Nationaal-socialisme in de twintigste eeuw (en de filosofische ideeën die eraan ten grondslag lagen)

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 5e klas vwo | 4647 woorden
  • 10 april 2003
  • 42 keer beoordeeld
Cijfer 6
42 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Voorwoord

Als onderwerp voor dit werkstuk heb ik gekozen voor nationaal-socialisme omdat dit een belangrijke invloedrijke stroming binnen onze westerse cultuur is geweest, zonder welke onze maatschappij er nu heel anders uit had gezien. Mijn doel bij dit werkstuk is niet, aan te geven hoe ‘fout’ deze stroming is, hoe weinig ik het met de erbij behorende opvattingen eens ben of om het nationaal-socialisme vanuit subjectief oogpunt te bekijken.

Ik wil door middel van dit werkstuk dan ook kritisch, objectief en wetenschappelijk naar het nationaal-socialisme als stroming kijken. Ik wil hier ook eenmaal voorop stellen, dat ik geen aanhanger van het nationaal-socialisme ben (en dat ik dat ook nooit zal worden), dat gevolgen van volksopvattingen niet goed te praten zijn en dat de gezochte filosofische ideeën en oorzaken achter het nationaal-socialisme niet als zodanig bedoeld zijn.
Ik heb bij het maken van dit werkstuk allerlei uiteenlopende informatie doorgespit en hoop dat een zoektocht naar oorzaken als deze een stroming met als gevolg iets verschrikkelijks als Wereldoorlog II kan voorkomen, en dat mensen bij het ontstaan of aanhangen van een nieuwe stroming altijd kritisch blijven kijken naar het hoe en waarom achter de opvattingen en gevolgen van de stroming. Zo kunnen hopelijk veel onmenselijke praktijken en onnodige lijdenswegen voorkomen worden.
Algemene Inleiding

Om meer over het nationaal-socialisme van de 20e eeuw te weten te komen, moeten er natuurlijk vragen gesteld worden. Naar mijn idee kunnen deze vragen beter op oorzaken of fundamenten dan op gevolgen gericht zijn, zodat een volledige analyse van het ontstaan, ontwikkelen en evt. vergaan van het besprokene mogelijk is. De geformuleerde hoofdvraag met als doel meer over het nationaal-socialisme van de 20e eeuw te weten te komen, luidt dan ook:

Op welke manier is het nationaal-socialisme van de 20e eeuw beïnvloed door de moderne filosofie?
Met het nationaal-socialisme van de 20e eeuw wordt natuurlijk vooral de Duitse beweging tussen 1920 en 1945 bedoeld, en onder moderne filosofie vallen in deze hoofdvraag alle vernieuwende of hernieuwde filosofie vanaf ± 1800.
Om tot een antwoord op deze hoofdvraag te komen, zijn meerdere deelvragen vereist. Deze deelvragen luiden:
1. Wat is nationaal-socialisme en hoe ontwikkelt het zich in het algemeen?
2. Hoe ontwikkelde zich het nationaal-socialisme in de 20e eeuw en wat had het voor gevolgen?
3. Welke filosofische ideeën lagen ten grondslag aan ideeën van het nationaal-socialisme?
4. Had het nationaal-socialisme zonder de filosofische ideeën van moderne filosofen kunnen bestaan?
Op de volgende bladzijden worden deze deelvragen overzichtelijk beantwoord, waarna een eenduidig antwoord op de hoofdvraag geformuleerd wordt in de conclusie (pag. 17). De gebruikte bronnen staan in de bibliografie (pag. 20). Planning en logboek staan op pagina 21.
Hoofdstuk 1 – Wat is nationaal-socialisme en hoe ontwikkelt het zich in het algemeen?

Om over nationaal-socialisme en de oorzaken ervan te kunnen praten, moet natuurlijk eerst duidelijk zijn wat nationaal-socialisme precies is. De Van Dale geeft de volgende definitie:

na•ti•o•naal-so•ci•a•´lis•me (het ~)
1 racistische, imperialistische en fascistische beweging in Duitsland tussen 1920 en 1945
2 hierop geënte bewegingen in andere landen
De termen die in deze definitie worden gebruikt, worden als volgt uitgelegd:
ra•´cis•me (het ~)
1 het uiten van minachting, vijandigheid of haat van het ene ras jegens een ander, voortkomend uit een gevoel van meerwaarde => rassenhaat, rassendiscriminatie
2 leer van de superioriteit van het ene ras boven een ander => rassenwaan
im•pe•ri•a•´lis•me (het ~)
1 politiek van staatkundige en economische expansie
fas•´cis•me (het ~)
1 politiek systeem berustende op ultranationalistische, autoritaire en onverdraagzame beginselen
Het nationaal-socialisme is dus een beweging in Duitsland die ontstond rond 1920 en waarvan het succes voorbij was in 1945, en is een beweging die ervoor zorgde dat in landen buiten Duitsland andere bewegingen met soortgelijke opvattingen ontstonden.
Het nationaal-socialisme was blijkbaar ook een racistische beweging, oftewel: het nationaal-socialisme zag waardeverschillen tussen verschillende rassen en liet dit zonder meer merken. Omdat het nationaal-socialisme ook fascistisch was, wil dat zeggen dat het racisme vaak de oorzaak was van geweld, een superioriteitsgevoel en een daaruit voortvloeiende autoritaire houding jegens rassen anders dan dat van de aanhangers van het nationaal-socialisme. Het nationaal-socialisme wilde ook de eigen staat en economie uitbreiden (expansie). Dit ging gezien de racistische en fascistische eigenschappen van de beweging altijd gepaard met een minachting voor een ander volk en met veel geweld.
Het nationaal-socialisme maakte gebruik van massaorganisatie en
-propaganda om de macht te veroveren, en leunde hierbij sterk op een duidelijke organisatie met een strakke hiërarchie. Uit bron 1 blijkt duidelijk dat het hele nationaal-socialisme in Duitsland, onder leiding van Adolf Hitler (over hem later meer), gericht was op nederig zijn en luisteren naar de leider.
Het feit dat ook fascistische en racistische kenmerken het nationaal-socialisme niet onbekend waren, wil niet zeggen dat alle fascisme en alle racisme onder het nationaal-socialisme valt. Integendeel! Het racisme is een opvatting op zich, en de nationaal-socialisten droegen deze opvatting met zich mee.
In het algemeen en met name in Duitsland in de periode 1920 – 1945 is gebleken dat nationaal-socialisme ontstaat wanneer er sprake is van een zekere onvrede bij het volk. Voordat Hitler de macht kreeg in Duitsland, ging het bijvoorbeeld erg slecht in Duitsland. De beurscrisis had al flink om zich heen gegrepen (het nationaal-socialisme ontstond wel rond 1920, Hitler kwam echter pas aan de macht in 1933) en de situatie in Duitsland was voor het volk niet bepaald perfect. Toen stond daar ineens Adolf Hitler (bron 2), die de mensen gouden bergen beloofde. Toen hij eenmaal aan de macht was greep hij snel om zich heen en zorgde het nazi-regime voor veel terreur en verderf. Dat de ontevreden Duitser tot Hitlers doelgroep behoorde, blijkt wel uit bron 3 (pag. 6).
Omdat het nationaal-socialisme met veel geweld en een sterk nationalistisch en vaderlandlievend gevoel te werk gaat, kan het zich – eenmaal gevestigd – steeds makkelijker ontwikkelen. Omdat de nationaal-socialistische staat veel wegheeft van een politiestaat (waarin de bevolking gecontroleerd en indien nodig gestraft werd door een al dan niet geheime en zeer machtige staatspolitie), en dus een sterke aanvalskracht heeft, kan een nationaal-socialist met enige macht (zoals Hitler die in 1933 Reichskanzler of regeringsleider werd) zich d.m.v. geweld en vanuit een sterk superioriteitsgevoel steeds meer uitbreiden door tegenstanders uit te roeien en mensen te verplichten naar hem te luisteren.
Naarmate het nationaal-socialisme zich ontwikkelt en meer en meer invloed krijgt op de maatschappij (totdat er sprake is van een totalitair systeem, waarin het individu geheel is ondergeschikt aan het collectief en waarin de staat het gehele leven van de burger inricht), wil het zich steeds meer en steeds sneller uit gaan breiden. Op een gegeven moment stuit het dan natuurlijk op tegenstand – grote tegenstand (voor Hitler gebeurde dit op het moment dat hij met zijn troepen Polen binnenviel en Engeland en Frankrijk Duitsland de oorlog verklaarden).
Tot nog toe heeft een nationaal-socialistische maatschappij niet langdurig met succes en tevreden volkeren kunnen bestaan. Of dit in de toekomst ooit mogelijk zal zijn, lijkt onwaarschijnlijk. Wanneer één volk tijdenlang andere landen en mensen d.m.v. terreur en geweld aanvalt, dan zal daar op den duur tegenstand op volgend – hoe bloederig en gewelddadig het ook zal worden. En of het nu is omdat op de een of andere manier ‘het goede’ altijd overwint, of omdat een nationaal-socialistische beweging te groot moet zijn (met één ras kom je niet aan een meerderheid), tot nog toe hebben nationaal-socialistische bewegingen niet langdurig met succes kunnen bestaan.
Hoofdstuk 2 – Hoe ontwikkelde zich het nationaal-socialisme in de 20e eeuw en wat had het voor gevolgen?

Het nationaal-socialisme is een beweging die in de 20e eeuw van veel invloed is geweest op de internationale verhoudingen tussen de verschillende landen van de wereld. Wereldoorlog II is hier een goed voorbeeld van. Niet alleen is deze wereldoorlog een heftige oorlog op zich geweest, de oorlog heeft ook een hoop ‘secundaire gevolgen’ gekend, die dus indirect ook gevolgen zijn van de opkomst van het nationaal-socialisme. Zo wordt wel gezegd dat pas toen Wereldoorlog II begon de economische crisis - die in 1929 in de Verenigde Staten begon - pas echt voorbij was. Ook is na Wereldoorlog II het algemeen besef van het belang van verdraagzaamheid en tolerantie ten opzichte van andere mensen, volkeren of rassen sterk gegroeid.

De opkomst van het nationaal-socialisme vindt zijn indirecte oorsprong in het Verdrag van Versailles, wat na Wereldoorlog I in 1919 werd opgesteld door de Geallieerden (Amerika, Engeland, Frankrijk) om de gewonnen oorlog af te handelen met de verliezers de Centralen (met name Duitsland). Bij het opstellen hiervan waren o.a. aanwezig de Amerikaanse president Wilson, de premier van Engeland David Lloyd George en de Franse eerste minister Clemenceau. In het verdrag werd vastgesteld, dat Duitsland erg beperkt zou worden in zijn mogelijkheden om in de toekomst nogmaals oorlog te voeren. Vooral Frankrijk wilde Duitsland veel afnemen en sterk beperken in zijn mogelijkheden. Lloyd George zag echter in, dat Duitsland niet te sterk benadeeld moest worden (bron 4). En gelijk kreeg hij.
Niemand in Duitsland kon de bepalingen accepteren, maar ze moesten wel: ze hadden zich overgegeven en stonden alleen in de internationale politiek. In 1929, tien jaar na het Verdrag van Versailles, bracht de beurscrisis grote werkloosheid en veel armoede met zich mee. De economische malaise schiep voor de Duitse nazi’s (die toen natuurlijk al wel bestonden, maar nog nooit de kans hadden gehad groot te worden en veel invloed op het bestuur van Duitsland te krijgen) het perfecte klimaat om groot te worden: in 1933 kwam Adolf Hitler (een fanatieke nationaal-socialist) in Duitsland aan de macht als regeringsleider, verkreeg in korte tijd veel macht en veranderde Duitsland in een totalitaire staat. Hij voelde zich als Duitser sterk benadeeld door het Verdrag van Versailles en lapte de daarin opgestelde regels dan ook aan zijn laars. Hij verheerlijkte oorlog voeren en voerde vanaf 1933 een bedreigende en chanterende politiek naar het buitenland toe.
Ook in Italië was ondertussen een nationaal-socialist aan de macht gekomen: Benito Mussolini (bron 5). Hij wilde Italië laten groeien en zag in dat hij best eens een verbond kon sluiten met Hitler. Ook Hitler zag wel wat in een samenwerkingsverband en in 1936 werd ook Japan onderdeel van hun verbond. Ondertussen eiste Hitler van Engeland en Frankrijk dat steeds meer zaken die in het Verdrag van Versailles stonden werden teruggetrokken. Toen Hitler in 1939 o.a. eiste dat de Poolse corridor (een stuk Polen dat dwars door Noordoost Duitsland liep ) werd opgeheven, zagen Engeland en Frankrijk in dat Hitler teveel wilde en weigerden Hitlers verzoek in te willigen. Toen Hitler op 1 september 1939 toch besloot Polen binnen te vallen, begon Wereldoorlog II.
Wereldoorlog II was een oorlog waarin Hitler met al zijn aanhangers (de nazi’s) het nationaal-socialisme sterk uitoefende: het anti-semitisme is hier een voorbeeld van. Hitler was van mening dat het Joodse volk het meest inferieure volk ter wereld was en meende daarom alle Joden gevangen te moeten zetten en te moeten uitmoorden (bron 6).
Ook andere minderheids-groepen zoals homo’s en niet-blanken werden uit-gemoord. Hitler wilde een zo sterk mogelijk ras kweken van het Arische ras (blond met blauwe ogen). Hij vond dat mensen van het Arische ras nooit kinderen moesten krijgen met mensen van een ander ras: het Arische ras was superieur en door geslachtsgemeenschap met inferieure rassen werd het Arische ras in het algemeen verzwakt. Hij noemde de inferieure rassen ‘Untermenschen’. Zij waren minder waard en moesten daarom als slaven voor de nazi’s werken of simpelweg uitgemoord worden.
Ook nu zijn er nog nazi’s, de zogeheten neonazi’s. Zij zijn allemaal nationaal-socialisten en vereren nog altijd ‘hun’ al lang gestorven leiders Hitler en Mussolini. Ook schromen zij niet voor het gebruik van geweld.
Duidelijk is dus wel, dat Wereldoorlog II zijn sporen heeft nagelaten in onze cultuur: nog steeds wordt de term ‘Jood’ gebruikt als scheldwoord, zie je mensen huiveren bij de naam Hitler en steekt men liever zijn linker- dan zijn rechterhand de lucht in om de aandacht te trekken. Aan de tijd waarin het nationaal-socialisme aan de macht was, wordt men liever niet herinnerd.
Hoofdstuk 3 – Welke filosofische ideeën lagen ten grondslag aan ideeën van het nationaal-socialisme?

Er zijn verschillende belangrijke filosofische namen van mensen die ideeën hebben geventileerd die van sterke invloed zijn geweest op de ontwikkeling van het nationaal-socialisme. Natuurlijk hebben ook nationaal-socialisten zelf filosofische theorieën opgesteld (ondanks het feit dat het geen filosofen zijn kunnen hun ideeën wel degelijk als filosofisch bestempeld worden), die hun houding t.o.v. verdraagzaamheid en andere rassen verklaart. Een aantal grote namen:

- A. Hitler
- J.A. de Gobineau
- B. Mussolini
- F. Nietzsche
- A. Rosenberg

Adolf Hitler

Adolf Hitler was op zich geen filosoof (eerder een nationaal-socialist, een massamoordenaar en een megalomaan), maar schreef wél veel van zijn filosofische ideeën over het hoe en waarom van het nationaal-socialisme op in zijn in 1923 en 1924 in de gevangenis geschreven boek ‘Mein Kampf’ (bron 7). Hierin vertelt hij wat zijn kijk op de wereld is, hoe hij denkt dat mensen horen te leven en hoe de staat zich moet opstellen t.o.v. het volk.
“Het moet een groter eer zijn, om als putjesschepper burger van dit rijk te zijn, dan koning in een vreemde staat.”
Hitler vertelt hier dat ieder mens uit een bepaald land komt en tot een bepaald ras komt. Volgens Hitler blijven de wortels van een persoon ook altijd bij zijn ras liggen: ieder ras heeft ander bloed en hierin zit hem het verschil tussen de verschillende rassen. Volgens Hitler is er een bijna nooit overtreden grondwet, namelijk dat de voortplanting en vermenigvuldiging van ieder afzonderlijk gebonden is aan de grenzen van de soort. Ieder dier paart zich alleen met een ander exemplaar van zijn eigen soort. Hitler ziet, vanwege het feit dat verschillend bloed door de aderen stroomt, de huidskleur verschilt of de ogen wat anders staan, verschillende soorten binnen de soort mens. Niet alle mensen zijn gelijkwaardig en een soort, nee, ieder ras, iedere mensensoort heeft zijn eigen soort en hoort hierbinnen te blijven. Hij wenst geen menging, omdat dan het zwakkere ras onderdoet voor het sterkere ras.
Hitler is wat dat betreft zeer primitief in zijn opvattingen: het recht van de sterkste geldt en van beschaafdere en intelligentere opvattingen dan die is amper sprake. Hij vindt blanken met blauwe ogen (het arische ras) superieur aan alle andere rassen omdat deze volgens hem intelligenter, mooier en sterker zijn. Het Joodse ras is voor Hitler het meest inferieur, zij zijn volgens hem de schuld van het kwaad in de maatschappij.
J.A. de Gobineau
Gobineau (bron 8) interpreteerde de geschiedenis van de menselijke civilisaties in termen van inferieure en superieure rassen en hun vermenging. Voor Gobineau was het nobele en superieure ras het blanke, speciaal het arische type. Rasvermenging zou leiden tot degeneratie en cultuurverval.
In 1853 legde Gobineau de grondslag voor de moderne rassentheorie. Hij werd in 1898 gevolgd door H. ST. Chamberlain en in 1907 door Th. Frisch. Hun antisemitische teksten worden veelvuldig gelezen. In 1917 populariseert Dinter het racistische antisemitisme in een triviale roman die in 1922 al een oplage van 200.000 exemplaren heeft. De Gobineau wordt ook wel ‘de vermeende vader van het racisme’ genoemd. Duidelijk mag zijn, dat de nationaal-socialisten (en met name Hitler) in principe heel zijn theorie hebben overgenomen.
B. Mussolini
Mussolini (bron 5, pag. 8) had weliswaar nationaal-socialistische kenmerken, hij legde zijn nadruk op het fascisme. Het fascisme heeft een duidelijke leer (bron 9).
Mussolini had dus duidelijke ideeën over hoe de maatschappij er uit moest zien. Het nationaal-socialisme heeft later vooral van zijn leer en ideeën overgenomen, dat het individu geheel ondergeschikt is aan de maatschappij, en dat geweld in het geheel niet geschroomd hoeft te worden om je zin te krijgen.
Mussolini voelde zich, net als Hitler door het Verdrag van Versailles, zeer benadeeld door andere landen. Ook was hij persoonlijk uit de socialistische partij van Italië gezet en wilde zich wreken. Hij wilde allereerst met zijn eigen, fascistische partij de macht van de socialisten overnemen en daarna van Italië weer een grote mogendheid maken. Weliswaar minder filosofische eigenschappen, maar wel degelijk door Hitler ook gebruikt bij het ontplooien van zijn nationaal-socialisme in Duitsland.
F. Nietzsche
In februarie 1869 nam Friedrich Nietzsche (bron 10) zijn professoraat in Basel als buitengewoon hoogleraar in de Griekse taal en literatuur (filologie) aan.
Wat de nationaal-socialisten vooral van Nietzsche hebben overgenomen, is de nihilistische kijk op het leven. Het nihilisme zegt, dat waarden niet bestaan en dat niets het waard is om te leven. De verschrikkelijke acties die de nazi’s ondernomen t.o.v. de rassen die zij inferieur vonden, zijn volgens de algemene normen en waarden mensonwaardig en inhumaan, en kunnen niet uitgevoerd worden door lieden met een gevoel voor waarde, met een niet-nihilist die het leven een bepaalde waarde toekent en voor wie waarden van belang zijn. Nietzsche liet in zijn werken duidelijk merken dat hij zelf een nihilist was en hieruit kan opgemaakt worden, dat deze morele kijk op het leven door de nationaal-socialisten is overgenomen.
Voor Nietzsche was een Übermensch iemand die volmondig 'ja' tegen het leven zei en daardoor vele, vele malen zou reïncarneren (eeuwige wederkeer). De Untermensch was iemand die modern en ontaard was door de heersende cultuur. Hoe Nietzsche dit precies bedoelde is niet zo heel belangrijk, feit is dat de nazi’s deze en soortgelijke opvattingen hebben gebruikt bij het beoefenen van hun opvatting terwijl Nietzsche ze wellicht zo niet bedoelde. En dit is een hekel punt! De ideeën van Nietzsche hebben dus wel degelijk ten grondslag gelegen aan de ontwikkeling van het nationaal-socialisme in de 20e eeuw, maar in overige werken van hem keert hij zich duidelijk af van het nationalisme én van het socialisme, waarover hij zich graag sarcastisch uitlaat.
In bron 11 (een tekst van de huidige NSDAP/AO) blijkt duidelijk dat Nietzsche nog altijd sterk van invloed blijkt geweest te zijn op te nazi’s van Duitsland, en dat hij nog altijd een bron van inspiratie vormt voor de neo-nazi’s.
A. Rosenberg
A. Rosenberg was de partijfilosoof van Hitlers politieke partij en was (net als alle zuivere aanhangers van het nationaal-socialisme) een religieus persoon. Hij beschouwde de Ariërs als afstammelingen van het mythische Atlantis, die reeds in oeroude tijden met donkerharige "untermenschen" een "strijd op leven en dood" voerden. Omdat hij juist onderdeel was van het nazi-regime in Duitsland, bereikte zijn ideeëngoed zowel theoretisch als praktisch zijn climax tijdens dit nazi-bewind. Hij is binnen de partij belangrijk geweest voor Hitlers’ machtsspel, maar is toch minder van invloed geweest m.b.t. filosofische ideeën etc. Hij heeft zelf amper spraakmakende werken gepubliceerd en de grote opvattingen achter het nazisme zijn afkomstig van grotere, ‘echte’ filosofen als Nietzsche en De Gobineau.
Hoofdstuk 4 - Had het nationaal-socialisme zonder de filosofische ideeën van moderne filosofen kunnen bestaan?

Het is duidelijk, dat meerdere grote én kleine filosofen van invloed zijn geweest op of mee hebben gewerkt aan de opkomst van het nationaal-socialisme van de 20e eeuw. Vraag is echter, of deze invloeden ook per se nodig waren. De filosofen van wie de ideeën van belang waren zijn in te delen in twee categorieën, te weten de filosofen waarvan het nationaal-socialisme ideeën overnam en evt. verder uitbouwde of aanpaste en de ‘huisfilosofen’ van het nationaal-socialisme.

De filosofen waarvan het nationaal-socialisme vooral ideeën overnam zijn Nietzsche en De Gobineau. Zij hadden een aantal grote, fundamentele ideeën zonder welke het nationaal-socialisme niet had kunnen ontstaan tenzij zij zelf met deze ideeën op de proppen gekomen waren. Deze ideeën van de grotere filosofen zijn niet zozeer ideeën op zich, maar onderdelen van grotere ideeën en theorieën die door de filosofen ontwikkeld waren om het leven en ‘het zijn’ van de mens te verklaren. Meer dan eens hebben de nazi’s stukjes idee van deze filosofen uit hun verband gerukt en soms ook nog enigszins aangepast, zodat hun nationaal-socialistische opvatting en praktijken filosofisch onderbouwd werden, meer overtuigingskracht kregen en waardoor het nationaal-socialisme dus meer aanhangers kreeg. Een goed voorbeeld hierbij is de term ‘Untermensch’ die door Nietzsche werd geïntroduceerd, die bij de nazi’s wel op hetzelfde neerkwam maar waar de nazi’s een zeer minderwaardig ras van maakten en waarop zij een grootschalige rassendiscriminatie baseerden.
Het nationaal-socialisme had zelf ook wel enkele ‘huisfilosofen’ die met onderbouwde ideeën over de mens in het algemeen en rassenverhoudingen op de proppen kwamen (vooral Hitler en Rosenberg), maar de vraag is of deze ideeën ook zonder de hierboven genoemde grote filosofen wel hadden kunnen bestaan. Rosenberg (ironisch genoeg een Joodse naam) had niet gek veel schokkende ideeën, Hitler heeft daarentegen een heel boek geschreven over de onderbouwing en het hoe en waarom van het nationaal-socialisme en de volgens hem daarbij behorende praktijken.
Het nationaal-socialisme had naar mijn mening wel degelijk kunnen bestaan zonder de grote ideeën van de moderne filosofen; de filosofische onderbouwing ervan was er dan alleen niet of die was op zijn minst heel anders geweest. Het nationaal-socialisme is niet een beweging die succesvol is geweest vanwege de filosofische onderbouwing of het hoe en waarom ervan – het feit dat deze er wel is geweest bewijst niet dat deze ook nodig was. Het nationaal-socialisme kon zich zo ontplooien omdat de economische situatie van het overgrote deel van het volk bar slecht was, omdat de Vrede van Versailles zwaar op de schouders van de Duitsers drukte, en bovendien omdat het nationaal-socialisme groot is geworden door chantage, bluf en geweld. De beweging was er een met veel invloed door de hele regering heen, en met de relatief sterke bondgenoten als de toenmalige USSR en Italië kon het zich verder ontwikkelen tot bijna een bedrijf dat mensen die naar hun mening niets waard waren simpelweg uitroeide en steeds meer omringende landen wilde veroveren.
In het nationaal-socialistische denken ontbreekt nooit een tegenstander, die zich binnen de politieke eenheid bevindt en die onvermoeibaar bestreden moet worden met geweld. Daarom had het nationaal-socialisme ook zonder de filosofische ideeën van anderen of (minimaal) van zichzelf kunnen bestaan, het had dan alleen misschien minder mensen met zich meegetrokken.
Conclusie

Na het uitgebreid beantwoorden van de verschillende deelvragen, volgt hier per deelvraag een samengevat antwoord.

1. Wat is nationaal-socialisme en hoe ontwikkelt het zich in het algemeen?
Het nationaal-socialisme is een politieke en sociale stroming, die na Wereldoorlog I in Duitsland is ontstaan onder invloed van de ontreddering van de na-oorlogse jaren. De 'ideologie' van het nationaal-socialisme is geen theoretisch sluitend systeem, maar een verzameling opvattingen en sentimenten zoals het empirisme, het racisme en het fascisme. Kenmerkend is de afwijzing van zowel liberalisme als socialisme en communisme.
Het nationaal-socialisme ziet kans te gedijen in een maatschappij waar veel sociale onrust en ontevredenheid heerst. Na veel aanhangers te hebben getrokken groeit het langzaamaan en breidt het zich uit d.m.v. bluf, geweld en chantage.
2. Hoe ontwikkelde zich het nationaal-socialisme in de 20e eeuw en wat had het voor gevolgen?
Het nationaal-socialisme ontwikkelde zich in de 20e eeuw vanaf 1933, toen Adolf Hitler (een gevierde nationaal-socialist) in Duitsland aan de macht kwam. Het groeide steeds sneller en wilde steeds meer landen veroveren. Bij het invallen van Polen in 1939 brak Wereldoorlog II uit, waarin veel mensen werden vermoord of gevangen gezet.
Het nationaal-socialisme heeft zijn sporen flink achtergelaten in onze huidige maatschappij, vooral door de verschrikkelijke gebeurtenissen tijdens Wereldoorlog II.
3. Welke filosofische ideeën lagen ten grondslag aan ideeën van het nationaal-socialisme?
Vooral de ideeën van Nietzsche zijn sterk gebruikt voor het onderbouwen van het hoe en waarom van het nationaal-socialisme. Ook De Gobineau (‘de vader van het racisme’) heeft erg concrete ideeën aan de man gebracht, die later door de nazi’s zijn verwerkt tot hun uiteindelijke ideeën.
Adolf Hitler heeft zelf het fundament van het nationaal-socialisme opgetekend in zijn boek ‘Mijn Kamp’ uit 1925, maar deze ideeën zijn voornamelijk afkomstig van andere filosofen. Mussolini is een beetje een buitenstaander – hij heeft samengewerkt met Hitler, maar zijn ideeën zijn niet van noemenswaardige invloed geweest op de ontplooiing van het nationaal-socialisme. Rosenberg was ‘huisfilosoof’ van Hitler maar kwam niet met wereldschokkende ideeën.
4. Had het nationaal-socialisme zonder de filosofische ideeën van moderne filosofen kunnen bestaan?
Ja, het nationaal-socialisme had kunnen bestaan zonder deze filosofische ideeën, omdat het nationaal-socialisme zijn bestaansrecht ontleent aan het feit dat het gewelddadig en chanterend is, en het alleen succes krijgt in een situatie waarin burgers niet tevreden zijn over de maatschappij waarin ze leven. Op een dergelijk moment is een filosofische onderbouwing niet zo belangrijk meer. Zonder de ideeën en zonder bijv. het boek van Hitler had het nazi-regime waarschijnlijk minder aanhangers gehad, maar had het evengoed bestaan.
Na de deelvragen beantwoord te hebben, kan nu ook de hoofdvraag beantwoord worden:
Op welke manier is het nationaal-socialisme van de 20e eeuw beïnvloed door de moderne filosofie?
Het nationaal-socialisme van de 2e eeuw is in die zin beïnvloed door de moderne filosofie, dat de beginselen voortkomen uit eerdere ideeën van grote filosofen als Nietzsche, maar dat ook maatschappelijke ontevredenheid een onmisbaar ingrediënt voor succes is.
De moderne filosofie heeft de fundamenten aangereikt voor degenen die het nazisme groot hebben gemaakt (zoals A. Hitler en B. Mussolini), maar voor het werkelijke succes ervan zijn deze ideeën niet meer nodig. Dit vanwege het feit, dat het nationaal-socialisme zichzelf in stand houdt met en uiteindelijk ten onder gaat aan grootheidswaanzin, superioriteitsgevoel, veel bluf en chantage en met name heel erg veel geweld en terreur.
Zonder de moderne filosofie had het nationaal-socialisme zich wellicht op een nog primitievere manier ontwikkeld – nu is er ten minste nog sprake van enige onderbouwing, maar ook zonder die onderbouwing was er ten tijde van de economische beurscrisis en de maatschappelijke onrust in Duitsland ruimte geweest voor een grote organisatie als deze.
Bibliografie

Boeken

Hitler A., Mijn Kamp, Ridderkerk,
Verschillende auteurs, Grote Winkler Prins, Amsterdam, 1990
Palmer D., De Grote Vragen, Vijfhuizen, 2001
Pirsig R.M., Zen en de kunst van het motoronderhoud, Amsterdam, 1999
Internet
http://www.google.com
zoekmachine
http://www.digischool.nl
voor scholieren
http://www.geschiedenis.net
voor algemene informatie
http://www.nazi-lauck-nsdapao.com
voor info over NSDAP/AO
Bronnen

Bron 1
Hij kwam me seksueel voorlichten. Ik heb hem toen gevraagd: 'Papa, wat is nationaal-socialisme eigenlijk?' 'Nationaal-socialisme is de wil van de Führer', zei hij. Dat was zijn wereldbeeld. De wil van Hitler was zijn enige maatstaf.'

Uit ‘Dagblad de Limburger’
Editie 02-02-02

Bron 2
[foto van Hitler]

Bron 3
En tot [de ontevredenen] moet de jonge beweging zich in de eerste plaats wenden. Ze mag niet een organisatie van de tevredenen, van de zatgevretenen zijn, maar moet een zwaard smeden uit de onderdrukten en de rusteloozen, en uit degenen die niet kunnen slapen van pijn, uit de altijd ongelukkigen en uit die, wier ontevredenheid niet te stillen schijnt (…).

Uit ‘Mijn Kamp’ door A. Hitler
Blz. 405

Bron 4
‘Als [Duitsland] zich door de vrede van 1919 onrechtvaardig behandeld voelt, zal het middelen vinden om wraak te nemen op zijn overwinnaars.

Bron 5
[foto van Mussolini]

Bron 6
[foto van Joden in een concentratiekamp]

Bron 7
[afbeelding kaft van 'Mein Kampf' (= boek Hitler)]

Bron 8
[foto van Gobineau]

Bron 9
Het fascisme bestrijdt niet alleen het socialisme maar ook het geheel van democratische ideologieën en praktijken. Het ontkent dat de maatschappij kan worden geleid door het simpele feit van een getallenmeerderheid. Het ontkent dat de massa kan worden geregeerd door het feit dat men haar regelmatig laat stemmen. Het beweert dat er een onveranderlijke, vruchtbare en productieve ongelijkheid onder de mensen bestaat die niet op mechanische en uiterlijke wijze, zoals door het algemeen stemrecht, op eenzelfde peil kan gebracht worden. Democratische regimes zijn regimes waarbij men van tijd tot tijd aan het volk de illusie geeft dat het soeverein is, terwijl de ware en effectieve soevereiniteit bij andere, soms onverantwoordelijke en duistere machten berust.

Bron 10
[afbeelding Nietzsche]

Bron 11
"Vanuit de door de Reformatie uitgelokte beweging van de Duitse geest betreffende de laatste oorsprong en wezensgrond van de menselijke natuur heeft Nietzsche zich het meest geweldig van de oude waarden van de culturele overlevering geprobeerd zich te bevrijden".

REACTIES

J.

J.

Ik ben het niet eens met de definitie van racisme die in dit artikel wordt gehanteerd. Ook al is dat een definitie die in het algemeen (mijns inziens ten onrechte) wordt gebruikt.
Racisme is het onderscheid maken in rassen net zoals men ook individuen van elkaar kan onderscheiden, en het groeperen van individuen in rassen op basis van genetische verwantschap net zoals men families groepeert op basis van genetische verwantschap. Dat onderscheiden en groeperen hoeft geenszins te betekenen dat men een waadeoordeel geeft over het al dan niet tot een bepaald ras te behoren. Wel zal een racist doorgaans erkennen dat bepaalde genetische eigenschappen in bepaalde leefomgevingen een voorsprong op andere rassen geeft. Je kunt dat superioriteit noemen. Diezelfde voorsprong kan in een andere leefomgeving overigens waar een nadeel zijn. Vandaar dat racisten het als positief zien dat mensen leven in de leefomgeving die het best bij hun aanleg aansluit en zich niet emigreren naar gebieden waar zij minder goed kunnen floreren. Al was het maar omdat daardoor het risico wordt vergroot van nageslacht dat noch aan de ene noch aan de andere leefomgeving is aangepast. Met als resultaat een mensheid en rassen die minder goed kunnen overleven binnen hun leefomgeving. Zij zien dat als degeneratie en dus in strijd met de evolutionaire wetten der natuur. Wetten die de mensheid tot leven hebben gebracht, en hebben gebracht tot ontwikkelingsniveau dat hen uiteindelijk boven de dieren heeft gebracht. Dus racisme is de leer die evolutie van de mensheid verkiest boven degeneratie van de mensheid. Waar kies jij voor?

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.