Kiesstelsels
Welk kiesstelsel levert een uitslag waar een zo’n groot mogelijk percentage stemmers tevreden mee is?
Inhoud
Voorwoord
Inleiding
Kiesrecht
Kiesstelsels
Evenredige vertegenwoordiging
- voor- en nadelen
Meerderheidstelsel
- voor- en nadelen
Districtenstelsel
- voor- en nadelen
Tweestemmenstelsel
- voor- en nadelen
Conclusie
Eigen mening
Literatuurlijst
Logboek
Voorwoord
Ik heb dit jaar voor het eerst het vak maatschappijleer. Het tweede hoofdstuk van het boek ‘Delphi’ gaat over politieke besluitvorming. Tijdens een dezer lessen heeft de leraar ons aan een ander kiesstelsel voorgesteld, namelijk het districtenstelsel in Engeland. Voor die tijd stond ik niet echt bij stil dat er verschillende kiesstelsels zijn en ik dacht dat alle (democratische) landen op dezelfde manier de volksvertegenwoordiging kozen. Maar toen zag ik dat er verschillende manieren waren om de volksvertegenwoordiging kiezen. Bij nader onderzoek kwam ik erachter dat er nog meer kiesstelsels zijn. De verschillende vragen die in mijn gedachten kwamen waren: wat zijn eigenlijk de verschillen tussen de verschillende kiesstelsels en waarom zou het ene land ene kiesstelsel nemen en het ander een andere kiesstelsel. Het belangrijkste van alle was de vraag: welk kiesstelsel levert een zo’n eerlijk mogelijk uitslag? Met eerlijk bedoel ik een uitslag waar een zo’n groot mogelijk percentage van de stemmers tevreden mee is. Want daar gaat het om in een parlementaire democratie. Om daarop een antwoord te krijgen, moest ik de verschillende kiesstelsels bestuderen en mijn conclusie trekken. Omdat ik voor maatschappijleer een praktische opdracht moest uitvoeren, leek het mee een goed idee om dat als onderwerp te nemen, omdat het veel met maatschappij te maken heeft en het iedere Nederlander met kiesrecht (binnenkort ook ons) aangaat en dat zijn er veel.
Inleiding
Zoals jullie (allemaal) weten is Nederland een Monarchistische Constitutionele Parlementaire Democratie. Uit de laatste twee begrippen leiden we af dat Nederland een indirecte democratische land is en dat is ook logisch. Met zoveel mensen is het heel erg moeilijk om een directe democratie te handhaven. Het is niet alleen zo dat het moeilijk te regelen is, maar ook onnodig. Want veel mensen hebben ongeveer dezelfde mening. Het probleem wordt opgelost door een volksvertegenwoordiging te kiezen. Maar wie kiest de volksvertegenwoordiging? En hoe wordt de volksvertegenwoordiging gekozen? Zo te zien zijn er verschillende manieren om de volksvertegenwoordiging te kiezen. Welk mogelijkheden kent een (democratisch) land dan om de volksvertegenwoordiging te kiezen en wat zijn de voordelen en de nadelen ervan?
Hoofdvraag:
Welk kiesstelsel levert een uitslag waar een zo’n groot mogelijk percentage stemmers tevreden mee is?
Deelvragen:
- Wat is kiesrecht?
- Wat is een kiesstelsel?
- Welke kiesstelsels kennen we en wat zijn de voordelen en nadelen ervan?
- Welke combinaties zijn er mogelijk en welke kunnen in de praktijk worden toegepast?
Ik zal de vraag door een matschappelijk oog bekijken, want ik onderzoek welk kiesstelsel het meest ‘democratisch’ is. Als ik het economisch bekijk, dan moet ik bijvoorbeeld onderzoeken welke kiesstelsel het goedkoopst is. Ik vind dat men in een democratie koste wat koste de mening van ieder burger gepresenteerd moet worden. Als door een of andere economische tekortkoming dat niet gebeurt, vind ik dat het geen echte democratie is. Een ander invalshoek is dat je het met cultureel oog bekijkt. Dat is mogelijk, maar dat doe ik niet omdat ik denk dat tradities en gewoonten hier geen rol moeten spelen. Politici nemen beslissingen over oplossingen van problemen waarmee wij te maken hebben. Het moet absoluut niet beïnvloed worden alleen omdat de problemen vroeger anders opgelost werden. Dat gebeurt ook niet bij een heleboel andere dingen, zoals rekenen met een rekenmachine (ha ha ha).
De deelvragen passen heel goed bij mijn hoofdvraag. Ze geven duidelijk de richting aan waar ik naartoe werk. Om iets over kiesstelsels te weten te komen, moet je natuurlijk weten wat kiesrecht is. En dan wil je natuurlijk weten wat je met je kiesrecht kunt doen. Kiesrecht heb je niet voor niets. Het is een manier van laten weten dat je een bepaald probleem op een andere manier wil oplossen. Je kiest een bepaald orgaan die het probleem op jou manier oplost. Welk mogelijkheden je hebt om die organen te kiezen, wordt dan in de volgende deelvragen verteld. Er zijn een heleboel democratische landen die meerdere kiesstelsel combineren. Daar worden ook steeds voorbeelden van gegeven. Op het eind zal ik vertellen welk kiesstelsel ik het meest democratische vind. Met het meest democratische bedoel ik het kiesstelsel waarbij een zo’n groot mogelijk percentage stemmers mee tevreden is.
Kiesrecht
Kiesrecht is één van de rechten dat alle burgers van een (parlementaire) democratische land hebben om bepaalde vertegenwoordigende organen te kiezen of een deel van uitmaken.
Een democratie heeft verschillende kenmerken. Een van de kenmerken is vrije, geheime en algemene verkiezingen waarbij een volksvertegenwoordiging door en uit het volk wordt gekozen. De reglementen verschillen per land, maar hier hebben we over die van Nederland. In Nederland staat in de wet (artikel 4 van onze Grondwet) dat alle Nederlanders het recht hebben om te kiezen en gekozen worden. Het begrip ‘Nederlander’ wordt uitgelegd als ‘Nederlandse staatsburger’. Kiesrecht is dus gebonden aan staatsburgerschap. Er zijn uitzonderingen voor Nederlanders die jonger dan 18 jaar zijn, van het kiesrecht zijn ontzet bij een rechterlijke uitspraak of op grond van een rechterlijke uitspraak wegens een geestelijke stoornis onbekwaam zijn verklaard om rechtshandelingen te verrichten.
Het kiesrecht (ook wel stemrecht genoemd) geldt voor algemeen vertegenwoordigende organen (vergaderingen waarin vertegenwoordigers van het volk beslissingen nemen die voor het gehele volk van belang (kunnen) zijn). Dit zijn:
- Tweede Kamer
- Provinciale Staten (zij kiezen dan weer de Eerste Kamer)
- Gemeente- en deelraad
- het Europese parlement
De vereisten voor het passief kiesrecht zijn dezelfde als die van het actief kiesrecht. Met andere woorden; mensen die mogen kiezen, mogen ook gekozen worden. Er zijn nog enkele uitzonderingen voor niet-Nederlanders (asielzoekers bijvoorbeeld) en Nederlanders die in het buitenland wonen.
Nederlanders die niet in Nederland wonen hebben alleen kiesrecht (ook wek stemrecht genoemd) voor de Europese en Tweede-Kamerverkiezingen. Niet-Nederlanders die ten minste vijf jaar onafgebroken legaal in Nederland verblijven hebben onder dezelfde voorwaarden als Nederlanders stemrecht voor gemeenteraadsverkiezingen.
In een parlementaire democratie mag dus het volk het parlement (volksvertegenwoordiging) kiezen.
Kiesstelsels
De wijze waarop de volksvertegenwoordiging wordt gekozen, noemen we het kiesstelsel. Het soort stelsel is medebepalend voor het type bestuur dat een land heeft.
Globaal gezien kennen we twee soorten kiesstelsels: evenredige vertegenwoordiging en meerderheidsstelsel. In landen met bijvoorbeeld evenredige vertegenwoordiging zijn de partijen genoodzaakt samen te werken, terwijl in landen die het meerderheidsstelsel hebben, is na de verkiezingen vrijwel altijd één partij de sterkste. Die partij heeft de macht over het parlement en de regering. Zulke landen hebben maar twee of drie (grote) partijen. Dit kan als voordeel en als nadeel beschouwd worden. In de volgende hoofdstukken lees je meer over voor- en nadelen van verschillende kiesstelsels.
Binnen die beide stelsels kennen we twee vormen van verkiezingen: directe en indirecte verkiezingen. Bij directe verkiezingen worden de volksvertegenwoordigers direct door de kiesgerechtigde bevolking gekozen. Bij indirecte verkiezingen kiest een gekozen orgaan de volksvertegenwoordiging. Voorbeelden van indirecte verkiezing zijn de verkiezing van de Eerste Kamer en de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Bij de Eerste-Kamerverkiezingen worden eerst de leden van de Provinciale Staten gekozen en die kiezen op hun beurt de Eerste-Kamerleden. Bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen worden door de kiezers kiesmannen gekozen, en die kiezen later de president.
Beide kiesstelsels kunnen gecombineerd worden met districtenstel. Maar districtenstelsel kan op zich zelf ook een kiesstelsel apart zijn. Naast districtenstelsel is er een andere speciale kiesstelsel, het zogenaamde tweestemmenstelsel. Het is een combinatie van de evenredige vertegenwoordiging met het meerderheidsstelsel.
Kiesstelsel is de manier waarop de volksvertegenwoordiging gekozen wordt en bepaalt mee hoe een in een land geregeerd wordt. Er zijn vier kiesstelsels met elk zijn voor- en nadelen. Er zijn combinaties mogelijk waarvan er meer voordelen, maar ook nadelen, gehaald kan worden.
Evenredige vertegenwoordiging
Evenredige vertegenwoordiging is een kiesstelsel waarbij vrijwel alle uitgebrachte stemmen meetellen voor de bepaling van de zetelverdeling. In zo’n stelsel wordt het totale aantal uitgebrachte stemmen gedeeld door het aantal zetels. De uitkomst daarvan noemt men de kiesdeler. Het aantal zetels dat een partij krijgt, wordt berekend door het aantal stemmen op die partij te delen door de kiesdeler. De uitkomst hiervan wordt naar het eerstvolgende gehele getal naar beneden afgerond. Een partij die minder stemmen haalt dan de kiesdeler krijgt dus geen zetel.
Rekenvoorbeeld naar een aantal Nederlandse partijen:
Stel dat in Nederland 7,5 miljoen stemmen uitgebracht worden en er zijn 150 zetels te verdelen. De kiesdeler is dan 7,5 miljoen: 150 = 50.000.
De voorlopige zetelverdeling:
Partij Aantal uitgebrachte stemmen Berekening van het aantal zetels
PvdA 2.535.000 2.535.000 : 50.000 = 50,7 ? 50 zetels
CDA 2.160.000 2.160.000 : 50.000 = 43,2 ? 43 zetels
VVD 1.655.000 1.655.000 : 50.000 = 33,1 ? 33 zetels
GroenLinks 625.000 625.000 : 50.000 = 12,5 ? 12 zetels
SP 230.000 230.000 : 50.000 = 4,60 ? 4 zetels
D66 216.000 216.000 : 50.000 = 4,32 ? 4 zetels
ChristenUnie 70.000 70.000 : 50.000 = 1,40 ? 1 zetels
LPF 10.000 10.000 : 50.000 = 0,20 ? 0 zetels
Restzetels
Als je goed geteld hebt, dan heb je vast en zeker gemerkt dat er 3 zetels overblijven. Deze zetels worden restzetels genoemd. Daarom staat boven de tweede tabel dat dit de voorlopige zetelverdeling is. De restzetels worden onder de partijen, die de kiesdeler gehaald hebben, verdeeld. Dat kan op twee manieren:
Als het aantal te verdelen zetels 19 of meer zijn dan geldt het stelsel van de grootste gemiddelden. Bij de verdeling van de restzetels volgens de grootste gemiddelden wordt voor iedere lijst één zetel opgeteld bij het behaalde aantal volle zetels. Dit aantal wordt gedeeld door het aantal op de lijst uitgebracht stemmen; zo wordt het gemiddelde aantal stemmen per lijst per zetel berekend voor het geval de te verdelen restzetel naar die lijst zou gaan. De lijst met het grootste gemiddelde krijgt een restzetel toe. Zo ontstaat een nieuwe tussenstand bij de zetelverdeling. Uitgaand van de nieuwe tussenstand wordt de hierboven beschreven procedure steeds herhaald zolang er nog restzetels te verdelen zijn.
Zijn er bij een verkiezing minder dan negentien zetels te verdelen, dan wordt er bij de verdeling van de restzetels gebruik gemaakt van het systeem van de grootste overschotten.
Hierbij wordt alleen gekeken naar het aantal stemmen per lijst, dat over is na berekening van het aantal volle zetels. De lijst met het grootste stemmenoverschot komt voor de eerste restzetel in aanmerking. Daarna de lijst met het één na grootst overschot, enzovoort.
Voordelen
Evenredige vertegenwoordiging komt het meest voor in de wereld. Het heeft veel voordelen, maar er zijn ook nadelen aan verbonden. Het hangt af van wat je als voordeel en wat je als nadeel beschouwt.
Een van de voordelen is dat bijna alle stemmen meetellen voor de uiteindelijke verhoudingen in de zetelverdeling. Dat is heel belangrijk, want dan wordt bijna elk stem in het parlement vertegenwoordigd. Wat ook een voordeel is dat kleinere partijen ook een kans hebben op een zetel. Daardoor zullen de partijen meer samen moeten werken en zullen de tegenstellingen tussen de partijen afgezwakt worden. Dit kan ook als een voordeel beschouwd worden.
Nadelen
Toch is er veel kritiek (onterecht) op dit stelsel. Dat komt doordat de meeste kiezers alleen de lijsttrekker (nummer één op de kandidatenlijst van een politiek partij voor de verkiezingen) kennen en dat de overige kandidaten vrijwel onbekend zijn. De band tussen kiezers en gekozenen is daardoor relatief zwak. Maar dan vraag je je af op wat je stemt: op de kandidaat of waar hij/zij voor staat. In de evenredige vertegenwoordiging moeten de partijen meestal coalitie vormen, want het komt zelden voor dat één partij de absolute meerderheid behaalt. Er moeten dus compromissen worden gesloten om te kunnen regeren. Hierdoor kunnen de idealen van een bepaald groep kiezer worden weggewerkt. En dat is niet goed voor de democratie. Voor de kiezer is niet veel te kiezen. Als hij op een partij stemt die wint, hoeft die partij niet per se in de regering te zitten. De overige partijen kunnen een coalitie vormen en de meerderheid halen in het parlement of een of andere raad.
Evenredige vertegenwoordiging is dus een kiesstelsel waarbij vrijwel alle stemmen meetellen voor de bepaling van zetelverdeling. Dat is een groot voordeel van het kiesstelsel, maar men moet meestal een coalitie vormen, omdat men zelden de absolute meerderheid haalt.
Meerderheidsstelsel
Meerderheidsstelsel is een kiesstelsel waarbij een partij in een gebied (district) een meerderheid moet halen om zetel(s) te krijgen.
Er zijn twee mogelijkheden: een stelsel waarbij een absolute meerderheid (meer dan 50%) moet worden gehaald zoals in Frankrijk of een stelsel waarbij je relatieve meerderheid haalt zoals in Groot-Brittannië. Bij een relatieve meerderheid krijgt de partij die de grootste is in een district de zetel(s). Beide mogelijkheden kunnen met districtenstelsel gecombineerd worden.
Rekenvoorbeeld van een absolute meerderheid:
Stel dat in een bepaald land het meerderheidsstelsel van kracht is. Het parlement bestaat uit 15 zetels (in de praktijk kan een land uit meer dan 100 districten bestaan). Bij een verkiezing komen de volgende resultaten uit:
Districten
Partijen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
A W W W W W W W W W
B W W W W
C W W
W = winnaar (De wijze van overwinning doet er niet toe, want er komt bij beide manieren één partij als winnaar uit)
De zetelverdeling wordt dan:
Partij Aantal zetels
A 9
B 4
C 2
Zoals je hierboven ziet haalt partij A de absolute meerderheid, want ze winnen meer dan 50% van het totale aantal zetels. Maar het kan ook zijn dat partij A bijvoorbeeld in 6 districten de winnaar is en partij C in 5 districten. De partijen B en C kunnen dan compromissen sluiten en regeren. In de praktijk heb je weinig landen waar drie grote partijen zijn en het meerderheidsstelsel van kracht is.
Voordelen
Ook het meerderheidsstelsel kent zijn sterke en zwakke punten. Een van de sterke punten van het meerderheidsstelsel is dat na de verkiezingen meestal direct duidelijk is welk partij (of combinatie van partijen) gaat regeren. Voor de kiezer is er echt wat te kiezen, want als de partij waarop hij stemt wint, dan gaat die partij ook direct regeren. Ook het aantal partijen is meestal klein, omdat kleine partijen weinig kans hebben om een zetel te winnen. Dat maakt de gang van zaken in het parlement overzichtelijker.
Nadelen
Het geringe aantal partijen kan ook als nadeel beschouwd worden; ook als ze veel aanhang hebben, hebben ze weinig te zeggen in de vertegenwoordiging.
Hierdoor heeft een deel van de bevolking, weliswaar een minderheid, geen vertegenwoordigers in het parlement. Hun stemmen gaan immers allemaal verloren. In de democratie moeten de burgers een vertegenwoordiger hebben die zijn/haar wensen in daden omzet. Een ander nadeel is dat de tegenstellingen tussen de partijen groter worden, want ze hoeven immers geen compromissen te sluiten. Hierdoor kunnen zich na de verkiezingen radicale veranderingen voordoen, die soms na de volgende verkiezingen weer ongedaan worden gemaakt. Voortdurende politieke koerswijzigingen is nadelig voor de stabiliteit van een land. Onder ene regering mag het ene wel en onder de andere weer niet. Soms hebben verkiezingen helemaal geen betekenis, want in sommigen districten worden altijd weer dezelfde kandidaat gekozen. Er kunnen net zo goed geen verkiezingen plaatsvinden.
Het meerderheidsstelsel is een kiesstelsel waarbij de winnaars van de districten in het parlement vertegenwoordigd worden. Het heeft grote voordelen zoals zekerheid en snel handelen, maar er zijn ook nadelen eraan verbonden zoals het verloren gaan van stemmen en ingrijpende veranderingen wat de stabiliteit van het land benadeelt.
Districtenstelsel
Het districtenstelsel is een kiesstelsel waarbij iedere afgevaardigde in een kiesdistrict wordt gekozen. Het verschil met het meerderheidsstelsel is dan ook dat hier sprake is van het kiezen van een persoon en geen partij. De afgevaardigde kan wel een lid van een partij zijn. In een districtenstelsel kunnen er meerder afgevaardigden worden gekozen dan het totale aantal zetels in de vertegenwoordiging. Meestal wordt het districtenstelsel gecombineerd met de evenredige vertegenwoordiging of het meerderheidsstelsel.
Om in een land het districtenstelsel in te voeren, moet het land natuurlijk in districten gedeeld zijn. Het hangt van de hoeveelheid zetels in de raad en het aantal districten af hoeveel vertegenwoordigers per district in de vertegenwoordiging komen. Bij meerder aantal zetels kunnen er meer vertegenwoordigers per district in de vertegenwoordiging komen. Maar er moeten hetzelfde aantal of meer zetels in de vertegenwoordiging zijn als het aantal districten in het land.
Voordelen
De gekozene kan veel beter voor de belangen van het district opkomen dan bij de evenredige vertegenwoordiging en het meerderheidsstelsel, omdat de afgevaardigde een directe band heeft met zijn/haar eigen district.
Vertegenwoordigers kunnen ook meer zelfstandiger en onafhankelijker optreden, omdat ze voor het behoud van hun zetel niet (geheel) van hun partij afhankelijk zijn. Ze kunnen eventueel voor zichzelf campagne voeren.
Nadelen
Het nadeel van het districtenstelsel is dat afgevaardigde wel heel erg afhankelijk zijn van hun kiezers. Er kan dus, meer dan gewenst, door de gekozene gelet worden op de belangen van het district, in plaats van op het landsbelang.
Een ander nadeel is dat het heel moeilijk is om qua inwoneraantal gelijkwaardige kiesdistricten in te stellen. Daardoor kan iemand in een klein district genoeg hebben aan klein aantal stemmen, terwijl iemand anders, voor hetzelfde zetel, in een groter district veel meer stemmen moet behalen. Ook de bepaling van de grenzen van een kiesdistrict invloed hebben voor de kansen van een afgevaardigde. Als bijvoorbeeld een district in meerdere delen gesplitst wordt, dan kan het zijn dat er een heel ander uitslag geeft dan niet gesplitst.
Bij het districtenstelsel wordt in elk district dus een afgevaardigde gekozen die dat district in het parlement vertegenwoordigt. Daardoor is de afgevaardigde meer betrokken bij het district welk hij/zij presenteert. Het kan (meestal) als voor- en als nadeel beschouwd worden.
Tweestemmenstelsel
Het tweestemmenstelsel is een kiesstelsel waarbij een deel van de zetels via evenredige vertegenwoordiging en een deel via het districtenstelsel wordt verdeeld. Het stelsel wordt ook wel het Duitse kiesstelsel genoemd, omdat het voor het eerst, in 1953, in Duitsland in gebruik werd genomen.
Bij een tweestemmenstelsel moet de burger twee keer zijn stem uitbrengen. Eerst wordt in elk district één afgevaardigde gekozen en de tweede stem bepaalt de uiteindelijke zetelverdeling. Bij kiezen van de afgevaardigde geldt: wie de meeste stemmen krijgt, is gekozen. Ook als hij/zij niet de absolute meerderheid heeft behaald. In Duitsland geldt dat partijen minimaal 3 rechtstreekse zetels moeten hebben om in het parlement te komen.
Bij de landelijke zetelverdeling geldt de evenredige vertegenwoordiging; alle stemmen tellen dus mee. In Duitsland geldt een kiesdrempel van 5 procent: een partij moet minimaal 5 procent van de stemmen halen om voor een zetel in aanmerking te komen. Wanneer een partij op basis van de eerste stem minimaal 3 zetels heeft behaald, dan is de kiesdrempel niet van toepassing.
Rekenvoorbeeld:
In een land waarin het tweestemmenstelsel van toepassing is, wordt verkiezingen gehouden. De raad bestaat uit 200 zetels, waarvan 100 via districten worden gekozen.
Het aantal zetels, dat de partijen via het districtenstelsel gewonnen hebben zien er als volgt uit:
Partij Aantal zetels
A 45
B 22
C 5
F 3
Na de tweede stem wordt de zetelverdeling:
Partij Aantal zetels
A 44
B 42
C 28
D 18
E 14
F 5
(In Duitsland zou vanwege de kiesdrempel de partij F buiten de boot vallen, maar omdat partij F bij de eerste stem 3 zetels heeft behaald, komt hij toch in de raad)
Het verschil tussen de cijfers van de eerste tabel en het tweede tabel is het aantal zetels dat een partij bij de tweede stem heeft behaald.
Partij A heeft eigenlijk 45 zetels gewonnen, maar na de tweede stem blijft er maar 44 zetels voor de partij over. Die ene extra zetel is de zogenaamde überhangmandat, die de partij mag houden. Dat betekent ook dat het aantal zetels in het parlement met 1 zetel wordt vermeerderd.
Voordelen
Zoals vrijwel elk kiesstelsel heeft tweestemmenstelsel ook voor- en nadelen. De voordelen zijn dat kandidaten behalve voor hun partij ook voor zichzelf campagne kunnen voeren. Via een district gekozen leden zijn op eigen kracht gekozen en niet dankzij een plek op de landelijke lijst van hun partij. Een heel ander grote voordeel is dat afgevaardigde van een district én de belangen van dat gebied in het oog kan houden én regionaal ombudsfunctie kan vervullen. Het grootste voordeel is dat de voordelen van twee stelsels in één pakket zijn samengevoegd.
Nadelen
Een van de argumenten om het tweestemmenstelsel niet toe te passen, is dat het stelsel te ingewikkeld is. Ook kan er voorkomen dat de kiezer zich bij zijn/haar keuze door de partijvoorkeur laat leiden en niet door de persoon. En daardoor het toch niet veel zin heeft om naast de evenredige vertegenwoordiging ook het meerderheidsstelsel toe te passen. Veel mensen denken ook dat het systeem in de praktijk, door onderlinge afspraken, niet zoals het bedoeld zal werken.
Het meerderheidsstelsel is een kiesstelsel waarbij de vertegenwoordiging via twee grote kiesstelsels worden gekozen. Het is bedoeld om de voordelen van beide kiesstelsels te combineren, maar er zijn mensen die niet geloven dat het in de praktijk zal werken.
Conclusie
Kiesrecht en kiesstelsels
In Nederland staat in de wet dat (bijna) alle Nederlanders kiesrecht hebben. Het volk heeft het recht de vertegenwoordigers kiezen die beslissingen nemen die voor het gehele volk van belang (kunnen) zijn. De manier waarop de vertegenwoordiging gekozen wordt, wordt kiesstelsel genoemd. We kennen vier soorten kiesstelsels; de evenredige vertegenwoordiging, het meerderheidsstelsel, het districtenstelsel en het tweestemmenstelsel. Ieder kiesstelsel heeft zijn eigen voor- en nadelen.
Evenredige vertegenwoordiging
Bij een evenredige vertegenwoordiging tellen vrijwel alle stemmen mee voor de bepaling van het aantal zetels dat een partij krijgt. Ook kleinere partijen hebben kans om een zetel te behalen, hoewel ze daarmee niet veel kunnen beslissen. Het grootste nadeel is dat er bijna nooit een partij meer dan de helft van het aantal zetels wint. Dus moet er coalitie gevormd worden en dat kost veel tijd en moeite.
Meerderheidsstelsel
Het meerderheidsstelsel is een stelsel waarbij een partij in een district de meerderheid moet behalen om de zetel te veroveren. Het heeft als voordeel dat de band tussen de kiezer en de gekozene sterk is. Maar een groot deel van de stemmen gaan verloren, omdat per district alleen de winnaar naar de vertegenwoordiging gaat. De stemmen die de winnaar niet heeft behaald gaan dus verloren. De tegenstellingen tussen de partijen worden ook groter, waardoor de stabiliteit van een land in gevaar komt.
Districtenstelsel
Bij een districtenstelsel wordt in elk district een of meerder afgevaardigden gekozen. De gekozene is hierbij niet geheel afhankelijk van zijn partij en kan dus beter opkomen voor de belangen van zijn district. Het nadeel ervan is dat de afgevaardigde meer dan gewenst voor districtbelang opkomt dan voor het landsbelang. Het is ook lastig om de grenzen van de districten vast te stellen om de invloed van geografie zoveel mogelijk te beperken.
Tweestemmenstelsel
Tweestemmenstelsel is kiesstelsel waarbij een deel van de vertegenwoordiging via het districtenstelsel en een deel via de evenredige vertegenwoordiging gekozen. Het voordeel hiervan is dat als bij de eerste stem (het districtenstelsel) de kiezer niet tevreden is met het resultaat, kan hij bij de tweede stem (de evenredige vertegenwoordiging) nog een tweede kans krijgt. Het grootste nadeel is dat het kiesstelsel ingewikkeld is.
Het tweestemmenstelsel is een kiesstelsel waar een zo’n groot mogelijk percentage stemmers tevreden mee is, omdat het de enige kiesstelsel is waarbij de kiezer een tweede kans krijgt om alsnog zijn zin te krijgen. Als de kiezer bij de eerste stem teleurgesteld is, dan kan hij alsnog bij de tweede stem een vertegenwoordiger kiezen die, misschien niet helemaal, maar wel een deel van zijn wensen in daden omzet. Bovendien is het tweestemmenstelsel een kiesstelsel waarbij de voordelen van twee grote kiesstelsels (ook de nadelen) benut wordt. (Voor de overige voordelen: lees het stuk van het tweestemmenstelsel).
Eigen mening
In democratie vind ik dat een kiesstelsel van kracht moet zijn waarbij een zo groot mogelijk percentage stemmers mee tevreden is. Daarom heb ik alle kiesstelsels die we kennen onderzocht en ben tot een conclusie gekomen dat het tweestemmenstelsel dé kiesstelsel is waar een zo groot mogelijk percentage stemmers mee tevreden is. Zelf ben ik met de conclusie eens.
Het tweestemmenstelsel geeft de kiezer een tweede kans. Als bij de verkiezingen (andere kiesstelsels dan het tweestemmenstelsel) een uitslag uitkomt waarvan een bepaald groep kiezer zegt dat als hij dát geweten had, dat hij op iemand anders had gestemd, dan heeft het geen zin. Bij het tweestemmenstelsel heeft dat wel zin. Stel je voor: je bent een echte socialist en op de verkiezingen stem je op een lid van SP. Na de verkiezingen kom je erachter dat SP niet echt een winnaar was. Bij een evenredige vertegenwoordiging, het meerderheidsstelsel en het districtenstelsel moet je wel vier jaar lang (in Nederland) wachten totdat je weer mag stemmen. Maar bij het tweestemmenstelsel kun je alsnog je zin krijgen door bijvoorbeeld op PvdA te stemmen. PvdA is geen echte socialist (echte socialist = geen trekken van andere stromingen), maar is wel meer dan de helft socialist en een grote partij. De kans is groter dat PvdA in de regering komt (dus ook jouw wensen vervult en/of je mening vertaalt) dan dat SP in de regering komt. Bij het meerderheidsstelsel bijvoorbeeld hebben kleine partijen bijna geen kans op een zetel. Maar bij het tweestemmenstelsel krijgen de kleine partijen ook (al niet te veel) gelegenheid om zich te laten zien. Overigens is het wel geprobeerd om het tweestemmenstelsel in Nederland in te voeren, maar het is niet doorgegaan omdat het te ingewikkeld is gevonden.
Het argument dat mensen gebruiken dat het tweestemmenstelsel veel te ingewikkeld is, vind ik een zeer zwak argument. Tegenwoordig worden meest lastigste problemen opgelost. Dan vind ik dat dat geen probleem moet zijn. Ik zie eigenlijk ook geen ingewikkeldheid in het stelsel. Het kost wel meer tijd dan andere stelsels, maar het heeft dan veel meer voordelen. Daarom vind dát ik geen argument om het tweestemmenstelsel af te wijzen. Ook het argument, dat het tweestemmenstelsel niet in de praktijk zal werken zoals het bedoeld is, vind ik nergens op slaan. Wie geeft de garantie dat de andere stelsels wel werken zoals het bedoeld is? En waarom zou het niet werken zoals het bedoeld is? Ze zeggen wel dat het niet werkt, maar geven geen argumenten voor. Het werkt uitstekend in een groot land als Duitsland en waarom zou het niet in Nederland werken.
Literatuurlijst
Internetsites:
www.parlement.com (verschillende URL’s, makkelijk te vinden)
www.nrc.nl (URL: www.nrc.nl/encyclopedie/1023434536260.html)
www.fsw.vu.nl (URL: student.fsw.vu.nl/_vakken_2003_2004/comp…cture9_10_0.pdf)
REACTIES
1 seconde geleden
A.
A.
De inhoud van het stuk vind ik vrij redelijk, maar het is geschreven in een bedroevend soort Nederlands.
15 jaar geleden
Antwoorden