Slingerproef
In de klas hebben wij de slingerproef uitgevoerd, met de standaard wijking van de beweging en met 1 gewichtje, de slingerlengte mochten wij zelf bepalen. Daarna hebben wij met verschillende slingerlengtes, het zelfde aantal gewichtjes, 1 dus, en dezelfde wijking van de beweging de proef nog een aantal keer uitgevoerd. Daarna hebben wij het aantal gewichtjes gevarieerd en de slingerlengte hetzelfde gehouden. Als laatste hebben wij de wijking van de beweging veranderd, het aantal gewichtjes op 1 gehouden en de slingerlengte ook hetzelfde gehouden. In het dagelijkse leven kom je slingers vooral tegen in ouderwetse klokken, of bijvoorbeeld een schommel. Een slinger is dus eigenlijk een voorwerp met een touw eraan vast dat heen en weer kan slingeren.
Ik denk dat als de lengte van de slinger groter is, dat de slingertijd dan langer is, omdat de slinger dan een langere afstand moet afleggen en er daardoor dus langer over doet. Ook denk ik dat als er meer gewichtjes aan de slinger hangen dat de slingertijd dan korter zal zijn, omdat de slinger dan door de zwaartekracht meer omlaag wordt getrokken en zo dan sneller zal zijn. Als laatste denk ik dat als de beginwijking van de slinger groter is, dat dan de de slingertijd langer is, omdat de slinger dan een langere afstand moet afleggen. Bij deze laatste veronderstelling twijfel ik of het wel waar is, want als je een langere beginafstand hebt, heb je ook meer vaart.
Het doel van deze proef is het onderzoeken waar de slingertijd vanaf hangt; of dat ligt aan het aantal gewichtjes, de wijking van de beweging of aan de slingerlengte.
We hebben een statief met klem neergezet en daar een touwtje omgewikkeld met een lusje aan het einde waar we het/de gewichtje(s) aan konden hangen. In het midden bij de stang van het statief hebben wij de liniaal bij 0 neergelegd en zo konden wij meten waar we het gewichtje moesten houden bij de wijking van de beweging. Zoals je bij de inleiding al kon zien hebben we drie verschillende series gemeten; met de variatie op slingerlengte, het aantal gewichtjes en de uitslag van de beweging. We hebben elke keer 10 slingertijden gemeten en dat dan door tien gedeeld, zo had je 1 slingertijd. We hebben deze proef met z’n tweeën uitgevoerd; eentje bracht de slinger in beweging en telde het aantal keer dat de slinger heen en weer ging (de slingertijd), en de ander die startte de stopwatch en nadat de slinger tien keer heen en weer was gegaan stopte zij de stopwatch dan. De tijden schreven we dan netjes in een tabel en zo konden we makkelijk zien wat de tijden waren. Natuurlijk veranderden we bij elke serie maar 1 onderzoekspunt zodat je zeker wist dat het aan dat onderzoekspunt lag en niet aan een ander.
Tabel van de slingerproef met verschillende slingerlengtes:
Slingerlengte(cm) Aantal gewichtjes Wijking van de beweging (cm) 10 T (sec.) T (sec.)
50 1 10 14,25 1,425
60,5 1 10 15,18 1,518
27 1 10 10,34 1,034
22,5 1 10 09,78 0,978
Tabel van de slingerproef met verschillende hoeveelheden gewichtjes:
Slingerlengte (cm) Aantal gewichtjes Wijking van de beweging (cm) 10 T(sec.) T(sec.)
50 1 10 14,35 1,435
50 2 10 14,44 1,444
50 3 10 14,34 1,434
Tabel van de slingerproef met verschillende wijkingen van de beweging:
Slingerlengte (cm) Aantal gewichtjes Wijking van de beweging(cm) 10 T(sec.) T(sec.)
50 1 15 14,87 1,487
50 1 20 14,44 1,444
50 1 25 14,62 1,462
Mijn conclusie is dat als je de slingerlengte korter maakt dat dan de slingertijd korter is; het duurt dus minder lang voordat de slinger 1 keer heen en weer is gegaan. Als je dus een hele lange slingerlengte hebt dan gaat deze een stuk langzamer heen en weer. Ook merkte ik dat het niet veel scheelt hoeveel gewichtjes er aan de slinger hangen want bij onze proef is het met 1 gewichtje bijna even snel als met 3 gewichtjes maar met 2 gewichtjes duurt het weer iets langer. Deze proef kon je niet echt nauwkeurig doen, sowieso omdat het echt maar heel weinig scheelt en je kunt niet gelijk de stopwatch indrukken als de slinger bij 10 is; je bent altijd iets later of vroeger. Bij de variatie van de wijking van de beweging was het ook niet helemaal duidelijk maar waarschijnlijk is het zo dat als de wijking van de beweging langer is dat dan de tijd sneller is, omdat er dan meer vaart is.
Er is dus best veel onnauwkeurigheid met deze proef waardoor je niet goed kunt zeggen waar het nou precies aan ligt, maar in z’n geheel denk ik dat als je een korte slingerlengte hebt, weinig gewichtjes (zodat de slinger sneller kan, je merkt het ook op een schommel lichte mensen kunnen sneller hard geduwd worden dan zwaardere) en ook de uitslag van de beweging moet langer zijn (dat zie je ook bij de schommel; als je verder weg gaat staan en je duwt de schommel komt deze verder weg, kan meer vaart maken en komt waarschijnlijk ook sneller terug).
In de klas hebben wij de slingerproef uitgevoerd, met de standaard wijking van de beweging en met 1 gewichtje, de slingerlengte mochten wij zelf bepalen. Daarna hebben wij met verschillende slingerlengtes, het zelfde aantal gewichtjes, 1 dus, en dezelfde wijking van de beweging de proef nog een aantal keer uitgevoerd. Daarna hebben wij het aantal gewichtjes gevarieerd en de slingerlengte hetzelfde gehouden. Als laatste hebben wij de wijking van de beweging veranderd, het aantal gewichtjes op 1 gehouden en de slingerlengte ook hetzelfde gehouden. In het dagelijkse leven kom je slingers vooral tegen in ouderwetse klokken, of bijvoorbeeld een schommel. Een slinger is dus eigenlijk een voorwerp met een touw eraan vast dat heen en weer kan slingeren.
Ik denk dat als de lengte van de slinger groter is, dat de slingertijd dan langer is, omdat de slinger dan een langere afstand moet afleggen en er daardoor dus langer over doet. Ook denk ik dat als er meer gewichtjes aan de slinger hangen dat de slingertijd dan korter zal zijn, omdat de slinger dan door de zwaartekracht meer omlaag wordt getrokken en zo dan sneller zal zijn. Als laatste denk ik dat als de beginwijking van de slinger groter is, dat dan de de slingertijd langer is, omdat de slinger dan een langere afstand moet afleggen. Bij deze laatste veronderstelling twijfel ik of het wel waar is, want als je een langere beginafstand hebt, heb je ook meer vaart.
We hebben een statief met klem neergezet en daar een touwtje omgewikkeld met een lusje aan het einde waar we het/de gewichtje(s) aan konden hangen. In het midden bij de stang van het statief hebben wij de liniaal bij 0 neergelegd en zo konden wij meten waar we het gewichtje moesten houden bij de wijking van de beweging. Zoals je bij de inleiding al kon zien hebben we drie verschillende series gemeten; met de variatie op slingerlengte, het aantal gewichtjes en de uitslag van de beweging. We hebben elke keer 10 slingertijden gemeten en dat dan door tien gedeeld, zo had je 1 slingertijd. We hebben deze proef met z’n tweeën uitgevoerd; eentje bracht de slinger in beweging en telde het aantal keer dat de slinger heen en weer ging (de slingertijd), en de ander die startte de stopwatch en nadat de slinger tien keer heen en weer was gegaan stopte zij de stopwatch dan. De tijden schreven we dan netjes in een tabel en zo konden we makkelijk zien wat de tijden waren. Natuurlijk veranderden we bij elke serie maar 1 onderzoekspunt zodat je zeker wist dat het aan dat onderzoekspunt lag en niet aan een ander.
Tabel van de slingerproef met verschillende slingerlengtes:
Slingerlengte(cm) Aantal gewichtjes Wijking van de beweging (cm) 10 T (sec.) T (sec.)
50 1 10 14,25 1,425
60,5 1 10 15,18 1,518
27 1 10 10,34 1,034
Tabel van de slingerproef met verschillende hoeveelheden gewichtjes:
Slingerlengte (cm) Aantal gewichtjes Wijking van de beweging (cm) 10 T(sec.) T(sec.)
50 1 10 14,35 1,435
50 2 10 14,44 1,444
50 3 10 14,34 1,434
Tabel van de slingerproef met verschillende wijkingen van de beweging:
50 1 15 14,87 1,487
50 1 20 14,44 1,444
50 1 25 14,62 1,462
Mijn conclusie is dat als je de slingerlengte korter maakt dat dan de slingertijd korter is; het duurt dus minder lang voordat de slinger 1 keer heen en weer is gegaan. Als je dus een hele lange slingerlengte hebt dan gaat deze een stuk langzamer heen en weer. Ook merkte ik dat het niet veel scheelt hoeveel gewichtjes er aan de slinger hangen want bij onze proef is het met 1 gewichtje bijna even snel als met 3 gewichtjes maar met 2 gewichtjes duurt het weer iets langer. Deze proef kon je niet echt nauwkeurig doen, sowieso omdat het echt maar heel weinig scheelt en je kunt niet gelijk de stopwatch indrukken als de slinger bij 10 is; je bent altijd iets later of vroeger. Bij de variatie van de wijking van de beweging was het ook niet helemaal duidelijk maar waarschijnlijk is het zo dat als de wijking van de beweging langer is dat dan de tijd sneller is, omdat er dan meer vaart is.
Er is dus best veel onnauwkeurigheid met deze proef waardoor je niet goed kunt zeggen waar het nou precies aan ligt, maar in z’n geheel denk ik dat als je een korte slingerlengte hebt, weinig gewichtjes (zodat de slinger sneller kan, je merkt het ook op een schommel lichte mensen kunnen sneller hard geduwd worden dan zwaardere) en ook de uitslag van de beweging moet langer zijn (dat zie je ook bij de schommel; als je verder weg gaat staan en je duwt de schommel komt deze verder weg, kan meer vaart maken en komt waarschijnlijk ook sneller terug).
REACTIES
1 seconde geleden
S.
S.
HEEEELLPP Hier heb ik strks een toets over en ik snap
er nog helemaal niets van!
12 jaar geleden
Antwoorden