Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

China

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Proef door een scholier
  • 3e klas havo | 2625 woorden
  • 16 juni 2002
  • 175 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
175 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1. Inleiding en vraag Ik heb gekozen voor dit onderwerp omdat mij het een leuk onderwerp leek. Ik heb voor de belangrijkste bestaansmiddelen gekozen: landbouw en industrie. 2. Algemene gegevens Het oppervlakte van China is 9.571.300 km2. Het oppervlakte van Nederland is ongeveer 35.000 km2. China is dus ongeveer 282 keer zo groot als Nederland. De hoofdstad is Peking. In China wonen 1.247 miljard mensen ( dat is geschat). De bevolkingsdichtheid is 129.2 inwoners per km2 . De officiële taal in China is Mandarijn. Er zijn verder veel dialecten. China bestaat uit 22 provincies en 5 autonome gebieden. Drie steden (Peking, Sjang-hai en Tiène-tsin) vallen rechtstreeks onder de regering. 3. Landbouw 3.1 Volkscommunes: hoe was het georganiseerd: voordelen en nadelen China bestaat vooral uit platteland. De landbouw moet zo georganiseerd zijn dat het zijn grote en groeiende bevolking kan voeden. Tegelijkertijd moet het voldoende landbouwproducten, zoals katoen, produceren om zijn industrie/fabrieken te bevoorraden. Op het beschikbare land moet dus voldoende graan geproduceerd worden om iedereen te voeden maar ook voldoende katoen voor de textielindustrie. De regering van China had een systeem verzonnen dat de landbouwproductie in het land regelde. Het land werd verdeeld in communes. Iedere commune was verantwoordelijk voor de landbouwactiviteiten van tienduizenden mensen. Deze mensen leefden en werkten te samen in hun kleine dorpen. De commune was ook verantwoordelijk voor het regelen van zaken op het gebied van gezondheid, onderwijs en welzijn. Een commune bestond uit brigades. Een brigade bestond uit 200 tot 500 mensen, meestal een dorp. De brigades bestonden weer uit productieteams: enkele families die werkten onder leiding van een gekozen leider. In 1965 werd het aantal communes van 74.000 terug gebracht naar 50.000. De regering bepaalde de hoeveelheid die een commune in een jaar moest produceren (quotum). De gekozen leiders van de commune bepaalde het quotum voor iedere brigade voor graan, groente ,veeteelt en katoen. De machines en dieren die ze nodig hadden voor het bewerken van het land werden onderhouden en verdeeld door de werkplaats van de brigade. De regering kocht het quotum plus alle extra productie op voor een vastgestelde prijs. Ieder lid van de familie kreeg een deel van het graan en een deel van het geld. Afhankelijk van hoe hard ze gewerkt hadden kregen ze iets extra’s. De mensen die niet konden werken kregen ook een deel van de opbrengsten. Daarnaast had iedere familie een stukje grond waar ze groente of andere gewassen verbouwenden en hielden ze kippen of varkens. De manier waarop het georganiseerd was gaf de boerenfamilie zekerheid. De rijkdom van de communes verschilde van het ene deel van het land met het andere. De mensen als geheel profiteerden van deze organisatie. Het nadeel van het systeem was echter dat extra inspanningen of bijzondere vaardigheden van mensen niet beloond werden. Mensen waren al snel tevreden met wat ze geproduceerd hadden.
3.2 Hervorming van Deng Xiaoping Op eigen stukjes land was de productie veel hoger dan voor de volkscommunes. Er ontstonden twijfels over de effectiviteit van het systeem. Het systeem werd veranderd. De eerste stap was het verhogen van de prijs van de productie die de boeren leverde aan de staat met ca 40% in 1979 en 1980. Een andere verandering was dat men ging werken met ‘indicatieve planning’. Dat betekent dat de boeren een contract kunnen afsluiten voor leveranties aan de staat of dat ze hun producten op de vrije markt verkopen. Door deze verandering steeg de productie en het loon van boeren ging ook omhoog. De boeren die een contract met de staat afsloten kregen wel voordelen: - ze kregen hogere prijzen - ze kregen korting bij het kopen van schaarse producten zoals kunstmest en dieselolie. De boeren kunnen zich nu ook met andere activiteiten bezig houden zoals: een eigen vrije markt opzetten, transport bedrijf, kunstmestbedrijven en andere activiteiten
De boeren zijn hun gepachte grond steeds meer als hun eigendom gaan zien, omdat de contracten voor een lange tijd werden afgesloten. De pacht-rechten konden verhandeld en overdragen worden. De juridische vorm van collectief grondbezit werd dus steeds meer een fictie. Een voordeel van de hervorming was dat de overheidsuitgaven voor de landbouw aanzienlijk daalden.De productie van graan en katoen is gestegen.De productie van vlees, groenten,tabak en suiker was strerk gegroeid. Binnen enkele jaren was de invoer van granen en katoen uit het buitenland sterk afgenomen. 3.3 Veranderingen door : mechanisatie, irrigatie en kunstmest De stijging van de productie was te danken aan de hervorming maar ook aan de verbetering van de mechanisatie en irrigatie. In het begin van de jaren 50 bouwde China 2000 grote waterreservoirs met pompstadions van een totale capaciteit van 30 miljoen pk. Door landhervorming nam de rijstproductie toe in 1980 en 1982 met 40%. Het kunstmestgebruik is ook sterk toegenomen, maar het meeste deel van de mest kwam van mensen, dieren, slib van een rivier en de vijvers en groenvoeder. Een andere verandering was dat men machines ging maken die men kon gebruiken. Eerst hadden ze tractoren uit Rusland, maar die waren niet geschikt voor het bewerken van het land in China. Nu hebben ze tractoren die ze met de hand kunnen bedienen. Hierdoor kunnen ze kleine stukken grond of terrassen bewerken. 3.4 Akkerbouw: cijfers Als een resultaat van topografie en klimaat is het gebied dat geschikt is van cultuurgrond relatief klein: ongeveer 10 % van het gehele land. Van dit gebied bestaat de helft uit niet geïrrigeerde gebieden en andere helft uit rijstvelden en geïrrigeerde gebieden. Ongeveer 80% van de bevolking leeft op het platteland. Tot 1980 vond een groot deel hun bestaan in de landbouw. Sindsdien zijn vele mensen in andere sectoren gaan werken: handarbeid, handel en vervoer. In het midden van de jaren tachtig vormde de opbrengst van akkerbouw ongeveer 50%van de waarde van de opbrengst op het platteland. De kwaliteit van de grond is wisselend. Omgevingsproblemen zoals overstromingen, droogten en erosie vormen een serieuze bedreiging in vele delen van het land. Van de granen is de rijst de belangenrijkste, daarna tarwe,maïs en andere granen en knolvrucht. China voert nog steeds graan in uit Australië, Argentinië. De import uit de VS is gedaald. In 1985 daalde de graanoogst sterk en moest er weer uit het buitenland gehaald worden. De katoensector werd vanaf de jaren 1980 speciaal gestimuleerd, o.a. door de prijshervormingen door te voeren en meer vrijheid toe te staan.Het gevolg is een toename van 22% op het katoenland en een productie verhoging van 72%. Katoen is het belangrijkste handelsgewas en grondstof voor de exporterende industrie (je verhandelt stoffen van jou land naar een andere land ). West China (Tibet, Sinkiang, en Tsinghai) heeft weinig betekenis voor de akkerbouw. Er zijn enkele kleine landbouwgebieden. In Noord China worden de volgende producten verbouwd: gierst en kaoliang (een varieteit van graan sorghum ), tarwe, gerst, en beperkt katoen. In het Noordoosten verbouwt met vooral gerst en in Centraal China tabak, katoen, tarwe,rijst en gerst. In het Zuidoosten wordt thee en in beperkt mate katoen verbouwd en in het Zuiden vooral rijst (twee oogsten per jaar) en in bepaalde delen tabak, aardappelen, suiker bieten en oliezaden 3.5 Landbouw en Erosie In het Rode Bekken ( is het bekken van de Yangtze, een rivier in China) hebben de boeren de bomen op de berghellingen omgehakt om er gewassen te planten. Daardoor kan de bodem door het regenwater weggespoeld worden. De bodem heeft geen houvast meer aan de bomen. De vruchtbare laag op de bodem wordt dan ook weggespoeld. Het wordt dus steeds moeilijker om er gewassen te verbouwen. De weggespoelde grond stroomt naar rivieren en meren waardoor de kans op overstromingen toe neemt. De gewassen worden daardoor vernietigd. De Chinese regering doet veel dingen om te verkomen dat de grond weg blijft spoelen: 1. Ze gaan nu bomen planten om de erosie te verkomen. Ze planten moerbeibomen (voor de zijdeteelt) en fruitbomen. 2. Ze gaan gras planten.De wortels van het gras houden de grond vast. 3. Ook kunnen ze terrassen gaan aanleggen. Dat zijn stukje vlakke grond die door muurtjes op hun plaats worden gehouden. Zo kunnen de berghellingen voor rijstbouw gebruikt worden. 3.6 Bosbouw Er zijn veel bomen verloren gegaan door roofbouw. De bomen werden gebruikt als brandstof en voor het bouwen van huizen en maken van meubels. Sinds 1949 is er in het kader van een groot herbebossingsprogramma 86 miljoen ha aan bos bij geplant. In 1949 was 8 % van het landoppervlakte bedekt met bos. In 1995 was dat 14,3 %. Totaal is er 128 miljoen ha bos in China. De belangrijkste bossen liggen: - in het noordoosten van China, de Tsinling Bergen. - de centrale bergen - het Szechwan-Yunnan plateau

Omdat de Tsinling-bossen ontoegankelijk zijn komen de houtproducten vooral uit de laatste twee gebieden. De boom-/houtsoorten die verbouwd worden zijn: - spar - lariks - eik - grenen - teak - mahonie
De producten uit de bosbouw bestaan vooral uit: - balken - papier pulp - triplex - vezelplaten - hars - looizuur 3.7 Veeteelt In het verleden ging de meeste aandacht ging naar de landbouw. Van het landbouw gebied is 55% grasland.Sinds 1949 groeit de veehouderij sneller dan de akkerbouw. Sinds 1970 wordt er meer nadruk gelegd op de veeteelt. Tussen 1949 en 1994 zou de veestapel vervijfvoudigd zijn. China is de wereldleider op het gebied van de fokkerij van kleinvee: varkens en kippen (ook eieren). China heeft de grootste varkenshouderij van de wereld. In 1999 werden er 483 miljoen varkens aan de binnenlandse en buitenlandse markt geleverd. De meeste Chinezen eten vrijwel geen pluimvee producten. China heeft ook grote kuddes schapen, runderen en jaks. Deze worden voornamelijk geweid op de grote grassteppen op de noordoostelijke vlakte (via Binnen-Mongolië tot het westen en zuidwesten) en in de bergen van Tibet en het plateau van Tibet. De jaks zijn een bron van voedsel en brandstof. De mest van de jaks wordt verbrand. De haren en de huid wordt gebruikt voor kleren en tenten. 3.8 Visserij In China was de vangst van vis, schaal en schelpdieren, en weekdieren in 1990 groter dan van elk ander land. China heeft een lange traditie van zoetwater- en zeevisserij langs de hele kust. Aquacultuur, het kweken van vissen in vijvers en meren, verklaart 54 procent van de totale vangst. Van de totaal gevangen vissen bestaat 46% uit in het wild gevangen vissen. Viskwekerijen (vissen in vijvers) werden steeds belangrijker voor aanvulling op de visvangst en om te voorkomen dat de rivieren leeg gevist werd. De gebieden waar vissen geteeld worden liggen dicht bij de stedelijke markten in het midden en lagere deel van de Yangtze Vallei en de Zhu Jiang delta. Een belangrijke vissoort voor de uitvoer is de steurgarnaal en de karper. Een bijzondere manier van visvangst gebeurt met aalscholvers. Ze zijn getraind om de vis te vangen en naar de visser terug te brengen. Ze hebben een band om de nek waardoor ze de vis niet kunnen doorslikken. Bij iedere 7de vis die ze vangen wordt de band los gemaakt en mogen ze de vis opeten. 4. Industrie 4.1 Hervorming van Deng Xiaoping Ze wilden het zelfde proberen als bij de landbouw. De arbeiders zouden meer loon krijg als ze hun best deden en gemotiveerd werkten.In de loop van de jaren tachtig verminderde de invloed van de centrale planning. De arbeiders gingen niet beter werken dus het hielp niet om meer loon te geven. Er moest dus een nieuw idee komen. De managers kregen de leiding. De partijfunctionarissen voelden zich bedreigd, zij probeerden de hervorming te saboteren. Veel mensen begonnen ook hun eigen bedrijf in de dienstsector. Doordat er veel van zulke berdrijven kwamen nam de vraag naar energie en grondstoffen toe. De wegen waren verwaarloosd. Dus de export kon niet goed verlopen. 4.2 Wat en waar De metaalindustrie en de machinebouw hebben de hoogste prioriteit gekregen. 1/3 van de waarde van alle industrieproducten komt uit deze twee industrietakken. Het systeem in China heeft altijd de nadruk gelegd op hoeveelheden. Dat ging ten koste van vernieuwingen op het gebied van het ontwikkelen van verschillende producten en het verbeteren van de kwaliteit. Daarom moet China ook nog speciale metaalsoorten importeren. Het grootste productiecentrum van de metaalindustrie ligt in An-chan in de provincie Liaoning. In de chemische industrie lag de nadruk op: - kunstmest - synthetische vezels - plastic

China is de wereldleider op het gebied van de productie van kunstmest. Binnen de sector consumptiegoederen zijn de belangrijkste producten textiel en kleren. Het zijn voor China belangrijk exportproducten. Van alles wat de industrie produceert bestaat 15 % uit textiel en kleren. De vorm van industrie is over het hele land verspreid. De belangrijkste centra’s liggen in: - Sjanghai, - Kanton - Harbin. De industrie is ongelijk over het land verdeeld. Dit ondanks pogingen om ten koste van de steden aan de oostkust ook industrie in het binnenland op te zetten. Er is wel groei in de binnenlanden, maar 60% van de nationale industrieproductie vindt aan de oostkust plaats. In Sjanghai alleen is dat al 10%. 4.3 Mijnbouw China heeft vele minerale bronnen die van belang zijn voor de industrie. In 1998 produceerde China 1,23 biljoen ton kolen. Dit is de grootste productie van de wereld. Kolen zijn in China de belangrijkste brandstof voor de industrie en de huishoudens. Het grootste deel van de productie wordt in het land zelf gebruikt. Er zijn vele kleine mijnen in het hele land. De grootste mijnen liggen ten noorden van de Yangtze Rivier, vooral in de provincie Shanxi. Sinds 1950 heeft de petroleum industrie een snelle ontwikkeling doorgemaakt. China is nu een van de grootste producenten van olie. China hoeft geen benzine te importeren sinds 1963. Sinds 1973 voert China ruwe olie en geraffineerde petroleum producten uit. De belangrijkste olievelden liggen in: - Heiliongjiang - Shandong - Liaoning - Xinjiang Uygur
Van 1992 tot 1996 nam de productie van ijzererts toe met 26% per jaar. In 1998 werd 63 miljoen ton erts geproduceerd. Voor zijn eigen staalindustrie moet China nog extra ijzererts invoeren. 4.4 Speciaal economische zonnes De instelling van de speciaal economische zones is om te experimenteren in nieuwe managementtechnieken, marktverhoudingen en arbeidsrelaties. Je kan het zien als een van de onderdelen van de ‘open deur politiek’. De open deur politiek betekent dat China zich openstelt voor het buitenland. De SEZ’s moeten buitenlandse investeringen aantrekken voor export gerichte hoogwaardige industrieën. Het doel van de SEZ’s is om met industriële export buitenlandse landen aan te trekken. De buitenlandse landen krijgen daarom dan ook korting. De Chinezen hopen dat dan de buitenlandse landen komen. De vier kleine industrie landen (Taiwan, Singapore, Hongkong, Zuid – Korea) zijn een groot voorbeeld voor China. De SEZ’s liggen allemaal aan de subtropische zuidkust. Drie liggen er in de provincie Guangdong. Die provincie is bijzonder omdat er twee zeer bijzondere steden liggen namelijk Hongkong en Macau. 4.4.1 Wat kwam er van terecht. De SEZ’s leverden niet op wat men hoopte. Er kwamen minder buitenlandse investeerders. Dat kwam omdat de toegezegde gunstige (financiële) omstandigheden niet geschapen werden. Soms ontbrak ook de infrastructuur (bijvoorbeeld wegen en vervoersmiddelen) en was de export fysiek niet mogelijk. De SEZ’s waren bedoeld voor export. Maar ze werden centra voor assemblageproductie (het samenvoegen van losse onderdelen tot bijvoorbeeld een tv), van handel, van speculatie in onroerendgoed en toerisme. In plaats van producten voor de buitenlandse markt te leveren leverden ze producten voor de binnenlandse markt. In het binnenland was er een grote vraag. 5.Nawoord Ik ben veel te weten gekomen over China. Het is een heel groot land. Er wordt veel voedsel ingevoerd. Dat komt ook omdat er maar 10% van al het land wordt gebruikt voor landbouw. China heeft de grootste visopbrengsten van de wereld. China probeert veel buitenlandse investeerders aan te trekken. Ze voeren meer in dan ze uitvoeren. China probeert plaatsen te maken waar het goed gaat en dan die grenzen steeds meer uit te breiden. Die plaatsen noem je SEZ’s.
6. Gebruikte literatuur - China Today, D.C Money, Cambridge University press,1987 - China, Stefan landsberg, Amsterdam, 1955 - De Yangtze, Michael Pollard, De Laude Scriptorum,1997 - Encarta Enceclopedie, 1998 - The State of China Atlas, Robert Bennewick en Stephanie Donald, Penguin, 1999
Internet: - www.britanica.com - www.China info.nl - www.minbuza.nl - encarta.msn.com

REACTIES

B.

B.

IK heb er egt super veel aan gehad, dus bedankt voor je werkstuk teminste en gedeelte ervan.
Ik had heel erg veel aan 4.4.1 en 4.4 thanks nogmaals daarvoor
doeggg su6 verder met alles en bedankt
Benice

20 jaar geleden

M.

M.

toppie werkstuk hoor ik kon het goed gebruiken ;p
maar ...
er staat eigenlijk alleen maar info over akkerbouw landbouw industrie enz.
en niets over toerisme :(
dat heb ik nou net nodig :P
mzzl

17 jaar geleden

A.

A.

Bedankt!
Ik heb veel informatie gevonden voor mijn werkstuk!

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.