Willem Drees

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 4e klas vwo | 5374 woorden
  • 25 mei 2006
  • 52 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
52 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Willem Drees (1886 – 1988)
Willem Drees
Onderzoeksdoel van het werkstuk

Zoals eerder gezegd lijkt Willem Drees ons een interessante man om een werkstuk over te maken. Maar wat is precies het doel van ons werkstuk? Wat willen we leren?
We weten inmiddels dat er ongelofelijk veel over hem valt te vertellen. Ten eerste willen we er graag achter komen wat hij precies voor Nederland heeft betekend en hoe hij heeft gehandeld bij bepaalde belangrijke politieke kwesties.
Ten tweede willen we weten hoe het allemaal gegaan is met de voorloper van de AOW, ‘De Noodwet Ouderdomsvoorziening’, want als je aan Drees denkt, denk je aan deze wet. Wat hield deze wet in, hoe ontstond het idee ervan en hoe kwam het dat deze een succes werd?
Ten slotte willen we graag weten hoe deze man het voor elkaar heeft gekregen, in vier kabinetten een zeer belangrijke rol vervuld te hebben. Hoe kwam het dat hij zo geliefd was, hoe kwam het dat het succes en de stemmen hem zolang zo goedgezind bleven? Er zijn niet veel mensen geweest die hem dit hebben nagedaan, hoe graag ze dit ook hadden gewild.

Biografie

Het leven voordat hij de politiek inging

Willem Drees werd geboren in Amsterdam op 5 juli als zoon van Johannes Michiel Drees en Anna Sophia van Dobbenburgh. Hij werd Nederlands-hervormd opgevoed, hoewel hij zich later in zijn politiek handelen niet liet leiden door zijn geloof. Zijn vader was bankbediende bij de Twentsche Bank en overleed toen Willem Drees vijf jaar was.
In 1903 deed Drees eindexamen aan de Openbare Handelsschool te Amsterdam. In 1910 trouwde hij met Catharina Hent. Zij kregen twee zoons en twee dochters, van wie één dochter jong is gestorven. De zoon van Willem Drees, Willem Drees jr. werd ook politiek actief. Hij was minister, Tweede-Kamerlid en lid van de Rekenkamer.
Drees volgde de driejarige HBS, namelijk de Tweede driejarige HBS voor Jongens, aan de Marnixstraat te Amsterdam, van 1898 tot 1901. Daarna volgde hij Handelsonderwijs aan de Eerste Openbare Handelsschool, aan het Raamplein te Amsterdam, van 1901 tot 1903. In 1904 legde hij het praktijkdiploma boekhouden af en in 1909 kreeg hij een diploma M.O. Staathuishoudkunde en Statistiek.
Drees werd fel aanhanger van de sociaal-democratie nadat hij in december 1902 in Amsterdam de viering van de verkiezingsoverwinning van Troelstra in het district Amsterdam III had bijgewoond.
Loopbaan
Drees was tot 1906 net als zijn vader werkzaam bij de Twentsche Bank te Amsterdam. Hij werd daarna stenograaf bij de Gemeenteraad van Amsterdam en vanaf 1907 tot 1919 bij de Staten-Generaal.
In 1904 werd hij lid van de Sociaal-democratische Arbeiderspartij die in 1946 op zou gaan in de Partij van de Arbeid. Van 1910 tot 1931 was hij voorzitter van de SDAP, afdeling Den Haag. Van 1913 tot 1941 was hij lid van de gemeenteraad van Den Haag. In die periode was hij van 1919 tot 1931 wethouder van Sociale Zaken en tot 1933 wethouder van Financiën en Openbare Werken.
Van 1919 tot 1941 was hij ook lid van Provinciale Staten van Zuid-Holland en van 1927 tot 1946 lid van het partijbestuur van de SDAP. Van 1933 tot mei 1940 was hij lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor de SDAP. Vanaf 1939, toen de sociaal-democraten voor het eerst in de regering kwamen, was Drees fractievoorzitter. In de crisis van de jaren 30 van de twintigste eeuw werkte Drees mee aan het ‘Plan van de Arbeid’, een plan, grotendeels opgesteld door Hein Vos en Jan Tinbergen, om de stagnerende economie door overheidsstimulering en vraagvergroting weer vlot te trekken.
Hij was tijdens de Tweede Wereldoorlog gijzelaar in Buchenwald van 1940 tot 1941. Van 1944 tot 1945 was hij lid van het College van vertrouwensmannen, dat het formele gezag in bevrijd Nederland zou uitoefenen tot de terugkeer van de regering.
Van 24 juni 1945 tot 7 augustus 1948 was Drees minister van Sociale Zaken in het Kabinet Schermerhorn-Drees en in het Eerste Kabinet-Beel.
Van 7 augustus 1948 tot 22 december 1958 was hij minister-president, minister van Algemene Zaken, in vier achtereenvolgende kabinetten die zijn naam dragen. Op 22 december 1958 werd hij benoemd tot Minister van Staat.
Drees ontving eredoctoraten van de Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam op 8 november 1948 en van de Universiteit van Maryland (VS) in 1952.
Op 24 mei 1971 zegde Drees zijn lidmaatschap van de PvdA op. Dit omdat de polarisatietactiek (de tegenstellingen benadrukken) bij de PvdA ging overheersen en de PvdA met D'66 en de Politieke Partij Radicalen (PPR) gesprekken aanging over de vorming van een Progressieve Volkspartij, die niet langer socialistisch zou heten. Hij vond het mooi geweest, de maat was vol.
Zo schreef hij in de langverwachte brief 'Na lange innerlijke tweestrijd ben ik tenslotte tot de overtuiging gekomen, dat ik, gegeven mijn kijk op de ontwikkeling van de Partij van de Arbeid, niet juist zou handelen door lid te blijven. Ik moet u dan ook helaas verzoeken mij als zodanig af te voeren. Mijn vrouw, C. Drees-Hent, sluit zich hierbij aan.’ Het ging allemaal in goede harmonie. Er was geen sprake van onenigheid. Als reactie op de brief van Drees schreef het partijbestuur in een brief terug: 'Nu u definitief heeft besloten de partij te verlaten, willen wij ook langs deze weg nog eens herhalen dat wij u dankbaar zijn voor het vele dat u vóór en na de oorlog aan de politieke ontwikkeling heeft bijgedragen en dat wij uw betekenis voor de Partij van de Arbeid blijvend zullen respecteren.'
Het leven na de politiek
Willem Drees overleed op 14 mei 1988 te Den Haag. Hij is 101 jaar oud geworden. Hij was geheelonthouder en volgde een sobere levensstijl. Ter gelegenheid van zijn honderdste verjaardag gaf de PTT een postzegel uit. Op 4 juli 1986 vond de onthulling plaats van een gedenksteen in zijn geboortehuis aan het Haarlemmerplein in Amsterdam. Na zijn overlijden werd op 25 mei 1988 in de Tweede Kamer een speciale herdenking aan hem gewijd, waarbij de ministers van staat, oud-bewindslieden uit de kabinetten Drees, de oud-ministerpresidenten De Jong en Biesheuvel en enkele tijdgenoten van Drees aanwezig waren. In Den Haag staat vlakbij het gebouw van de Tweede Kamer een monument te zijner nagedachtenis (dit monument stond vroeger dichtbij het stadhuis aan de Groenmarkt).
Historische inleiding

Willem Drees is actief geweest in zes kabinetten van 1945 tot 1958 en was minister-president in maarliefst vier van deze. We behandelen ieder per kabinet de samenstelling en wat er speelde in die tijd.

Kabinet Schermerhorn - Drees (1945 – 1946)
Het Kabinet Schermerhorn - Drees was het eerste Nederlands kabinet na de Tweede Wereldoorlog van 24 juni 1945 tot 3 juli 1946. Wim Schermerhorn was minister-president in dit kabinet. Willem Drees bekleedde in dit kabinet de rol van Minister van Sociale zaken namens de SDAP.
Het kabinet was een coalitie van de volgende partijen:
 Rooms Katholieke Staatspartij (RKSP)
 Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP)
 Vrijzinnig Democratische Bond (VDB)
Noodkabinet
Ruim een maand na de bevrijding benoemde Koningin Wilhelmina dit eerste naoorlogse kabinet. Ze wilde dat een kabinet werd gevormd van personen die tijdens de oorlog in Nederland waren gebleven. Dit kabinet moest volgens haar bestaan uit leiders van het verzet en zij die politieke en maatschappelijke vernieuwing wilden. Het was een 'koninklijk' kabinet en werd ook wel een 'noodkabinet' genoemd, dat orde op zaken moest stellen na de Duitse bezetting, voor het economische herstel moest zorgen en verkiezingen moest voorbereiden. De koningin verzocht hen letterlijk ‘een nationaal kabinet voor herstel en vernieuwing te vormen’.
Wederopbouw
Het kabinet moest het economische leven (landbouw, nijverheid, handel) en de infrastructuur (spoorwegen, dijken, wegen, havens) weer op orde brengen na de vele verwoestingen ten gevolge van de oorlog. Verder moest het bestuur (gemeenteraden, provincies) worden hersteld en als het nodig was vernieuwd.
Zuiveringsbesluit
Koningin Wilhelmina had in 1941 beloofd dat voor landverraders in een bevrijd Nederland geen plaats meer zou zijn. Het kabinet nam de verantwoordelijkheid op zich voor het organiseren van zuivering en berechting van de 'foute' Nederlanders. Na de bevrijding werden binnen een halfjaar meer dan honderdduizend verdachten opgepakt. De toestand in de kampen was ellendig. Sommige gevangenen stierven onder verdachte omstandigheden. Berechting was gecompliceerd, niet alleen door het grote aantal misdadigers maar ook door de aard van hun misdrijf. De echte misdadigers werden door de bijzondere gerechtshoven snel veroordeeld. In totaal spraken de hoven 141 doodvonnissen uit, waarvan er veertig werden voltrokken. Maar de grootste groep heeft de rechtzaal nooit gezien. Velen werden vrijgelaten en naar huis gestuurd. Voor de categorie van meelopers, zittenblijvers en profiteurs werd het zuiveringsbesluit opgesteld.
Tientje van Lieftinck
De voedselvoorziening moest ook weer op gang worden gebracht. Vanwege de aanwezigheid van veel zwart geld vond een geldzuivering plaats via het zogenaamde 'tientje van Lieftinck'. Dit hield in dat alle Nederlanders tien gulden kregen. In de week waarin alle oude bankbiljetten en munten moesten worden ingeleverd - om vervolgens te worden geruild voor nieuw geld - moest men rondkomen van deze tien gulden.
Ook het culturele leven (pers, omroep) werd weer genormaliseerd.
Indonesië Kwestie
Tot augustus 1945 vroeg de strijd in het Verre Oosten tegen Japan nog de nodige aandacht. Nederland was daarbij nauw betrokken in verband met het toenmalige overzeese gebiedsdeel Nederlands-Indië. Daarna werd het kabinet geconfronteerd met het eenzijdig uitroepen van de onafhankelijkheid door de Republiek Indonesia.
Reden ontslagaanvraag
Nadat in mei 1946 de Tweede Kamerverkiezingen hadden plaatsgevonden, vroeg het kabinet ontslag. Na de vorming van het Kabinet Beel I, dat op steun van een meerderheid van de Tweede Kamer kon rekenen, verleende de Koningin dat ontslag.
Kabinet Beel I (1946 – 1948)

Het Kabinet Beel I kwam tot stand na de eerste naoorlogse verkiezingen en was het Nederlandse kabinet van 3 juli 1946 tot 7 juli 1948. Louis Beel was minister-president en Willem Drees bekleedde in dit kabinet, net als in het vorige, de rol van Minister van Sociale zaken namens de PvdA. De Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU) waren samen in deze partij opgegaan.

Het kabinet was een coalitie van de volgende partijen:
 Katholieke Volks Partij (KVP)
 Partij van de Arbeid (PvdA)
De wederopbouw van Nederland na de Duitse bezetting werd door dit kabinet voortgezet. De onderhandelingen over een Nederlands-Indonesische Unie en de daaruit voortvloeiende onrust in Nederlands-Indië vroegen de nodige aandacht.
Noodwet Ouderdomsvoorziening
Sinds 1913 ontving de Nederlandse bejaarde na zijn zeventigste verjaardag een staatspensioen van twee gulden per week. ‘Toch was ook dat reeds een bron van vreugde voor veel ouden van dagen’, schreef Willem Drees. Willem Drees verbond zijn naam aan de Noodwet Ouderdomsvoorziening die op 1 oktober 1917 in werking trad. Iedere Nederlander van 65 jaar en ouder kon nu in aanmerking komen voor een toelage van Rijkswege van minimaal 432 gulden per jaar. De ‘heel bescheiden sobere regeling’ zoals Drees het noemde, was gebaseerd op premieheffing en de solidariteit van werkenden met niet-werkenden.
Indonesië kwestie
In 1947 besloot het kabinet tot een militaire actie tegen de Republiek Indonesië, de eerste politionele actie. Nederland verweet de Republiek de uitvoering van het Akkoord van Linggadjati te frustreren. Na ingrijpen van de Verenigde Naties werd de actie beëindigd en het overleg hervat.
Benelux
Op 1 januari 1948 vormden Nederland, België en Luxemburg de Benelux. Invoerrechten tussen de landen onderling werden afgeschaft. De landen kwamen verder overeen een en hetzelfde tarief voor buitenlandse invoer te hanteren. Met Frankrijk en Groot-Brittannië werd in hetzelfde jaar nog de West-Europese Unie gevormd, waarvan de leden in geval van een buitenlandse aanval (lees: Duitse aanval) elkaar te hulp kwamen.
Reden ontslagaanvraag
Het kabinet trad af na de verkiezingen van 1948. Deze waren nodig voor een grondwetswijziging in verband met de onafhankelijkheid van Indonesië.
Het Indonesische conflict bleef zich voortslepen gedurende deze kabinetsperiode.
Kabinet Drees I (1948 – 1951)

Het Kabinet Drees I, ook wel Kabinet Drees - Van Schaik genoemd, was het Nederlandse kabinet van 7 augustus 1948 tot 15 maart 1951. Willem Drees was minister-president en minister van Algemene zaken namens de PvdA.

Achterste rij v.l.n.r.: Lieftinck, Wijers, In 't Veld, Joekes, Mansholt, Van den Brink, Van Maarseveen, Prinsen (secretaris), Götzen, notulist. Voorste rij v.l.n.r.: Schokking, Stikker, Van Schaik, Drees, Rutten, Sassen.
Het kabinet was een coalitie van de volgende partijen:
 Katholieke Volks Partij (KVP)
 Partij van de Arbeid (PvdA)
 Christelijk Historische Unie (CHU)
 Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD)
Brede basis
Dit kabinet moest 'brede basis' hebben om Grondwetsherziening mogelijk te maken. Dat was belangrijk vanwege de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië, die uiteindelijk in december 1949 na veel strijd tot stand kwam.
Marshallplan
Op 5 juni 1947 schetste de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, George C. Marshall, een ontwerp voor veelomvattende hulp aan het maar moeilijk op gang komende Europa. De ‘Marshallhulp’ werd in de vorm van kredieten verstrekt. Het door de Amerikanen bevrijde deel van Europa kon met leningen goederen aanschaffen. Nederland kreeg relatief het hoogste krediet, men zegt dat dit kwam door de spaarzaamheid van minister-president Willem Drees. ‘Een land met zo’n zuinige premier is onze hulp ten volle waard’, zo zouden de Amerikanen hebben geredeneerd. Op 26 april 1948 begroette Rotterdam met vuurwerk de eerste Marshallhulp: 4000 ton tarwe aan boord van de schip de ‘Noordam’.
Aftreding Wilhelmina
Op 4 september 1948 deed Koningin Wilhelmina afstand van de troon ten gunste van haar dochter, prinses Juliana. Enkele dagen voor haar aftreden had ze nog gezegd dat ‘voor velen de werkelijkheid na de bevrijding een teleurstelling is geworden’. Dat gold ook voor zichzelf. De nieuwe vorstin zei over haar taak ‘zó zwaar, maar ook zó mooi, dat alleen maar kan zeggen: wie ben ik, dat ik dit doen mag.’
Indonesië Kwestie
In december 1948 hervatte Nederland de gewapende strijd in Indonesië. Maar onder internationale druk, vooral van de Verenigde Staten, moesten onderhandelingen worden gestart, die op 27 december 1949 hebben geleid tot de Soevereiniteitsoverdracht.
NAVO
In 1949 trad Nederland toe tot de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO). Voor de NAVO-partners (de VS, Canada en West-Europa van IJsland tot Portugal) was de angst voor het communistische gevaar de hoofdreden. Nederland beschouwde de NAVO, in de woorden van de Troonrede, als ‘Een waarborg voor eigen veiligheid’.
Verder kwamen enkele grenscorrecties met Duitsland tot stand.
Korea Oorlog
In 1950 was er als gevolg van de Korea-oorlog een tijdelijke economische inzinking.
Nieuw-Guinea
Het regeringsbeleid over Nieuw-Guinea leidde in 1951 tot een Nederlandse kabinetscrisis. Op 23 januari 1951 viel het Kabinet Drees - Van Schaik, nadat de VVD-fractie met een motie van wantrouwen was gekomen, die was gericht tegen het regeringsbeleid over Nieuw-Guinea. Het feit dat de VVD die motie steunde, was voor VVD-minister Stikker reden om zijn ontslag aan te bieden, en dat leidde tot een kabinetscrisis.
Reden ontslagaanvraag
De VVD verweet haar eigen minister Stikker dat hij zich in het kabinet niet had verzet tegen het voorstel van minister Van Maarseveen om de soevereiniteit over Nieuw-Guinea over te dragen aan de Nederlands-Indonesische Unie.
Kabinet Drees II (1951 – 1952)

Het Kabinet Drees II, ook wel Kabinet Drees I genoemd, was het Nederlandse kabinet van 15 maart 1951 tot 2 september 1952. Willem Drees was minister-president en minister van Algemene zaken namens de PvdA. Tijdens het dit kabinet was Drees van 1 juli 1952 tot 2 september 1952 plaatsvervangend minister van Financiën. Hij nam de functie over van de heer Lieftinck. Lieftinck aanvaarde tijdens dit kabinet een functie als 'special representative' van de wereldbank in Washington. Kabinet Drees II was een voorzetting van het eerste Kabinet Drees, met dezelfde steun van de Tweede Kamer. Er verschenen op een paar departementen nieuwe gezichten en de CHU kreeg één ministerspost extra.

Achterste rij v.l.n.r.: Wemmers, Joekes, Van Maarseveen, Albregts, Mulderije, Teulings, Rutten. Voorste rij v.l.n.r: Stikker, Van den Brink, Staf, In 't Veld, Lieftinck, Drees en formateur Romme.

Het kabinet was een coalitie van de volgende partijen:
 Partij van de Arbeid (PvdA)
 Katholieke Volks Partij (KVP)
 Christelijk Historische Unie (CHU)
 Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD)

Nieuw Guinea
De kwestie waardoor het eerste Kabinet Drees viel, de positie van Nieuw-Guinea in de Nederlands-Indonesische Unie, werd in de 'ijskast' gezet. Het kabinet richtte zich vooral op het te voeren financieel-economische beleid.
Korea-crisis
Nederlandse militairen namen in VN-verband deel aan de strijd tussen Noord- en Zuid-Korea. De Korea-crisis leidt tot een lichte economische recessie.
Werkloosheidswet
Op het gebied van sociale zorg komt onder andere de Werkloosheidswet tot stand. Deze wet garandeerde Nederlandse werklozen een uitkering. Wie werkloos was kon voor financiële ondersteuning op deze sociale verzekering een beroep doen.
Ook kwam er een nieuwe Winkelsluitingswet. Deze wet bepaalde wanneer en hoelang de winkels open mochten zijn.
Eerste tv-uitzending
Op 2 oktober 1951 vond de eerste officiële tv-uitzending plaats. Minister Cals van cultuur sprak in een toespraak zijn wens uit: ‘Dat dit medium onder Gods onmisbare zegen voor het culturele leven van ons volk een belangrijke bijdrage mag leveren’. Op het moment van deze eerste officiële tv-uitzending waren er in Nederland 500 tv-toestellen aanwezig.
Het kabinet hield het vol tot het einde van de parlementaire periode.
Hoewel de KVP en de PvdA samen al de meerderheid hadden in de Tweede Kamer, werd toch een kabinet gevormd met de VVD en de CHU erbij. Gezien de problemen, met betrekking tot Indonesië en de stijgende prijzen, die het kabinet boven het hoofd hingen, werd dit verstandig geacht.
Kabinet Drees III (1952 – 1956)

Het Kabinet Drees III, ook wel Kabinet Drees II genoemd, was het Nederlandse kabinet van 2 september 1952 tot 13 oktober 1956. Willem Drees was minister-president en minister van Algemene zaken namens de PvdA. Het Kabinet Drees III had twee ministers voor Buitenlandse Zaken. Dit was omdat een paar partijen geen katholiek wilden op die post, omdat alle andere landen van de Europese Gemeenschap op dat moment ook een katholieke minister van buitenlandse zaken hadden. Hierom werd gekozen voor een constructie met twee ministers: de partijloze liberaal Jan Willem Beyen en de KVP politicus Joseph Luns. De beide ministers konden niet goed met elkaar overweg, en de constructie met twee ministers op deze post werd na 1956 dan ook niet voortgezet.

Achterste rij v.l.n.r.: Witte, Suurhoff, Van de Kieft, Staf, Donker, Mansholt, Algera, Kernkamp, De Bruijn, Zijlstra. Voorste rij v.l.n.r.: Luns, Beyen, Beel, Drees, Middelburg (secretaris), Cals.
Het kabinet was een coalitie van de volgende partijen:
 Katholieke Volks Partij (KVP)
 Partij van de Arbeid (PvdA)
 Anti Revolutionaire Partij (ARP)
 Christelijk Historische Unie (CHU)
Sociale zekerheid
Dit was het derde naoorlogse kabinet op brede basis. Het economische herstel zette geleidelijk door, waardoor de inkomens konden stijgen. Er kon verder werd doorgegaan met de opbouw van de sociale zekerheid. In 1956 kwam de AOW tot stand.
Wederopbouw
De wederopbouw werd voortgezet. Onder minister Witte, Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting, werd een uitgebreid bouwprogramma gerealiseerd (80.000 woningen per jaar).
Waternoodramp
Op 1 februari 1953 vonden grote overstromingen plaats in Zuid-Holland, Zeeland en Noord-Brabant, omdat door een combinatie van storm en springvloed de dijken het op veel plaatsen begaven (De Watersnoodramp). Ongeveer 141.000 hectare land werd overstroomd. Ruim 1800 mensen verdronken. De totale schade bedroeg 503 miljoen gulden (5% van het nationaal inkomen).
De schade van de watersnood kon vrijwel probleemloos worden opgevangen. Minister Algera kwam met een Noodwet dijkherstel en gaf de opdracht tot het maken van een Deltaplan voor betere bescherming van Zuidwest Nederland.
Mensenrechten
Op het gebied van mensenrechten werd in 1954 het in Rome ondertekende 'Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens' bij wet goedgekeurd.
Mandement
In 1954 werd door de bisschoppen het mandement ‘De katholiek in het openbare leven van deze tijd’ uitgebracht waarin katholieken werd ontraden lid te blijven van de PvdA. Dit zorgde wel voor onrust, maar leidde niet tot een breuk tussen KVP en PvdA. De katholieken in de PvdA besloten uiteindelijk de aansporing van de bisschoppen niet te volgen.
Statuut voor het Koninkrijk
Met de totstandkoming van het ‘Statuut voor het Koninkrijk’ in 1954 werden Suriname en de Nederlandse Antillen zelfstandige onderdelen van het Koninkrijk met een elk een eigen regering. Het Statuut werd op 29 december 1954 afgekondigd.
Ruilverkavelingwet
In 1954 nam de regering de Ruilverkavelingwet aan, waarmee een grote verandering van het plattelandsbeeld in Nederland begon. Land werd door regionale commissies onteigend en uitgeruild. Onregelmatige akkertjes tussen kronkelsloten maakten plaats voor grote, aaneengesloten percelen tussen rechthoekige afwateringen en bij voorkeur lange, kaarsrechte wegen ernaast.
Ontwerp Huurwet
Op 17 mei 1955 ontstond een crisis, toen de Tweede Kamer het ‘Ontwerp Huurwet’ verwierp. De PvdA stemde daarbij met de oppositie, de ARP'er Gerbrandy en het CHU lid Schmal tegen. Na bemiddeling door PvdA-fractievoorzitter Burger werd een compromis gevonden en kwam het kabinet op 2 juni 1955 terug op de ontslagaanvraag.
Indonesië Kwestie
Op 15 februari 1956 kwam er officieel een einde aan de Nederlands Indonesische Unie. De relaties met de voormalige kolonie verslechterden duidelijk.
Het kabinet hield het vol tot het einde van de parlementaire periode.
Tijdens deze kabinetsperiode werd hard gewerkt aan de wederopbouw van Nederland.
Kabinet Drees IV (1956 – 1958)

Het Kabinet Drees IV, ook wel Kabinet Drees III genoemd was het Nederlandse kabinet van 13 oktober 1956 tot 22 december 1958. Willem Drees was minister-president en minister van Algemene zaken namens de PvdA.

Het kabinet was een coalitie van de volgende partijen:
 Partij van de Arbeid (PvdA)
 Katholieke Volks Partij (KVP)
 Anti Revolutionaire Partij (ARP)
 Christelijk Historische Unie (CHU)
Dit kabinet was voorlopig het laatste met een rooms-rode samenwerking. De kabinetsperiode kenmerkte zich door onafgebroken oplopende spanningen tussen KVP en PvdA.
Matiging uitgaven overheid
Als gevolg van belangrijke loonstijgingen en belastingverlagingen was er overbesteding ontstaan en dreigde de export in gevaar te komen. Door de bestedingsbeperking moest er niet meer worden uitgegeven dan dat er inkomsten waren. Zowel de inkomens van de burgers als de uitgaven van de overheid werden gematigd.
Nieuw-Guinea
Vooral de positie van Nieuw-Guinea leidde tot spanningen met Indonesië. Nieuw-Guinea stopte in 1957 met het aflossen van de schulden aan en riep de onafhankelijkheid uit. Nederlanders moesten Indonesië verlaten.
Hongaarse opstand
Internationale spanningen speelden een belangrijke rol in deze kabinetsperiode. Eind 1956 leidde de opstand in Hongarije tot monetaire en economische problemen.
De onderdrukking van de Hongaarse opstand door Sovjettroepen riepen in Nederland heftige reacties op en leidden tot plundering van communistische instellingen. Er werden enkele duizenden Hongaarse vluchtelingen opgenomen.
Greet Hofmansaffaire
Tijdens de kabinetsformatie bereikte de Greet Hofmansaffaire een hoogtepunt. Hofmans was een vrouw die zei dat ze over bijzondere krachten beschikte. Zij zou een invloed gekregen te hebben aan het hof, en via de koningin op de Nederlandse Politiek.
Een commissie van drie wijze mannen wist een crisis aan het Hof te voorkomen, doordat de gebedsgenezers Greet Hofmans van Soestdijk verdween en de hofhouding wordt gereorganiseerd.
AOW
De invoering van de AOW vond plaats per 1 januari 1957, ter vervanging van de Noodwet-Drees uit 1947. De wet regelde het collectieve basispensioen in Nederland. De AOW was een collectief basispensioen, beschikbaar voor elke Nederlander vanaf 65 jaar. De AOW was niet inkomensonafhankelijk, maar wel afhankelijk van het aantal jaren dat iemand in Nederland had gewoond. De AOW werd betaald door werkende Nederlanders via het omslagstelsel.
Reden ontslagaanvraag
De Tweede Kamer nam op 11 december 1958 een amendement aan over de werkingsduur van het wetsontwerp tot verlenging van de tijdelijke verhoging van enige directe belastingen. Het kabinet bood op 12 december 1958 zijn ontslag aan.
Na een lange formatieperiode kwam er een nieuw kabinet. Nou ja, nieuw? De tekenaar meent dat er niet zoveel nieuw is. Slechts vier nieuwe ministers t.o.v. het vorige kabinet; de tekenaar lijkt te willen zeggen dat een zo lange formatie dan ook niet nodig was geweest.
Verdieping belangrijkste politieke kwesties
Marshallplan
Om Nederland weer op te bouwen boden de Verenigde Staten de landen in Europa het Europese Herstel-Programma (European Recovery Program; afk.: ERP), oftewel het Marshallplan. Dit plan hield in dat de West-Europese landen economisch werden versterkt, zodat zij minder vatbaar werden voor de invloed van het communisme. Deze invloed groeide, volgens de Amerikaanse regering, door armoede en gebrek aan geld. De initiatiefnemer was George Catlett Marshall, minister van buitenlandse zaken van de VS. Het Marshallplan werd economisch gezien een groot succes. Door veel geld van de VS groeide de westerse economie heel erg snel.
Aan de hulpverlening waren voorwaarden verbonden, o.a. dat de Europese landen zoveel mogelijk zaken op orde zouden stellen en dat zij een op economisch gebied zouden gaan samenwerken. Dit geld werd vooral gebruikt voor de Nederlandse reïndustrialisatie, het oplossen van de woningnood, het bevorderen van de Nederlandse export, de modernisering, het ordenen van de landbouw en het economische leven, het herstellen van de betalingsbalans, de overheidsfinanciën in orde maken en het stimuleren van de emigratie.
De Indonesië kwestie
Een van de koloniën van Nederland was Nederlands-Indië. Toen in 1940 de Tweede Wereldoorlog uitbrak werd de relatie tussen Nederland en Nederlands-Indië een nogal gevoelige situatie, want de Duitsers hadden Nederland bezet. In januari 1942 vielen de Japanners Nederlands-Indië aan, om de olievelden op Borneo te verkrijgen. Nederland moest wel een vloot sturen om de Japanners weg te drijven uit Nederlands-Indië. Nadat de geallieerden verloren bij Slag in de Javazee van 27 februari konden de Japanners zonder veel problemen in de nacht van 28 februari op 1 maart 1942 op Java landen. Op 8 maart capituleerde het Nederlands-Indische leger. De Japanse bezetting zorgde voor economische ellende, hongersnood en zeker 16% van de Nederlandse immigranten in Nederlands-Indië overleefden de Japanse bezetting niet.
Door de bezetting ontstond er een nationalistische beweging onder de Indiërs: de Permoeda’s genoemd. Toen Japan op 15 augustus 1945 capituleerde was Nederlands-Indië nog niet duidelijk onafhankelijk, daar gingen de Permoeda’s zich tegen verzetten. Het gevolg was dat op 17 augustus 1945 de Indonesische revolutie begon, die gericht was tegen de koloniale overheersers en de traditionele inheemse elite die met de Nederlanders had samengewerkt. De Nederlandse regering begon zich weer te bemoeien met Nederlands-Indië en politicus van Mook wilde de Verenigde Staten van Indonesië creëren, bestaande uit: Republiek Indonesië, Borneo en Oost-Indonesië, die hecht met Nederland verbonden moest worden in een Nederlands-Indonesische Unie.
Deze voorstellen leiden uiteindelijk tot het akkoord van Linggadjati: Vanaf 1949 zou Nederlands-Indië een soeverein Verenigde Staten van Indonesië vormen. De Indonesiërs zagen dit als de eerste stap naar onafhankelijkheid, maar de Nederlanders wilden dat deze Staten onder een Nederlands gezag zouden komen te staan: een Nederlands-Indonesische Unie. Het gevolg was de Nederlands-Indische Oorlog die van 20 juli 1947 tot 5 augustus 1947 duurde. De militaire doelen van de actie, het bezetten van de economisch waardevolle gebieden op Java en Sumatra, waren al snel bereikt. De politieke schade voor Nederland was echter groot, vooral omdat de Verenigde Naties besloten zich met het conflict te gaan bemoeien.
Eind augustus 1947 werd ‘de Commissie van Goede Diensten’ (bestaande uit vertegenwoordigers van De Verenigde Staten, Australië en België) naar het gebied gezonden. Deze commissie zorgde voor de Reveilleovereenkomst: Nederland mocht de bezette gebieden op Java en Sumatra houden en Indonesië kreeg internationaal aanzien. In Nederland waren er echter nieuwe mensen aan de macht gekomen. daardoor werd er op19 december 1948 de Tweede Nederlands-Indonesische Oorlog gehouden, met het doel Indonesië van de kaart te vegen.
Deze oorlog mislukte volkomen voor Nederland: de Veiligheidsraad eiste een onmiddellijk staakt-het-vuren en vanaf 1 januari 1950 het overdragen van de soevereiniteit aan de Verenigde Staten van Indonesië, er waren geen Indonesiërs meer bereid om samen met de Nederlanders te vechten en het Nederlandse leger was niet opgewassen tegen het Indische leger. Op 7 mei 1949 kwam er een Nederlandse delegatie onder leiding van J.H. van Roijen en een Republikeinse afvaardiging onder leiding van Mohammed Roem om de kwestie te bespreken met Den Haag in een Rondetafelconferentie. Hierin werd besloten dat de Verenigde Staten van Indonesië onafhankelijk moest worden, de nieuwe natie werd met Nederland in een voornamelijk symbolische Unie verbonden. Over Nieuw-Guinea werden de partijen het oneens, hierover werd pas een besluit genomen in 1962, toen gaf Nederland het bestuur aan de Verenigde Naties.
Drees was belangrijk in deze kwestie omdat:
 Hij in januari 1949 een bezoek aan Nederlands-Indië bracht voor overleg met onder meer Beel, Spoor, Sjahrir en sultan Hamid II. Dit bezoek leverde echter geen resultaten op.
 Hij lid was van de Ronde Tafel Conferentie, die voor samenwerking zorgde tussen de Nederlandse regering, vertegenwoordigers van de Republiek Indonesië en Federale afgevaardigden.
 Ook tussen 1949 en 1951 bleef de Indonesische kwestie, met name door de positie van Nieuw-Guinea, een belangrijke rol spelen.
De opbouw van de sociale welvaartsstaat
Een belangrijk punt tijdens het kabinetsbeleid van Drees was de opbouw van de sociale welvaartsstaat in 1947. De zwakkeren in de samenleving kregen een uitkering, zoals de Werkloosheidswet, de Algemene Ouderdomswet (Noodvoorziening Ouden van Dagen) en de Algemene Weduwen- en wezenwet. De economie onder Drees’ bewind groeide sterk en er werd een krachtig industrialisatie beleid uitgevoerd. Dit financiële beleid werd gekenmerkt dat het behoorlijk sober was (vooral onder Lieftinck, de toenmalige minister van economische zaken). Maar in toen in 1957 de economie overspannen raakte, besloot kabinet Drees dat de verzorgingsstaat wel erg duur was en er werd besloten dat er bezuinigd moest worden.
Noodvoorziening Ouden van Dagen
Drees bracht samen met de toenmalige minister van sociale zaken, minister Suurhoff, in 1956 de Noodvoorziening Ouden van Dagen tot stand. Op 1 oktober 1947 werd de Noodvoorzieningwet ingevoerd. Het hield in dat de 65+’ers een uitkering kregen, zodat er een kleiner afstand was tussen de armen (65+) en rijken in de samenleving. Deze noodvoorziening was een voorloper van de AOW-uitkering van nu. Nadat de Tweede Kamer de wet op 1 oktober 1947 had aangenomen en de Eerste Kamer op 21 mei, had de Algemene Bond Drees benoemd tot ‘Vader der Ouden Dagen’. In de volksmond werd Drees ook wel bekend als ‘Vadertje Drees’. Drees werd overstroomd met dankbetuigingen; de stroom brieven en kaarten van dankbare bejaarden en kinderen van bejaarde ouders zou nog jaren aanhouden. In de Tweede Kamer werd zelfs gesproken om de wet ‘De Wet van Drees’ te noemen.
Nadat Drees deze wet had ingevoerd werd hij razend populair; uit een onderzoek van het NIPO van half april 1947 bleek dat Drees de meest gewaardeerde minister was. Er was zoveel vertrouwen in Drees dat het partijbestuur in 1947 besloot de verkiezingen in 1948 in te gaan met Drees al enige lijstaanvoerder.
Wet plaatsing van mindervalide arbeidskrachten
In 1947 kwam de Wet plaatsing van mindervalide arbeidskrachten tot stand. Dit betekende dat overheidsbedrijven en particuliere ondernemingen verplicht een aantal mindervalide mensen in dienst moesten nemen. De verplichting gold niet voor bedrijven met minder dan twintig werknemers. Er was geen strafbepaling opgenomen om naleving van de wet af te dwingen.
Wet op de Ziekenfondsraad
Ook bracht Drees in 1947 de Wet op de Ziekenfondsraad tot stand. Bij deze wet wordt de Ziekenfondsraad ingesteld en een speciaal benoemde commissaris gaat toezicht houden op het ziekenfondsbeleid.
Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen
In 1945 kwam het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen tot stand, waarbij de Stichting van de Arbeid een belangrijke adviesrol kreeg op het gebied van de loonpolitiek. De rijksbemiddelaars gingen optreden als college om zo meer eenheid van loonbeleid te verkrijgen.
Conclusie
Bij het onderzoeksdoel van ons werkstuk vroegen wij ons een aantal dingen af.
Ten eerste vroegen we ons af wat Drees precies voor Nederland betekend heeft en hoe hij heeft gehandeld bij bepaalde belangrijke politieke kwesties.
Drees heeft veel voor Nederland betekend. Hij heeft de basis gelegd voor het huidige sociale stelsel, een grote rol gespeeld in de wederopbouw van Nederland en mede dankzij zijn overtuigende zuinigheid kreeg Nederland een relatief hoog geldbedrag vrij bij het Marshallplan.
Bij de belangrijke politieke kwesties die speelden in zijn tijd heeft hij erg sober en sociaal gehandeld op een manier waar Nederland veel baat bij had.
Ten tweede wilden we weten hoe het precies ging met de voorloper van de AOW en waarom deze zo’n succes werd. Het idee van de ‘Noodvoorziening Ouderdomwet’ is ontstaan vanuit zijn overtuigde socialistische standpunt. Waarschijnlijk is het een succes geworden omdat na de Tweede Wereldoorlog vele ouderen die een belangrijke rol gespeeld hadden hierin, al hun bezittingen en geld kwijt waren en dit hard nodig hadden. Iedereen was het hier mee eens omdat deze ouderen ook een rol gespeeld hadden in de bevrijding van Nederland en hun geld op een onredelijke manier waren verloren.
Ten derde wilden we weten hoe Drees het voor elkaar kreeg om zólang een zó belangrijk en geliefde politicus was. Iedereen vond sympathiek omdat hij grote rol had gespeeld in het verzet tijdens de oorlog. Bovendien was hij sociaal, sober en altijd heel gewoon gebleven. Hij woonde in een klein huisje net ieder ander normale Nederlander. Van arrogantie had hij nog nooit gehoord.
We vonden Willem Drees een interessante man om een werkstuk over te maken en we hebben veel over hem geleerd. We hopen dat u er van genoten heeft.
Bronvermelding tekst

Boeken

 G.J. Pos, De grootste Nederlander, 1e druk, Amsterdam 2004, blz. 188 ‘Willem Drees’
 Bas Blokker, Gijsbert van Es en Hendrik Spiering, De vaderlandse geschiedenis in jaartallen, 3e druk, Amsterdam 1999, blz. 293 ‘Wederopbouw’
 Brinkman M., Willem Drees, de SDAP en de PvdA, Amsterdam 1998
 C. De Moij, R. Kok en E. Somers, Het jaren 50 boek, s’Hertogenbosch 2004
 J. Luiten van Zanden, Een klein land in de 20e eeuw, economische geschiedenis van Nederland 1914-1995, Utrecht 1997
 G. Puchinger, Nederlandse ministers-presidenten van de twintigste eeuw, Amsterdam 1984

 CD: Enkarta Winkler Prins Encyclopedie, 2003

Websites

http://www.parlement.com/
http://nl.wikipedia.org/
http://www.iisg.nl
http://geschiedenis.vpro.nl/

REACTIES

R.

R.

goed alleen geen duidelijke inhoud. maar heel goed het duurde wat lang en ik dacht iets te zien wat gekopieerd was maar veder top echt waar ik maak ook een werkstuk en net zoiets als die van jou

7 jaar geleden

S.

S.

ik vind dit echt zo stom

7 jaar geleden

S.

S.

jullie zijn echt heel gek maar mag ik vip op msp

7 jaar geleden

S.

S.

en wie is die stomme twan die op lisanne is hij is een player wat hij had al verkering met ylva

7 jaar geleden

S.

S.



jij kent hun niet eens en trouwens hou je mond je verzint ge woon namen

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.