3) “Wat is er in de loop van de tijd aan de bruidkleding en de functies van de accessoires veranderd?”
Vroeger hing de trouwkleding veel af van hoe rijk je was. De mensen met veel geld die maakten de trouwkleding van kostbare stoffen, maar de mensen die iets armer waren die droegen hun beste kleren of de trouwkleding van hun ouders.
Rond 1730 werden veel lichtkleurige en gebloemde stoffen gedragen. De bruidkleding werd meestal van zware stoffen gemaakt, dan konden ze die kleding later nog gebruiken voor andere plechtige gelegenheden.
Op het einde van de 18e eeuw en vooral in de 19e eeuw kwam de kleur wit in de mode bij bruidskleding. Wit symboliseerde de maagdelijkheid van de vrouw. Maar toch trouwden veel mensen rond 1900 nog in het zwart en pas na 1920 raakte de witte trouwkleding ingeburgerd.
Het was vroeger, en nu nog steeds wel, heel belangrijk dat de bruidegom de jurk van de bruid niet voor de huwelijksdag zag, want dat bracht ongeluk.
Veel vrouwen bewaarden hun trouwjurk en bekleedden de wieg van hun eerste kind met die stof.
Een belangrijk onderdeel van de bruidskleding is de bruidssluier en het kroontje. Van de bruidssluier dachten ze dat het je tegen het ‘boze oog’ beschermde, en het kroontje stond voor liefde, trouw en levenskracht, en dat werd meestal gemaakt van sieraden of bloemen. Nu word er niet altijd meer een sluier of een kroontje gedragen want de bijgelovige opvatting speelt niet meer zo’n belangrijke rol.
Het bruidsboeket was ook een belangrijk onderdeel van de accessoires. De bruidegom nam het mee als hij de bruid ging ophalen bij het huis van haar ouders. Het moest passen bij de persoonlijkheid van de bruid, haar postuur en haar bruidsjurk. In de 19e eeuw krijgt het de vorm die het nu nog heeft; een zwaar boeket met gerangschikte bloemen. Daarvoor werd de bruid vaak afgebeeld met een anjer, het teken van trouw, of een los bosje bloemen.
Het werd vaak bewaard met de bruidegompijp, of het werd na de huwelijksplechtigheid de lucht ingegooid tussen de ongehuwde meisjes en wie het dan ving die was de eerstvolgende bruid.
Aan de bruidskleding van de bruidegom werd minder aandacht besteed maar dat begint de laatste tijd ook meer te komen.
4) “Wat is er veranderd aan de huwelijksvoltrekking en de voorbereidingen daarop?”
Het woord ‘bruiloft’ komt waarschijnlijk van ‘bruidloop’, dat was het belangrijkste onderdeel van het huwelijksfeest. Hiermee werd de optocht aangeduid dat de bruid door haar familie en buurgenoten naar de bruidegom werd gebracht.
In de 16e eeuw trouwde men vaak op zondag en was het eigenlijk een uitzondering om niet in de kerk te trouwen. Het verschil tussen een kerkelijk en een burgerlijk huwelijk kende men toen nog niet.
Maar op 1 april 1580 toen werd aangekondigd in Holland dat vanaf toen alleen het huwelijk voor de schepenen of predikant rechtsgeldig was. Er werd toen ook op andere dagen getrouwd, maar niet op maandag want dan bleef de man niet bij de vrouw. Broers en zussen mochten ook niet op dezelfde dag trouwen want dat bracht ongeluk. Tijdens advent of tijdens het vasten trouwde men ook niet.
In 1811 werd het verplicht om voortaan voor de ambtenaar van de burgerlijke stand te trouwen, en voor de kerk dat deed je alleen als je dat zelf wilde. Nu is het gewoonlijk om voor het stadshuis te trouwen.
Traditioneel heeft een bruid die in het wit trouwt bruidsmeisjes. Een vrouw die eerder getrouwd is heeft geen bruidsmeisjes, maar ze kan wel een eredame hebben. De bruidegom zou proberen om evenveel bruidsjonkers te kiezen als bruidsmeisjes, want elk bruidsmeisje liep naast een bruidsjonker in de stoet.
Bij het verlaten van de kerk werd graan- of rijstkorrels, bloemen of confetti gestrooid naar de bruid en bruidegom, dat zou vruchtbaarheid moeten symboliseren.
5) “Hoe ging het huwelijksfeest vroeger en nu?”
Men vond dat het huwelijksfeest een gebeurtenis was die de hele gemeenschap aanging dus het huwelijksfeest waren dan ook (vooral op het platteland nog tot in de 20e eeuw) hele grote feesten met soms honderden gasten.
Pas in de loop van de 19e eeuw werden het kleinere en intiemere feesten, met alleen het gezin en de familie. Soms kwamen die grote feesten toen toch nog wel voor.
Op de bruiloft schonk men bruidstranen of hypokras (een soort likeur), dat symboliseerde het afscheid van de bruid van haar ouderlijke huis en haar jeugd.
De kinderen kregen bruidssuikers (zoete snoepjes in mooie papiertjes). Hiermee kreeg de bruid een kinderrijk huwelijk. Deze gewoonte is nog steeds niet ongebruikelijk.
Het feest werd soms bij de ouders van de bruid in huis gehouden, en in de 16e eeuw had men zelfs speciale ‘bruiloftshuizen’ die men kon huren voor het feest.
Soms organiseerden vrienden of collega’s het feest of het diner. Nu vieren bruidsparen het vooral buitenshuis maar het komt nog wel voor dat vrienden of collega’s het feest organiseren.
Vroeger moest de bruid brood uit delen aan de gasten, als symbool van overvloed. Dat brood is steeds luxer geworden tot het uiteindelijk taart was. De bruid en de bruidegom moeten samen de taart aansnijden en verdelen. De taart moet altijd heel zoet zijn want dan is het huwelijk ook zoet.
’s Avonds begon het echte feest pas. Als je ’s middags en bij de maaltijd alleen vrienden en familie had uitgenodigd, dan kwam ’s avonds ook nog de hele buurt.
Er werd veel gedanst, veel spelletjes werden er gedaan, er werden levenslopen gezongen of opgedragen en toneelstukjes met schuine teksten werden opgevoerd.
Tot in de 18e eeuw vergezelden de gasten en de muzikanten het bruidspaar tot aan hun huwelijksbed, waar de bruid werd beroofd van haar kroontje, sluier en kousenband. Dat was dan ook het moment waarop zijn definitief afscheid nam van haar ouders.
6) “Hoe zagen de wittebroodsweken er vroeger uit en wat is er veranderd vergeleken met nu?”
De wittebroodsweken zijn genoemd naar het witte brood dat alleen op feestdagen werd gegeten.
In de wittebroodsweken werd het bruidspaar door iedereen bezocht uit de familie en de buurt. Ook mocht de buurt ‘keuren’, een gebruik dat zich tot niet zo heel lang geleden heeft voortgezet.
Het bruidspaar moest in de wittebroodsweken nog aan elkaar en aan het samenleven met elkaar wennen. Na de wittebroodsweken hernam het gewone leven zijn loop en begon men aan het huwelijksleven.
Ook nu doet men het rustig aan; bruidsparen gaan steeds vaker op huwelijksreis en proberen in exotische oorden bij te komen van alle beslommeringen rondom het huwelijk.
7) “Was men vrij in het kiezen van een partner en waren het dan wel liefdeshuwelijken?”
In de 17e eeuw was het gewoonlijk dat men met iemand van dezelfde stad, hetzelfde dorp en dezelfde godsdienst trouwde.
Een boerenzoon trouwde bijvoorbeeld met een boerendochter, en een jongen met rijke ouders die trouwde met een meisje die ook rijke ouders had.
De dorpen waren meestal maar klein dus een huwelijk moest ook door het dorp goed gekeurd worden. Bij het kiezen van een huwelijkspartner moest je meer kiezen met je verstand dan met je gevoel. Een man moest bijvoorbeeld niet teveel drinken, redelijke werkkrachten hebben en ook (genoeg) grond bezitten. Mannen die wilden grote sterke vrouwen met het liefs brede heupen (dan kon ze goed kinderen baren).
De gemiddelde leeftijd waarop mensen trouwden was in de 17e eeuw 28 jaar.
Jongens en meisjes mochten (in de 18e eeuw) steeds minder zelf hun huwelijkspartner kiezen. De economische belangen gingen een steeds grotere rol spelen en het huwelijk was dan ook vooral om de erfenissen te regelen.
De man was het hoofd in het gezin en die zorgde ook voor de inkomsten. Hij had alle zeggenschap over de goederen in het huwelijk. In een bepaling uit het burgerlijk wetboek van 1890 staat:
4) “Wat is er veranderd aan de huwelijksvoltrekking en de voorbereidingen daarop?”
Het woord ‘bruiloft’ komt waarschijnlijk van ‘bruidloop’, dat was het belangrijkste onderdeel van het huwelijksfeest. Hiermee werd de optocht aangeduid dat de bruid door haar familie en buurgenoten naar de bruidegom werd gebracht.
In de 16e eeuw trouwde men vaak op zondag en was het eigenlijk een uitzondering om niet in de kerk te trouwen. Het verschil tussen een kerkelijk en een burgerlijk huwelijk kende men toen nog niet.
Maar op 1 april 1580 toen werd aangekondigd in Holland dat vanaf toen alleen het huwelijk voor de schepenen of predikant rechtsgeldig was. Er werd toen ook op andere dagen getrouwd, maar niet op maandag want dan bleef de man niet bij de vrouw. Broers en zussen mochten ook niet op dezelfde dag trouwen want dat bracht ongeluk. Tijdens advent of tijdens het vasten trouwde men ook niet.
In 1811 werd het verplicht om voortaan voor de ambtenaar van de burgerlijke stand te trouwen, en voor de kerk dat deed je alleen als je dat zelf wilde. Nu is het gewoonlijk om voor het stadshuis te trouwen.
Traditioneel heeft een bruid die in het wit trouwt bruidsmeisjes. Een vrouw die eerder getrouwd is heeft geen bruidsmeisjes, maar ze kan wel een eredame hebben. De bruidegom zou proberen om evenveel bruidsjonkers te kiezen als bruidsmeisjes, want elk bruidsmeisje liep naast een bruidsjonker in de stoet.
Bij het verlaten van de kerk werd graan- of rijstkorrels, bloemen of confetti gestrooid naar de bruid en bruidegom, dat zou vruchtbaarheid moeten symboliseren.
5) “Hoe ging het huwelijksfeest vroeger en nu?”
Men vond dat het huwelijksfeest een gebeurtenis was die de hele gemeenschap aanging dus het huwelijksfeest waren dan ook (vooral op het platteland nog tot in de 20e eeuw) hele grote feesten met soms honderden gasten.
Pas in de loop van de 19e eeuw werden het kleinere en intiemere feesten, met alleen het gezin en de familie. Soms kwamen die grote feesten toen toch nog wel voor.
Op de bruiloft schonk men bruidstranen of hypokras (een soort likeur), dat symboliseerde het afscheid van de bruid van haar ouderlijke huis en haar jeugd.
De kinderen kregen bruidssuikers (zoete snoepjes in mooie papiertjes). Hiermee kreeg de bruid een kinderrijk huwelijk. Deze gewoonte is nog steeds niet ongebruikelijk.
Het feest werd soms bij de ouders van de bruid in huis gehouden, en in de 16e eeuw had men zelfs speciale ‘bruiloftshuizen’ die men kon huren voor het feest.
Soms organiseerden vrienden of collega’s het feest of het diner. Nu vieren bruidsparen het vooral buitenshuis maar het komt nog wel voor dat vrienden of collega’s het feest organiseren.
Vroeger moest de bruid brood uit delen aan de gasten, als symbool van overvloed. Dat brood is steeds luxer geworden tot het uiteindelijk taart was. De bruid en de bruidegom moeten samen de taart aansnijden en verdelen. De taart moet altijd heel zoet zijn want dan is het huwelijk ook zoet.
’s Avonds begon het echte feest pas. Als je ’s middags en bij de maaltijd alleen vrienden en familie had uitgenodigd, dan kwam ’s avonds ook nog de hele buurt.
Er werd veel gedanst, veel spelletjes werden er gedaan, er werden levenslopen gezongen of opgedragen en toneelstukjes met schuine teksten werden opgevoerd.
Tot in de 18e eeuw vergezelden de gasten en de muzikanten het bruidspaar tot aan hun huwelijksbed, waar de bruid werd beroofd van haar kroontje, sluier en kousenband. Dat was dan ook het moment waarop zijn definitief afscheid nam van haar ouders.
6) “Hoe zagen de wittebroodsweken er vroeger uit en wat is er veranderd vergeleken met nu?”
De wittebroodsweken zijn genoemd naar het witte brood dat alleen op feestdagen werd gegeten.
In de wittebroodsweken werd het bruidspaar door iedereen bezocht uit de familie en de buurt. Ook mocht de buurt ‘keuren’, een gebruik dat zich tot niet zo heel lang geleden heeft voortgezet.
Het bruidspaar moest in de wittebroodsweken nog aan elkaar en aan het samenleven met elkaar wennen. Na de wittebroodsweken hernam het gewone leven zijn loop en begon men aan het huwelijksleven.
Ook nu doet men het rustig aan; bruidsparen gaan steeds vaker op huwelijksreis en proberen in exotische oorden bij te komen van alle beslommeringen rondom het huwelijk.
7) “Was men vrij in het kiezen van een partner en waren het dan wel liefdeshuwelijken?”
In de 17e eeuw was het gewoonlijk dat men met iemand van dezelfde stad, hetzelfde dorp en dezelfde godsdienst trouwde.
Een boerenzoon trouwde bijvoorbeeld met een boerendochter, en een jongen met rijke ouders die trouwde met een meisje die ook rijke ouders had.
De dorpen waren meestal maar klein dus een huwelijk moest ook door het dorp goed gekeurd worden. Bij het kiezen van een huwelijkspartner moest je meer kiezen met je verstand dan met je gevoel. Een man moest bijvoorbeeld niet teveel drinken, redelijke werkkrachten hebben en ook (genoeg) grond bezitten. Mannen die wilden grote sterke vrouwen met het liefs brede heupen (dan kon ze goed kinderen baren).
De gemiddelde leeftijd waarop mensen trouwden was in de 17e eeuw 28 jaar.
Jongens en meisjes mochten (in de 18e eeuw) steeds minder zelf hun huwelijkspartner kiezen. De economische belangen gingen een steeds grotere rol spelen en het huwelijk was dan ook vooral om de erfenissen te regelen.
De man was het hoofd in het gezin en die zorgde ook voor de inkomsten. Hij had alle zeggenschap over de goederen in het huwelijk. In een bepaling uit het burgerlijk wetboek van 1890 staat:
Artikel 179:
‘De man heeft het beheer over de goederen uit de huwelijksgemeenschap. Hij kan deze zonder tussenkomst van de vrouw verkopen, weggeven of gebruiken als onderpand.’
Mannen hadden ook het recht om van hun vrouw te scheiden (hoewel dit alleen door rijke mannen gedaan kon worden omdat het veel geld kostte), een vrouw mocht haar man nooit verlaten. Soms liep een vrouw wel eens weg bij haar man maar dat was een grote schande in die tijd! Als een vrouw vreemd ging werd haar familienaam beschadigd en werd ze gestraft door haar man, hoewel de man ongestraft kon vreemdgaan.
Nu is dat natuurlijk veranderd en zijn het ‘liefdeshuwelijken’. Steeds meer mensen kiezen voor ongehuwd samenwonen en de eerste homohuwelijken zijn al gesloten.
Conclusie
“Hoe heeft het huwelijk en al de gewoonten en gebruiken eromheen zich ontwikkeld door de jaren heen? (ong. 16e eeuw tot nu)”
Tot op de dag van vandaag is het huwelijk heel belangrijk en spelen de traditionele gewoonten en gebruiken rondom het huwelijk een hele belangrijke rol. Alhoewel sommige gebruiken al helemaal verdwenen zijn, zoals de bruidegompijp. Dat komt denk omdat Nederland steeds meer beïnvloed word door andere culturen, die ook weer andere gewoonten en gebruiken met zich meebrengen. Een voorbeeld hiervan is de kousenband uit Amerika (als de bruid een kousenband draagt, wordt die aan het eind van de huwelijksdag tussen de jongenmannen gegooid, en wie hem als eerst vangt, is de eerstvolgende jongeman die trouwt).
Het huwelijksaanzoek werd vroeger gedaan door de vader van de bruidegom aan de vader van de bruid, terwijl het nu door de bruidegom zelf word gedaan (of de bruid!), en beiden dragen tegenwoordig een verlovingsring (hoewel dat vroeger alleen de bruid was).
Het was vroeger gebruikelijk om met iemand van dezelfde stand, dorp en godsdienst te trouwen. Het was meer een verstandshuwelijk. In de 18e eeuw werden de economische belangen belangrijker en jongens en meisjes konden steeds minder zelf hun partner kiezen. Nu trouwen mensen uit liefde en niet omdat iemand van dezelfde stand is. Scheiden was vroeger bijna niet mogelijk en dan is nu ook makkelijker geworden.
Het waren veel grotere feesten dan dat nu meestal het geval is. Er werd veel gedanst en gezongen en het was dus altijd een gezellige boel op de huwelijksfeesten. In de 19e eeuw werden het meer intiemere feestjes. De ouders kondigden het huwelijk vroeger huis aan huis aan, terwijl nu de bruid en bruidegom het zelf aankondigen, meestal via kaarten. De vrijgezellenavond is een gewoonte die nu nog steeds bestaat.
Hoe de bruidskleding er vroeger uit zag dat lag vooral aan hoe rijk je was. Rijke mensen konden een mooiere outfit maken dan de minder rijke mensen. Het kroontje komt bijna niet meer voor en de sluier wordt ook steeds minder gedragen. Dat komt omdat de bijgelovige belangen bijna geen rol meer spelen.
Men trouwde vroeger alleen op zondag en in de kerk, tot in 1580 vast werd gesteld dat alleen het huwelijk voor de schepenen of de predikant rechtsgeldig was. Vanaf toen trouwde men ook op andere dagen (met een paar uitzonderingen). In 1811 werd het verplicht om voor de ambtenaar van burgerlijke stand te trouwen, de kerk mocht als je dat zelf graag wilde.
De wittebroodsweken zijn ook veranderd. Vroeger moesten de bruid en bruidegom meestal nog wennen aan elkaar en aan het samenleven met elkaar. Nu gaat men meestal op huwelijksreis om bij te komen van alle beslommeringen rondom het huwelijk.
Er is nu bijna geen onderscheid te maken tussen het huwelijk van mensen uit de gegoede stand en dat van gewone burgers. Doordat er steeds weer nieuwe manieren worden gezocht om de mooiste dag van je leven zo speciaal mogelijk te maken, ontstaan er steeds weer nieuwe gewoonten en gebruiken, als anderen er tenminste zo van onder de indruk raken dat ze het gaan overnemen. Een aantal zullen ook weer gaan verdwijnen, en zo zal het heel lang doorgaan.
Zo blijkt maar dat het huwelijk een fenomeen is dat zich niet zomaar laat uitroeien.
Literatuur
- Boek: Familieberichten – Jenny Paschall & Ron Lyon
- Boek: Huiselijk leven in de 20e eeuw – Pieter Stokvis
- Internet (bij www.google.com gezocht)
- Het geschiedenis boek (Sporen) H4
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
L.
L.
Goed gewerkt !
19 jaar geleden
AntwoordenC.
C.
Goed verslag! Op een hele leuke en luchtige manier geschreven.
Je hebt talent daar moet je wat mee doen!
6 jaar geleden
Antwoorden