Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

AIDS

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 5e klas havo | 3688 woorden
  • 7 november 2001
  • 221 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
221 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoe kan je AIDS oplopen? Aids is een ernstige ziekte die niet te genezen is. Overal ter wereld worden mannen, vrouwen en kinderen geïnfecteerd met hiv, ook wel het aids-virus genoemd. Het is dus begrijpelijk dat er onrust en onzekerheid heerst bij veel mensen. Soms terecht, maar meestal onterecht zoals u op deze pagina’s kunt lezen. Aids is tot op heden niet te genezen, maar overdracht van hiv kan wel voorkomen worden. Juiste informatie is een goede stap naar bescherming van uzelf en anderen. Iedereen moet daarom over aids geïnformeerd worden. Hoe wordt het HIV overgedragen? Het virus bevindt zich in: bloed, sperma, vaginaal vocht, voorvocht en moedermelk. Hiv kan overgedragen worden door: A. onveilig seksueel contact; B. het inspuiten met eerder gebruikte naalden en spuiten bij druggebruik; C. een seropositieve moeder op haar kind tijdens de zwangerschap, de bevalling of via borstvoeding; D. het gebruik van onveilige bloedproducten of bloedtransfusie met besmet bloed. (In West- Europa is dit risico vrijwel uitgesloten.) Bij iemand die geïnfecteerd is met hiv bevatten bloed en sperma een hoge concentratie van het virus. In vaginaal vocht en voorvocht is deze concentratie beduidend lager, maar overdracht via deze lichaamsvochten is wel mogelijk. In andere lichaamsvochten kan het virus wel aanwezig zijn, maar in een veel te lage concentratie om een infectie te kunnen veroorzaken. Speeksel, zweet, traanvocht, urine en ontlasting zijn alleen gevaarlijk als er zichtbaar bloed in zit, en er risico is dat dit rechtstreeks in de bloedbaan van de ander terecht kan komen. In de dagelijkse omgang met seropositieve mensen loopt u geen enkel risico. De kans op infectie bestaat bij onveilige handelingen met bloed, sperma, vaginaal vocht en voorvocht. In de onderstaande informatie wordt uitgelegd om welke onveilige handelingen het gaat.
A. Onveilig seksueel contact Iedereen die onveilig vrijt loopt risico op een infectie met hiv of een andere seksueel overdraagbare aandoening. De kans op een hiv-infectie is groter bij seksuele contacten met mensen uit groepen waarbinnen aids veel voorkomt. Bijvoorbeeld mensen die drugs spuiten, mannen met wisselende homoseksuele contacten en mensen die afkomstig zijn uit gebieden waar aids veel voorkomt. Het probleem is dat niet aan iemand te zien is of hij of zij tot één van deze groepen behoort. En lang niet iedereen weet of hij of zij seropositief is. Ook dat is niet aan iemand te zien. Dit betekent dus: veilig vrijen, zolang u niet zeker weet of u of uw partner geïnfecteerd is. Onveilige seksuele handelingen zijn: 1. Vaginale geslachtsgemeenschap zonder condoom (penis in vagina). 2. Anale seks zonder condoom (penis in anus). 3. Orale seks, waarbij sperma of (menstruatie)bloed in de mond komt.* 4. Onderling gebruik van seksattributen, zoals een dildo, zonder deze tussendoor schoon te maken. * De concentratie hiv in vaginaal vocht en voorvocht is laag en bovendien vermindert het speeksel de werking van het virus waardoor de kans op een infectie met hiv bij orale seks, zonder klaarkomen in de mond en buiten de menstruatieperiode, verwaarloosbaar klein is. B. Het inspuiten met eerder gebruikte naalden of spuiten bij druggebruik Men raakt niet geïnfecteerd met hiv door drugs te gebruiken. Personen die drugs spuiten en elkaars naalden en spuiten gebruiken lopen wel risico, omdat in de naalden en spuiten bloedresten achtergebleven kunnen zijn. Ook het (uit)lenen van spuitattributen (zoals lepel, glas, water en watjes) en het overhevelen van drugs van de ene naar de andere spuit geven risico op besmetting. Het hiv-virus en andere virussen die ziekten verwekken, kunnen zo in de bloedbaan terechtkomen. C. Overdracht van een seropositieve moeder op het kind Hiv kan worden overgedragen van moeder op kind tijdens de zwangerschap of bevalling, als de moeder seropositief is. Na de bevalling kan de moeder het virus overdragen via de borstvoeding. Behandeling met medicijnen van de moeder tijdens de zwangerschap en andere voorzorgsmaatregelen bij de bevalling (keizersnede, géén borstvoeding geven) kunnen de kans op overdracht verkleinen tot minder dan 5%. D. Het gebruik van onveilige bloedproducten of bloedtransfusie met besmet bloed De kans om aids te krijgen door een bloedtransfusie is in Nederland vrijwel uitgesloten. Sinds juli 1985 worden alle bloeddonaties door testen gecontroleerd op antistoffen tegen hiv. Besmet bloed dat deze antistoffen bevat wordt niet gebruikt. Hetzelfde geldt voor andere Europese landen en de Verenigde Staten. In ontwikkelingslanden wordt het bloed niet altijd gecontroleerd. Er is in het begin veel ophef gemaakt over de veronderstelling dat je vis muggenbeten geïnfecteerd kon worden. Dat blijkt niet te kunnen, omdat het virus een bestaan in een mug niet overleeft. Hoe wordt het virus niet overgedragen? Dat veel mensen ongerust en onzeker raken als ze met hiv of aids geconfronteerd worden, is wel begrijpelijk, maar meestal onterecht. In de (dagelijkse) omgang met mensen met hiv en aids is er geen risico op een hiv-infectie. Niet door huidcontact (hand geven) Hiv kan niet door een onbeschadigde huid binnendringen. Een pleister op een wondje biedt voldoende bescherming. Niet door (tong)zoenen

In het speeksel is veel te weinig virus aanwezig om iemand te kunnen infecteren. Niet door toilet en gebruiksvoorwerpen
Het virus kan in de buitenlucht niet blijven leven, dus ook niet op kopjes, bestek, beddengoed etc. Niet door adem, hoesten, niezen, etc. U kunt dus gewoon op dezelfde manier met iemand met hiv of aids blijven omgaan. En juist voor een HIV-geïnfecteerde vriend of kennis kan lichamelijk contact en steun heel belangrijk zijn. Waar u verder ook geen hiv-infectie door kunt oplopen: Niet door eerste hulp verlenen
Als u de normale hygiëne in acht neemt, dan kan u niets gebeuren. Niet door insecten
Niet via etenswaren
Niet via zwemwater en sauna’s Hoe kan Aids voorkomen worden? Veilig vrijen Door veilig te vrijen beschermt u zichzelf maar ook de ander. Als u een nieuwe relatie aangaat dan loopt u mogelijk risico om geïnfecteerd te raken, want u weet immers niet altijd zeker of iemand seropositief is of geïnfecteerd kan zijn met een andere geslachtsziekte. Als u buiten uw vaste relatie seksueel contact heeft met anderen of u heeft losse contacten of u heeft verschillende relaties na elkaar, neemt u dan voor de veiligheid altijd de volgende maatregelen: - Heb altijd condooms op zak. - Gebruik een condoom bij vaginaal en anaal contact. - Als u anale gemeenschap heeft, gebruik dan een speciaal condoom met veel glijmiddel op waterbasis. - Laat bij orale seks geen sperma en (menstruatie)bloed in de mond komen. Gebruik een condoom of een beflapje om dit te voorkomen. - Gebruik alleen uw eigen seksattributen. Als u toch wisselt, doe er dan een condoom omheen en verwissel deze iedere keer als het attribuut van gebruiker wisselt. Gebruik dildo’s, vibrators en dergelijke niet eerst in de vagina en direct daarna in de anus of andersom. Dit kan nare infecties veroorzaken. De attributen na het gebruik schoonmaken met water en zeep. Allerlei andere vormen van vrijen of tederheid zijn veilig. U kunt bijvoorbeeld zonder risico (tong)zoenen, knuffelen, strelen, masseren of masturberen. U kunt uiteraard ook beslissen om (nog) geen geslachtsgemeenschap te hebben. Wanneer ken ik iemand lang genoeg om zonder condooms te vrijen? De duur van een relatie die u met iemand heeft is geen maatstaf voor het vrijen met of zonder condoom. De vraag wanneer het veilig is om zonder condooms te vrijen, is afhankelijk van de risico’s die u en uw partner in het verleden hebben gelopen. Het is van groot belang dat u met uw partner openlijk kunt praten over de eventuele risico’s die u of uw partner hebben gelopen. Als u niet zeker bent van de situatie is veilig vrijen nodig. U zou ook kunnen overwegen een hiv-test te doen.
Hoe vrij ik veilig met een condoom? Condooms bieden alleen bescherming als ze op de voorgeschreven wijze worden gebruikt. Als het de eerste keer is, kan het geen kwaad een keer alleen te oefenen. Een condoom zal minder snel kapot gaan als men glijmiddel gebruikt, zeker bij anaal contact. Gebruik nooit producten op basis van olie, vet of vaseline. Dit tast het rubber aan, waardoor het materiaal sneller kapot gaat. Er zijn speciale glijmiddelen op waterbasis te koop bedoeld voor vaginale en anale geslachtsgemeenschap (KY Jelly, Sensilube, Wet Stuff). Voor anale seks zijn extra sterke condooms te koop (DUO, Hot Rubber en Gay Safe). Lees de instructies en gebruik dan altijd zo’n speciaal condoom met veel glijmiddel op waterbasis. Hier geldt ook: gebruik geen olie of vaseline. Er is ook een vrouwencondoom (Femidom) te koop. Het vrouwencondoom is net als de gewone condooms voor eenmalig gebruik. Het wordt ingebracht in de vagina en er zit al glijmiddel op. Pil en condoom Het condoom biedt bescherming tegen geslachtsziekten, waaronder hiv-infectie, mits het op de juiste manier gebruikt wordt. Via de huid en haren in de schaamstreek loopt u overigens nog wel risico op besmetting met een seksueel overdraagbare aandoening (bijvoorbeeld herpes, wratten, schaamluis), omdat dit gebied buiten de bedekking van het condoom valt. In principe kan het condoom tevens een veilig voorbehoedmiddel zijn. Maar dan moet u het wel bij elke geslachtsgemeenschap gebruiken. De pil is nog altijd het meest betrouwbare voorbehoedmiddel, maar beschermt niet tegen aids of andere geslachtsziekten. Daarom is het verstandig om naast de pil een condoom te gebruiken, ter voorkoming van infectie en zwangerschap. Zijn er medicijnen tegen AIDS? Medicijnen Al enkele jaren werden de middelen AZT, ddI en ddC bij bepaalde klachten toegediend. Sinds 1996 is daar een aantal middelen aan toegevoegd. Deze medicijnen, ook wel hiv- of aids-remmers genoemd, worden in bepaalde combinaties voorgeschreven. Deze zogenaamde combinatietherapieën remmen bij veel mensen de vermenigvuldiging van het hiv in het lichaam, waardoor mensen met hiv gemiddeld langer zonder klachten blijven en langer leven. De medicijnen hebben vaak ernstige bijwerkingen, zoals misselijkheid, diarree of hoofdpijn. Soms zijn de bijwerkingen zo erg, dat mensen besluiten de therapie te stoppen. Ook zijn de effecten van de middelen op de lange termijn nog onbekend. Ook zijn er mensen die alternatieve middelen gebruiken. Naast speciale voeding zijn dat soms ook middelen met niet geringe bijwerkingen. Daarvan valt de voorspelde gunstige werking vaak tegen. Met regelmaat duiken er nieuwe middelen op en raken andere weer uit de gratie. Ondanks de positieve berichten over de nieuwe middelen, is hiv nog steeds niet definitief uit het lichaam te krijgen. Voorlichting, veilig vrijen en veilig spuiten blijven daarom voorlopig de belangrijkste maatregelen tegen aids. De laatste jaren zijn we in Nederland heel anders gaan denken over de hiv-test. Zo vonden we vroeger dat de wetenschap seropositief te zijn vooral nadelen had. De (psychische) last was enorm en medische voordelen waren er niet of nauwelijks. En veilig vrijen moest je immers hoe dan ook. Maar nu liggen de zaken duidelijk anders. De huidige medicijnen die een hiv-infectie afremmen, kunnen lang voorkomen dat iemand daadwerkelijk ziek wordt. Ook kan door een vrij eenvoudige behandeling de kans aanzienlijk worden verkleind dat een moeder haar (ongeboren) kind infecteert met hiv. Dat neemt niet weg dat u nog steeds een aantal zaken heel zorgvuldig moet afwegen, voordat u besluit zich te laten testen. Hiv en aids Hiv is de naam van het virus dat de dodelijke ziekte aids veroorzaakt. Zodra iemand met hiv is geïnfecteerd, begint het virus het afweersysteem van het menselijk lichaam af te breken. Dit gebeurt eerst zo goed als ongemerkt, maar na verloop van tijd - vaak vele jaren - krijgt men steeds zwaardere ziekteverschijnselen. Deze verschijnselen kunnen uiteindelijk leiden tot de diagnose aids. U kunt dus zonder het te weten lange tijd hiv in uw lichaam hebben en het virus ook op anderen overdragen. Hiv wordt meestal overgedragen door onbeschermd seksueel contact of door het spuiten van drugs met naalden die al door anderen gebruikt zijn. Ook kan het virus tijdens en na de zwangerschap worden overgedragen van moeder op kind. In landen waar hiv en aids veel voorkomen en bloed niet op hiv gecontroleerd wordt, kan het ook gebeuren dat het virus overgedragen wordt tijdens een operatie of via bloed en bloedproducten. Behandeling van hiv en aids Een hiv-infectie is niet te genezen, wel te behandelen. Met een combinatie van drie of meer anti-hiv-medicijnen kan de vermenigvuldiging van hiv in het lichaam sterk worden afgeremd. Hierdoor kunnen mensen met hiv vaak langer zonder lichamelijke klachten blijven leven. Het is belangrijk om tijdig met deze behandeling, de combinatietherapie, te beginnen. Liefst nog voordat er ziekteverschijnselen optreden. Om te bepalen of het moment is aangebroken waarop men de behandeling start, wordt onder meer regelmatig de hoeveelheid hiv in het bloed gemeten. Hiermee wordt begonnen als duidelijk is dat u met hiv bent geïnfecteerd. Daarvoor moet u eerst zijn getest. De combinatietherapie is een zeer zware behandeling, die veel van u eist. De pillen moeten zeer stipt en op vaste tijden worden ingenomen. Bovendien hebben ze vaak ernstige bijwerkingen. Daarom geldt als stelregel: niet eerder beginnen met de behandeling dan wanneer u er echt klaar voor bent.
Wat houdt een hiv-test precies in? Door uw bloed te laten testen op de aanwezigheid van hiv, kunt u erachter komen of u het virus in uw lichaam hebt. Mocht dat zo zijn, dan heeft uw lichaam antistoffen tegen het virus aangemaakt. Dit zijn stoffen die het lichaam normaal gesproken produceert om virussen onschadelijk te maken. Het probleem bij aids is dat de antistoffen tegen hiv het virus niet kunnen uitschakelen. De hiv-test (officieel hiv-antistoffentest) toont aan of u hiv-antistoffen in uw bloed hebt. Als dat zo is, bent u met hiv geïnfecteerd, ofwel seropositief. Antistoffen tegen hiv zijn soms pas zes maanden na infectie in het bloed terug te vinden. Als u risico hebt gelopen, dan moet u dus zes maanden wachten voordat u zich laat testen. Dit kan voor uw gevoel lang duren, zeker als u zich grote zorgen maakt. Wat doet het virus in je lichaam? HIV Het virus heet in het Engels Human Immune-deficiency virus en is in het Nederlands het Humaan Immuundeficiëntie Virus genoemd. Wat is een virus? Virussen bestaan uit een klein stukje eiwit met RNA erin dat na besmetting in het erfelijk materiaal van de lichaamscellen wordt opgenomen. Er staat een ‘boodschap’ op dat stukje RNA. Als de cel actief wordt, voert ze ook de opdracht van het virus uit. Mazelen, waterpokken, de bof, koortslip en gordelroos zijn virusziekten. Ook andere eenvoudige aandoeningen zoals verkoudheid en diarree, worden door een virus veroorzaakt. Daarbij duurt het niet lang of de cel reageert op de besmetting. HIV is minder besmettelijk dan het mazelenvirus, maar van mazelen herstel je in het algemeen, terwijl je dat van Aids allerminst kunt zeggen. Het HIV virus Aids is een ziekte die bij mensen meestal veroorzaakt wordt door HIV-1. Er is een stamboom van aids-virussen, daarbij wordt verschil gemaakt tussen mensvirussen (HIV) en aapvirussen (SIV, simian immunodeficiency virus). De mensvirussen worden onderverdeeld in het veel voorkomende HIV-1 en het zeldzame HIV-2 dat vooral voorkomt in West-Afrika. Een besmetting met HIV-1 is fataal, maar mensen die met HIV-2 besmet worden, krijgen niet altijd aids. De aapvirussen kun je splitsen in een Chimpanseevirus, een Roodkopmangabé-virus en verschillende Meerkatvirussen. De verschillen tussen deze virussen komen door verschillen in het erfelijk materiaal, RNA, een stof die sterk lijk op het DNA lijkt. Bloed Men dacht dat het aids-virus in het bloed rondzweefde, dat is echter niet het geval. Slechts 2 % van het aids-virus bevindt zich in het bloed, de overige 98 % zit in de lymfklieren.
T4-cellen Een symptoom van aids is een verminderde afweer, dat komt omdat HIV een klein deel van de T-lymfocyten besmet, namelijk de T4-cellen, ook wel CD4-cellen genoemd. Deze kunnen hun 'beroep' dus niet meer uitoefenen, ze doden de cellen die geïnfecteerd zijn met het aids-virus niet meer. Het HIV gaat niet in elke lichaamscel zitten, maar zoekt bepaalde bloedcellen, de zogenaamde T4-cellen, van het menselijk afweerstelsel op. Daar voelt het virus zich blijkbaar het meeste thuis. Het virus kan er altijd een tijd blijven zonder dat iemand het merkt. Op een slechte dag heeft het virus het menselijk afweersysteem gesloopt en kunnen er allerlei verschijnselen optreden die bij het syndroom AIDS horen. De T-cellen spelen een belangrijke rol bij de afweer tegen schimmels, virussen en bepaalde bacteriën. Daarom moeten de verschijnselen van AIDS in deze hoek van infecties gezocht worden. Onderzoek De eerste immunologische studies werden gedaan in 1981. In 1980 was men al in staat om de T4-cellen te traceren in het bloed. Er werd een verlies van de T4-cellen geconstateerd, wat de onderzoekers zagen als een aanwijzing voor de verwoestende werking van het aids-virus in het afweersysteem. Pas in 1984 werd duidelijk dat de T4-cellen zelf de receptor, de ontvanger van het aids-virus was. Miljard Mensen hebben een voorraad van tweehonderd miljoen T4-cellen. Als iemand besmet is met het aids-virus, heeft die persoon ongeveer een miljard T4-cellen in zijn of haar lichaam zitten, die besmet zijn met het aids-virus. Als het afweersysteem haar werk goed doet, worden er dus iedere dag een miljard T4-cellen vervangen. Zo wordt het afweersysteem dag in dag uit zwaar op de proef gesteld. Op een gegeven moment kan het afweersysteem het niet meer bijbenen en 'sterven' er iedere dag meer T4-cellen dan dat er bijgemaakt worden. Hoe de T4-cellen verdwijnen is niet helemaal duidelijk. Er zijn twee theorieën voor: Of het afweersysteem heeft bepaalde killercellen die geïnfecteerde T4-cellen doden voordat het virus kans heeft gezien om naar buiten te komen, of de cellen gaan kapot nadat het virus zichzelf heeft vermenigvuldigd
Eigenlijk is een virus niets meer dan een stukje erfelijk materiaal met een jasje van eiwitcellen aan doet het niets anders dan zichzelf kopiëren en cellen aanvallen. Het menselijk lichaam maakt antistoffen tegen virussen, bacteriën en andere micro-organismen om deze uit te roeien. Helaas kan het aids-virus van jasje veranderen, wat de bestrijding ervan moeilijker maakt. Het is dus niet mogelijk om een antigeen in te spuiten om de productie van antistoffen te bevorderen, want die helpen maar tegen één jasje. Aangezien dit ene jasje al lang weer verder geëvolueerd is heeft het ook geen nut. Het tweede nadeel van dit veranderlijke jasje is het feit dat het aids-virus zelf niet getraceerd kan worden. Er is een manier om erachter te komen hoe ver het afweersysteem al gesloopt is: door het aantal CD4-cellen in het bloed te tellen ( CD4 is een bepaald soort witte bloedcel, die van belang is voor het afweersysteem). Bij een laag aantal is het mis. Er hoeft dan nog geen sprake te zijn van AIDS, maar alles is in staat om ziekten te veroorzaken. Sommige mensen met HIV laten zich daarom regelmatig onderzoeken om te weten te komen hoe het met hun afweer is. Een virus heeft altijd een incubatietijd, de tijd tussen de besmetting en het uitbreken van de ziekte. Bij aids is de gemiddelde incubatietijd 9 à 10 jaar, na deze periode word je dus pas echt ziek, heb je aids. De eerste 9 à 10 jaar ben je seropositief. Hoe kan het lichaam zich beschermen tegen het virus? Bescherming
De hoofdtaak van het immuunsysteem is het beschermen van het menselijk lichaam tegen binnendringende micro-organismen. Een andere taak van het immuunsysteem is het herkennen en afstoten van lichaamsvreemd materiaal (antigeen), zoals kankercellen. Dit gaat ook wel eens mis, bijvoorbeeld bij een getransplanteerd orgaan dat wordt afgestoten. Immuniteit kan worden onderverdeeld in verschillende soorten, o.a. humorale immuniteit en cellulaire immuniteit. Alleen gewervelde dieren, dus ook de mens, beschikken over een uitgebreid immuunsysteem dat bestaat uit uitwendige en inwendige organen en veel stoffen. Uitwendig
Die micro-organismen kunnen het menselijk lichaam aan alle kanten binnendringen. Dit kan bijvoorbeeld via de neus of de mond (bij het inademen), hier raken ze tijdens hun reis naar de longen onherroepelijk verstrikt in het slijm aan de rand van de luchtpijp. Vervolgens wordt het slijm door ciliën, trilhaartjes, naar de keel gestuwd, waarna het wordt doorgeslikt en de micro-organismen door het zuur van de maagsappen zullen worden gedood. De bacteriën, virussen, schimmels of andere micro-organismen kunnen ook op de huid terecht komen waar ze door een enzym, (lysozym), dat in de talg zit die de huid afscheidt, worden gedood. Micro-organismen die het lichaam via de urinebuis het lichaam proberen binnen te dringen worden over het algemeen door de urine weggespoeld. Inwendig

Als de microbe het lichaam toch is binnen- gedrongen, zijn er in het lichaam organen die ervoor zorgen dat het micro-organisme zich niet gaat ontwikkelen. Dgeen antistoffen meer aantoonbaar zijn. Als hetzelfde antigeen later weer het lichaam binnendringt kan de antistof sneller aangemaakt worden en blijft die ook langer in het bloed aanwezig, dus is de immuniteit langer. Cellulaire immuniteit
Bij cellulaire immuniteit spelen de T-lymfocyten een rol. Ook zij vermenigvuldigen zodra ze in aanraking komen met een antigeen, maar T-lymfocyten produceren moleculen die andere cellen van het immuunsysteem stimuleren om te groeien. T-lymfocyten worden onderverdeeld in cytotoxische lymfocyten en in helper-T-lymfocytklassen. De eerste herkennen en doden de cellen die geïnfecteerd zijn met de ziekteverwekker, enat doen zij met behulp van bepaalde witte bloedcellen, lymfocyten. De cellen die later lymfocyten worden, ontstaan in het beenmerg. Een deel gaat via het bloed naar de zwezerik en worden T-lymfocyten, die vreemde eiwitten in de bloedbaan ontdekken. Het andere deel blijft achter in het beenmerg en ontwikkelt zich tot B-lymfocyten. De gerijpte T- en B-lymfocyten komen uiteindelijk terecht in de milt of in het lymfatisch stelsel, waar- onder de lymfklieren en de amandelen vallen. Hun taak is het bloed te controleren op micro-organismen en die uit het bloed te filtreren. Immunoglobulinen
De antistoffen die het menselijk lichaam produceert worden ook wel immuno-globulinen (Ig) genoemd. Deze verbinden zich met het antigeen zodat het onschadelijk wordt. Er zijn vijf verschillende klassen immunoglobulinen, (IgG, IgA, IgM, IgD en IgE), met ieder hun eigen functie. Humorale immuniteit
Als B-lymfocyt een antigeen tegenkomt, wordt deze aangezet tot celdeling. Dit gaat zo snel dat een deel van de B-lymfocyten verandert in plasmacellen, die op hun beurt weer immunoglobulinen gaan produceren. Op dat moment stijgt de hoeveelheid antistoffen in het bloed, na verloop van tijd neemt deze af, totdat er na ongeveer twee maanden de tweede stimuleren de B-lymfocyten en helpen macrofagen (bepaalde witte bloedcellen) om micro-organismen op te nemen.

REACTIES

B.

B.

mooi verslag zeg. ik kan er wel veel van gebruiken, maar dan moet ik er de bronvermelding bij hebben. heb jij die nog, wil je die dan even naar mij mailen? thanks

22 jaar geleden

Z.

Z.

hoi rianne,
ik moet een praktische opdracht maken.. en een spreekbeurt doen over aids.. kun je me aub je bronnen aan mij vermelden.. want dat moet erbij. bij een po.. pls. help ik heb nok maar een paar dagen en ik heb je hulp daarbij nodig... thanks in advance!!!

22 jaar geleden

J.

J.

wist je dat je mijn reddende engel bent, door dit werkstuk haal ik morgen een 8 voor mijn presentatie
gr joep

21 jaar geleden

R.

R.

hey bedankt he hijs goed man ik zie je nog wel doeixxx roland

21 jaar geleden

D.

D.

Hoi rianne,
Ik heb heel veel aan jou werkstuk over aids maar heb je misschien ook bronnen.
Je zou me daar heel goed bij kunnen helpen.
Alvast bedankt

20 jaar geleden

M.

M.

Deze werkstuk is subliem. heel goed.
Bedankt, he!!!

19 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.