De ziekte zelf
MS is een chronische aandoening van het Centrale Zenuwstelsel, dus van je hersenen, ruggenwervel en oogzenuwen. De ziekte wordt getypeerd door de aantasting van de myelineschede om de zenuwvezels, door de afweercellen van je immuunsysteem die bij MS een abnormale sterke reactie op myeline hebben. Myelineschede is een impulsgeleidende laag om de zenuwuitlopers (axonen), zonder die laag wordt de impulsgeleiding in de zenuw verstoord waardoor er neurologische stoornissen zoals krachtsvermindering kunnen ontstaan, en problemen bij het lopen, voelen en zien.
Bepaalde steuncellen in de hersenen, (de oligodendrocyten) zijn verantwoordelijk voor de aanmaak van myeline. Als je MS hebt is er sprake van verlies van die steuncellen. Daardoor wordt de myelinelaag dunner of gaat het helemaal weg rondom de zenuwen. Deze cellen in het Centrale Zenuwstelsel proberen de schade aan te herstellen. Bij beginnende MS lukt dit meestal. Daarom zijn de klachten van in deze fase vaak tijdelijk. Bij langer bestaande MS raken deze cellen uitgeput en kunnen ze het niet meer herstellen. Er ontstaan dan littekens of ‘plaques', die hard aanvoelen. Vandaar de naam multiple sclerose, dat betekent 'harde plekken op meerdere plaatsen'.
Zenuwcellen kunnen er niet goed tegen dat de myelinelaag ontbreekt. Ze worden ziek en verdwijnen uiteindelijk. Dit is heel moeilijk te herstellen voor het Centrale Zenuwstelsel. De patiënt merkt dit als een steeds verdere achteruitgang, zonder verbetering.
Hoe krijg je het?
De oorzaak is onbekend, het is niet besmettelijk en ook niet erfelijk, desondanks zijn er wel genen die betrokken zijn bij het ontstaan van de ziekte. Tot nu toe blijken dit steeds genen te zijn die te maken hebben met de werking van het immuunsysteem, een voorbeeld hiervan is het HLA-gen. Als er een verandering in dit gen plaats vindt is de kans groter dat MS wordt ontwikkeld. Toch krijgen de meeste mensen met dit gen geen MS, want er is nog iets nodig voor iemand MS krijgt, waarschijnlijk heeft dat iets te maken met de omgeving waar iemand opgroeit. Ook de levensstijl kan een rol spelen. Omgevingsfactoren die vermoedelijk de kans op MS groter maken zijn onder andere het Epstein-Barr virus (veroorzaker van de ziekte van Pfeiffer), roken en een gebrek aan vitamine-D.
Symptomen
De symptomen van MS zijn heel verschillend. Het hangt er vanaf in welke zenuwbaan de myelinelaag beschadigd is. Veel voorkomende verschijnselen zijn:
– Slecht zien
– Tintelingen
– Krachtsverlies
– Evenwichtsstoornissen
– Moeheid
– Problemen met plassen, de stoelgang en seks
– Lichte stoornissen van het geheugen en het denken
Kenmerkend is dat de verschijnselen in het begin in aanvallen komen. Dit is zo omdat een beschadiging van de myelinelaag in korte tijd ontstaat, maar het lichaam tijd nodig heeft om de beschadiging te herstellen. De aanvallen noemt men 'relapses' , het herstelgedeelte noem je de 'remitting phase'.
Na verloop van jaren heeft het lichaam bij de meeste patiënten dus steeds meer moeite de myelinelaag te herstellen en verdwijnen er steeds meer zenuwcellen. De symptomen nemen geleidelijk toe, zonder herstel.
Het voorkomen
Bij wie?
MS komt vaak voor onder mensen tussen de 20 – 50 jaar, bij 90% begint het tussen het 15e en 50e levensjaar. Het komt meer voor bij vrouwen dan bij mannen. De frequentie waarin de ziekte voorkomt verschilt per land en bevolkingsgroep, maar in Nederland komt het ongeveer bij 1 op de 1.000 mensen voor, dus in Nederland zijn er ongeveer 17.000 mensen met MS.
Waar?
MS komt bijna niet voor in landen die dichter bij de evenaar liggen. Mensen uit noordelijke landen die als klein kind naar een warm land verhuizen hebben een lager risico de ziekte te krijgen dan hun leeftijdgenoten die zijn achtergebleven, alleen als je na de puberteit verhuisd is dit verschil niet meer aantoonbaar.
Het komt vooral voor in bijna heel noord Amerika en in bijna heel Europa.
Diagnose
De diagnose MS kan lastig zijn omdat de symptomen wisselen en soms lijken op die van andere ziektes. Ook is er geen eenvoudige test die zekerheid geeft, zoals bij suikerziekte.
Een groep internationale deskundigen adviseert de diagnose MS te stellen als er bewijs is van minstens twee aanvallen van bij MS passende verschijnselen, waarbij minstens twee verschillende plaatsen van het centrale zenuwstelsel betrokken zijn. Dit noemen ze de ‘McDonald criteria' voor MS.
In de praktijk zal bijna altijd een MRI-scan van de hersenen en/of het ruggenmerg gemaakt worden om de diagnose MS te bevestigen en andere ziektes uit te sluiten. Ook wordt vaak bloedonderzoek verricht om andere ziektes uit te sluiten. Onderzoek van het hersenvocht kan de diagnose MS ondersteunen, maar is niet altijd nodig volgens de McDonald criteria. Om hersenvocht te verkrijgen is een ruggenprik nodig.
Behandeling
Genezing van MS is nog niet mogelijk. Wel is het mogelijk de duur van invaliderende aanvallen te verkorten door prednison te geven, meestal via een infuus gedurende drie tot vijf dagen. Een aanval herstelt met deze behandeling alleen niet beter dan zonder behandeling.
Met medicijnen met als werkzame stof Glatirameer-acetaat of Interferon is het mogelijk de kans op nieuwe aanvallen en het ontstaan van invaliditeit iets te verminderen. Het nadeel van deze medicijnen is dat er een grotere kans op erge bijwerkingen is waardoor deze medicijnen meestal geen eerste keus zijn. De komende jaren zullen er meer medicijnen beschikbaar komen, maar ook hiermee zal genezing niet mogelijk zijn.
Verder zijn er medicijnen die symptomen van MS kunnen verzachten, bijvoorbeeld middelen tegen spasticiteit of een overprikkelbare blaas.
Wel is er een nieuwe speciale techniek genaamd OCT (Optische Coherentie Tomografie) waarbij ze naar de ogen van MS-patiënten kijken d.m.v. een 3D-scan en ze dan precies vast kunnen stellen wat er in hun hersenen gebeurt. Ook kan in de gaten worden gehouden hoe de schade aan de zenuwcellen zich verspreidt. Daardoor kan bij patiënten met MS de voortgang van de ziekte in de gaten gehouden worden en in de toekomst hopelijk ook voorspeld kan worden.
De levensverwachting is nogsteeds wel normaal, door de afbraak van zenuwcellen ben je wel zwakker en dan dus vatbaarder voor andere ziektes, waardoor je dus korter zou kunnen leven maar dat heeft niks met MS zelf te maken.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden