Inleiding
Het onderwerp van dit werkstuk is: De geschiedenis van het Grootwinkelbedrijf de C&A.
Het lijkt mij een best wel interessant onderwerp, omdat het iets is uit het dagelijks leven en ik zelf ook wel eens kleding koop bij de C&A.
Hoofdvraag:
Hoe verloopt tot nu de geschiedenis en de opkomst van het Grootwinkelbedrijf de C&A?
Subvraag 1:
Wat is de situatie voor het ontstaan van het grootwinkelbedrijf de C&A?
Subvraag 2:
Hoe en wanneer is de C&A ontstaan en wat is de ontwikkeling van het bedrijf?
Subvraag 3:
Wat is de huidige situatie van het bedrijf?
Wat is de situatie voor het ontstaan van het Grootwinkelbedrijf?
De geschiedenis van de C&A begint bij 2 broers die in het Westfaalse dorp Mettingen woonden. Deze 2 trokken in de jaren '30 van de vorige eeuw door het Friese land als Marskramers met ‘een pak op de rug'.
Deze broers waren Clemens en August Brenninkmeijer. Zij verkochten vooral de textielprodukten die door de vrouwen en meisjes in hun geboortestreek ‘in huisarbeid' gemaakt werden.
Veel Westfaalse marskramers gingen regelmatig terug naar hun geboortedorp om daar weer nieuwe voorraden op te halen. Als hun handel goed ging bleven ze vaak langer van huis en richtten ze in een Friese stad bijvoorbeeld een ‘voorraadkast' in. Als hun handeltje dan nog weer meer verbeterde, was de volgende stap het huren of kopen van een pakhuis in de stad waar ze zich vestigden. Dit deden August en Clemens Brenninkmeijer ook toen zij rond de 25 waren. Hiervoor hadden de broers al als leerlingen Friesland verkend als compagnons van hun vader en andere familie.
In 1841 stichtten Clemens en August in Sneek de firma C&A Brenninkmeijer op. Zij lieten zich als burgers van Sneek inschrijven en huurden er een pakhuis. Hier sloegen ze hun voorraad op (deze bestond toen o.a. uit linnen en katoenen stoffen, rokstreep, satiné, duffel, bukskin (Ik weet zelf niet precies wat dit zijn, maar ik kon er ook geen vertaling / ander woord voor vinden)), lakens, beddegoed en ook complete huwelijksuitzetten.
Vanuit dat pakhuis verkochten ze op zaterdag, zondag en dinsdag (dan was het marktdag en kwamen de boerinnen en boeren uit de omgeving allemaal naar Sneek) hun waren meteen aan de klanten. De rest van de week gingen de broers nog gewoon als marskramers door de omgeving om zo hun waren te verkopen.
In Sneek werden Clemens en August in de beroepenregisters geen marskramers genoemd, maar kooplieden, hierdoor wordt aangenomen dat ze hun produkten niet alleen aan particulieren, maar ook aan de winkeliers verkochten.
De naam Brenninkmeijer was toen de broers hun firma oprichtten al een bekende naam, want neven van de broers hadden toen ook al 2 bedrijven met de namen H. Brenninkmeijer & Zonen en G. Brenninkmeijer & Co opgericht.
Aan het einde van 1841 hebben de broers dat jaar een behoorlijke winst gemaakt van 1000 gulden. En ze openen nog een magazijn in Dedemsvaart. Maar dit filiaal wordt in 1855 al weer opgeheven, waarom dat is niet te vinden.
In 1861 kopen Clemens en August hun 2de pand in Sneek en richtten dit pand in als een echte winkel. Ondanks de winkel bleven de Brenninkmeijers ook nog gewoon marskramers, omdat ze hun vaste klantenkring niet wilden verliezen. Dit gedeelte van de zaak (het marskramen) werd toen vooral overgenomen door de 4 zonen van Clemens en de 4 zonen van August, zodat zij hun ervaringen op konden doen in het textielvak.
In 1878 Geven de 2 broers de zaak over aan hun zonen.
En vanaf dat moment slaat C&A Brenninkmeijer een nieuwe weg in. Die van het Grootwinkelbedrijf, met confectiekleding i.p.v. de op maat gemaakte kleding en de stoffen.
Hoe en wanneer is de C&A ontstaan en wat is de ontwikkeling van het bedrijf?
Nederland
In 1881 opende C&A Brenninkmeijer een filiaal in het drukke winkelcentrum van Leeuwarden. Ook hier was de naam Brenninkmeijer al bekend, doordat familie er al eerder hun firma had opgezet.
In de jaren '80 van de vorige eeuw werd in Friesland de basis gelegd voor het latere Brenninkmeijer-concern.
In Duitsland en Engeland werd toen in een hoog tempo de Confectie industrie ontwikkeld.
De Brenninkmeijers beseften dat in de massa geproduceerde en niet al te dure confectiekleding een grote toekomst had. Dit zou de in ‘huisarbeid' gemaakte werkkleding van goedkope stoffen en de 2de hands zondagse kleding vervangen.
Bernhard Joseph, de jongste zoon van Clemens, heeft zijn familieleden er waarschijnlijk van overtuigd dat het verstandig zou zijn om i.p.v de verkoop van stoffen en maatkleding zo langzamerhand over te gaan op de verkoop van confectiekleding. Deze overgang ging maar heel geleidelijk, want de vrouwen die niet meer zelf naaiden gingen eerst naar een naaister of naaiatelier. Hier sprongen de Brenninkmeijers ook op in en ze richtten hun eigen ateliers op bij de winkels. Dit had een groot succes, net als de mantels die ze in hun eigen ateliers maakten en dan verkochten. Rond de eeuwwisseling kwam de verkoop van door anderen gemaakte confectie pas een beetje op gang. C&A Brenninkmeijer kwam toen ook goed op gang, en breidde nog veel meer uit in Nederland.
- 1893- Opening van een filiaal aan de Nieuwendijk nr. 193 in Amsterdam (met stoffen en damesconfectie (vooral damesmantels))
- 1896- Verplaatsing van het filiaal aan de Nieuwendijk naar een groter pand op nr. 199-201.
- 1896- Opening van een filiaal in de Leidsestraat nr. 39 in Amsterdam (hier werd eerst ook vooral stoffen verkocht, maar later steeds meer damesconfectie met mantelpakjes (damestailleurs genoemd).
- 1890- Het einde van de marskramerij door de Brenninkmeijers in Friesland, de aandacht ging nu alleen nog uit naar de winkels.
- 1898- In Sneek wordt een 2de winkel geopend aan de Oosterdijk, dit is een herenzaak (met een assortiment dat geheel op mannen en jongens is afgestemd).
Ondertussen wordt er in de Dameszaken geen stoffen meer verkocht en concentreren de Brenninkmeijers zich helemaal op de verkoop van dames- en meisjesmantels, hierdoor kon de ruimte in de winkels waarin de stoffen lagen gebruikt worden als uitbreiding van het atelier. Hierin werd vanaf toen ook zelf kleding gemaakt om te verkopen.
- 1902- Opening van een dameskledingzaak in Groningen.
- 1902- Uitbreiding van het filiaal in Leeuwarden. Er werd hier definitief overgestapt op de verkoop van voornamelijk damesmantels i.p.v. stoffen.
- 1903- Opening van een nieuw filiaal in de nieuwe winkelpassage tussen de Nieuwendijk en het Damrak in Amsterdam. Hierin werden ook weer vooral mantels en mantelkostuums verkocht.
- 1906- Overname van het perceel aan de Nieuwendijk 192 in Amsterdam. Dit is een ook een Herenzaak C&A was nu goed bereikbaar voor de dagelijkse passanten, waaronder veel mannen en jongens die hun werk hadden in de omgeving van de Nieuwendijk. Door de opening van deze zaak ging C&A zich duidelijk onderscheidden in de kledingbranche, doordat er tot dan geen bedrijven zijn die zich en in de heren- en in de dameskledingbranche actief zijn.
- 1908- Opening van het eerst Rotterdamse filiaal in de Hoogstraat nr. 5. Dit was een Dameszaak.
- 1908- Opening van de 2de zaak in Leeuwarden, dit was een Herenzaak.
In de jaren hierna zijn er nog verschillende winkels in Nederland geopend, uiteindelijk waren er vlak voor de Tweede Wereldoorlog 20 C&A-winkels in Nederland.
Het bedrijf is door de Brenninkmeijers opgericht en is ook altijd van hen gebleven, maar de mannelijke nakomelingen van de Brenninkmeijers kwamen niet zomaar in aanmerking om een leidinggevende functie binnen het bedrijf te krijgen, iedereen werd door een strenge selectie geleidt en als ze hier dan doorheen kwamen kregen ze een goede opleiding in alle mogelijkheden van de textielbranche. Op deze manier bleef het hele bedrijf in handen van de familie. Het was en is nu nog steeds ondenkbaar dan de leiding geleidelijk over genomen zou worden door mensen van buitenaf.
Duitsland en Engeland
Nadat de C&A goed liep in Nederland richtten de Brenninkmeijers zich op andere landen, waarvan als eerste Duitsland. Duitsland was voor de Brenninkmeijers ook wel een logische keuze, omdat dit hun land van herkomst is. Clemens Brenninkmeijer nam in 1910 het initiatief om te beginnen met het handelen in Duitsland, hij was ook diegene die al regelmatig zaken deed met Berlijnse confectiefabrieken. In 1910 werd dus het eerste Duitse C&A bedrijf gevestigd aan de Chausseestrasse in Berlijn.
Het besluit om zich ook in Duitsland te gaan vestigen kwam waarschijnlijk doordat Duitsland al een stuk geïndustrialiseerder was dan Nederland en de verkoop van confectie er zeker nog beter zou gaan, nadat het in Nederland ook al een succes was.
De zonen Van Clemens en August zagen ook voor hun kinderen een betere toekomst in Duitsland.
Vlak voor de Tweede Wereldoorlog waren er in Duitsland 17 Vestigingen van C&A gevestigd.
In 1922 waagde C&A de oversteek naar Engeland, waar aan de Oxford Street de eerste Engelse C&A werd gevestigd. Dit was een enorme winkel met een vloeroppervlakte van 5000 m². De opening van deze vestiging was ook in Nederland te merken. De C&A had in Nederland de opening aangekondigd met advertenties waarin stond dat door deze nieuwe uitbreiding de inkoopkracht van het bedrijf sterk vergroot werd en ze daardoor nog goedkoper in konden kopen en ze het dus ook goedkoper konden verkopen.
In Engeland werd ook het aantal vestigingen al snel uitgebreid in verschillende belangrijke, dichtbevolkte industriële centra net als in Duitsland.
Vlak voor de Tweede Wereldoorlog waren er in Engeland 17 Vestigingen van C&A gevestigd.
De Doelgroep
In eerste instantie richtte de C&A zich qua klanten eerst net als hun concurrenten, Peek & Cloppenburg, de Kattenburgs en Kreymborg op ‘de burgerij'. Maar vanaf omstreeks 1912 stemde C&A zich meer af op ‘het gewone volk', door de confectiekleding ook voor hen beschikbaar te maken. ‘Het gewone volk' beschikte toen al over iets meer geld en kon daardoor ook niet al te dure, maar wel degelijke kleding aan schaffen.
Om deze klanten te bereiken hielden de Brenninkmeijers de strategie van lage prijzen - hoge omzet. Dit konden ze doen door een kleiner assortiment te hebben, massaal in te kopen, en door een deel van de produktie van confectiekleding binnen het eigen bedrijf te voegen. Maar ook was het bedrijf tevreden met maar een klein bruto winstmarge. Dat dit zo was liet de C&A ook weten door een advertentie. Hierin stond: "Onze sorteering maakt het ieder moogelijk bij ons te koopen. Wij zijn met luttele winst tevreden, stellen daardoor voor de beste kwaliteit de laagste prijzen, verkoopen slechts á contant, hebben alle noteringen gedrukt en bedienen des elke kooper gelijk". Later werd dit ietsje korter gezegd met de slagzin: C&A is toch voordeeliger. Deze slagzin werd in 1924 voor het eerst gebruikt en hij wordt nu nog steeds gebruikt.
De C&A was ook één van de eerste winkels die in de kledingbranche de zelfkeuze invoerden, hierdoor konden ze het met minder personeel aan en konden de prijzen laag blijven.
Bij de C&A hadden ze toen ook de rijkere klasse het wat moeilijker kreeg een oplossing gevonden door hun assortiment in te delen in 3 delen :
- Kleinprijs
- Guldenmidden
- Keurklas
Zo kon iedereen kiezen wat hij wilde besteden en was er altijd
wel wat bij voor je.
De Produktie
Alles wat er verkocht word moet natuurlijk ook nog eerst geproduceerd worden en voor de C&A moest dit natuurlijk zo goedkoop mogelijk. In het allereerste bij het marskramen van Clemens en August kwam alles nog van huis, waar alles met de hand gemaakt werd. Later ging dit natuurlijk niet meer, omdat het bedrijf groeide en er i.p.v. handgemaakte produkten confectie- / massaprodukten verkocht werden. Dit was veel goedkoper, omdat alles in massa gemaakt wordt.
Toen het bedrijf nog meer groeide heeft de leiding in 1919 besloten een deel van de produktie in eigen handen te nemen. In Amsterdam werd een grote confectiefabriek gebouwd door de dochterondermening Nederlandsche Confectie-Industrie (NCI). Eerder werd vooral herenkleding ingekocht bij bijvoorbeeld het produktiebedrijf van Kreymborg. En werden de matrozenpakjes voor jongetjes die toen in de mode waren geïmporteerd uit Duitsland en Engeland.
Door zelf de produktie te regelen konden ze niet alleen nog goedkoper produceren, maar konden ze ook eigen standaardmaten binnen het bedrijf invoeren. Dit was verder nog niet echt het geval en alles had dus overal een andere maat. Zo hoefde niemand zich meer dure maatkleding aan te laten meten, want er waren bij de C&A genoeg maten en tussenmaten.
In 1930 voert de confectiefabriek in Amsterdam als eerste de lopende band in zodat alle werkneemsters maar 1 deel van een kledingstuk maken i.p.v. een volledig kledingstuk. Hierdoor wordt het weer goedkoper om te produceren.
Een nieuwe tijd na de Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog betekende een onderbreking van de grote winsten die de afgelopen eeuw gaf aan het bedrijf.
In 1945, na de oorlog dus waren er in Duitsland 15 van de 17 C&A winkels verwoest en in Nederland en Engeland hadden een aantal filialen ook wat oorlogsschade opgelopen.
De Brenninkmeijers begonnen al snel met de wederopbouw en in 1952 was er al weer het oude aantal winkels in Duitsland.
De uitbreiding ging hierna nog stevig door en breidde het aantal filialen in Duitsland binnen 20 jaar uit tot 72 vestigingen en een omzet van circa 3 miljard gulden. In 1984 waren er al 133 vestigingen in Duitsland, met een omzet van circa 6,4 miljard. Hierdoor mocht C&A zich de grootste detailhandelsonderneming in de Bondsrepubliek noemen.
Ook in Nederland en Engeland werd het bedrijf uitgebreid, maar wel minder als in Duitsland.
In Nederland werden in 1960 onder de naam ‘N.V. Algemeene Confectiehandel van C&A Brenninkmeijer 27 nieuwe vestigingen geopend. En in het begin van de jaren '70 zijn dit 68 vestigingen, inclusief 20 Voss-zaken die C&A heeft overgenomen. Waarschijnlijk was C&A Nederland ook de marktleider, maar dit is niet zeker doordat er nooit cijfers van de C&A getoond zijn.
In de VS hadden de Brenninkmeijers in 1963 het grote confectiebedrijf van Nathan Ohrbach overgenomen, waarmee de lang gekoesterde wens van de familie om vaste voet op het Amerikaanse continent te krijgen, in vervulling was gegaan. Dit was het begin van een nog verdere uitbreiding. In de erop volgende jaren werden er ook C&A-ondernemingen gesticht in België, Luxemburg, Frankrijk, Zwitserland, Spanje, Oostenrijk, Brazilië en Japan.
De jaren na de oorlog waren gouden tijden voor C&A. De mensen hadden niet erg veel geld en konden dus goedkoop hun kleding kopen bij de C&A kopen. De meeste mensen hadden geen goede kleding meer na de oorlog en er moesten dus nieuwe kleren gekocht worden
Wat is de huidige situatie van C&A?
Vanaf eind jaren '50 begonnen mensen steeds meer vrije tijd te krijgen door kortere werkweken. De mensen wilden dus ook vrijetijdskleding hebben. De Brenninkmeijers voelden dit ook aan en sprongen hierop in door in de winkels aparte afdelingen in te richtten, de zogenaamde ‘shops in the shop'.
Een andere succesvolle ‘inhaker' was een succes voor de jongeren met de merknaam Twennie. Uit dit merk is later het succesvolle merk Clockhouse ontstaan.
C&A gaat ook mee met anderen door de ‘eigen merken', maar omdat C&A het wel goedkoop wil houden en niet zoals de andere merken, ontwikkeld C&A zijn eigen merken zoals Jeans met het merk Jinglers, daar was ook een speciale slagzin voor : C&A heeft geen Jeans, Vraag naar Jinglers!
En het aantal baby- en kinderkledingmerken werd ook uitgebreid met namen als: Baby-club, Palomino en Club 15. En voor volwassenen merken als Ecco, Yessica, Westbury, Rodeo en Your sixth Sense.
In de jaren '70 en '80 nam ondanks een voortdurende uitbreiding van het filialenbestand het aantal vaste werknemers niet toe. Dit komt doordat er steeds minder mensen in een winkel nodig waren door het zelfbedieningssysteem. Hun taken werden ook verminderd ze mochten alleen de klanten aanspreken als zij iets vroegen of als het leek alsof ze hulp nodig hadden.
Conclusie
De C&A is in die anderhalve eeuw behoorlijk veranderd en is uitgegroeid tot een enorm bedrijf dat zich over de hele wereld heeft verspreid. Zelf dacht ik dat C&A alleen maar in Nederland bestond, maar dat blijkt dus niet zo te zijn. Ik vond het wel leuk om dit werkstuk te maken, maar vond het lastig om alle feiten van openingen en uitbreidingen netjes en duidelijk op een rijtje te zetten.
Ik vond het ook moeilijk om informatie te vinden over de laatste subvraag hoe de situatie van de C&A er nu uitziet.
Bronnen
Ik heb voor dit werkstuk twee geschreven bronnen gebruikt namelijk:
- Spiegel historial Nr. 7/8 jaar 1989
- Honderd jaar Grootwinkelbedrijf in Nederland. Door Roger Miellet. ISBN: 90-72211-60-x
REACTIES
1 seconde geleden
A.
A.
mag ika.u..b wat vragen? weet je ook hoeveel artikelen c&a ongeveer in het assortiment heeft :)
,alvast bedankt ahmet :)
14 jaar geleden
Antwoorden