La belle Époque

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 5e klas vwo | 4395 woorden
  • 12 mei 2013
  • 32 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
32 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

La Belle Époque

Frankrijk in haar glorietijd 1871 – 1914

Inleiding: ‘La Belle Époque’

Dit essay gaat over La Belle Époque, een periode in de Europese geschiedenis die wordt gekenmerkt door optimisme, politieke rust en het uitblijven van oorlogen. Voor de startperiode van La Belle Époque is geen precies jaartal te noemen, al wordt het einde van de Frans-Duitse oorlog vaak aangenomen. Het bijbehorende jaartal is 1871.

Deze periode van rust en vooruitgang die volgde vond niet alleen in Frankrijk plaats, maar in vrijwel heel West-Europa. Centraal staat overal de toenemende interesse in kunst en cultuur en het pronken met het eigen verleden. Men had zin in het leven en behoefte aan nieuwe sensationele dingen. En die kwamen er: zowel de vooruitgang in wetenschap en techniek als in sociaal, economisch n politiek aspect is ongekend. Cultuur werd toegankelijk voor alle klassen en kunst vond zijn plek in het dagelijks leven. Dit essay zal zich richten op de vooruitgang in Frankrijk, waar La Belle Époque het meest aanwezig was.

Het einde van het tijdperk is makkelijker aan te wijzen dan het begin: het jaar 1914, de start van de Eerste Wereldoorlog, wordt algemeen aangenomen als einde. Voor een romantischere datum wordt ook wel 15 april 1912 gekozen: de dag dat de Titanic zonk. Met haar zonk het eindeloze optimisme, het ultieme vertrouwen in techniek en het beeld van een prachtige toekomst vol vrede. ‘De terreur van twee wereldoorlogen ontstond aan de horizon, en het vertrouwen maakte plaats voor angst.’[1]De naam ‘La Belle Époque’ (het mooie tijdperk, of wat vrijer: de goede oude tijd) is dan ook achteraf gegeven, afgezet tegen de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog.

De komende vijf hoofdstukken behandelen ieder een bepaald aspect van La Belle Époque. Allereerst wordt gekeken naar de politieke situatie van Frankrijk, dat zich op dat moment in haar Derde Republiek bevond: hoe is die staatsvorm tot stand gekomen, en is er een reden aan te wijzen waardoor politieke onrust uitbleef? Vervolgens wordt duidelijk wat die staatsvorm nou eigenlijk betekende voor een inwoner van Frankrijk: hoe zit de maatschappij in elkaar en hoe wordt erover gedacht? En dan naar waar de Belle Époque daadwerkelijk om draait: de technologische ontwikkelingen, de groeiende economie en de bloeiende culturele interesse. Tot slot bevat de epiloog, het slotwoord, een conclusie en mening.

1. Politiek: de Derde Republiek[2]

La Belle Époque wordt ingeluid met het Franse verlies in de Frans-Duitse Oorlog. Keizer Napoleon III leed in september 1870 een enorme nederlaag in Sedan en gaf zich persoonlijk over aan de Duitse kanselier Otto von Bismarck. Het Tweede Keizerrijk van Frankrijk werd daarmee omvergeworpen en in Parijs werd een nieuwe tijdelijke regering geïnstalleerd: Le Gouvernement de la Défense Nationale. Het nam als eerste taak om de oorlog tegen de Pruisische indringers voort te zetten, maar na verschillende pogingen werd het duidelijk dat verder gewapend verzet zinloos zou zijn. Op 28 januari 1871 wordt een wapenstilstand gesloten met de Pruisen.

Nieuwe verkiezingen waren het gevolg, nog op 8 februari dat jaar. De uitslag sprak boekdelen. De monarchisten kregen een duidelijke meerderheid in de Assamblée Nationale (Nationale Vergadering: het Franse Lagerhuis, vergelijkbaar met de Nederlandse Tweede Kamer): 400 zetels tegen 200 republikeinse zetels en een paar Bonapartistische. Het beslissende punt voor burgers lag in hét grote verschil tussen de monarchisten en republikeinen: eerstgenoemden voerden campagne voor de vrede, terwijl republikeinen aandrongen op een laatste beslissende strijd. Ondanks dat bepaalde provincies (zoals Elzas) met meerderheid op de republikeinen stemden, koos het Franse volk dus voor vrede. Adolphe Thiers werd als ‘Chef du pouvoir exécutif’ (‘hoofd van de uitvoerende macht’) de uitverkoren persoon om die beloftes waar te gaan maken. Hij ging met Bismarck rond de tafel zitten en dat resulteerde al op 1 maart in het Verdrag van Frankfurt. Thiers ging hierin akkoord met een te betalen schadevergoeding  van vijf miljard frank en het onderhouden van een Duits bezettingsleger in het oosten van Frankrijk. Daarnaast raakt Frankrijk Elzas en het noorden van Lotharingen kwijt aan het Duitse Rijk en krijgt het Duitse leger toestemming om een overwinningsmars door de Arc de Triomphe in Parijs te organiseren. De Nationale Vergadering ging ermee akkoord, waarna de afgevaardigden van de verloren provincies ter protest direct hun zetels inleverden.

Veel Franse burgers konden niet begrijpen dat de Nationale Vergadering akkoord was gegaan met de ingrijpende voorwaarden van Duitsland (la paix honteuse; de schandelijke vrede). Op 18 maart verenigden ze zich en veroverden Parijs.  Op 28 maart werd daar de Commune van Parijs geïnstalleerd, een gemeentelijk zelfbestuur. Er werden ingrijpende hervormingen doorgevoerd: het leger werd vervangen door een Garde National van burgers, kerk en staat werden gescheiden en ambachtslieden werd al hun schulden kwijtgescholden.

Thiers ondertussen had Bismarck succesvol een verzoek gestuurd om Franse krijgsgevangenen vrij te laten om een leger te vormen om Parijs te laten capituleren. Op 21 mei was zijn strategie klaar en viel hij aan: la semaine sanglante, de bloedige week, volgde. Straat voor straat werden de aanhangers van de Commune teruggedrongen, tot ze in het centrum van Parijs op 28 mei definitief werden verslagen. Dertigduizend Parijzenaars werden gedood en veertigduizend gevangengenomen.

Monarchisten hadden, zoals gezegd, de meerderheid in de Nationale Vergadering. Ze konden het echter niet eens worden over wie de koning moest worden, en dus werd Adolphe Thiers op 30 augustus 1871 tijdelijk aangesteld als president. Men was bereid een republiek te aanvaarden, zolang het werd geleid door een man als Thiers.

Thiers gaf de twee daaropvolgende jaren de republiek krachtig en efficiënt leiderschap, maar zag in dat hij de voorkeur gaf aan een ietwat conservatieve republiek. In 1872 gaf hij zelfs openlijk aan zich aan te sluiten bij de republikeinen, wat een schok was voor de nog altijd in een meerderheid bevindende monarchisten in de Nationale Vergadering. Maar aangezien hun populariteit ernstig daalde, besloten ze Thiers te ontslaan als president en hem te vervangen door de aanvoerder van het leger, maarschalk Patrice de Mac-Mahon.

De praktische opdracht gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

Ondertussen werd een grondwet voor de Republiek geschreven. Een tweekamerstelsel was daarvan het resultaat: er kwam een huis van afgevaardigden en een senaat. Daarnaast werd er een president gekozen die om de zeven jaar werd vervangen. Zijn bevoegdheden zijn vrijwel gelijk aan die van een constitutionele monarch en de premier was verantwoordelijk voor hem. Aan het eind van 1875 werd de grondwet aangenomen en had de Derde Republiek eindelijk een vaste vorm.

Bij de nieuwe verkiezingen in 1876 wonnen de republikeinen tweederde van de zetels, en die meerderheid hielden ze de rest van de Belle Époque lang vast. Kerk en staat werden door deze liberale regeringen definitief gescheiden, wetgeving en onderwijs werden seculier van aard en godsdienst werd een privé-aangelegenheid.

Ondanks dat de republiek als regeringsvorm erg populair was, is de Derde Republiek nooit geliefd geweest. De voornaamste reden is waarschijnlijk de interne verdeeldheid die altijd aanwezig was en de verschillende schandalen die elkaar maar bleven opvolgen, waarvan er drie duidelijk uitspringen.

Ten eerste was daar Georges Boulanger en zijn Boulangisme, dat tussen 1886 en 1889 het meest bedreigend voor de Republiek.  Boulanger werd in 1885 aangesteld tot minister van Defensie. Hij herstelde de traditie van militaire parades, vormde populaire hervormingen toe in het leger en sprak op chauvinistische wijze tegen de Duitsers. De herinneringen naar de verloren provincies in 1871 kwamen bovendrijven. Het overdreven nationalisme, of beter: patriottisme, dat Boulanger uitoefende maakte hem in korte tijd razend populair. Het keerpunt zat hem in de Schnaebelé affaire. Guillaume Schnaebelé, een medewerker van de Franse spoorwegen, werd naar Duitsland gelokt en daar opgepakt wegens spionage. Boulanger was van mening direct het leger te mobiliseren en drong aan op een revanche voor de Frans-Duitse oorlog.

Toen Schnaebelé echter gewoon werd vrij gelaten een paar dagen later, werd Boulanger door zijn kabinet als gevaarlijk beschouwd en hij keerde dan ook niet terug in het volgende kabinet. Zijn populariteit onder het volk was echter erg groot, en dus richtte hij zijn eigen beweging op: de Boulangistische Beweging. De beweging stond voor révision, restauration et révanche: er moest een krachtig uitvoerend gezag komen, de oude glorie van Frankrijk moest worden hersteld en (mede door dat laatste te laten uitkomen) er moest een oorlog tegen Duitsland komen.  Vanwege de populariteit won Boulanger weer een zetel in de Kamer van Afgevaardigden. Hij was van plan een staatsgreep te plegen om aan de ultieme macht te komen, maar toen de regering daarvan hoorde, werd een arrestatiebevel uitgevaardigd. Boulanger op zijn beurt hoorde daar weer van, en vluchtte naar het buitenland. Bij de volgende verkiezingen werd hij persoonlijk uitgesloten van deelname, en zijn beweging haalde een tegenvallende winst: slechts 72 zetels. Boulanger pleegt op 30 september 1891 zelfmoord en daarmee verdween ook het Boulangisme en een van de grootste gevaren voor de Republiek.

Een nieuw gevaar voor het regime stond echter alweer om de hoek: het Panama-schandaal. Ferdinant de Lesseps, die ook bij de bouw van het Suez-kanaal betrokken was geweest, wilde eenzelfde truc uithalen in Panama. De onderneming bleek echter moeilijk en duur, en dus stortte het bedrijf in 1889 in en veel aandeelhouders waren hun geld kwijt. Dat leek niets extreems, tot journalist Édouard Drumont ontdekte dat een hoop politici waren omgekocht om het bedrijf overeind te houden.

De grootste crisis vond voor de Derde Republiek vond plaats in de negentigerjaren: de Dreyfus Affaire. De Joods-Franse officier Alfred Dreyfus werd vals beschuldigd van het spioneren namens Duitsland, werd ontslagen en kreeg een levenslange gevangenisstraf. Toen zijn vervanger Georges Picquart de zaak echter uitgebreider onderzocht, kwam hij achter de echte gang van zaken: Ferdinand Walsin Esterhazy, wél een Duitse spion, had documenten en verklaringen vervalst die oorspronkelijk over hem gingen. De superieuren van Picquart waren niet erg blij met het nieuws. Nadat ze zelf valse documenten hadden opgesteld om Drefuys’ schuld te bewijzen, wilden ze de hele affaire in de doofpot stoppen. Picquart werd ontslagen en zelfs gevangengezet. De zaak kwam echter voor het grote publiek aan het licht toen schrijver Émile Zola het in de krant L’Aurore zette. Zola werd aangeklaagd en veroordeeld, maar de kritiek tegen het regime nam enorm toe. Niet alleen vanwege Drefuys, maar ook vanwege het opkomende antisemitisme. Dat antisemitisme, gepaard met nationalisme, werd vaak ingezet om de gewenste publieke opinie tegen Drefuys en zijn medestanders in te nemen. Onder andere als gevolg daarvan werd Drefuys in 1908 doodgeschoten door een journalist.

Dit samengevat kan gesteld worden dat de ‘politieke rust’ die tijdens La Belle Époque zou heersen slechts relatief is: de spanningen tussen Frankrijk en Duitsland staan continu op scherp en ook ’s binnenlands gaat niet alles van een leien dakje. Toch blijft het veelal bij spanningen en blijft het regime overeind. De opofferingen die Adolphe Thiers in het begin van La Belle Époque deed aan Duitsland waren dus de moeite waard.

2. Maatschappij en French Mind[3]

Voor de paradox-liefhebber was de Derde Republiek een walhalla: het werd opgezet door de aristocratie, bestuurd door de hoge burgerij, beheerst door de lage burgerij en gedomineerd door boeren.

Die enorme invloed van de burgerij, of bourgeoisie, is een Europese trend in de 19e eeuw. Toch was de groep sterk in de minderheid: niet meer dan zo’n vijftien à twintig procent van de Franse bevolking was aangesloten bij de bourgeoisie. Het merendeel was arbeider of boer, samengenomen als la classe populaire. De lijn tussen die klasse en die van de bourgeoisie is echter vaag. Het is in ieder geval  geen economische grens, want veel arbeiders waren beter af dan mensen uit de lage burgerij. De duidelijkste grens is te vinden in opleiding: de volksklassen hadden alleen basisonderwijs gevolgd, als ze überhaupt al onderwijs gevolgd hadden, terwijl de burgerij naar het voortgezet onderwijs ging – naar het lycée of collège. De boeren waren echter in slinkende getale. In 1870 was 52 procent van de Fransen werkzaam in de landbouw tegenover 23 procent in de industrie, in 1914 was dat nog 40 procent in de landbouw en 39 procent in de stad.

De romantische gedachten van vóór de Belle Époque hadden inmiddels plaats gemaakt voor een hardere tijd waarin veel minder emoties werden uitgedrukt. En dat allemaal door de opkomst van wetenschap en materialisme. Scheikundige Marcellin Barthelot: ‘Science alone possesses a moral force powerful enough to bring about without delay the blessed era of equality and fraternity.’ Men geloofde met de nieuwe technieken tot alles in staat te zijn. De overheersende sfeer van positivisme en sciëntisme werd zowel in de literatuur als in filosofie en politiek geopenbaard. Émile Zola vond bijvoorbeeld dat een romanschrijver zijn onderwerp moest bekijken met de objectiviteit van een chemicus in een laboratorium. Sommige historici geloven dat het sciëntisme zelfs doordrong tot poëzie en beeldende kunst.

Een positivistisch tijdperk bewijst zichzelf niet slechts door de impact van wetenschap en kunst, maar ook door een verhoogde belangstelling en snellere ontwikkelingen in die wetenschap. Dat was ook zeker het geval in Frankrijk: in de zuivere wetenschappen concurreerden de Fransen succesvol met bijna iedere rivaliserende natie.  Hun prestaties waren nog opvallender in het licht van de barre middelen die ze tot hun beschikking hadden: universitaire laboratoria waren klein en primitief en industrieel onderzoek bestond nauwelijks. In het volgende hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de technologische ontwikkelingen tijdens La Belle Époque.

Frankrijk werd dus bestuurd door de bourgeoisie, maar had een meerderheid aan boeren en arbeiders. Sciëntisme en positivisme stond voor inwoners van Frankrijk tijdens La Belle Époque centraal.

3. Technologische ontwikkeling[4]

La Belle Époque was een tijdperk van enorme technologische en wetenschappelijke vooruitgang in de hele wereld. De nieuwe golf wordt de tweede industriële revolutie of de technologische revolutie genoemd. David Landes was in 1972 de eerste die in zijn boek The Unbound Prometheus het belang van de in de Belle Époque vergaarde nieuwe technologieën benadrukt. Met name elektriciteit, de verbrandingsmotor, nieuwe materialen en stoffen (waaronder legeringen en chemicaliën), communicatie-technologieën (telegraaf en radio), staal en spoorwegen hebben een grote invloed gehad op de verdere ontwikkeling van Europa en de rest van de wereld.

Het is ook het tijdperk waarin rijtuigen geruisloos worden en in verschillende modieuze vormen voorkomen. Tegen het einde van La Belle Époque worden ze langzaam vervangen door de auto, die zijn eerste decennium slechts een luxeproduct was voor de rijken. De telefoon werd eveneens ontwikkeld en elektrisch licht begon gaslicht te vervangen. De grammofoon nam z’n plek in in de huiskamers van de Belle Époque en bioscopen vestigden zich in de Europese steden.  

Medisch gezien werd er ook veel ontdekt en verbeterd tussen 1871 en 1914: de germ theorie of disease, de theorie dat micro-organismen       ziekten veroorzaken, passeerde voor het eerst de revue en medische bacteriologie, het bestuderen van bacteriën, werd een gevestigde studie.  De sociale wetenschappen bloeien ook mee met de professionalisering en modernisering van de onderzoekstechnieken. Georg Simmel (grondlegger formele sociologie), Émile Durkheim (onderzocht sociale cohesie, samenhang in een maatschappij) en Max Weber (één van de grondleggers van de sociologie) zijn pioniers uit La Belle Époque op het gebied van academische sociologie.

Na het midden van de 19e eeuw was de hoofdrol weggelegd voor spoorwegen die vanaf nu alle grote steden van Europa met elkaar, maar ook met kleine dorpjes verbond.

La Belle Époque heeft dus gezorgd voor een hele hoop vooruitgang op technologisch, wetenschappelijk en medisch gebied. Het legde de basis voor wat een eeuw later is uitgebreid en we nog steeds gebruiken. En dat moet beloond worden, zou je zeggen. Het is dan ook niet gek dat sinds de Belle Époque, 1901 om precies te zijn, de Nobelprijs wordt uitgereikt aan ongekende vindingen in de natuurkunde, scheikunde, fysiologie en geneeskunde.

4. economische situatie[5]

Tijdens La Belle Époque groeide de Franse economie met ongekende snelheid. De export verdrievoudigde tussen 1871 en 1914, het nationaal inkomen verdubbelde en Franse investeringen in het buitenland verzesvoudigden. Die indrukwekkende getallen komen voornamelijk voort uit de jaren 1896 – 1914. In de jaren tachtig en begin jaren negentig van de negentiende eeuw kende Frankrijk een periode van economische stilstand: de prijzen daalden fors en de industriële groei nam af. Rond 1895 nam de daling af, en maakte halverwege het eerste decennium van de nieuwe eeuw zelfs plaats voor een economic boom. De prijzen stegen weer met 40 procent en handel met het buitenland nam toe met 75 procent. Na 1905 bleef de economie groeien met gemiddeld 4,5 procent per jaar. Volgens ongeveer iedere meting blijft Frankrijk Engeland daarmee ver voor tijdens het vooroorlogse decennium.

Heel Europa kende deze trend, maar een aantal factoren was kenmerkend voor Frankrijk. Eén van die redenen was het openen van de grote Briey ijzerertsvelden in Lotharingen. De Duitsers hadden na hun overwinning in de Frans-Duitse oorlog de grens tussen Frankrijk en Duitsland zo getrokken dat Duitsland de ijzerertsvelden van Lotharingen in zijn bezit had. Het gebied dat ze hadden genomen bleek echter slechts uitstulpingen te bevatten van een enorm ondergronds depot, welke voor het grootste deel in Frankrijk lag. Het ijzer dat werd gewonnen was alleen erg onzuiver en bleek pas van nut toen in Engeland in 1878 een nieuw smeltproces was ontwikkeld. Vanaf toen was het succes van Lotharingen in de staal- en ijzerindustrie niet meer te stoppen. In 1914 stonden er twintig staalbedrijven in het gebied, die voor meer dan tweederde van de Franse totale gewonnen hoeveelheid aan staal en ijzer garant stond. Frankrijk was ’s werelds grootste exporteur van ijzererts geworden.

Een tweede oorzaak van de groeiende Franse economie was de beslissing in 1892 om hoge invoerheffingen te gaan eisen op industriële producten en landbouwproducten. Napoleon III’s beslissing om te gaan naar een vrijere economie heeft nooit erg veel steun gevonden, ondanks dat het erg heeft geholpen in de zelfmodernisatie van de Franse industrie in de zestigerjaren. Wanneer Napoleons lage invoertarieven verliepen,  werden de tarieven van veel industriële producten hersteld. Dit protectionisme vond in heel centraal-Europa plaats, maar Frankrijk onderscheidt zich in 1892 met de Méline Tariffs: het op drie na hoogste belastingtarief in de wereld. De groei in productie en handel met het buitenland was sneller dan in  Engeland met zijn vrije handel. Franse boeren lukten het, in plaats van hun collega’s in Engeland die van hun land werden gedreven, om te overleven en af en toe zelfs te groeien. Frankrijk was hiermee qua voedsel voor 90 procent zelfvoorzienend, en had hiermee een handige basis voor de Franse industriële sector opgebouwd.

De meest opmerkelijke successen van Frankrijk werden echter behaald in het buitenland. Franse banken en ingenieurs investeerden vanaf halverwege de negentiende eeuw veel in de industrialisering van de rest van Europa. In 1870 was er vijftien miljard frank geïnvesteerd in het buitenland en in 1914 vijfenveertig miljard. Een derde van de totale Franse liquide middelen was daarmee aanwezig in het buitenland. Rusland ontving er het grootste deel van, 25 procent. Ter vergelijking: slechts 10 procent was weggelegd voor het Franse koloniale rijk. Of al deze buitenlandse activiteit Frankrijk daadwerkelijk goed heeft gedaan, is betwijfelbaar. Een inwoner van Frankrijk na 1914 was ongetwijfeld beter afgeweest als al het geld in eigen land was geweest, zeker toen veel ervan verloren ging door de Russische Revolutie in 1917. Maar aan de andere kant had een inwoner van Frankrijk voor 1914 wel degelijk profijt van de investeringen. Frankrijk kreeg er een stuk meer voor terug dan dat ze ermee verloren, wat voor een hoog rendement zorgde. Daardoor steeg het nationaal inkomen en de levensstandaard. Gezien in het tijdsbestek van La Belle Époque waren de investeringen dus zeker erg succesvol.

Samengevat: de Briey ijzerertsvelden, het protectionisme en investeringen in het buitenland zorgden voor grote economische groei in Frankrijk. Natuurlijk, kenmerkend voor alle sectoren tijdens La Belle Époque in heel Europa, was ook de politieke rust die tijdens de periode heerste essentieel.

5. Kunst en cultuur[6]

Rond de eeuwwisseling naar de 20e eeuw was Parijs het culturele centrum van de wereld. Kunstenaars van over de hele wereld kwamen naar de stad om kennis en technieken uit te wisselen. Maar die status verkreeg het niet in één dag: de decennia  die voorafgingen worden gekenmerkt door nieuwe kunstvormen en ongekende culturele bloei.

 

Kunst

 

In het begin van La Belle Époque is het impressionisme populair. De schilderijen geven een momentopname weer door vlotte verftoetsen die ruw en dik op het doek staan. De onderwerpen hebben geen duidelijke probleemstelling of boodschap.

Binnen het impressionisme ontstond het plein air art, open lucht kunst, een redelijk voor zichzelf sprekende richting. Het schilderen van ‘buiten’ is natuurlijk niet nieuw, maar vanaf halverwege de negentiende eeuw werd het een eis voor de zelfrespecterende kunstenaar. De populariteit ervan komt als een logisch gevolg in deze tijd, in de zeventigerjaren werden immers de verftubes op de markt gebracht (voorheen mixte iedere schilder zelf zijn verf met pigmentpoeder en olie) en dus kon het makkelijker mee naar buiten worden genomen.

Vanaf 1890 was de kunststroming Art Nouveau, of Jugendstil, erg populair. De stijl werd sterk beïnvloed door Japanse kunst en was een mix tussen oosterse en klassieke elementen. Kenmerkend zijn de vele bloemen en het ontbreken van rechte lijnen en hoeken. De lijnen lijken oneindig te buigen en de vormen op elkaar in te werken. De meeste werken zijn van levende organismen, en met name van bloemen (iris en orchidee), dieren (insecten en vogels), oosterse onderwerpen (palmtakken en zeewier) en vrouwen met lang golvend haar. De kleur en het licht staan centraal. De nieuwe stijl, soms omschreven als ‘overdreven’ of ‘te veel’, stond haaks op de sombere en eentonige impressionistische kunstwerken van voorheen. 

Theater en muziek

Ook in de toneelwereld werden nieuwe technieken toegepast, waarbij expressionisme het sleutelwoord is. Anders gezegd willen toneelschrijvers hun gevoelens en ervaringen uitdrukken in hun stukken, wat resulteerde in openhartige beschrijvingen van hun dagelijks leven, waarbij het controversiële onderwerp seksualiteit veelzijdig aan bod kwam. Ook nieuwe vormen van theater passeerden de revue: cabaret werd populair vanaf het eind van de negentiende eeuw, en salonmuziek was dat al de gehele Belle Époque. Muzikaal gezien werd het tijdperk gekenmerkt door pianosolo’s en violen in nummers, en werd het repertoire van liederen aanzienlijk vergroot. Vooral romantische nummers, salonmuziek meegerekend, deden het goed. In deze periode waren het ook de walsen die opbloeiden, en later tijdens en tussen de wereldoorlogen definitief gevestigde dansen zouden worden. Operettes beleefden hun gloriedagen tijdens La Belle Époque.

Literatuur

De gehele Europese literatuur onderging enorme veranderingen tijdens La Belle Époque. Literair realisme en naturalisme werden populairder dan ooit te voren en verdringen de romantiek definitief. De bekendste Franse naturalist was Émile Zola. Hij was met zijn werk een belangrijk figuur in de politieke liberalisering van Frankrijk en speelde ook een grote rol in de vrijlating van legerofficier Alfred Drefuys (zie p. 6 over Drefuys Affaire). Het realisme ontwikkelde zich geleidelijk tot modernisme, dat vanaf 1890 de Europese literatuur domineerde. Kenmerkend voor deze nieuwe stroming is het gebruik maken van niet-traditionele technieken (zoals montage in poëzie) en het hyperbewustzijn, waardoor de werkelijkheid wordt geregisseerd en geïnterpreteerd zoals de schrijver dat wil.

Wereldtentoonstelling

De Wereldtentoonstellingen zijn grote exposities die sinds halverwege negentiende eeuw worden gehouden. Deze Expositions Universelles passen als geen ander bij La Belle Époque:  door economische, sociale, culturele en technische ontwikkelingen krijgen landen behoefte om van zich te laten horen en aan de rest van de wereld te tonen wat ze allemaal kunnen. Dit optimisme was kenmerkend voor La Belle Époque, niet gek dan ook dat het idee voor de Wereldtentoonstelling uit Frankrijk afkomstig was. Belangrijke vindingen zoals de telefoon, auto en platenspeler werden allemaal gedurende de Belle Époque op een wereldtentoonstelling gepresenteerd. Het doel van de deelnemende landen was vaak het propageren van de eigen technische vooruitgang. Tijdens de Wereldtentoonstelling van 1889 werd de Eiffeltoren gebouwd, zoals op het voorblad van dit essay is te zien.

Een hele hoop culture bloei dus tussen 1871 en 1914. Binnen de kunst, theater, muziek en literatuur veranderde ongekend veel, en daarmee is de culture vooruitgang hét ding van La Belle Époque.
Epiloog

De vrede mocht wat kosten voor Frankrijk aan het begin van de Derde Republiek: vijf miljard frank en een groot stuk land aan Duitsland. Maar de politieke rust, hoewel relatief (spanningen tussen Frankrijk en Duitsland bleven op scherp staan), zorgden voor enorme culturele, economische en technologische groei. In iets meer dan 40 jaar tijd verdrievoudigde de Franse export, verdubbelde het nationaal inkomen en verzesvoudigden Franse investeringen in het buitenland. Daarnaast werden er talloze belangrijke uitvindingen gedaan op technologisch gebied: met name elektriciteit, de verbrandingsmotor, nieuwe materialen en stoffen (waaronder legeringen en chemicaliën), communicatie-technologieën (telegraaf en radio), staal en spoorwegen hebben een grote invloed gehad op de verdere ontwikkeling van Europa en de rest van de wereld. Het is ook het tijdperk waarin rijtuigen geruisloos worden en in de medische wereld veel wordt ontdekt en verbeterd. Het legde de basis voor wat we ruim een eeuw later nog altijd gebruiken. Cultureel gezien veranderde er binnen de kunst, theater, muziek en literatuur ongekend veel: nieuwe stromingen (impressionisme, modernisme en  art nouveau) werden populair en meer mensen dan ooit tevoren waren geïnteresseerd in de Franse cultuur.

De vrede mocht wat kosten voor Frankrijk aan het begin van de Derde Republiek: vijf miljard frank en een groot stuk land aan Duitsland. Maar de politieke rust, hoewel relatief (spanningen tussen Frankrijk en Duitsland bleven op scherp staan), zorgden voor enorme culturele, economische en technologische groei. In iets meer dan 40 jaar tijd verdrievoudigde de Franse export, verdubbelde het nationaal inkomen en verzesvoudigden Franse investeringen in het buitenland. Daarnaast werden er talloze belangrijke uitvindingen gedaan op technologisch gebied: met name elektriciteit, de verbrandingsmotor, nieuwe materialen en stoffen (waaronder legeringen en chemicaliën), communicatie-technologieën (telegraaf en radio), staal en spoorwegen hebben een grote invloed gehad op de verdere ontwikkeling van Europa en de rest van de wereld. Het is ook het tijdperk waarin rijtuigen geruisloos worden en in de medische wereld veel wordt ontdekt en verbeterd. Het legde de basis voor wat we ruim een eeuw later nog altijd gebruiken. Cultureel gezien veranderde er binnen de kunst, theater, muziek en literatuur ongekend veel: nieuwe stromingen (impressionisme, modernisme en  art nouveau) werden populair en meer mensen dan ooit tevoren waren geïnteresseerd in de Franse cultuur.

Nu alles zo opgesomd staat is wel te stellen dat de periode 1971 – 1914 één van Frankrijk haar beste was: La Belle Époque; Frankrijk in haar glorietijd.

Mening

Naar mijn idee is een gouden periode als La Belle Époque voor Frankrijk een logisch gevolg van een tijd vol met oorlogen. Het volk had behoefte aan rust en wederopbouw, wat ook te zien is aan de verkiezingsuitslag van 1871. Aangezien vrijwel heel Europa meeging met deze trend en oorlogen (dus) uitbleven, is economisch handelscontact en dus economische groei geen raar gevolg. Wanneer een land het economisch goed voor elkaar heeft, zal er ook meer geld beschikbaar zijn voor cultuur en wetenschappelijke en technologische ontwikkeling – daar waren dus al snel de vorderingen te zien. La Belle Époque past dus in de tijd waarin het plaatsvond. Het is naar mijn mening dan ook zonde dat het zo abrupt werd verbroken door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.

REACTIES

B.

B.

In 1908 is er wel door een journalist een aanslag gepleegd op Dreyfus, maar hij overleefde dit. Alfred Dreyfus overleed in 1935.

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.