoe de ander weet wat jij denkt.
Hoe verander je je eigen werkelijkheid? Bekrompen opvattingen, beperkte belangstelling en een al te selectieve waarneming kan de wereld een schraal, saai en voorspelbaar aanzien geven. Precies dezelfde wereld kan als onuitputtelijk en opwindend worden ervaren. Het verschil daar tussen zit niet in de wereld, maar in de filters waardoor we de wereld waarnemen. Joseph O’connor uit NLP voor beginners
Je bent de regisseur van je eigen leven. Dat is een bekende uitspraak in NLP. Er bestaat namelijk geen waarheid, alleen een wereldmodel. Net zoals een landkaart niet het gebied is, maar slechts een filter van de kaartmaker. Het citaat dat bovenaan staat vind ik precies goed om duidelijk te maken wat er wordt bedoeld met je eigen werkelijkheid veranderen. In dit hoofdstuk wordt doordat ik verschillende technieken om je wereld aangenamer te maken behandel antwoord gegeven op de deelvraag. Om te beginnen heb ik een sprookje uit een NLP boek gehaald omdat ik het heel slim en toepasselijk vind.
De prins en de tovenaar Er was eens een jonge prins die in alles geloofde behalve in drie dingen. Hij geloofde niet in prinsessen, hij geloofde niet in eilanden, en hij geloofde niet in God. Zijn vader, de koning, had hem verteld dat dergelijke dingen niet bestaan. Aangezien er geen prinsessen of eilanden waren in het rijk van zijn vader en geen spoor van God geloofde de jonge prins zijn vader. Maar op een dag liep de prins weg uit zijn paleis. Hij kwam bij een volgend land. Toen hij aan het water stond, zag hij daar tot zijn verbazing overal eilanden en op deze eilanden en op deze eilanden wonderlijke en verontrustende schepsels, die hij geen naam durfde te geven. Terwijl hij zocht naar een boot, kwam hem langs het water een man in groot avondtoilet tegemoet. ‘zijn dat echte eilanden?’ vroeg de jonge prins ‘natuurlijk zijn dat echte eilanden,’ zie de man in avondtoilet. ‘En die wonderlijke en verontrustende schepsels?’ ‘Dat zijn allemaal echte en onvervalste prinsessen.’ ‘Dan moet God dus ook bestaan?’ riep de prins. ‘Ik ben God,’ antwoordde met een buiging de man in groot avondtoilet. De jonge prins keerde zo snel als hij kon naar huis terug. ‘Daar ben je weer,’ zei zijn vader de koning. ‘Ik heb eilanden gezien, ik heb prinsessen gezien, ik heb God gezien,’ zei de prins verwijtend. De koning bleef onbewogen. ‘Er bestaan noch echte eilanden, noch echte prinsessen, noch een echte God.’ ‘Ik heb ze gezien.’ ‘Zeg me hoe God gekleed was.’ ‘God was in avondtoilet.’ ‘Waren de mouwen van zijn rok opgerold? De prins herinnerde zich dat dit het geval was geweest. De koning glimlachte. ‘Dat is het uniform van een tovenaar. Je bent bedrogen.’ Daarop keerde de prins terug naar het volgende land en ging weer naar het water, waar hij de man in groot avondtoilet opnieuw ontmoette. ‘Mijn vader de koning heeft mij verteld, wie u bent,’ zei de jonge prins verontwaardigd. ‘U heeft mij de vorige keer bedrogen, maar dat gebeurt niet nog eens. Nu weet dat het geen echte eilanden en geen echte prinsessen zijn, omdat u een tovenaar bent.’ De man glimlachte. ‘Jij bent degene die bedrogen wordt, mijn jongen. In het rijk van je vader zijn vele eilanden en vele prinsessen. Maar jij bent door je vader betoverd, zodat je ze niet kunt zien.’ De prins keerde nadenkend naar huis terug. Toen hij zijn vader zag, keek hij hem recht in de ogen. ‘Vader, is het waar dat u geen echte koning bent, maar slechts een tovenaar?’ De koning glimlachte en rolde zijn mouwen op. ‘Ja, mijn zoon, ik ben slechts een tovenaar.’ ‘Dan was de man bij het water God.’ ‘De man bij het water was ook een tovenaar.’ ‘Ik moet de echte waarheid weten, de waarheid buiten toverkunst.’ ‘Er is geen waarheid buiten toverkunst,’ zei de koning.
De prins was vervuld van droefheid. Hij zei: ‘Ik zal mij van het leven beroven.’ De koning riep met zijn toverkunst de Dood op. De Dood stond in de deuropening en wenkte de prins. De prins huiverde. Hij dacht aan de mooie maar onechte eilanden en de onechte maar mooie prinsessen. ‘Uitstekend,’ zei hij. ‘Ik kan het dragen.’ ‘Zie je, mijn zoon,’ zei de koning, ‘nu begin je een tovenaar te worden.’
John Fowles, de magiër (vert. frédérique van der velde)
Submodaliteiten
Als je een beeld zou willen beschrijven, kun je dat zo gedetailleerd doen als je maar wilt. Was het in kleur of zwart/wit? Was het een bewegende film of stilstaand beeld? Ver of dichtbij?
Bij geluiden kun je onderscheidingen maken tussen hoog of laag, dichtbij os ver, hard of zacht. Een gevoelssensatie kan zwaar of licht zijn, duidelijk of onduidelijk, intensief of terloops.
Als je terugdenkt aan een prettige gebeurtenis, zie je jezelf dan? Of zie je het vanuit je eigen standpunt? Als je vanuit jezelf kijkt, noem je dat geassocieerd. Als je jezelf kunt zien in je herinnering, dan is wordt dit gedissocieerd genoemd.
Je kunt een heleboel onderscheidingen maken in herinneringen. Deze onderscheidingen worden submodaliteiten genoemd.
Als representatiesystemen verschillende manieren zijn om de buitenwereld te ervaren, zijn submodaliteiten de bouwstenen van de zintuigen die bepalen hoe elk beeld en geluid, en elke gevoelssensatie worden opgebouwd.
Sommige submodaliteiten zijn discontinu ofwel digitaal; ze zijn ze werken als een lichtknop, ze zijn ofwel aan of uit. Je kunt bijvoorbeeld in een herinnering niet gedissocieerd en geassocieerd zijn. De meeste submodaliteiten variëren op een continue schaal, alsof ze worden geregeld door een dimschakelaar. Ze nemen geleidelijk af en toe, zoals bijvoorbeeld scherpte, helderheid en geluidssterkte.
Deze submodaliteiten worden analoog genoemd.
NLP stelt vervolgens de vraag: wat gebeurt er als je veranderingen in de submodaliteiten aanbrengt? Sommige kun je gewoon veranderen en dan gebeurt er niets, maar sommige submodaliteiten bepalen de aard van de herinnering.
Als je een bepaald doel wilt bereiken, kan het soms zijn dat er een beperking is. Een geestelijke beperking, denk maar aan een trauma of een fobie.
NLP leert je hoe je kunt zorgen dat dit soort beperkingen uit de weg worden geruimd. Als je je associeert met een herinnering, zit je er middenin, de herinnering is erg dichtbij. Als het een prettige herinnering is, is het belangrijk te zorgen dat je ze als het ware vastzet in je geheugen in kleur, dichtbij, duidelijk, en vooral: geassocieerd. Zo beleef je meer plezier aan je goede herinneringen.
Om te zorgen dat je vervelende herinneringen als minder vervelend worden ervaren, moet je zorgen dat het zwart/wit is, ver weg, onduidelijk en vooral gedissocieerd. Zo heeft de herinnering minder invloed op je dagelijkse leven en hoeft het geen beperking meer te betekenen.
Je kunt je voorgeschiedenis ook veranderen door middel van ankeren.
Aanleren nieuw gedrag en afstemmen op de toekomst
Het meest eenvoudige leermodel bestaat uit vier stappen:
1. Onbewust onvermogen; je weet niet dat je iets niet kunt
2. Bewust onvermogen; je bent begonnen met leren en je weet nu wat je nog niet kan.
3. Bewust vermogen: je beheerst hetgeen je wilt leren wel al, maar je moet er je aandacht constant bijhouden om te zorgen dat je het goed blijft doen
4. Onbewust vermogen: dit is waar je naar streeft, je wilt hetgeen je aan het leren bent automatisch kunnen doen zonder erbij na te denken zodat je tegelijkertijd aandacht kan besteden aan iets anders. Onze bewuste geest schijnt namelijk slechts in staat te zijn een maximum van zeven variabelen of informatie-eenheden tegelijkertijd te verwerken.
Als je aan datgene dat je al volkomen beheerst een verfijning wilt aanbrengen, ga je weer terug van 2 naar 4. bij het afleren van gedrag ga je van 2 naar 4.
Afstemmen op de toekomst is van te voren een ervaring ervaren door het innerlijk te construeren. Als je dan merkt dat er iets is waar je nog enigszins bang voor bent, dat je bijvoorbeeld verlegen wordt in het openbaar kun je daar iets aan doen. Door middel van verankeren kun je voorkomen dat je een gebrek aan zelfvertrouwen hebt op het moment dat de gelegenheid zich voordoet. Conclusie Het is bijna onmogelijk NLP te beschrijven in een paar zinnen en zelfs ook in een heel werkstuk, maar ik hoop dat ik duidelijk heb gemaakt dat NLP een denkwijze is, die is bedoeld om het beste uit jezelf te halen. Ik vond het heel interessant om dit werkstuk te maken, ik kende al veel over NLP, maar als je er een werkstuk over maakt neem je het meer in je op, omdat je het ook opschrijft, en niet alleen leest. Ik vind NLP een erg goede uitvinding en ik wil zelf zeker meer erover leren zodat het mijn leven kan verrijken en ik hoop dat als mensen mijn profielwerkstuk lezen, ze zelf ook NLP willen gaan doen want het is echt heel handig Logboek 14 januari t/m 22 februari elke dag om en nabij een uur in NLP voor beginners gelezen. +- 39 uur
28 januari: informatie op internet opzoeken 1 uur
3 februari: informatie op internet opzoeken en in de bibliotheek 4 uur
22 februari: brainstormen en interviews afnemen 3 uur
23 februari: eerste hoofdstukken in elkaar zetten en uittypen 5 uur
24 februari: informatie opzoeken op internet en uit het boek NLP voor beginners en hoofdstukken in elkaar zetten en uittypen 4 uur
2 april: laatste hoofdstuk erbij zetten (het metamodel), lay-out veranderen, laten inbinden. 5 uur
alle gesprekken met meneer Vries zullen ongeveer een half uur alles bij elkaar hebben gekost.
Bronnen: http:://pagina.nlp.nl
Het boek Nlp voor beginners – Joseph O’Connor en John Seymour
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
J.
J.
Dag Nina,
Omdat ik iets wilde nakijken op internet vond ik je werkstuk over NLP. Ik wil je graag een compliment geven, al komt het voor jou een beetje laat.
Ik vind het een heel goed en goed leesbaar stuk!
Vriendelijke groeten,
Jeannette Rijks (www.eenzaamheid.info)
16 jaar geleden
Antwoorden