Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Weerstand vergelijken

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Proef door een scholier
  • Klas onbekend | 341 woorden
  • 12 augustus 2008
  • 22 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
22 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Inleiding:
De tegenwerking van de elektrische stroom word weerstand genoemd. Stoffen met weinig weerstand noemen we geleiders (bijvoorbeeld metalen) en stoffen met veel weerstand zijn isolatoren (bijvoorbeeld rubber en plastic). Hoe kleiner de stroom die door een voorwerp gaat, des te groter de weerstand. De weerstand van een apparaat bepaalt de stroomsterkte. De weerstand word aangegeven met Ω (Ohm).

Vraagstelling:

Hoe kun je de weerstand van een voorwerp vergelijken?


Wat heb je nodig:

• Een potlood
• 2 draden van verschillend metaal
• Een lampje
• Spanningsmeter
• Ampèremeter
• Iets om de uitkomsten op te noteren
• Stroomkast en 2 stroomdraden (rood,zwart)
• 2 krokodillenbekjes

Manier van werken:

De bedoeling is dat je gaat meten hoe groot de stroomsterkte is bij bepaalde materialen. Je stopt het “materiaal” tussen de krokodillenbekjes en zet te stroomkast aan. Dan kan je aflezen hoe groot de stroomsterkte (A) en ook de spanning (V) is. De gemeten resulaten noteer je in de tabel. Doe dat met verschillende materialen. Als je alle gegevens weet kun je de weerstand berekenen door de spanning te delen door de stroomsterkte (formule: U=IxR; R=U/I).

Materiaal Spanning (U)

In Volt Stroomsterkte (I)
In Ampère Weerstand (Ω) = U
I
IJzer (Fe) 0,8 3,1 0,8/3,1= 0,26
Aluminium (Al) 0,7 3,2 0,7/3,2 = 0,22
Constantaan 1,2 2,8 1,2/2,8 = 0,43
Wolfraan (W) 4,3 0,2 4,3/0,2 = 21,5
Koolstof (C) 1,5 2,3 1,5/2,3 = 0,65
Water 0,7 3,1 0,7/3,1 = 0,23
Water + Zout 2,9 1,1 2,9/1,1 = 2,64

In de tabel is te zien dat vrijwel alle materialen een verwaarloosbaar kleine weerstand hebben behalve Wolfraan en H2O + Zout.
In de grafiek is te zien dat alle weerstanden zeer klein zijn op de twee, Wolfraan en Water + Zout, die uitpeilen na.

Proefopstelling:


Conclusie:

Door de spanning en de stroomsterkte van het voorwerp te meten en het dan door elkaar te delen krijg je de weerstand. Zo kan je bepalen welke van de door mij onderzochte materialen de meeste elektrische weerstand ondervind. Er geldt: hoe kleiner de stroom, des te kleiner de weerstand.

Vragen:

A). Bij Wolfraan (W)

B). Wolfraan
C). Hoe groter de stroomsterkte, des te kleiner de weerstand. De spanning moet dan wel groter zijn.
D). Door de stroom en spanning van een voorwerp te meten en met de U=IxR formule uitrekenen wat de weerstand is.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.