Demografie Nederland 20e eeuw

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 6e klas vwo | 8134 woorden
  • 13 januari 2003
  • 90 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
90 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Inleiding

Zoals op de voorpagina te lezen is, gaat mijn werkstuk over de demografische ontwikkeling van Nederland in de 20e eeuw. In deze inleiding zal ik dit onderwerp verklaren en afbakenen. Ook zal ik de hoofdvraag en deelvragen introduceren, en uitleggen wat ik met deze wil bereiken.

Met de demografische ontwikkeling, bedoel ik de ontwikkeling die de bevolking doormaakt. Hierbij kun je denken aan de gezinssamenstelling, de verdeling over beroepssectoren, maar ook aan het bevolkingsaantal. Ik heb gekozen om me te beperken tot Nederland, omdat het onderwerp anders te onoverzichtelijk zou worden, en misschien wel onhaalbaar. Om dezelfde reden heb ik me ook geconcentreerd op één eeuw. Mijn profielwerkstuk moest over een aardrijkskundig onderwerp gaan. Ik zal dus proberen om me zoveel mogelijk tot de aardrijkskundige kant van het onderwerp te beperken. De informatie die aardrijkskundig gezien minder relevant is zal ik buiten beschouwing laten, al zal dit gezien het onderwerp soms wel moeilijk zijn.

Om het onderwerp goed te kunnen verklaren, heb ik besloten om te werken met een systeem van hoofdvraag en deelvragen, omdat ik dit overzichtelijk vind werken. Als hoofdvraag heb ik gekozen: “Wat zijn de belangrijkste verschillen in leefwijze en samenstelling van de Nederlandse bevolking tussen 1900 en 2000, en hoe zijn deze verschillen ontstaan?”. Na het formuleren van deze hoofdvraag was het vrij gemakkelijk om drie goede deelvragen te formuleren. Deze deelvragen heb ik gekozen:
1. Hoe was de demografische situatie in Nederland in de eerste tien jaar van de 20e eeuw?
2. Hoe was de demografische situatie in Nederland in de laatste tien jaar van de 20e eeuw?
3. Welke belangrijke gebeurtenissen en revoluties hebben nadrukkelijke invloed gehad op de demografische ontwikkeling, en watvoor invloed was dat
De eerste twee deelvragen heb ik gekozen om goed weer te geven hoe de situatie aan het begin en aan het eind van de eeuw was. Ik heb er bewust niet voor gekozen om de hele eeuw onder de loep te nemen, omdat ik me in dit werkstuk wil gaan richten op de veranderingen. Dit lukt het beste door eerst naar de beginsituatie te kijken, daarna naar de eindsituatie, en vervolgens een conclusie te trekken. Deelvraag drie is de belangrijkste, omdat deze de veranderingen en hun oorzaken onder de loep zal nemen. Er moest echter nog één deelvraag bij, en ik wilde in deze deelvraag nog wat interessante aanvullende informatie geven. Deze is het geworden:
4. Hoe is de samenstelling van de bevolking gedurende de eeuw veranderd.
Deze laatste vraag heb ik gekozen omdat ik de bevolkingssamenstelling, en dan met name de statistieken, aardrijkskundig gezien erg belangrijk vind. Daarom wilde ik er in deze deelvraag nog eens extra diep op in gaan. Ook het feit dat ik nogal veel cijfermateriaal heb dat ik niet in andere deelvragen kan verwerken speelde een rol bij de keuze van deze deelvraag.

Mijn werkstuk is verdeeld in vier hoofdstukken, in elk hoofdstuk ga ik één deelvraag beantwoorden. Ik zal eindigen met een conclusie, waarin ik de hoofdvraag probeer te beantwoorden. Als ik mijn deelvragen goed gekozen heb, zal de conclusie eigenlijk een soort samenvatting zijn van de belangrijkste punten uit de deelvragen. Na de conclusie zal ik nog een korte evaluatie geven, waarin ik terugkijk op het project, en de moeilijkheden en dergelijke bespreek

Ik weet dat ik geen gemakkelijk onderwerp gekozen heb, met name omdat het erg veelomvattend is. Ook dat ik dit werkstuk zonder partner doe, zal het extra moeilijk maken. Ik zal het onderwerp echter als uitdaging zien, in plaats van een last. En het feit dat ik geen partner heb, zal ik zien als een manier om een eigen draai aan dit werkstuk te geven. Ik hoop dat ik in staat zal zijn om het geheel tot een goed einde te brengen


1. Hoe was de demografische situatie in Nederland in de eerste tien jaar van de 20e eeuw

In dit eerste hoofdstuk is het mijn bedoeling om een beeld te schetsen van de demografische situatie in Nederland in het begin van de 20e eeuw. Dit ga ik in het tweede hoofdstuk doen met de laatste jaren van deze eeuw. Op deze manier schep ik me een beeld van de begin- en eindsituatie, en kan ik goed zien welke veranderingen er zijn opgetreden. Ik ga de demografische situatie beschrijven aan de hand van onderwerpen. Eerst geef ik in een tabel een overzicht van een aantal kerncijfers over de bevolking zoals het geboorte en sterftecijfer, daarna licht ik een aantal van deze cijfers toe. Vervolgens geef ik informatie over arbeid, die ik op dezelfde manier zal ondersteunen met gegevens.
Ik ga proberen om in het volgende hoofdstuk informatie te geven over dezelfde onderwerpen en dezelfde indeling aan te houden, zodat ik de gegevens makkelijk kan vergelijken. Omdat dit hoofdstuk gegevens benodigd die bijna honderd jaar oud zijn, kon ik soms niet precies vinden wat ik zocht. Ik zal proberen om zoveel mogelijk juiste gegevens te geven, en wanneer dit niet lukt zal ik jongere gegevens of schattingen geven

Kerncijfers bevolking

Totale bevolking Sterftecijfer Geboortecijfer Geboorte-overschot Bevolkings-groei Vruchtbaarheid
1900 5104000 17,9 31,6 71000 1,5 4,5
1910 5858000 13,6 28,6 89000 1,5 3,9

Immigratie Emigratie Migratie overschot Niet Nederlandse nationaliteit Groene druk Grijze druk
1900 28000 25000 3000 53000 89,3 12,1
1910 35000 35000 0 70000 88,3 12,3

Definities
*Totale bevolking: absoluut getal
*Sterfte & Geboorte: per 1000 inwoners
*Geboorte overschot: absoluut getal
*Bevolkingsgroei: percentage
*Vruchtbaarheid: absoluut getal (gemiddeld aantal kinderen per moeder)
*Immigratie, Emigratie, Migratie overschot, Niet Ned. nationaliteit: absoluut getal
*Groene & Grijze druk: Percentage (groen: verhouding tussen het aantal mensen van
0-19 jaar ten opzichte van het aantal mensen van 20-64 jaar.
Grijs: 65+ in verhouding tot 20-64)

Ik zal op dit punt nog geen vergelijkingen maken. Deze komen aan bod in de laatste deel vraag en de conclusie, bovendien ga ik het pas in het volgende hoofdstuk hebben over de situatie aan het eind van de eeuw

Totale bevolking
De totale bevolking lag in het eerste decennium van deze eeuw tussen de 5000000 en 6000000 mensen. Het land was voor onze begrippen niet erg dichtbevolkt, en daarom waren er ook veel minder problemen als tegenwoordig: denk maar eens aan huisvesting of infrastructuur. In grote steden zoals Amsterdam en Rotterdam wonen wel veel mensen. Er waren echter maar een paar steden van betekenis, en de gebieden rondom deze grote steden waren niet zo dicht bevolkt. De urbanisatie was al een beetje op gang gekomen: mensen die het op het platteland slecht hadden vertrokken naar de stad om werk te zoeken. Als ze daar werk hadden gingen ze daar ook gelijk wonen. Men was in die tijd immers niet mobiel genoeg om elke dag van de woonplaats naar de werkplaats te reizen. Over het algemeen zijn de dichtstbevolkte gebieden dus ook de gebieden waar het meeste werk te vinden was. Dat is op het kaartje hiernaast heel goed te zien. De grote steden zijn dichtbevolkt, omdat de industrie en nijverheid hier geconcentreerd was. Verder valt het op dat er in friesland veel gele stukken te vinden zijn. Hier woonden ook relatief veel mensen, omdat er in deze streek veel aan landbouw werd gedaan, en landbouw was in die tijd één van de belangrijkste bestaansmiddelen.
Verder valt het op dat er heel er een groot aantal kleine gemeenten is, elk gekleurd stukje op de kaart staat namelijk voor een gemeente. Vooral in het midden van Nederland zijn heel veel van die kleine stukjes te vinden. De dorpsgemeenschappen, en dan met name die op het platteland, waren relatief gesloten: ze hadden weinig te maken met andere dorpen, en veel mensen kwamen niet vaak buiten hun eigen dorp. Dit had voor een deel te maken met het eerder genoemde gebrek aan mobiliteit, maar ook het gebrek aan kennis van de buitenwereld speelde een rol. Er was in die tijd immers nog geen TV, en de invloed van dit apparaat is groter dan men vaak denkt.
De meeste dingen die mensen nodig hadden konden ze in hun eigen dorp krijgen. Het waren geen middeleeuwse taferelen, maar er was toch zeker nog wel een hoge graad van zelfvoorzienig.

Sterftecijfer, Geboortecijfer, Vruchtbaarheid, Geboorteoverschot en Bevolkingsgroei.
In het vorige stuk werd al duidelijk dat de technologische ontwikkelingen nog niet ver op gang gekomen waren. Dit gold ook voor medisch onderzoek. Heel veel mensen stierven aan aandoeningen die met meer kennis makkelijk te genezen waren geweest. Het sterftecijfer lag om deze reden erg hoog in die tijd. Ook het geboortecijfer lag erg hoog. Dit kwam omdat kinderen een soort verzekering waren: zij zorgden voor je als je oud was. Een tweede reden was het gebrek aan goede voorbehoedsmiddelen. Uitgebreide informatie over dit onderwerp is te vinden in hoofdstuk drie. Het geboortecijfer lag echter hoger dan het sterftecijfer, en dit zorgde voor een geboorteoverschot. Dit overschot zou alleen maar groter worden, want zoals in de tabellen op de eerste pagina van dit hoofdstuk te zien is, daalde het sterftecijfer sneller als het geboortecijfer. Dit overschot leidde vanzelfsprekend tot bevolkingsgroei. Bevolkingsgroei is in deze tijd nog geen groot probleem. Zoals ik al eerder zei was er in Nederland genoeg ruimte, en niemand dacht er bij na dat het land op den duur wel eens vol kon raken. Ik denk dat mensen in die tijd sowieso minder aan de toekomst dachten, omdat ze nog niet wisten dat kleine veranderingen verstrekkende gevolgen konden hebben. In dit kader werd er ook amper gedacht aan het behoud van de natuur. Er was natuur in overvloed, dus als er een beetje sneuvelde voor huizenbouw keek niemand hier naar om

Immigratie, Emigratie, Migratieoverschot, en Mensen met niet Nederlandse Nationaliteit
Naast het geboorte en sterfte cijfer is ook een andere factor van invloed op de omvang van de bevolking: de migratie. De bevolking neemt niet alleen af door sterfte, maar ook door emigratie naar het buitenland. En zo is geboorte ook niet de enige factor die voor bevolkingsgroei zorgt, bevolkingsgroei word mede veroorzaakt door immigratie. Zoals in de tabel aan het begin van dit hoofdstuk te zien is, was er in 1900 een migratieoverschot. Het aantal buitenlanders dat zich in Nederland vestigde was groter dan het aantal Nederlanders dat zich in het buitenland vestigde. Nu gaat het hier om relatief kleine aantallen mensen, mede door het gebrek aan mobiliteit waar we het al eerder over gehad hebben. Als de getallen echter groter worden, kan het migratiesaldo een grote invloed hebben op de omvang van de bevolking. Nederland is vergeleken met andere landen een aantrekkelijke vestigingsplaats. Er zijn hier veel pull factoren, en relatief weinig push factoren. Hierdoor zal het emigratiecijfer zelden groter zijn dan het migratiecijfer, waardoor het aantal mensen met een niet Nederlandse afkomst steeds groter word.

Groene en Grijze druk
Het laatste onderwerp waar ik graag een beetje toelichting bij wil geven, is de groene en grijze druk. Kort omschreven: het percentage 0-19 jarigen en 65 plussers in verhouding tot het aantal mensen in de “productieve groep” van 20 t/m 64 jaar. Deze gegevens zijn vooral belangrijk in economische verband, om bijvoorbeeld te bekijken of de beroepsbevolking zal groeien of afnemen, en of de AOW regeling in de toekomst nog haalbaar zal zijn.

De gegevens aan het begin van het hoofdstuk zijn erg duidelijk. De groene druk is erg hoog (bijna 90%), en de grijze druk is juist laag (net 12%). Of anders gezegd: De groep mensen van 0-19 jaar is bijna net zo groot als die van 20-64 jaar, terwijl de groep van 65 jaar en ouder maar één tiende is van de productieve groep. Dit verschijnsel is eigenlijk makkelijk te verklaren: de groene groep was groot, omdat er veel kinderen geboren werden, en de grijze groep was klein omdat de meeste mensen niet erg oud werden. Nu moeten we er wel rekening mee houden dat de verhoudingen veranderd zijn. In deze tijd was er weinig scholing voor kinderen, en velen van hen begonnen dan ook al vroeg met werken, bijvoorbeeld bij vader op de boerderij. De productieve groep was toen in praktijk een stuk groter dan nu.

Kerncijfers Arbeid
Naast de samenstelling van de bevolking wilde ik nog stil staan bij het onderwerp arbeid. Arbeid is namelijk een goede graadmeter voor de ontwikkeling van de maatschappij. In de volgende tabel geef ik enkele kerncijfers die over arbeid, die ik ga gebruiken als uitgangspunt voor dit gedeelte
Beroeps bevolking Beroeps bevolking in % van de totale bevolking
1900 1934000 38%
1910 2244000 39%
[plaatje0]

De gegevens op de vorige bladzijde geven informatie over de beroepsbevolking, en de verdeling van deze beroepsbevolking over de sectoren. Omdat er in de gegevens van 1900 en 1910 bijna geen verschil zat, heb ik alleen die van 1900 gegeven. In de grafiek valt gelijk op dat er in 1900 twee hoofdsectoren waren: Landbouw en visserij, en Industrie. Landbouw is van deze twee de grootste, en neemt meer dan een vierde van het totaal in beslag. Dit was ook wel nodig, want landbouw was in deze tijd een arbeidsintensieve sector, omdat veel nog met de hand gebeurde. Een tweede reden voor de grote omvang van de sector, was de relatief lage productie. Omdat de bemestingstechnieken nog niet al te ver gevorderd waren, was de opbrengst per hectare niet erg groot, daarom moest er veel grond gereserveerd worden voor agrarisch gebruik. Deze sector begon pas langzaam in te krimpen, toen de industrialisatie op gang kwam, die gepaard ging met allerlei technologische ontwikkelingen die ook de landbouw ten goede kwamen. Zo kwam het ook dat de groei van het aantal mensen werkzaam de industrie gecompenseerd werd met een afname van het aantal mensen in de landbouw
Er was in deze tijd echter al wel industrie aanwezig in Nederland. De industriële sector neemt bijna een vierde van het totaal in beslag, maar dit was toch nog veel minder dan bijvoorbeeld Engeland, waar de Industriële revolutie al eerder had plaatsgevonden. Later zou de overheid gaan proberen om de industriële ontwikkeling verder op gang te laten komen, maar meer hierover in hoofdstuk drie


2. Hoe was de demografische situatie in Nederland in de laatste tien jaar van de 20e eeuw

Dit tweede hoofdstuk gaat zoals ik al schreef over hetzelfde onderwerp als het vorige hoofdstuk, alleen nu met gegevens over de laatst tien jaar van de eeuw. Ik houd dezelfde indeling aan, zodat ik de twee hoofdstukken makkelijk kan vergelijken

Kerncijfers bevolking

Totale bevolking Sterftecijfer Geboortecijfer Geboorte-overschot Bevolkings-groei Vruchtbaarheid
1990 14893000 8,6 13,2 69000 0,8 1,6
2000 15864000 8,8 13 66000 0,8 1,7

Immigratie Emigratie Migratie overschot Niet Nederlandse nationaliteit Groene druk Grijze druk
1990 117000 57000 60000 641900 41,7 20,8
2000 133000 61000 72000 651500 39,4 21,9

Definities
*Totale bevolking: absoluut getal
*Sterfte & Geboorte: per 1000 inwoners
*Geboorte overschot: absoluut getal
*Bevolkingsgroei: percentage
*Vruchtbaarheid: absoluut getal (gemiddeld aantal kinderen per moeder)
*Immigratie, Emigratie, Migratie overschot, Niet Ned. nationaliteit: absoluut getal
*Groene & Grijze druk: Percentage (groen: verhouding tussen het aantal mensen van
0-19 jaar ten opzichte van het aantal mensen van 20-64 jaar.
Grijs: 65+ in verhouding tot 20-64)

Totale bevolking
In het laatste decennium van de 20e eeuw ligt het totale bevolkingsaantal tussen de 14 en de 16 miljoen mensen. Het land is gedurende de eeuw steeds dichter bevolkt geraakt, en het is nu één van de dichtstbevolkte landen van Europa. Deze hoge dichtheid heeft tot vele problemen geleid. Mensen worden bijvoorbeeld steeds minder tolerant tegenover elkaar, denk maar aan de vele gevallen van zinloos geweld die de laatste jaren hebben plaatsgevonden. Als mensen meer de ruimte zouden krijgen, was er van dit soort problemen veel minder sprake. Ook het fileprobleem is een negatief gevolg van de alsmaar groeiende bevolking. De bevolking groeit sneller dan de infrastructuur, en hierdoor worden de files elk jaar langer.
Zoals op het kaartje op de volgende bladzijde te zien is, is er ook het één en ander veranderd in de verdeling van de bevolking over het land. Het eerste dat opvalt, is de verandering in aantal en grootte van de gemeenten. In 1900 zijn er heel veel gemeenten, maar de meeste zijn wel erg klein. In 2000 is het aantal gemeenten veel kleiner geworden, maar hun oppervlakte is wel aanzienlijk groter geworden. Amsterdam en Rotterdam zijn nog steeds de twee dichtstbevolkte gebieden, maar ze liggen niet meer in een zee van kleine dorpjes met een lage bevolkingsdichtheid. Tussen de grote steden, en eromheen, zijn een aantal andere grote steden ontstaan, zogenaamde groeikernen. Deze steden zijn door de regering gestimuleerd om de bevolking uit de grote steden weg te trekken. Omdat heel veel mensen werk hadden in de grote steden, raakten deze steden overvol. De leefomstandigheden waren hier niet echt goed, en daarom zijn steeds meer gezinnen weg gaan trekken uit de grote steden, om zich te vestigen in kleinere steden in de buurt. Vooral de jonge gezinnen met kinderen deden massaal mee aan deze zogenaamde suburbanisatie. Om dit geheel in goede banen te leiden, heeft de overheid een aantal kleine steden aangewezen, waar de wegtrekkende gezinnen zich dan konden vestigen. Deze zogenaamde groeikernen zijn de kleine steden die op de kaart om de grote steden heen liggen. Dit bleek echter ook weer negatieve bijwerkingen te hebben. De grote steden verpauperden, en alleen de mensen die zich geen huis buiten deze steden konden veroorloven bleven over. Om dit tegen te gaan is de overheid begonnen met het compacte-stadbeleid. Oude vervallen panden worden vervangen door nieuwbouw, er worden nieuwe wijken met kwalitatief goede woningen gebouwd, en er worden aantrekkelijke bedrijfslocaties aangelegd.
Verder valt het op dat op andere plekken in het land ook een aantal stedelijke gebieden ontstaan. Dit gebeurt omdat de randstad steeds voller komt, en de bereikbaarheid van bedrijven word steeds minder Bedrijven die goed bereikbaar willen zijn kiezen daarom steeds vaker voor een locatie buiten de randstad

Sterftecijfer, Geboortecijfer, Vruchtbaarheid, Geboorteoverschot en Bevolkingsgroei
De technologische ontwikkelingen gedurende de eeuw zijn van grote invloed geweest op de ontwikkeling van onze maatschappij. Zo ook op het geboorte en sterftecijfer. Door allerlei ontwikkelingen op medisch gebied is het sterftecijfer drastisch gezakt. Allerlei ziektes waar men vroeger dood aan ging kunnen we tegenwoordig genezen. Veel ziektes, zoals de pokken bijvoorbeeld, zijn compleet uitgeroeid, en voor heel veel andere ziektes worden we ingeënt. Al deze ontwikkelingen hebben er samen voor gezorgd dat de mensen tegenwoordig steeds ouder worden, en gezonder leven.
Ook het geboortecijfer is met de jaren steeds verder gezakt. Door goede sociale zekerheid waren kinderen net meer nodig om de ouders te verzorgen als ze oud waren. En ook de ontwikkeling van steeds betere voorbehoedsmiddelen heeft bijgedragen aan deze daling. De vruchtbaarheid is dus omlaag gegaan: vrouwen krijgen tegenwoordig 1 à 2 kinderen, en daarom groeit de bevolking steeds minder snel. Er is nog steeds wel een geboorteoverschot, maar volgens onderzoeken is het mogelijk dat de bevolking van ons land in de nabije toekomst gaat afnemen

Immigratie, Emigratie, Migratieoverschot, en Mensen met een niet Nederlandse nationaliteit
Zoals ik in de vorige deelvraag ook al zie, hangt de bevolkingsgroei niet alleen af van het geboorte en sterftecijfer. Ook migratie speelt een grote rol. Nu was die rol in het begin van de eeuw eigenlijk wel te verwaarlozen, omdat er vanwege het gebrek aan mobiliteit weinig migratie plaatsvond, en omdat de Emigratie en Immigratie goed tegen elkaar opwogen. Zoals al in de tabellen al te zien is, is dit tegenwoordig wel anders. De emigratie is bijna verdubbeld, maar dit is normaal, gezien de bevolkingsgroei. De Immigratie is een ander verhaal, deze is ruim vier keer zo groot als in het begin van de eeuw. Het migratie overschot is in 2000 gestegen tot 72000, en door deze grote stijging is het dit overschot nu wel van wezenlijk belang voor de bevolkingsgroei. De oorzaak van deze grote stijging ligt in de pullfactoren van Nederland. Nederland staat bekend als een welvarend land, met een rustig politiek klimaat, waar iedereen gegarandeerd is van een minimum inkomen.Deze voorwaarden ontbreken echter in veel landen. In het midden oosten is het bijvoorbeeld al een lange tij onrustig, en daarom komen er veel vluchtelingen in Nederland asiel vragen. Ook arbeidsmigranten spelen een rol bij het migratieoverschot. Zij kwamen in een tijd dat er in Nederland een tekort aan arbeidskrachten was, en nu laten er veel hun vrouw en kinderen ook overkomen

Groene en Grijze druk
Tenslotte zal ik het nog hebben over de groene en grijze druk. Ook dit is een factor die met de tijd veranderd is. De groene druk is flink gedaald, en de grijze druk is juist omhoog gegaan. De oorzaken hiervoor zijn al genoemd onder het kopje sterftecijfer. Door de ontwikkelingen in de maatschappij gedurende de eeuw, zijn deze cijfer echter een stuk belangrijker geworden. Momenteel staat bijvoorbeeld het AOW-stelsel onder druk, omdat de grijze druk te hoog aan het worden is. De “grijze” groep word te groot om door de werkende groep ondersteund te worden. Als de groene groep te groot zou worden zou dit ook een probleem zijn, omdat er dan te weinig scholen en leerkrachten zijn (dit lerarentekort speelt nu al, maar dat komt eerder omdat er steeds minder leraren komen). De cijfers van vroeger waren veel extremer dan die van nu. Als we tegenwoordig te kampen zouden hebben met de groene druk van vroeger, zou de helft van de kinderen niet naar school kunnen. Vroeger waren deze problemen er niet, omdat kinderen weinig tot geen scholing kregen, en er geen sociale zekerheid was.

Kerncijfers Arbeid

Beroeps bevolking Beroeps bevolking in % van de totale bevolking
1990 6104000 41%
2000 6870000 39%
[plaatje1]
De bovenstaande gegevens gaan over de beroepsbevolking, en de verdeling van de beroepsbevolking in sectoren. Ik heb de gegevens van 1990 gegeven, omdat gegevens over de sectoren in 2000 niet beschikbaar waren bij het CBS. Er zijn evenveel sectoren als in 1900, maar het één en ander is wel verschoven. Ten eerste is de sector huishoudelijk zo klein geworden dat ik hem bij overig heb neergezet. Daarentegen is de sector bank en Verzekeringswezen zo groot geworden dat deze een aparte sector krijgt. Verder valt meteen op dat de sector landbouw en visserij nog maar vier procent van het totaal bedraagt, terwijl dit in 1900 nog de grootste sector was. Naast een stel kleinere sectoren zijn er nu drie sectoren die de boventoon voeren: Diensten, Industrie, en Handel & Horeca. Diensten. Waar Nederland in het begin een samenleving kende die vooral om landbouw draaide, gaat het nu vooral om handelen en dienst verlenen. Industrie is ook een grote sector, maar vergeleken met landen die geconcentreerd zijn op industrie, zoals Duitsland en Engeland, stelt de industrie in Nederland weinig voor. De industrie in Nederland speelt zich voornamelijk af in het Rotterdamse havengebied, waar bijvoorbeeld olie geraffineerd wordt. Over het algemeen is Nederland dus een dienstverlenende samenleving. Rond 1950 lag de industrie in Nederland rond de 35 à 40 %, maar langzamerhand werd toch duidelijk dat Nederland geen industrieland was. Meer hierover in het volgende hoofdstuk


3. Welke belangrijke gebeurtenissen, revoluties en veranderingen hebben een nadrukkelijke invloed gehad op de demografische ontwikkeling in Nederland, en watvoor invloed was dat.

Inleiding
Persoonlijk vind ik dit het belangrijkste hoofdstuk uit het werkstuk. Met name omdat het niet beschrijft zoals de andere hoofdstukken, maar verklaringen geeft voor allerlei demografische veranderingen. Dit soort verklaringen zijn essentieel voor een goede beantwoording van mijn hoofdvraag. Net als de vorige hoofdstukken, deel ik dit hoofdstuk in in een aantal kopjes. Elke belangrijke gebeurtenis krijgt een kopje, en een stukje tekst waarin ik de gebeurtenis verklaar

De tweede wereldoorlog
Als je een aantal mensen vraagt naar de belangrijkste gebeurtenis uit de 20e eeuw, zul je de tweede wereldoorlog heel vaak als antwoord tegenkomen. Nederland heeft niet actief meegevochten in de tweede wereldoorlog, maar het is wel bezet geweest door Duitsland. Duitsland wilde Nederland namelijk als bufferzone gebruiken tegen aanvallen van de geallieerden. Nederland werd bezet in Mei 1940, en pas in Mei 1945 werd ze weer bevrijd. Door de lange bezetting heeft de tweede wereldoorlog een grote invloed gehad op de demografische ontwikkeling in Nederland. Deze ontwikkelingen zijn vooral te zien aan het bevolkingsaantal, en de samenstelling van de bevolking. In de onderstaande tabel is te zien wat de invloed van verschillende gebeurtenissen was op het geboortecijfer in Nederland

[plaatje2]

Bron: De demografische ontwikkeling van Nederland sedert 1800, door Dr J. Hofker

Op de figuur is heel goed te zien dat optimisme samengaat met een hoog geboortecijfer. Wanner men goede hoop heeft zullen er meer kinderen geboren worden.
Zo is het cijfer bijvoorbeeld laag na de algemene mobilisatie, de oorlogsdagen, en de hongerwinter. Het geboortecijfer is hoog na de inval van de geallieerden, en na de bevrijding in Mei 1945.
Die schommelingen tijdens de bezetting hebben op zich niet veel blijvend effect gehad. De piek die volgde na de bevrijding was er één die een blijvend heeft gehad op ons land. Omdat er veel hoop en optimisme was, werden er na WOII heel veel kinderen geboren. Deze piek begon pas langzaam in te krimpen na de uitvinding van de anticonceptiepil in 1956. Deze piek was zo groot, dat deze generatie kinderen bekend staat als de babyboom generatie. Deze generatie verschuift echter steeds, waardoor de beroepsbevolking na een tijdje sterk begon te groeien. Dit heeft geleid tot veel werkloosheid. Als we in de toekomst kijken zien we dat diezelfde generatie ervoor zal gaan zorgen dat het aantal AOW’ers ook drastisch zal gaan stijgen (zie ook de figuur hiernaast). De uitkeringen van deze grote groep mensen moeten betaald worden door de een aanzienlijk kleinere groep mensen die dan de beroepsbevolking vormen. Dit kan ertoe leiden dat een groot aantal mensen geen, of een aanzienlijk lage AOW uitkering zullen ontvangen. Uiteindelijk kan dit zelfs leiden tot het in elkaar storten van het stelsel van sociale zekerheid
De tweede wereldoorlog heeft echter niet alleen invloed gehad op de omvang & samenstelling van de bevolking. De economie is er na de oorlog ook een flink stuk op vooruit gegaan. Een heel groot deel van ons land was na de oorlog door bommen verwoest, en vanzelfsprekend moest alles weer opgebouwd worden. Dit heeft ervoor gezorgd dat er heel veel mensen aan het werk konden in de bouwsector. Er ontstonden veel nieuwe bedrijven, de werkloosheid daalde, en de lonen gingen omhoog. Het einde van de oorlog heeft voor algemeen optimisme gezorgd, en dit is dus vooral ten goede gekomen aan de economie

Industrialisatie
Voor 1940 was de industriële ontwikkeling in Nederland duidelijk achtergebleven bij die in de omringende landen. De oorzaak hiervan was, dat Nederland zich vooral specialiseerde op landbouw, scheepvaart, en handel in koloniale producten. Na de tweede wereldoorlog, vielen de inkomsten uit deze bronnen geleidelijk weg. Veel boerderijen waren verwoest, en omdat de koloniën langzaam aan onafhankelijk werden, kwamen hier ook steeds minder opbrengsten vandaan. Zoals boven beschreven groeide de beroepsbevolking echter snel, door de babyboom na de oorlog. Voor al deze mensen moest nieuw werk gevonden worden. Om dit probleem op te lossen deed de overheid twee dingen.
Ten eerste bevorderde ze de emigratie. In deze tijd zijn veel mensen naar landen als Australië en Canada geëmigreerd, omdat het daar vrij simpel was om een landbouw bedrijf op te zetten. Denk maar aan de schaatser Evert van Benthum.
De tweede en belangrijkste maatregel was de introductie van de industrialisatie politiek, gericht op de bevordering van de industrialisatie. Tot 1963 verschenen acht industrialisatienota’s, om het beleid van de regering met betrekking tot industrialisatie te bepalen. Dit industrialisatiebeleid was gericht op een aantal dingen.
Ten eerste werd er gezorgd voor goede scholing. Scholing is immers de basis voor later. Kinderen werd meer geleerd over allerlei industriële zaken, en minder over het agrarische leven. Ook zorgde de regering voor financiering en research. Zo haalde ze geleidelijk de barrières weg, die de industriële ontwikkeling in het verleden in de weg hadden gestaan. Het werd steeds makkelijker om aan geld te komen, steeds meer kennis was beschikbaar, en de scholing van kinderen was al op de industrie gericht. Verder zorgde de regering nog voor beperking van buitenlandse concurrentie. Landen als Engeland en Frankrijk waren namelijk al een stuk verder op industrieel gebied, en konden veel dingen goedkoper maken. Om te zorgen dat door deze concurrentie de Nederlandse industrie niet van de grond af kwam, zorgde de regering voor hoge invoerpremies, waardoor het eigen product het goedkoopst geleverd kon worden. De Nederlandse industrie is na 1962 eigenlijk niet meer veel groter geworden, maar door stijging van de arbeidsproductiviteit is de opbrengst toch steeds verder omhooggegaan.
Toen de industrie in Nederland eenmaal op gang was gekomen, was er eigenlijk weinig stimulatie meer nodig. Het proces versterkte zichzelf. De ene soort industrie had de andere weer nodig, en die andere industrie had weer een andere nodig. Die industrie had echter niet alleen nieuwe industrie nodig. De producten moesten ook allemaal gedistribueerd en verkocht worden, en bovendien werd er steeds meer reclame gemaakt worden. Deze behoefte heeft langzaam geleid tot de opkomst van de tertiaire sector.
De tertiaire sector kunnen we kort samenvatten als de dienstverlenende sector. Transportbedrijven, maar ook reclamebureaus rekenen we hiertoe. Langzamerhand heeft deze tertiaire sector de industrie van de belangrijkste plaats verdreven. Nederland is steeds meer de plaats in gaan nemen van dienstverlenend land. Heel veel producten die gemaakt worden in het buitenland worden verscheept naar Rotterdam, om van daaruit naar het achterland gedistribueerd te worden. Zo heeft Nederland de plaats ingenomen van “Toegangspoort tot Europa”

Geboortebeperking
In het stuk over de tweede wereldoorlog heb ik het al gehad over factoren die van invloed zijn geweest (en zullen zijn) op de hoeveelheid en samenstelling van de bevolking. Dat stuk ging echter over een aantal abnormale pieken en dalen tijdens de oorlog, en voornamelijk over de invloed van de babyboom. Dit stuk zal gaan over de normale bevolkingsgroei, en hoe deze groei zich in een eeuw heeft ontwikkeld. De bevolkingsgroei, of afname ontstaat over het algemeen uit twee cijfers: het geboortecijfer, en het sterftecijfer. Ik zal het in dit stukje gaan hebben over het geboortecijfer.
Het is eigenlijk algemeen bekend dat er steeds minder kinderen geboren worden in Nederland. Waar een gezin van tien mensen vroeger geen uitzondering was, schommelt het gemiddelde aantal kinderen tegenwoordig rond de twee. Deze afname van het aantal geboorten heeft een aantal oorzaken.
Ten eerste waren kinderen vroeger een soort van verzekering voor de oude dag, zoals al in hoofdstuk 1 te lezen viel. Als je oud was en zelf niet meer kon werken, zouden je kinderen voor je zorgen, en je financiële steun verlenen. Aan deze afhankelijkheid is gedurende de eeuw een eind gekomen. Het begon in 1913 met de invaliditeitswet, in 1947 werd het de noodwet ouderdomsvoorziening, en vanaf 1956 kennen we hier in Nederland de Algemene Ouderdomswet. Deze wetten waren er allen op gericht om ouderen die niet meer werken financiële onafhankelijkheid te bieden. Ook ontvangen steeds meer mensen een aanvullend pensioen. Ze leggen tijdens hun carrière geld opzij, dat ze na hun pensioen uitgekeerd krijgen. De meeste ouderen zijn dus niet meer financieel afhankelijk van kinderen.
Ook zijn kinderen niet meer nodig om voor hun ouders te zorgen. Met de jaren heeft Nederland allerlei voorzieningen getroffen om voor ouderen te zorgen. Zo kunnen ouderen die zelf het huishouden en dergelijke niet meer kunnen doen hulp krijgen van de thuiszorg. En als ze niet meer op zichzelf kunnen wonen, kunnen ze terecht bij een bejaardentehuis, waar ze alle zorg krijgen die ze nodig hebben. Deze ontwikkeling heeft er dus voor gezorgd dat bejaarden niet meer afhankelijk zijn van hun kinderen, en met deze gedachten in hun hoofd, nemen ouders minder kinderen als vroeger. Veel kinderen staan immers ook voor veel kosten. Zo krijgt men dus wel de lusten, en niet de lasten
De grootste factor in het proces van geboortebeperking is echter de anticonceptie. De vele kinderen die vroeger geboren werden waren namelijk lang niet allen gewenst. Vrouwen konden niet bepalen of ze wel of geen kinderen wilden, want er waren in die tijd nog geen goede voorbehoedsmiddelen beschikbaar. Op de middelen die er waren rustte bovendien een taboe: God bepaalde hoeveel kinderen je zou krijgen, en voorbehoedsmiddelen gingen dus tegen zijn wil in. Vrouwen die getrouwd waren kregen dus vaak meer kinderen als ze eigenlijk wilden, want de enige manier om het aantal kinderen te beperken was seksuele onthouding. Ook aan dit probleem is in de loop van de eeuw een eind gekomen. Omdat steeds meer mensen zelf wilden regelen hoeveel kinderen ze kregen, kwam er steeds meer vraag naar voorbehoedsmiddelen. Heel veel middelen, zoals de condoom en het pessarium, hebben geholpen om het aantal geboorten terug te dringen. Het belangrijkste voorbehoedsmiddel van deze eeuw is echter de anticonceptie pil, beter bekend als “de pil”. Het gaat hier om een pil met bepaalde hormonen die ervoor zorgen dat er geen eisprong ontstaat. De pil is het betrouwbaarste, en meest gebruikte voorbehoedsmiddel dat we tegenwoordig kennen. Hij is voor het eerst op de markt gebracht in 1962, en zoals in de grafiek te zien is, heeft hij voor een grote beperking van het aantal geboorten gezorgd. Vanaf ongeveer 1963 begint het aantal geboorten te dalen, en in 1980 is het tot een ongekend niveau gedaald.
Dankzij de pil zijn de gezinnen tegenwoordig niet meer zo groot als ze vroeger waren. De bevolking van Nederland groeit nog steeds, de uitvinding van de pil heeft ervoor gezorgd dat die groei enigszins binnen de perken blijft.
Sterftebeperking
Dit is het tweede verschijnsel dat van invloed is op de bevolkingsgroei of afname. Eigenlijk is dit verschijnsel een beetje in strijd met geboortebeperking. Waar men door middel van geboortebeperking probeert om de bevolkingsgroei terug te dringen, zorgt sterftebeperking er juist indirect voor dat de bevolking sneller groeit. Dat wil zeggen: er worden niet meer kinderen geboren, maar mensen blijven langer leven, waardoor de bevolking toch groter word.

Levensverwachting in jaren bij mannen
Periode jaar
1941-1945 59,70
1946-1950 68,69
1951-1955 70,69
1956-1960 71,29
1961-1965 71,16
1966-1970 70,97
1971-1975 71,23
1976-1980 72,09
1981-1985 72,87
1986-1990 73,55
1991-1995 74,30
1996-2000 75,18
Levensverwachting in jaren bij vrouwen
Periode jaar
1941-1945 65,11
1946-1950 71,26
1951-1955 73,38
1956-1960 74,78
1961-1965 75,88
1966-1970 76,38
1971-1975 77,19
1976-1980 78,59
1981-1985 79,51
1986-1990 79,97
1991-1995 80,20
1996-2000 80,51

Door allerlei nieuwe ontwikkelingen op medisch gebied, kunnen mensen die vroeger zouden sterven nu genezen worden, en nog een aantal jaren gezond verder leven. Omdat we tegenwoordig veel meer van het menselijk lichaam afweten, zijn er dingen mogelijk als orgaantransplantaties, hersenchirurgie, en chemotherapie. Ziekten die vroeger snel tot de dood leidden, kunnen nu genezen, of in ieder geval vertraagd Worden.
Hoewel de gegevens op van na 1940 het belangrijkst zijn, omdat er in die tijd de grootste medische wonderen zijn verricht, mag de tijd voor 1940 niet buiten beschouwing gelaten worden. De ontdekkingen die toen gedaan zijn lijken nu misschien wel logisch, maar als je denkt als iemand uit die tijd zijn de ontdekkingen van toen nog groter dan die van nu. In het verleden is namelijk de basis gelegd voor de ontdekkingen van nu. Zo is de oorzaak van allerlei infectieziekten bijvoorbeeld heel lang onbekend gebleven, totdat men ontdekte dat veel ziekten werden veroorzaakt door micro-organismen. Een van de belangrijkste ontdekkingen was wel die van penicilline, misschien wel het belangrijkste geneesmiddel te wereld. Ook werd het verband tussen gezondheid en hygiëne ontdekt. Heel veel mensen werden vroeger ziek omdat de leefomgeving zwaar vervuild was. Zo werd bijvoorbeeld afval in grachten gegooid, en dat water werd weer voor allerlei dingen gebruikt. Daar kwam nog eens bij dat er vaak geen riolering was. In de loop van de 20e eeuw zijn de regels voor hygiëne aangescherpt. Er werd bijna overal riolering aangelegd, en water werd goed gezuiverd voordat het gebruikt werd om te drinken of mee te koken. Ook de verplichtte inenting tegen allerlei ziekten heeft geholpen om het sterftecijfer te drukken.


4. Hoe zijn demografische statistieken gedurende de eeuw veranderd

Dit is een minder belangrijk hoofdstuk, maar ik wilde het toch niet weglaten, omdat het informatie geeft die in de rest van het werkstuk niet voor komt. Ik ga verschillende cijfers gedurende de hele eeuw bekijken. Sommige cijfers waren in 1900 namelijk ongeveer gelijk aan die in 2000, maar dat hoeft niet te betekenen dat ze gedurende de hele eeuw gelijk zijn gebleven. Dit hoofdstuk zal voornamelijk bestaan uit cijfermateriaal en grafieken, me een korte toelichting. Ik verdeel het hoofdstuk net als de eerste twee hoofdstukken in een sectie arbeid en een sectie bevolking

Kerncijfers arbeid

In de volgende tabel geef ik de ontwikkeling van enkele belangrijke cijfers met betrekking tot arbeid gedurende de eeuw. Ik heb de beroepsbevolking met opzet niet in absolute cijfers gegeven, omdat de relatieve groei het belangrijkst is. Als er in een cel een – staat, waren er geen gegevens beschikbaar.
Beroepsbevolking Totale beroepsbevolking Geregistreerde werklozen Gemiddelde Arbeidsduur per week
Mannen Vrouwen In % van totale. bevolking In % van totale beroepsbevolking In uren
1900 78% 22% 37% - -
1910 77% 23% 38% - -
1920 77% 23% 41% - 49
1930 76% 24% 40% 2,3% 48,5
1940 - - - - 49
1950 - - - - -
1960 77% 23% 36% 0,7 48
1970 - - - 0,9 43
1980 71% 29% 36% 4,3 40
1990 64% 36% 41% 5,9 38,5
2000 61% 39% 43% 5,5 -
Bron: Centraal bureau voor de statistiek.

Ik zal nu stapsgewijs de zaken bespreken die me opvielen.

Het eerste dat mij opviel was dat de cijfers van de jaren 1940 en 1950 bijna overal ontbreken (ook in minder belangrijke tabellen die ik niet in dit werkstuk verwerkt heb). Ik neem aan dat dit komt omdat er tijdens de tweede wereldoorlog (die plaatsvond in deze periode veel minder statistieken zijn bijgehouden.
Een tweede opvallende ontwikkeling vond ik die van de samenstelling van de beroeps bevolking. Het percentage vrouwen word elk jaar weer groter, ten koste van het percentage mannen. Ik heb deze cijfers gevisualiseerd in de grafiek op de volgende bladzijde. Uit de grafiek word duidelijk dat de cijfers tot 1960 ongeveer gelijk blijven. Ik ga er dan vanuit dat de cijfers tijdens de ontbrekende jaren ongeveer op dezelfde lijn zijn gebleven. In de grafiek begint het percentage vrouwen vanaf 1980 groter te worden, maar in praktijk begon deze groei al in het in de grafiek ontbrekende jaar 1970. Rond deze tijd is er veel veranderd op het gebied van vrouwenrechten. In 1966 begon in Amerika de tweede feministische golf. Vrouwen begonnen massaal hun rechten op te eisen, en overal ter wereld schoten vrouwenbewegingen uit de grond.
In Nederland waren er onder andere de dolle mina’s. Vanaf deze periode zijn de regels en wetten op het gebied van emancipatie en discriminatie steeds verder aangepast, en dit heeft onder meer geleid tot de stijging van het percentage werkende vrouwen
[plaatje3]
Bron: Centraal bureau voor de statistiek

Ook de totale beroepsbevolking in percentage van de totale bevolking heeft een opvallende ontwikkeling doorgemaakt. Deze heb ik weergegeven in de grafiek hieronder (de jaren waar geen gegevens over zijn, heb ik gelijk gesteld aan de voorgaande jaren.
[plaatje4]
Bron: Centraal bureau voor de statistiek

In de grafiek is duidelijk een golfbeweging waar te nemen. In het begin van de eeuw was het percentage laag. Ik denk dat dit voor een deel kwam door de slechte registratie: veel mensen die wel werkten stonden niet geregistreerd. Aan de andere kant denk ik dat het ook lag aan de lage werkgelegenheid. Ook het grote aantal kinderen in die tijd speelt een rol: kinderen worden niet tot de beroepsbevolking gerekend. Door verbetering van de registratie, en betere scholing en werkgelegenheid gaat het percentage omhoog, maar na 1920 begint het weer te dalen. Deze daling kan ik niet echt goed plaatsen, maar ik denk dat hij voortkomt uit de grote bevolkingsgroei. Rond 1970 begint het percentage weer te klimmen.
Dit heeft twee redenen: Ten eerste gaan er steeds meer vrouwen werken, zoals in het stuk over de verhouding tussen mannen en vrouwen te lezen is, en ten tweede bereikt de babyboomgeneratie langzamerhand de leeftijd waarop ze rijp is voor de arbeidsmarkt. Deze twee factoren hebben ervoor gezorgd dat het percentage flink is gestegen. Vanaf 1990 groeit het percentage minder snel. De meeste vrouwen die willen werken hebben nu een baan en de jongste leden van de babyboom generatie maken nu ook deel uit van d beroepsbevolking. De groei die er nu nog is, is toe te schrijven aan de verminderde bevolkingsgroei.

Op het percentage geregistreerde werklozen zal ik nog even kort ingaan. Omdat er veel cijfers ontbreken, zal ik het niet visualiseren. Wat opvalt is de lage werkloosheid in 1960 en 1970. Deze is toe te schrijven aan de groeiende industrie, en de werkzaamheden rondom de wederopbouw van ons land na de oorlog. Het percentage stijgt na 1970, omdat dan de babyboomgeneratie toe begint te treden tot de arbeidsmarkt. Er is een overvloed aan arbeidskrachten, en uiteraard is er niet voor iedereen werk.

De ontwikkeling van de gemiddelde arbeidsduur is vrij duidelijk, aan het begin van de eeuw is deze hoog, en gedurende de eeuw stijgt hij alleen maar. Dit komt door de steeds veranderende regelingen rondom de duur, en de omstandigheden van arbeid.

Kerncijfers bevolking

Totale bevolking Totale bevolkingsgroei Groene druk Grijze druk Vruchtbaarheid Overledenen Levend-geborenen
absoluut absoluut % % Absoluut Per 1000 Per 1000
1900 5104000 75000 89,3 12,1 4,5 17,9 31,6
1910 5858000 87000 88,3 12,3 3,9 13,6 28,6
1920 6754000 34000 82,2 11,5 3,9 12,3 28,2
1930 7825000 103000 75,2 11,4 3 9,1 23,1
1940 8834000 89000 67,6 12,5 2,7 9,9 20,8
1950 10027000 174000 67,9 14 3,1 7,5 22,7
1960 11417000 139000 71,4 16,8 3,1 7,6 20,8
1970 12958000 162000 66,6 18,8 2,6 8,4 18,3
1980 14091000 118000 55,1 20,1 1,6 8,1 12,8
1990 14893000 118000 41,7 20,8 1,6 8,6 13,2
2000 15864000 123000 39,4 21,9 1,7 8,8 13
Bron: Centraal bureau voor de statistiek

Net als bij de cijfers over arbeid, zal ik ook de opvallende ontwikkelingen van deze cijfers bespreken.

We beginnen met één van de belangrijkste kerncijfers; de totale bevolking. Zoals in dit werkstuk wel duidelijk is geworden, heeft het bevolkingsaantal van Nederland in de 20e eeuw een grote vlucht genomen. Om het geheel iets duidelijker te maken heb ik de cijfers in de grafiek op de volgende bladzijde uitgezet

[plaatje5]
Bron: Centraal bureau voor de statistiek

De grafiek toont eigenlijk geen bijzondere ontwikkelingen, hij laat enkel duidelijk zien dat de bevolking van Nederland de afgelopen eeuw bijna lineair gegroeid is.
De bevolkingsgroei daarentegen is wel een gegeven dat in de 20e eeuw pieken en dalen gekend heeft. Ik zal deze echter niet in grafiek uitwerken, omdat de factoren die van invloed zijn geweest al uitgebreid zijn besproken in de rest van het werkstuk. Ik heb het dan over bijvoorbeeld WOII, de babyboom, en de pil. Over het algemeen zou de grafiek een parabool vorm hebben. In het begin van de eeuw was er weinig bevolkingsgroei, omdat zowel de geboorte als de sterfte hoog waren. De sterfte daalde sneller als de geboorte, en daarom groeide de bevolking. Deze groei zette voort, met als hoogtepunt de babyboom, en daarna nam de groei langzaam af, door onder andere de anticonceptiepil.

Dan komen we bij de groene en grijze druk. Over deze getallen valt in principe ook weinig bijzonders te zeggen, maar om het verhaaltje te ondersteunen heb ik ze toch uitgezet in een grafiek. Zoals te zien is, makende groene en de grijze druk een tegenovergestelde ontwikkeling mee. De groene is gedurende de eeuw afgenomen, en de grijze druk is juist gestegen. De grafiek laat goed zien dat er een kleine tussenpiek zit in de groene ontwikkeling zo rond 1950/1960, veroorzaakt door de eerdergenoemde babyboom. Anno 2000 zie je die piek terug in de grijze druk, die dan lichtjes begint te stijgen. Zo is goed de wisselwerking te zien tussen de groene en de grijze druk. De reden voor het feit dat de hoge groene druk in het begin van de eeuw geen echte grijze equivalent heeft, komt door het feit dat het sterftecijfer toen zo hoog lag, dat de meeste mensen stierven voor ze tot de grijze groep behoorden.
[plaatje6]
Bron: Centraal bureau voor de statistiek
Ik zal nu de vruchtbaarheid, de geboorte, en de sterfte samen behandelen.
De vruchtbaarheid is op zich niet echt een belangrijk begrip, maar ik heb het toch gebruikt, omdat het een erg duidelijk begrip is. Als ik bijvoorbeeld zeg dat de gemiddelde moeder 4,5 kinderen krijgt, dan is dit voor de meeste mensen duidelijker dan een geboortecijfer van 31,6 per 1000 mensen. Om een overzichtelijk beeld te geven van het geboortecijfer, het sterftecijfer, en het geboorteoverschot, het ik het geheel in een grafiek uitgezet. De ruimte tussen de twee lijnen is het geboorteoverschot.
[plaatje7]In de grafiek is te zien dat het sterftecijfer eigenlijk de hele eeuw onder het geboortecijfer gelegen heeft, dus er is de hele eeuw een geboorteoverschot geweest. Beide lijnen dalen in het begin ongeveer even snel, maar rond 1950 heeft het sterftecijfer zijn minimum bereikt, en begint de geboortelijn in te lopen. Vanaf deze tijd is het geboorteoverschot steeds kleiner geworden. Er wordt verwacht dat het geboortecijfer in de toekomst zo ver zal zakken, dat het nog onder het sterftecijfer zal komen te liggen. Deze ontwikkeling is beter te zien in het onderstaande plaatje. De afgebeelde grafiek gaat over een tijd van ongeveer 180 tot 2050, dus eigenlijk valt hij voor een groot deel buiten het doelgebied van dit werkstuk. Ik wilde hem echter toch plaatsen, omdat hij een heel goed beeld geeft van de ontwikkeling van het geboortoverschot


Conclusie

In deze conclusie zal ik in het kort nog eens mijn bevindingen bespreken, en met behulp van deze bevindingen proberen mijn hoofdvraag te beantwoorden.

Wat zijn de belangrijkste verschillen in leefwijze en samenstelling van de Nederlandse bevolking

In het begin van de negentiende eeuw kende Nederland een samenleving die vooral agrarisch was ingesteld. Verreweg het grootste deel van de bevolking had wel direct of indirect met landbouw te maken. De huidige grote steden waren dichtbevolkt, maar verder woonde het overgrote deel van de bevolking in kleine en middelgrote plattelandsdorpen. Industrie was in deze tijd al wel aanwezig in Nederland, maar de industriële ontwikkeling was nog niet ver gevorderd. Op dit gebied lag Nederland achter op landen Als Engeland en Duitsland.
Ook de medische wetenschap was nog op een laag niveau: het sterftecijfer lag betrekkelijk hoog, en de mensen werden niet erg oud. De hoge sterfte werd echter meer dan gecompenseerd door het nog hogere geboortecijfer. Kinderen waren in deze tijd namelijk een soort verzekering voor de oude dag. Als je zelf niet meer kon werken, konden zij voor je zorgen. Een andere reden voor het hoge geboortecijfer was het gebrek aan goede voorbehoedsmiddelen.
Nederland ontwikkelde echter steeds verder. Er kwamen steeds betere regelingen voor mensen die niet meer konden werken, en ook werden er steeds meer voorbehoedsmiddelen geïntroduceerd. Deze ontwikkelingen hebben ervoor gezorgd dat het geboortecijfer steeds verder daalde. Ook de medische wetenschap ontwikkelde zich steeds verder, en dit zorgde ervoor dat het sterftecijfer ongeveer net zo hard daalde als het geboortecijfer
De tweede wereldoorlog heeft gezorgd voor een revolutie op demografisch gebied. Tijdens deze oorlog waren er allerlei pieken en dalen in de geboorte en sterfte cijfers. De geboortepiek (babyboom) na de oorlog was echter zo groot, dat zij effect nu nog te merken is. De generatie die geboren is tijdens die piek, behoort nu nog tot de beroepsbevolking, maar over een aantal jaar, zal zij ervoor zorgen dat het aantal AOW’ers drastisch zal stijgen, waardoor het AOW stelsel misschien onhaalbaar wordt.
Aan de babyboom is pas een eind gekomen rond 1962, toen de anticonceptiepil op de Nederlandse markt geïntroduceerd werd. Deze pil heeft ervoor gezorgd dat het geboortecijfer op het huidige pijl ligt, en dat de bevolkingsgroei geleidelijk aan het afnemen is
Ook op het gebied van arbeid heeft de grote oorlog voor veranderingen gezorgd. Na de oorlog vielen de inkomsten uit de traditionele bronnen geleidelijk weg. Veel akkers waren verwoest, en de koloniën brachten ook steeds minder op, omdat deze onafhankelijk wilden worden. Omdat de samenwerking tussen verschillende landen dankzij de oorlog steeds groter werd, realiseerde Nederland zich dat ze moeilijk achter kon blijven bij de rest. Daarom introduceerde de regering tot 1963 acht industrialisatienota’s. Deze hebben ervoor gezorgd dat de Nederlandse industrie steeds verder groeide. De groeiende industrie had echter behoeften aan verkoop en reclame, en dit heeft geleid tot de opkomst van de tertiaire sector, ook wel de dienstverlenende sector genoemd.
Deze functie bleek Nederland beter te liggen. Vergeleken met andere land was de Nederlandse industrie namelijk een beetje te kleinschalig, en bovendien is ons land niet echt rijk aan grondstoffen. Nederland is echter perfect geschikt voor dienstverlening. Door de goede ligging is Nederland, en vanwege de goede arbeidsmentaliteit van de inwoners is Nederland is Nederland uitgegroeid tot het distributieland bij uitstek. Producten worden van over de hele wereld aangevoerd, en vanuit Nederland worden de producten naar het achterland vervoerd, nadat er eventueel waarde aan toegevoegd is

Kort Samengevat:

Nederland was voornamelijk agrarisch, met een hoog geboorte en sterftecijfer.
è door steeds betere sociale zekerheid en anticonceptie, en steeds betere medische wetenschap daalde het geboorte en sterfte cijfer
è Na WOII ontstond er een babyboom, die tot op de dag van vandaag doorwerkt in de bevolkingspiramide
è Na WOII werd Nederland eigenlijk gedwongen om verder te industrialiseren, omdat ze door de groeiende samenwerking met andere landen in begon te zien dat ze achter liep op industrieel gebied
è Door de pil kwam er een eind aan de babyboom, door allerlei medische ontwikkelingen daalde het sterftecijfer. De geboorte en sterfte cijfers daalden hierdoor ongeveer even snel, en kwamen op het huidige niveau
è De groeiende industrie had behoefte aan allerlei diensten, en dit zorgde voor de opkomst van de tertiaire sector. Nederland merkt dat ze zich goed kan vinden in deze sector, en word “het distributieland bij uitstek”
Nederland draait vooral om de tertiaire sector, en is een welvarend land, met een laag geboorte en sterfte cijfer

Ik hoop dat ik mijn hoofdvraag in voldoende mate heb beantwoord


Bronvermelding

Via internet:

www.cbs.nl De website van het Centraal bureau voor de statistiek, vooral statline, de gratis online database heeft me verder geholpen
www.NIDI.nl De website van het Netherlands Interdisciplinary demographic institute. Hiervan heb ik een aantal duidelijke grafieken en kaartjes gehaald

Uit de bibliotheek:

Een schijn van verdraagzaamheid Dit boek heb ik gebruikt voor informatie over migratie
Een eeuw sociale problematiek Dit boek heb ik gebruikt voor informatie over leven aan het begin van de eeuw
Economische ontwikkeling Dit boek bevatte goede informatie over
En sociale emancipatie arbeid en industriële ontwikkeling

Eigen bezit:

De demografische ontwikkeling Dit schoolboekje heb ik van mijn begeleider
Van Nederland sedert 1800 gehad. Het bevatte uiteenlopende informatie over de demografie in Nederland
De Nederlandse bevolking Dit schoolboekje heb ik ook van mijn begeleider gehad. Ik heb het weinig gebruikt, maar het bevatte wel enkele interessante statistieken
De grote Bosatlas 51e druk Hieruit heb ik wat informatie over verstedelijking gehaald
De grote Winkler Prins Uit deze serie encyclopedieën heb ik allerlei informatie gehaald voor deelvraag 3 (WOII, de pil, industrialisatie)

REACTIES

H.

H.

Martijn,

Ik heb je al eerder gemaild, helaas zonder reactie van je. Mag ik daarom nog een keer aan je vragen om het originele werkstuk naar me te mailen, zodat ik ook de plaatjes erbij heb die op scholieren.com zijn weggevallen..

Heel veel dank,
Hederik

20 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.