Theorie:
Hypothesen:
1. Als je sport, zingt of blaasinstrument bespeelt, dan heb je een grotere vitale longcapaciteit
2. Als je een jongen bent, dan heb je een grotere vitale longcapaciteit
Experiment: Methode
Hoe hebben we deze test gedaan? We hebben ieder in een buisje geblazen waarop stond hoeveel liter longinhoud je had. Dit hebben we in een tabel gezet en hebben het verwerkt in een grafiek.
Vitale capaciteit:
* Jongens Liter: * Meiden Liter:
x Haye 2,2 x Martine 1,9
x Joep 2,8 x Josje 1,5
x Bas 2,7 x Hilda 2,8
- Jorrit 2,4 x Lianne 2,6
x Chris 2,5 x Judith 2,2
x Wouter 2,6 x Moniek 2,7
x Thomas 4,0 - Shing Quio 2,8
x Leon 2,5 - Marit 2,9
x Roanne 2,3
x Anne-Eva 3,0
x Sietske 2,9
x Sanne 3,0
x Rahel 2,6
x Esmee 2,2
* x betekent dat dat persoon wel aan sport, zingen of een blaasinstrument doet.
Gemiddelde jongens: 2,71
Gemiddelde meiden: 2,53 Gemiddelde jongens met sport, zang of blaasinstrument: 2,76
Gemiddelde jongens zonder sport, zang of blaasinstrument: 2,40
Gemiddelde meiden met sport, zang of blaasinstrument: 2,48
Gemiddelde meiden zonder sport, zang of blaasinstrument: 2,85
Conclusie: 1e hypothese is bij de jongens wel waar, maar bij de meiden niet. Maar bij Thomas, die 5 keer in de week traint, zie je toch wel duidelijk dat het uitmaakt of je veel of weinig sport. Het maakt bijna niet uit als je 1 of 2 keer de week traint, maar als je heel veel traint dan zie je toch eenduidelijke groei van de vitale longcapaciteit.
2e hypothese: Ook al zijn de meiden hun groeispurt al bijna voorbij, hebben jongens alsnog een grotere longvolume. Dus mijn verwachting is dat als de jongens de groeispurt voorbij zijn dat ze dan al helemaal groter zijn.
REACTIES
1 seconde geleden
E.
E.
Als je een kleine longcapaciteit hebt, zul je minder geneigd zijn om te gaan sporten of een blaasinstrument te gaan bespelen.
Je zou dus eigenlijk het verschil moeten meten tussen vóór en ná het starten van deze activiteiten, om te kunnen zeggen of daardoor je longcapaciteit vergroot wordt.
9 jaar geleden
Antwoorden