Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

West Indische Compagnie

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • Klas onbekend | 2690 woorden
  • 21 mei 2002
  • 219 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
219 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding De Nederlanders waren laatkomers in het Atlantische gebied. Hoewel de handelsbewegingen tussen Europa, Afrika en Amerika gedurende de zestiende eeuw overheerst werden door de Spanjaarden en Portugezen, hadden zowel de Engelsen als de Fransen zich meerdere malen in het Atlantisch gebied laten zien. De Nederlandse afwezigheid in het Atlantische gebied gedurende de zestiende eeuw was echter slechts van formele aard, de Nederlandse koopvaardij voer onder de Spaanse paraplu die het kooplieden uit Antwerpen mogelijk maakte een aanzienlijk deel van de Atlantische handel buiten De West-Indische Compagnie (WIC) werd in 1621 opgericht en kreeg als handelsgebied de Atlantische Oceaan ten zuiden van Kreeftskeerkring, inclusief Amerika vanaf New Foundland zuidwaarts (waar ook de 'Austraelsche, ofte Zuyderlanden' zouden liggen). Ook deze compagnie was in - vijf - Kamers verdeeld: Amsterdam, Zeeland, de Maas, het Noorderkwartier en Stad en Lande. De WIC was vooral gericht op het maken van oorlogsbuit door middel van grootschalige kaapvaart, deels op het verwerven van koloniaal bezit. De verovering van Brazilië had op den duur verstrekkende gevolgen voor de WIC. De Portugezen bleven zich verzetten en bij de vrede in 1661 ging Brazilië definitief verloren voor de Republiek. Behalve op het water zelf was men actief in West-Afrika, onder andere in Elmina waar een belangrijk deel van de slavenhandel geconcentreerd was. De strijd om Brazilië De WIC had na ruim twee jaar bestaan genoeg geld bijeen om actie te ondernemen. De WIC had een plan op gesteld om Brazilië te veroveren. Die keuze, om Brazilië aan te vallen, was snel gemaakt want, Brazilië gold als het rijkste suikerproducerende gebied ter wereld, dat jaarlijks voor 5 miljoen aan suiker naar Europa exporteerde. De handel op Brazilië, die aan het eind van de 16 eeuw langzaam was begonnen, was tijdens het 12 jarig bestand sterk gegroeid. Voor her verstrijken van de wapenstilstand in 1621 was meer dan de helft van de Braziliaanse suikerexport in handen van Nederlandse kooplieden. Wat ook als belangrijk argument werd aangevoerd werd om Brazilië te veroveren was dat de Portugese kolonisten zich welwillend tegenover de Nederlanders bezetters zouden opstellen. Brazilië was ook een gebied dat met vrij weinig middelen tot overgave zou kunnen worden gedwongen.
Het eerste plan van de heren 19. Het plan dat de heren negentien in 1623 hadden opgesteld was het in eerste instantie het veroveren van San Salvador aan de kust aan de heiligenbaai. San Salvador beter bekent als Bahid was beter bekend als de hoofdstad van Portugees- Brazilië. Na het veroveren van Bahid zou een deel van de vloot naar Angola varen om daar São Paulo de Loanda, de belangrijkste slaven stad, in Afrika. Met deze twee plaatsen zouden de Portugezen zich makkelijk overgeven. In december 1624 ging een vloot van 23 schepen onderleiding van Jacob Willekens richting Brazilië. Na een redelijke voorspoedige overgang bereikte ze op 8 mei 1624 de ingang van de heiligenbaai. Daags na aankomst gaf Jacob het sein tot aanval. Na een zwaar bombardement vanuit zee werd de stad op 10 mei door grondtroepen ingenomen dit gebeurde onder weinig weerstand. Piet Heyn vertrok op 3 augustus 1624 met zeven schepen richting de stad Loanda om deze te veroveren. De Spanjaarden waren inmiddels op de hoogt van de verovering en besloten met 52 schepen de stad weer terug te veroveren. Binnen een maand hadden de Spanjaarden, op 30 april, was de stad weer in handen van de Spanjaarden. In de republiek wist men van de aanval maar de vanwege het stormachtige weer konden de schepen niet uit varen. Pas in maart 1625 konden de 34 schepen onder bevel van Boudewijn
Hendriksz uitvaren. Maar wat ze niet wisten was dat Piet Heyn er niet in geslaagd was Loanda te veroveren en was teruggekeerd naar de republiek. Toen Boudewijn zag dat de stad Bahia al in handen was van de Spanjaarden besloot hij ook mar terug te keren naar de republiek. Na 2 mislukte aanvallen zouden ze pas in 1628 na de verovering van de zilvervloot was er weer genoeg geld om weer een poging te doen om Brazilië te veroveren. Het tweede plan van de heren 19. Bij de tweede poging kozen de heren negentien niet om Bahia aan te vallen maar op het zwakverdedigde gebied Capitani a Pernam Buco in het noorden te veroveren. In 1629 vertrok de ruim 67 schepen tellende vloot uit de republiek richting Brazilië. In februari 1630 verschenen de schepen onder leiding van Loncq voor Recife. Twee weken later hadden ze Recife en Olinde, bij de liggend in het Pernam Buco gebied, veroverd. De verovering van Olinde was van korte duur want de bewoners hadden na de verovering alle suikerpakhuizen en schepen van de Hollanders in brand gestoken en dus stond men in Recife er alleen voor. Zowel in Spanje als in de Republiek werd er hard gewerkt aan de uitrusting van nieuwe vloten men. De Spanjaarden hadden hier veel moeite mee vanwege het geldgebrek mar in de republiek verliep dit vlekken loos. Na een conflict in de vredesonderhandelingen tussen Spanje en e republiek was de Staten Generaal bereid om de WIC financiële te steunen. De compagnie kon met dat geld een vloot met ruim 2000 man naar Brazilië sturen. Deze kwam ongeveer in maart 1630 aan. In april 1632 wisten de Nederlandse dankzij een overgelopen mulat de omsingeling van Recife te onderbreken. Daarna volgde een geleidelijke machtsuitbreiding over Brazilië. De strijd om Brazilië was voor zowel de Spanjaarden als de Nederlanders een financieel slopende zaak. Dit gold zeker ook voor de WIC, die hadden in die tijd een schuld van ruim 18 miljoen opgebouwd. Verzuimd Brasil. Na een rustige periode in onder het bestuur van gouverneur prins Johan Maurits begon in 1644 het begin van het einde voor Nederlands - Brazilië. De niet aflatende guerrillaoorlog van de Portugezen tegen de Nederlanders liep uit op een ware uitputtingsslag. Voor de WIC liepen de kosten van de strijd in Brazilië zo hoog op dat de Compagnie steeds maar weer geld moest lenen. Toen de Republiek der Nederlanden in 1652 ook nog eens in oorlog met Engeland was zagen de Portugezen hun kans. In 26 januari 1654 capituleerden Recife en alle nog in Nederlandse handen zijnde plaatsen voor een overmacht van Portugese schepen. De Portugezen bleven zich verzetten en bij de vrede in 1661 ging Brazilië definitief verloren voor de Republiek. De WIC zou het drama van ‘Versuimd Brasil’ nooit meer te boven komen. In 1674 werd de Compagnie ontbonden, om nog in hetzelfde jaar in een afgeslankte vorm terug te komen. Deze zogenaamde tweede WIC zou zich tot 1791 bezighouden met slavenhandel en het bestuur van de Antilliaanse eilanden en Curaçao. De organisatie van de WIC. De West-Indische compagnie werd op 3 juni 1621 officieel opgericht en kreeg als handelsgebied de Atlantische Oceaan ten zuiden van de kreeftskeerkring, inclusief Amerika vanaf New Foundland. De organisatie werd als volgt bestuurd: De WIC kreeg net als de heren 17 van de VOC een lamer waarin de verschillende maatschappijen werden vertegenwoordigt. De kamer van de WIC werd de heren 19 genoemd. De hoeveelheid afgevaardigden per stad was nog bepalend door middel van de hoeveelheid kapitaal en status ten opzichte van de andere vertegenwoordigde steden. Zo had Amsterdam de meeste zetels, namelijk 9. Middelburg 4 en de overige staten waren eerlijk verdeeld over de andere kamers namelijk: Maze, Noorderkwartier en Stad en Lande. Toen de WIC wegens financiële problemen in 1674 werd opgeheven, besloot de Staten-Generaal om de heren negentien in te dammen zodat politieke debatten tussen de steden verminderd werden. Het werden de heren tien opgericht. De verdeling van de kamers zag er als volgt uit: -Amsterdam : vier negende deel. -Zeeland : twee negende deel. -Maze : een negende deel. -Noorderkwartier : een negende deel. -Stad en Lande : een negende deel. De laatste zetel werd verdeeld oor de Staten Generaal, maar kon dit niet aan Amsterdam worden gegeven. De WIC vergaderde eerst zes jaar in Amsterdam, waarna er 2 jaar in Zeeland zou worden vergaderd. Dit om ruzies tussen de kamers te voorkomen. Tijdens zo’n vergadering werden algemene richtlijnen over wat nog te doen voor het komend jaar. De heren tien vergaderde slechts 2 maal per jaar, maar dan wel enkele weken lang. De vergadering duurden soms hele dagen lang omdat de kamers het niet vaak eens konden worden. De afgevaardigden van de kamers waren vaak van hoge afkomst. De mannen werden dan ook goed betaald voor hun werk bij de WIC maar ze waren er niet van afhankelijk. Wat waren de verschillen en overeenkomsten in organisatie tussen de VOC en de WIC. Er waren maar weinig verschillen tussen de organisatie van de VOC en de organisatie van de WIC. Dit kwam puur omdat de organisatie van de WIC was afgekeken van de VOC. De VOC bestond namelijk al ruim 15 jaar en het bestuur bleek uiterst efficiënt te zijn qua overleg en overeenkomsten. Het enige verschil was dat de WIC van 1621 tot 1674 negentien heren bevatte, en van 1675 tot aan het einde van de WIC, in 1791 slechts 10 lieden. Dit was een verbetering aangezien vergaderingen nu korter duurde dan die van de VOC, welk meer lieden had en dus meer meningen en mening verschillen. Verder was de verdelingprecies hetzelfde. A,sterdam had dan wel de meeste schepen en het grootste aandeel in de investeringen maar mocht niet het grootste aandeel tijdens de vergadering hebben. De VOC bestond van 1602 tot 1799 en de WIC van 1622 tot 1791.
Hoe was de situatie op zee? De situatie op zee was voor de bemanning vrij goed. Dit had aantal redenen. Ten eerste omdat de afstand tussen Amerika en Nederland relatief gezien nog vrij kort. Zo duurde een reis naar Amerika maar rond de 5 maanden. In deze tijd blijft het fruit nog vrij goed, indien het fruit onder de juiste omstandigheden bewaart blijft, gedroogd dus. Ook hadden de schepen van de WIC minder zeelui aan boord. De WIC vervoerde voornamelijk slaven van de westkust van Afrika naar Zuid-Amerika, waarvan de afstand ook vrij kort was. In Suriname, dat tot Nederland, konden de schepen van de WIC verse voorraden halen, net zoals in Afrika. De hygiëne was ook een stukje beter. Dit kwam mede omdat de bemanning ietwat meer ruimte voor zichzelf had in vergelijking tot de schepen van de VOC. Dit kwam simpelweg doordat er minder bemanning aan boord was. De matrozen hadden nog een andere taak behalve dan het schip bevaren. Ze moesten ook de slaven in het ruim onderhouden. Het was natuurlijk gewenst dat wanneer de een boer in Amerika 100 slaven wilde hebber er 100 slaven zouden komen. Het liefst nog meer dan 100 slaven want dan kan de boer nog kiezen en zo kon de WIC weer meer geld kon verdienen. Want betere slaven kosten meer geld. Er zaten zo nog meer voordelen aan de handel in de west zie ook het hoofdstuk over Brazilië. Wat waren de verschillen op zee tussen de VOC en de WIC. De verschillen waren over zo’n korte periode gezien toch nog vrij groot. De WIC werd maar 19 jaar later opgericht maar de omstandigheden op zee waren vele malen beter dan die voor de VOC. Dit kwam ook omdat de verschillende organisatie zich op andere goederen richtte. Zo had een gemiddeld VOC schip zo’n 300 matrozen aan boord waarvan er maar 100 zouden terugkeren, een gemiddeld WIC schip met 100 matrozen aan boord waarvan er 80 zouden terugkeren. Deze cijfers zeggen ook een hoop over de hygiëne op zee. Zo was de hygiëne op de schepen van de WIC een stuk schoner omdat er minder mensen aan boord waren en dus meer ruimte voor de bemanning, er gezonder voedsel was en de reis was aanzienlijk korter wat het sterftecijfer op de schepen van de WIC ook veel lager laat zien dan die van de VOC. De VOC voerde ook veel oorlogen op zee waar ook veel bemanningsleden aan verloren gingen en wat het gemiddelde sterftecijfer doet stijgen. Omdat de WIC een kortere afstanden voer, ging de bemanning minder snel dood aan scheurbuik, aangezien de tijd dat er fruit kon worden gehaald aanzienlijk sneller was dan dat de VOC kon doen. De WIC had echter wel last van de Spanjaarden welk ook op Amerika voer. Echter, de WIC vocht hard terug en toen de prijzen voor zout zo de pan uit rezen, kregen de zeelui meer geldtekens in hun ogen en voeren zij alsnog uit. Desondanks werden er veel schepen gekaapt en vernietigd door de Spanjaarden, maar dat mocht de pret niet drukken. De zeelui bleven varen. De VOC daarentegen had last van dit probleem. Zij had minder concurrentie op haar route. Ook omdat zij al veel macht bestaan had opgebouwd in Indonesië en omstreken. Ze had daar al veel macht, forten en legers. De WIC was als nog aan de startende hand maar na verloop van tijd werden de eilanden als Curaçao en Suriname veroverd waarna ze daar forten begon te bouwen en haar macht uitbreidde. Welke goederen werden er vervoerd, waar kwamen ze vandaan en wat hadden ze tot doel. De WIC voer op twee belangrijke “ producten” ; dat waren slaven en zout. Daar was gewoon een gigantische behoefte aan en er was veel geld mee te verdienen. Natuurlijk kreeg de WIC ook indirect goederen te verwerken maar dit kwam meestal door ruilhandel met blanke tabaksboeren ( eerder gekomen kolonisten ) die slaven nodig hadden om op de plantages te werken. Zout was in Nederland heel belangrijk maar na de overname van veel Nederlandse handelsschepen en het zoutverbod ( zouthandel met Setubal werd verboden ) door koning Filips de tweede, was er geen zout meer te krijgen. De Nederlanders waren gedwongen hun zout zelf te gaan halen omdat, zout erg belangrijk was voor de visserij. Zout werd gehaald bij de kaapvaardische eilanden, maar na verschillende aanvallen van de Portugezen werd dit steeds gevaarlijker. Daarop werd Punta de Arya aan de noordkust van Venezuela gevonden waarop genoeg zout van de beste kwaliteit te winnen was. Dit werd gedaan door grote reservoirs aan te leggen, dit vol te laten lopen met zeewater, het water te laten verdampen en vervolgens het zout er af te schrapen. Het afgeschraapte zout werd dan in kruidenwagens geladen en dan naar grote handels schepen gebracht. Ook kwam de cacao uit Amerika. Dit werd voor veel geld weer verkocht in Nederland en trouwens ook aan het buitenland. De slaven kwamen allemaal uit Afrika. De WIC ging in slaven handelen omdat daar grote vraag naar was. Het was bekend dat het goedkoper was om slaven te kopen dan zelf kinderen te nemen en ze dan groot te brengen zodat ze konden helpen op de plantages in Brazilië. De slaven werden meestal onder dwang van legers meegenomen maar vaak ook gewoon gekocht van stamhoofden in ruil voor spiegels, kleding, voedsel en wapens aangezien dit schaars was in Afrika. De verkochte slaven werden vervolgens per schip verscheept naar Amerika. De slaven werden onder slechte omstandigheden verscheept. Ze lagen dan op dagen achtereen vastgeketend op een plank zonder eten of drinken. Meestal kregen ze om de twee dagen eten en om de dag vers water. De indeling van een boot met slaven, soms waren er twee van zulke dekken, dus 300 man. De slaven werden eens per week op het dek gezet om ze te wassen. Dit was geen pretje want wanneer de slaven zolang op een plank hadden gelegen, waren ze helemaal stijf. Omdat een scheep heen en weer gaat schuurden de slaven dagenlang over het hout heen en weer waardoor ze wonden kregen over hun helen lichaam. Wanneer de slaven ook nog eens gewassen werden met zeewater was dit geen pretje. Zout water doet ongelofelijk veel pijn als je wondjes hebt. Als de slaven waren “gedouched” werden ze weer teruggestopt op een plank net zo als voorheen. Ontlasten moesten de slaven ook gewoon op de plank doen. Daarom stonk het zo verschrikkelijk in het ruim. Wanneer de slaven dan eenmaal in Zuid-Amerika aan waren gekomen werden ze eerst helemaal schoongemaakt en kregen ze normaal te eten. Dit omdat ze dan meer geld op zouden brengen op de markt. Er werden speciale slavenmarkten gehouden. Ondermeer op Curaçao en in Brazilië. Hier konden landeigenaren dan slaven kopen in ruil voor geld of specerijen. Omdat de WIC een handelsorganisatie was, werden eventuele verhandelde specerijen heen en weer gescheept om in Europa voor een stevige prijs te worden verkocht. Met de winst werd dan weer nieuwe boten gemaakt. Deze nieuwe boten gingen dan weer slaven halen. Zo ontstond er een cirkel die pas laat in de 18 eeuw werd onderbroken,

REACTIES

M.

M.

moeah niet goed, niet slecht...
MAAR.... GEWELDIG!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!
bedankt... voor dit goede werkstukje

11 jaar geleden

R.

R.

Ok te veel tekst.

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.