1. Inleiding en vraag Ik heb gekozen voor dit onderwerp omdat mij het een leuk onderwerp leek. Ik heb voor de belangrijkste bestaansmiddelen gekozen: landbouw en industrie.
2. Algemene gegevens Het oppervlakte van China is 9.571.300 km2. Het oppervlakte van Nederland is ongeveer 35.000 km2. China is dus ongeveer 282 keer zo groot als Nederland. De hoofdstad is Peking. In China wonen 1.247 miljard mensen ( dat is geschat). De bevolkingsdichtheid is 129.2 inwoners per km2 . De officiële taal in China is Mandarijn. Er zijn verder veel dialecten. China bestaat uit 22 provincies en 5 autonome gebieden. Drie steden (Peking, Sjang-hai en Tiène-tsin) vallen rechtstreeks onder de regering.
3. Landbouw
3.1 Volkscommunes: hoe was het georganiseerd: voordelen en nadelen China bestaat vooral uit platteland. De landbouw moet zo georganiseerd zijn dat het zijn grote en groeiende bevolking kan voeden. Tegelijkertijd moet het voldoende landbouwproducten, zoals katoen, produceren om zijn industrie/fabrieken te bevoorraden. Op het beschikbare land moet dus voldoende graan geproduceerd worden om iedereen te voeden maar ook voldoende katoen voor de textielindustrie. De regering van China had een systeem verzonnen dat de landbouwproductie in het land regelde. Het land werd verdeeld in communes. Iedere commune was verantwoordelijk voor de landbouwactiviteiten van tienduizenden mensen. Deze mensen leefden en werkten te samen in hun kleine dorpen. De commune was ook verantwoordelijk voor het regelen van zaken op het gebied van gezondheid, onderwijs en welzijn. Een commune bestond uit brigades. Een brigade bestond uit 200 tot 500 mensen, meestal een dorp. De brigades bestonden weer uit productieteams: enkele families die werkten onder leiding van een gekozen leider. In 1965 werd het aantal communes van 74.000 terug gebracht naar 50.000. De regering bepaalde de hoeveelheid die een commune in een jaar moest produceren (quotum). De gekozen leiders van de commune bepaalde het quotum voor iedere brigade voor graan, groente ,veeteelt en katoen. De machines en dieren die ze nodig hadden voor het bewerken van het land werden onderhouden en verdeeld door de werkplaats van de brigade. De regering kocht het quotum plus alle extra productie op voor een vastgestelde prijs. Ieder lid van de familie kreeg een deel van het graan en een deel van het geld. Afhankelijk van hoe hard ze gewerkt hadden kregen ze iets extra’s. De mensen die niet konden werken kregen ook een deel van de opbrengsten. Daarnaast had iedere familie een stukje grond waar ze groente of andere gewassen verbouwenden en hielden ze kippen of varkens. De manier waarop het georganiseerd was gaf de boerenfamilie zekerheid. De rijkdom van de communes verschilde van het ene deel van het land met het andere. De mensen als geheel profiteerden van deze organisatie. Het nadeel van het systeem was echter dat extra inspanningen of bijzondere vaardigheden van mensen niet beloond werden. Mensen waren al snel tevreden met wat ze geproduceerd hadden.
3.2 Hervorming van Deng Xiaoping
Op eigen stukjes land was de productie veel hoger dan voor de volkscommunes. Er ontstonden twijfels over de effectiviteit van het systeem. Het systeem werd veranderd.
De eerste stap was het verhogen van de prijs van de productie die de boeren leverde aan de staat met ca 40% in 1979 en 1980.
Een andere verandering was dat men ging werken met ‘indicatieve planning’. Dat betekent dat de boeren een contract kunnen afsluiten voor leveranties aan de staat of dat ze hun producten op de vrije markt verkopen. Door deze verandering steeg de productie en het loon van boeren ging ook omhoog.
De boeren die een contract met de staat afsloten kregen wel voordelen:
- ze kregen hogere prijzen
- ze kregen korting bij het kopen van schaarse producten zoals kunstmest en dieselolie.
De boeren kunnen zich nu ook met andere activiteiten bezig houden zoals: een eigen vrije markt opzetten, transport bedrijf, kunstmestbedrijven en andere activiteiten
De boeren zijn hun gepachte grond steeds meer als hun eigendom gaan zien, omdat de contracten voor een lange tijd werden afgesloten. De pacht-rechten konden verhandeld en overdragen worden. De juridische vorm van collectief grondbezit werd dus steeds meer een fictie.
Een voordeel van de hervorming was dat de overheidsuitgaven voor de landbouw aanzienlijk daalden.De productie van graan en katoen is gestegen.De productie van vlees, groenten,tabak en suiker was strerk gegroeid. Binnen enkele jaren was de invoer van granen en katoen uit het buitenland sterk afgenomen.
3.3 Veranderingen door : mechanisatie, irrigatie en kunstmest De stijging van de productie was te danken aan de hervorming maar ook aan de verbetering van de mechanisatie en irrigatie. In het begin van de jaren 50 bouwde China 2000 grote waterreservoirs met pompstadions van een totale capaciteit van 30 miljoen pk. Door landhervorming nam de rijstproductie toe in 1980 en 1982 met 40%. Het kunstmestgebruik is ook sterk toegenomen, maar het meeste deel van de mest kwam van mensen, dieren, slib van een rivier en de vijvers en groenvoeder. Een andere verandering was dat men machines ging maken die men kon gebruiken. Eerst hadden ze tractoren uit Rusland, maar die waren niet geschikt voor het bewerken van het land in China. Nu hebben ze tractoren die ze met de hand kunnen bedienen. Hierdoor kunnen ze kleine stukken grond of terrassen bewerken.
3.4 Akkerbouw: cijfers Als een resultaat van topografie en klimaat is het gebied dat geschikt is van cultuurgrond relatief klein: ongeveer 10 % van het gehele land. Van dit gebied bestaat de helft uit niet geïrrigeerde gebieden en andere helft uit rijstvelden en geïrrigeerde gebieden. Ongeveer 80% van de bevolking leeft op het platteland. Tot 1980 vond een groot deel hun bestaan in de landbouw. Sindsdien zijn vele mensen in andere sectoren gaan werken: handarbeid, handel en vervoer. In het midden van de jaren tachtig vormde de opbrengst van akkerbouw ongeveer 50%van de waarde van de opbrengst op het platteland. De kwaliteit van de grond is wisselend. Omgevingsproblemen zoals overstromingen, droogten en erosie vormen een serieuze bedreiging in vele delen van het land. Van de granen is de rijst de belangenrijkste, daarna tarwe,maïs en andere granen en knolvrucht. China voert nog steeds graan in uit Australië, Argentinië. De import uit de VS is gedaald. In 1985 daalde de graanoogst sterk en moest er weer uit het buitenland gehaald worden. De katoensector werd vanaf de jaren 1980 speciaal gestimuleerd, o.a. door de prijshervormingen door te voeren en meer vrijheid toe te staan.Het gevolg is een toename van 22% op het katoenland en een productie verhoging van 72%. Katoen is het belangrijkste handelsgewas en grondstof voor de exporterende industrie (je verhandelt stoffen van jou land naar een andere land ). West China (Tibet, Sinkiang, en Tsinghai) heeft weinig betekenis voor de akkerbouw. Er zijn enkele kleine landbouwgebieden. In Noord China worden de volgende producten verbouwd: gierst en kaoliang (een varieteit van graan sorghum ), tarwe, gerst, en beperkt katoen. In het Noordoosten verbouwt met vooral gerst en in Centraal China tabak, katoen, tarwe,rijst en gerst. In het Zuidoosten wordt thee en in beperkt mate katoen verbouwd en in het Zuiden vooral rijst (twee oogsten per jaar) en in bepaalde delen tabak, aardappelen, suiker bieten en oliezaden
De proef gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
B.
B.
IK heb er egt super veel aan gehad, dus bedankt voor je werkstuk teminste en gedeelte ervan.
Ik had heel erg veel aan 4.4.1 en 4.4 thanks nogmaals daarvoor
doeggg su6 verder met alles en bedankt
Benice
18 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
toppie werkstuk hoor ik kon het goed gebruiken ;p
maar ...
er staat eigenlijk alleen maar info over akkerbouw landbouw industrie enz.
en niets over toerisme :(
dat heb ik nou net nodig :P
mzzl
16 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
Bedankt!
Ik heb veel informatie gevonden voor mijn werkstuk!
7 jaar geleden
Antwoorden