Deelvraag 1: Hoe ontstond de heksenvervolging?
Vroeger had men het niet makkelijk. De mensen waren arm. Ze hadden veel te weinig te eten, waardoor ze altijd honger hadden. Er waren ook nog eens veel natuurrampen en epidemieën. Vooral de pest was in die tijd een hele erge ramp. Heel veel mensen stierven van de ene op de andere dag. De mensen wisten toen nog niet wat de oorzaak was van al die rampen en ze konden er niks tegen doen. Ze gingen voor al die gebeurtenissen die ze niet begrepen een verklaring zoeken. Als het plotseling begon te waaien of te stormen vertrouwden ze dat niet. Als er mensen of dieren plotseling ziek werden of doodgingen, zochten ze er wat achter. Ze konden niet begrijpen dat de oorzaak van een ziekte misschien iets was dat men had gegeten of gedronken. Nee, er waren andere verklaringen. Men ging het ongeluk toeschrijven aan bovennatuurlijke krachten. Het geloof in bovennatuurlijke krachten en magie is al heel oud en hoort bij de volkscultuur. Al in de tijd van de Romeinen en de Grieken is dit terug te vinden. Priesters deden toen magische rituelen en ook artsen gebruikten wel bovennatuurlijke krachten. Mensen waren altijd al bijgelovig, maar dat waren nog meer fantasieën. In de vijftiende eeuw veranderde dit dus. Het ging slecht met de wereld en dat moest wel de schuld van de duivel zijn. De fantasie was nu werkelijkheid geworden.
In de Middeleeuwen waren er in iedere dorpsgemeenschap of stad wel mensen die bovennatuurlijke krachten hadden (magie). Dit waren oude, wijze vrouwen die drankjes maakten en men geloofde dat ze zich in dieren konden veranderen en konden vliegen. Men ging naar deze vrouwen om ze om raad te vragen, of om genezing bij ziekte en bescherming tegen ongeluk. Deze vrouwen werden heksen genoemd. De kerk en de elite dacht eerst makkelijk over deze heksen, omdat ze mensen hielpen en geen kwaad deden. De gewone mensen gingen heksen ervan beschuldigen kwaad te doen door middel van zwarte magie (witte magie is positief, zwarte magie is bedoeld om iemand schade toe te brengen) Dat betekende dat ze met magie andere mensen ziek maakten of zelfs doodden. De heks werd een zondebok voor alle ellende. Het offeren van de zondebok aan de godheid kon alles weer goed maken.
De kerk en het geloof waren in die tijd erg belangrijk en hadden grote invloed op het leven van burgers. De kerk had het echter moeilijk en verloor zijn macht, doordat het slecht ging met het volk. Het volk gaf de kerk de schuld daarvan. De kerk zag toen de kans om de schuld te verschuiven. Ze gaven de schuld aan de duivel. De duivel was de vijand van God en dus van de mensheid, dat had de kerk de mensen bijgebracht. Al het goede werd aan God toegeschreven. De slechte dingen zouden door de duivel worden ingegeven. De kerk hield grote preken over heksen en duivelssamenzweerders. Ze wilden zo aantonen dat het kwaad niet alleen in de duivel bestond, maar ook in sommige mensen die de duivel gezworen hadden hem trouw te dienen. De duivel zou hiervoor verbonden hebben gesloten met mensen op aarde. Men beschuldigde heksen ervan dat ze een verbond met de duivel hadden gesloten. Zo konden zij bovennatuurlijke krachten krijgen. De duivel zou hun toverpoeder en toverzalf afgeven, om mensen te doden. Dat heksen een verbond sloten met de duivel was het ergste wat men kon bedenken. Als iemand trouw beloofde aan de duivel, gaf hij iets weg dat van God was. Hij was niet meer trouw aan God. Omdat het geloof zo’n grote rol speelde, was dat heel erg. Daarom wilde de paus alle heksen vernietigen.
Men geloofde ook dat heksen de duivel ontmoetten op heksensabbats. Dit was een samenkomst in de nacht van een grote verzameling van tovenaars en heksen. Een heks werd ’s nachts opgeroepen. Ze moest zich dan insmeren met een zalf om naar de sabbat toe te kunnen vliegen. Zo’n sabbat werd gehouden op eenzame, afgelegen plaatsen. De duivel verscheen daar in verschillende gedaantes (bijvoorbeeld een bok of een grote zwarte man) en werd begeleidt door demonen. Op de sabbat werd gegeten en gedanst. Ook hadden heksen op een sabbat vaak gemeenschap met de duivel. Voor deze verhalen waren geen concrete bewijzen, maar door (afgedwongen) bekentenissen van heksen was men daar wel zeker van.
Omdat de heks een verbond met de duivel gesloten had, werd zij door de kerk beschouwd als een ketter. Een ketter was iemand die niet trouw was aan het geloof. Dat was heel erg. Je mocht dan niet meer met andere mensen omgaan. Je stond niet alleen buiten de kerk, maar ook buiten de maatschappij. Als ketter kon je zomaar gevangen genomen worden. Voor 1500 bestond er nog een verschil tussen ketters en heksen. Ketters waren mensen die, volgens de kerk op een verkeerde manier in God geloofden. Heksen werden ervan beschuldigd kwaad te doen in opdracht van de duivel. Veel mensen dachten eerst dan ook dat heksen gelovigen waren van een ander soort godsdienst. Na 1500 was er geen verschil meer.
Omdat heksen ketters waren, ging de inquisitie zich met het probleem bemoeien. De inquisitie (inquisitie betekent opsporen) was een rechtbank die de paus had ingesteld voor het onderzoeken of iemand ontrouw was aan het geloof. Zij pakten de hekserij aan alsof het om een sekte ging. Ze dachten dan ook dat heel veel mensen schuldig waren aan hekserij.
De inquisiteurs vroegen de mensen om dorpsgenoten verdacht te maken, ze lokten bekentenissen uit en ze dwongen mensen om medeplichtigen aan te geven. Ze pakten de
duivelverering dan ook aan alsof het een georganiseerde godsdienst was. Veel van de elite hielpen de inquisitie. Dat deden ze niet altijd omdat ze het ermee eens waren, maar ook angst om zelf vervolgd te worden en het behouden van macht speelde daarbij een rol.
Inquisiteurs werden steeds weer in een ander land ingezet en hij nam zijn kennis van zaken mee. Ook werden handboeken voor de vervolging van heksen uitgebracht. Het eerste boek was ‘Malleus Maleficarum’ of ‘Hamer van de zwarte magiërs’ (Heksenhamer), in 1486. De Heksenhamer bestond uit drie delen. In dit boek stond precies beschreven wat heksen waren, wat ze deden en waaraan je ze kon herkennen. Ook werd verteld hoe je ze kon laten bekennen. Het werd door veel mensen gelezen (vooral de elite), dankzij de boekdrukkunst. Het was geschreven door twee inquisiteurs (Heinrich Krämer en Jacob Sprenger). Later zijn nog meer van zulke handboeken uitgebracht. Daarin stond dat heksen bovennatuurlijke dingen konden doen en zo echt schade aan konden richten. Wie dat niet geloofde werd ook beschouwd als een ketter. Zo werd het denkbeeld over heksen over de hele wereld verspreid.
De elite wilde heksen dus vooral vervolgen omdat ze de duivel aanbaden. Het gewone volk dacht er anders over. Zij besteedden niet veel aandacht aan duivelverering. Zij beschuldigden heksen meer om andere redenen. Ze geloofden dat zwarte magie echt bestond en dat heksen hen ongeluk bracht. Als de mensen iets ergs was overkomen, bijvoorbeeld ziekte of dood, beschuldigden ze soms zelfs hun buren ervan heks te zijn. De elite probeerde het volk ervan te overtuigen dat heksen ook de duivel vereerden. Dit deden ze door middel van preken en door de processen zelf. Ook de overheid moest overtuigd worden, want anders konden er geen processen plaatsvinden. Door een verandering van de rechtspraak werd de heksenjacht mogelijk. Tot de dertiende eeuw was een proces nog een zaak tussen twee partijen. Iemand diende een klacht in. Als er geen klager was, was er geen proces. Dit heette het accusatoire proces (accusatio betekent aanklacht). Vanaf de dertiende eeuw ontwikkelde zich naast deze procesvorm het inquisitoire proces (inquisitio betekent onderzoek). Zo kon de overheid zelf een onderzoek beginnen. Dit was belangrijk voor de heksenvervolging, omdat de inquisitie zo ook heksen kon vervolgen zonder aanklager. Ze konden zo heksen uitroeien en de hekserij onderzoeken zonder dat een klager. Dit was niet mogelijk in het accusatoire proces.
De heksenvervolging in de zestiende eeuw ontstond dus door drie dingen:
· In de volkscultuur bestond al een oude traditie van ideeën over zwarte magie
· De elite verspreidde de gedachten over duivelverering onder het volk
· De rechtspraak veranderde, wat de vervolging mogelijk maakte
De meeste processen werden gehouden tussen 1610 en 1630. Hiervoor waren een aantal oorzaken. Ten eerste waren er veel godsdienstige conflicten. In de periode 1500-1800 veranderde er veel in Europa op godsdienstig gebied. De middeleeuwse christelijke kerk viel in de 16de eeuw uiteen. Eerst was er alleen de Rooms-katholieke kerk, maar mensen waren ontevreden en wilde dingen veranderen. Hervormers, zoals Luther en Calvijn hadden andere ideeën over het geloof. Er waren veel mensen die hen volgen. Zo kwamen er naast Rooms-katholieke christenen, die geleid werden door de paus, ook protestants christenen. De protestanten wilden het christelijk geloof vernieuwen en zij stichtten hun eigen kerken. Dit is de reformatie. Tijdens de contrareformatie vernieuwde de Rooms-katholieke kerk zich en kon zo de positie ten opzichte van de protestanten herstellen. Tijdens dit conflict beschuldigden katholieken en protestanten elkaar ervan duivelvereerders te zijn. Door de godsdienstoorlogen en godsdienstconflicten gingen mensen twijfelen. De ergste godsdienstoorlog was de dertigjarige oorlog (1610-1630) in Duitsland. Dit heeft een grote rol gespeeld.
Een andere oorzaak zijn economische en sociale veranderingen. Door ontdekkingsreizen kwam veel goud en zilver beschikbaar. Dit leidde tot grote inflatie. De bevolking nam sterk toe en de prijzen van voedsel stegen. Hierdoor werd het verschil tussen arm en rijk groter en ontstonden er sociale spanningen. Bestuurders van dorpen en steden richtten de woede van het volk op heksen. Een andere reden is dat er veel rampen waren in die periode, zoals epidemieën en hongersnoden. Mensen dachten dat de invloed van de duivel toenam. Door
heksen te vervolgen dachten mensen dat ze iets konden doen tegen de problemen.
Deelvraag 2: Hoe verliepen heksenprocessen?
Een heks werd meestal aangegeven na een persoonlijk ongeluk. Iemand werd ziek, iemand stierf, een oogst mislukte enzovoort. Men gaf hiervoor een heks de schuld. Gewone mensen beschuldigden heksen dus niet van duivelverering maar gaven ze de schuld van persoonlijk ongeluk. De heksenvervolgingen werden ook wel gebruikt als persoonlijke wraakacties. Sommige mensen hadden een hekel aan de ander en beschuldigden diegene daarom. Soms was iemand de ander nog geld schuldig en kon hij dat niet betalen. Dan beschuldigde hij diegene wel eens van hekserij, om van de schuld af te zijn. Een andere reden kon concurrentie zijn. Men wilde de concurrentie wel eens uitschakelen zodat hij meer geld kon verdienen. Iedereen kon iemand een heks noemen. Een hekserijproces begon meestal met geruchten die rondgingen over iemand. De wildste geruchten gingen rond, mensen zochten overal wat achter en verzonnen er dan steeds meer bij.
De slachtoffers konden mannen, vrouwen en kinderen zijn. Als een vrouw schuldig was aan hekserij, waren haar kinderen dat namelijk ook. Zij waren ook verbonden met de duivel. De vrouw zou seks gehad hebben met de duivel, dus haar kinderen waren duivelskinderen. Soms werd een kind ter dood veroordeeld, maar vaak werd het gegeseld en moest het toekijken hoe zijn moeder verbrand werd.
Toch waren zo’n 70 tot 80% van de aangeklaagden vrouwen. Vooral zij werden beschuldigd van hekserij, omdat zij minder gelovig zouden zijn. In de Bijbel stonden daar verschillende aanwijzingen voor. Vrouwen zouden verder een zwakker karakter hebben en daarom makkelijker slachtoffer worden van de duivel. Volgens de heksenhamer sloot een vrouw met eigenschappen als eerzucht, ongeloof en zinnelijkheid een verbond met de duivel. Een andere reden dat vrouwen meer vervolgd werden is hun beroep. Naast hun werk als huisvrouw hadden ze vaak een verzorgend beroep, zoals dat van een vroedvrouw. Bij haar werk stierven er wel eens kinderen en dan kreeg zij de schuld. Ook hadden vrouwen met een beroep minder contacten en waren ze vaak alleen. Ze hadden geen man die hen kon beschermen.
Vaak kwamen de beschuldigden uit de lagere klassen en waren ze niet jong meer. Juist deze mensen werden beschuldigd, omdat ze zich anders gedroegen (ze praatten in zichzelf, dat zouden toverspreuken kunnen zijn) en voor zichzelf opkwamen door hun buren uit te schelden of te bedreigen. De stereotype van een heks was dus vaak een oudere, alleenstaande vrouw die zelf de kost verdient. Ze leeft geïsoleerd en komt nogal eens met buren in conflict.
Een beschuldiging werd in behandeling genomen door de plaatselijke rechtbank. Daarin zaten vertegenwoordigers van grootgrondbezitters en personen die iets afwisten van rechtspraak. Niet alle rechters waren echt geleerd. Op het platteland moesten gewone mensen rechtspreken. In de steden was het vaak een combinatie van geleerde rechters en volksrechters. Zij vertegenwoordigden de elite. Deze rechters waren niet echt geïnteresseerd in het kwaad dat de heksen hun buren hadden aangedaan, maar meer in hun contacten met de duivel. In het proces hadden ze daarom vragen over duivelverering. Vaak bekenden heksen dit. Zo probeerden ze ook het gewone volk te overtuigen dat heksen de duivel aanbaden. Sommige rechters en vervolgers waren trots op hun werk. Zij hielden precies bij hoeveel heksen zij tot de dood hadden veroordeeld. Ze dachten dat ze door God beloond zouden worden. Een van de beruchtste heksenjagers was Matthew Hopkins in Engeland. Hij heeft waarschijnlijk de meeste mensen veroordeeld.
Rond 1560 begonnen de eerste rechtszaken. Rechters zochten uit of de beklaagde wel of niet schuldig was. De heks werd dan opgepakt door een heksenjager. Het huis van de heks werd onderzocht. Er werd dan door de heksenjagers naar verdachte voorwerpen gezocht om als bewijs te gebruiken bij de terechtstelling. De bezittingen van een terechtgestelde werden meestal gebruikt als vergoeding voor het proces. Dit waren vaak geleerden. Ze werden gezien als beschermers van de maatschappij en het geloof. Toch waren mensen in het begin nooit blij met een heksenjager in de stad. Pas als een heks veroordeeld was, gingen mensen meewerken en beschuldigden ze ook mensen van hekserij. Want als iemand had bekend, betekende dat een bewijs dat hekserij ook in hun stad voorkwam. Heksenprocessen hadden dus een versterkende werking op het heksengeloof.
Om een heks te kunnen veroordelen moest men eerst een bekentenis of een bewijs van schuld hebben, wan er waren nooit ooggetuigen. Officieel werden bekentenissen vrijwillig afgelegd, maar in werkelijkheid waren daar heel wat martelingen aan vooraf gegaan. Er werden allerlei martelingen gebruikt om heksen te laten bekennen en ze precies te laten zeggen wat je wilde.
De katholieke kerk verklaarde dat hekserij een buitengewone misdaad was. Daardoor konden
tijdens een rechtszaak alle regels die normaal golden opzij worden gezet. De martelingen waren eerst aan regels gebonden, omdat iedereen wel wist dat onschuldigen allerlei misdaden bekenden met martelingen. Het was daarom verboden om verdachten meer dan één keer naar de martelkamer te brengen, een bekentenis moest buiten de martelkamer worden herhaald, er moest een ooggetuige zijn van de misdaad en de feiten die aan het licht kwamen moesten worden nagegaan. Deze regels werden echter al snel niet meer in gebruikt omdat men niet het risico wilde lopen een heks op vrije voeten te laten. De invloed van de duivel was daarvoor te groot. Heksen werden extra hard aangepakt om hun toverkracht te breken. Bij een marteling werd een standaard vragenlijst gebruikt. Er waren verschillende manieren om iemand te laten bekennen: de verdachte werd opgehesen aan de armen die op de rug gebonden waren, iemand werd uitgerekt op een pijnbank, er werden duimschroeven gebruikt, de verdachte werd volgegoten met water of hij mocht een paar dagen niet slapen. De martelingen werden herhaald tot de heks bekend had. De heksen werden dus gedwongen te bekennen en konden daar niet onderuit. Naast een bekentenis werd de heks ook gedwongen anderen aan te geven, omdat men dacht dat er een sekte was van heksen. Hierdoor kwam soms een kettingreactie op gang die tientallen slachtoffers eiste.
Verdachten mochten ook 'vrijwillig' bekennen nadat men hun de beschikbare martelwerktuigen had laten zien. Sommigen deden dat en bekenden zonder martelingen. Veel heksen zouden er achteraf gezien ook verstandig aan hebben gedaan als ze meteen alles hadden toegegeven, want dan zou hun veel pijn bespaard zijn gebleven. Sommige mensen bekenden vrijwillig, omdat ze niet meer tegen de reputatie van boze heks konden. Als je eenmaal verdacht was, leefde je helemaal geïsoleerd. Mensen waren altijd argwanend en wilden niks met je te maken hebben. Deze mensen gaven zich soms zelf aan in de hoop dat ze van alle schuld vrijgesproken zouden worden en zo weer een normaal leven konden leiden. Dit heette ‘ter purge’ gaan.
Om zonder bekentenis erachter te komen of iemand een heks was, waren er een aantal proeven. Men had bepaalde ideeën over heksen. Heksen werden nooit op heterdaad betrapt. Men gaf als verklaring dat heksen door de lucht konden vliegen. Ze moesten ook kunnen vliegen om ’s nacht naar heksensabbats te kunnen gaan. Men dacht dat ze vlogen op een bezem of een stok. Daarvoor moest een heks licht zijn en dat kon men meten met proeven.
De waterproef: Hierbij werd de verdachte aan handen en voeten vastgebonden en in het water neergelaten aan een touw. Als ze bleef drijven was ze een heks, anders niet. Vaak haalden ze de verdachte te laat uit het water, zodat ze toch verdronk.
De weegproef: Bij deze proef werd een heks gewogen met behulp van gewichten. Bij zo’n waag werd je eerst in een hokje begeleid, waar je je helemaal moest uitkleden. De verdachte kon namelijk zware gewichten onder haar kleren verstopt hebben. De verdachte kreeg een witte jurk aan en kon op de heksenwaag gaan staan. De waagmeester stapelde dan een aantal gewichten op de waag. Als je boven de grond kwam was je een heks. Bleef je op de grond, dan was je geen heks en werd je vrijgesproken. Het enige probleem was dat alle heksenwagen in heel Europa niet eerlijk waren. Waagmeesters verklaarden een vrouw, in ruil voor wat geld, vaak lichter dan ze in werkelijkheid was. Dat gebeurde ook bij een heksenproces in 1545. Karel V besloot toen een heksenproces bij te wonen. De vrouw die gewogen werd, bleek maar vijf pond te zijn. Dat geloofde hij niet en hij nam haar mee naar Oudewater. Daar bleek dat ze wel honderd pond woog. Toen besloot hij om die waagmeester toestemming te geven voor het wegen van mensen. Zij konden een certificaat krijgen waarop stond dat ze geen heks waren. Je kon dan nooit meer van hekserij beschuldigd worden. Mensen uit heel Europa kwamen toen naar de Heksenwaag om zo’n certificaat te krijgen. Nu kun je je daar nog steeds laten wegen. Je krijgt dan ook een certificaat.
Er waren nog andere manieren om een heks te herkennen. Er werd bijvoorbeeld lange tijd heet metaal tegen de verdachte aan gedrukt. Als er brandblaren verschenen was je geen heks en werd je vrijgesproken, want heksen konden goed tegen vuur. Soms prikte men bij de verdachte in moedervlekken, het teken van de duivel, om te zien of er bloed uit kwam. Er werd dan in het hele lichaam geprikt. Als een plek geen pijn deed, was dat een teken van hekserij. Meestal hadden de verdachten zo’n pijn bij deze proeven, dat ze toch bekenden.
Na deze martelingen en proeven werden de heksen in een proces veroordeeld. Getuigen werden verhoord voor extra bewijs. Als de rechters twijfelden aan de schuld van de verdachte kreeg ze een lichte straf, zoals een gevangenisstraf of verbanning. Als het bewijs overduidelijk was, kreeg de heks de doodstraf. Zij werden verbrand op de brandstapel. Dit was een straf voor ernstige misdaden, zoals homoseksualiteit en ketterij. Heksen werden vaak verbrand omdat ze dan niet meer konden opstaan uit de dood om wraak te nemen. Ook dacht men dat de kwade krachten die de heks zou bezitten pas weg waren als ze verbrand waren. Het was niet zo dat heksen levend verbrand werden. Meestal werden ze eerst gewurgd en dan pas op de brandstapel gegooid. In sommige landen werden heksen niet verbrand, maar opgehangen.
Deelvraag 3: Waar werden heksen het meest vervolgd en wat is het verschil?
Heksen werden tussen 1450 en 1750 in heel Europa vervolgd. Er is een groot verschil tussen de heksenprocessen in landen in Europa. In het ene land werden bijvoorbeeld meer heksen veroordeeld dan in het andere.
In Engeland waren de minste heksenprocessen. Daar werden minder dan duizend heksen terechtgesteld. In Engeland werd ook alleen hoogverraad (misdaad tegen de koning) met de brandstapel gestraft. Hekserij was minder erg. Het was maar een misdaad tegen God en werd daarom bestraft met een lichtere straf. Heksen werden ter dood gebracht door ophanging (net als in de Verenigde Staten), maar er waren maar weinig heksen die ook echt die straf kregen. In Engeland werden bijna geen heksen veroordeeld, omdat de inquisitoire procesvorm daar toen nog niet doorgevoerd was en martelingen niet toegestaan waren.
Dit is wel een verschil met andere landen, waar wel heel veel heksen omgekomen zijn. De meeste heksenprocessen waren in Duitsland. Daar had iedere vorst een eigen heksenjager en zijn heel wat handboeken uitgebracht als vervolg op de Heksenhamer. Voor elke heks die veroordeeld en geëxecuteerd werd in Engeland, werden er ongeveer 50 Duitse heksen veroordeeld en geëxecuteerd. Er zijn ook heel veel heksen terechtgesteld in Spanje. Daar kregen heksen ook een zwaardere straf. Heksen werden in Spanje en Italië, in tegenstelling tot andere landen, wel levend verbrand en niet eerst gewurgd. In Italië werden niet veel heksen vervolgd, maar de Italiaanse vrouwen werden weer aangeklaagd wegens andere misdrijven tegen de kerk.
In de Republiek der Verenigde Nederlanden werden heksen bijna niet vervolgd, hiervoor zijn een aantal redenen. Nederlanders waren ook veel kritischer. Ze voerden veel handel en kregen zo contact met andere landen en hun geloofsovertuiging en manier van doen. Er was bijna geen bijgeloof. Mensen waren ook zelfstandiger en lieten zich daarom niet zo makkelijk leiden en beïnvloeden. De kerk had dus minder macht in Nederland. Een andere reden is dat Nederland in die tijd in oorlog was met Spanje (1568-1648) en zich weinig bezighield met heksenvervolgingen.
Heksen werden in Europese landen ook om verschillende redenen vervolgd. Dat kan zelfs heel plaatselijk zijn. In Noord-Frankrijk, bijvoorbeeld, was de aanleiding tot een heksenproces een beschuldiging van een dorpsgenoot of een burenruzie. Hier was vooral heksenvervolging in kleine dorpen en steden. Daar kenden de mensen elkaar en waren de inwoners altijd op elkaar aangewezen. Zo konden zij makkelijk ruzie krijgen. In het zuiden van Frankrijk beschuldigden juist de elite mensen van hekserij. De aanleiding was dan vaak duivelverering. In Engeland kon ook een burenruzie of een plotseling sterfgeval aanleiding zijn tot beschuldigingen van hekserij. Daar werd hekserij gezien als misdaad van één persoon en niet van een soort sekte die de maatschappij bedreigde, in tegenstelling tot andere delen van Europa. De heksenvervolgingen waren verder in de meeste landen extra hevig in een periode van oorlog en onzekerheid. In Duitsland was dat tijdens de Dertigjarige Oorlog, In Frankrijk tijdens de oorlogsjaren in de zestiende eeuw en ook in Engeland was dat tijdens burgeroorlogen.
Hier naast staat hoeveel mensen in ieder land ongeveer terechtgesteld zijn. In Nederland zijn een paar honderd heksen terechtgesteld. Het verschil tussen deze aantallen komt vooral door het verschil in afspraken en wetten in een land en hoe de rechtspraak in die tijd was. Ook hangt het van de manier van denken van de inwoners van een dat land af.
Deelvraag 4: Hoe eindigt de heksenvervolging?
Was er dan helemaal geen tegenstand tegen het vervolgen van allerlei onschuldige mensen? Natuurlijk wel. Maar in het begin waren de vervolgers zo machtig dat ze iedereen die tegen de heksenvervolging was ook verdacht maakten. Als iemand bijvoorbeeld tijdens een rechtszaak beweerde dat de beschuldigde onschuldig was, dan liep die persoon zelf ook de kans om als heks op de brandstapel te eindigen. Er was heel wat moede en onafhankelijk denkvermogen voor nodig om tegen het algemene denkbeeld in te gaan.
Toch nam het aantal tegenstanders toe. Sommige kritische denkers vroegen zich af of de heksen echt wel zo gevaarlijk waren. Als ze zoveel macht van de duivel hadden gekregen, zouden ze toch ook rijk en machtig moeten zijn? Dat waren heksen niet.
Een belangrijk tegenstander was Johannes Wier (1515-1588). Hij was geboren in Grave (Noord-Brabant) als zoon van een handelaar. Hij studeerde medicijnen in Frankrijk. Wier toonde aan dat heksenvervolgingen onlogisch waren. Hij ontdekte dat veel mensen die van hekserij beschuldigd werden geestelijk in de war waren. Het grote verschil met de heksenjagers was dat hij heksen niet beschuldigde van hekserij, hij zei dat ze niet verantwoordelijk waren voor hun daden. Wier vond dat heksen bezeten waren door demonen. Daardoor waren ze ontoerekeningsvatbaar. Men moest heksen eerder naar een arts dan naar de brandstapel sturen. Hij schreef er een boek over dat door veel mensen werd gelezen. De heksenvervolgers ontkenden wat Wier zei. Ze beschuldigden hem ervan dat hij zich door de duivel had laten verleiden om dit op te schrijven.
Eerst wilde bijna niemand naar Johannes Wier luisteren. In de tijd dat hij met zijn mening naar voren kwam, moesten de grootste heksenvervolgingen zelfs nog beginnen.
Later gingen toch steeds meer mensen twijfelen. Er ontwikkelden zich nieuwe stromingen, zoals het empirisme en het rationalisme. In deze stromingen werd de waarheid onderzocht met het verstand en met onderzoek. Er waren veel wetenschappers (bijvoorbeeld Bacon, Galilei en Newton) die nieuwe dingen ontdekten. Zo kwam men erachter dat veel dingen in de samenleving bestonden uit geloof en bijgeloof. Men ging twijfelen aan de hekserij. Medici verklaarden dat rampen en ziekten geen betoveringen waren maar dat het een natuurlijke oorzaak had. Het waren dus niet bovennatuurlijke krachten die voor alle ellende zorgden.
De Nederlandse dominee Balthasar Bekker (1634-1698) schreef daar een boek over in 1691: De betoverde wereld. Hij ontkende het bestaan van de duivel niet, maar geloofde niet dat de duivel hier op aarde kon verschijnen. Men moest het kwade in zichzelf zoeken en de schuld niet op de duivel afschuiven. Met zijn theorie wilde Bekker de duivel de macht ontnemen in de wereld. De theorieën van Bekker werden niet geaccepteerd. Hij werd als een atheïst gezien en uit de Hervormde kerk gezet.
Later kwamen er nog meer tegenstanders (zoals de dichter Friedrich von Spee en Cornelis Loos). Veel van hun schreven ook boeken om mensen ervan te overtuigen dat heksenvervolging slecht was. Zij kregen meer gehoor dan hun voorgangers. Toch kon dit veel mensen niet van hun geloof in heksen afbrengen. Men kon niet geloven dat heksen nooit hadden bestaan en dat rampen een natuurlijke oorzaak hadden. Het bijgeloof bestond al jaren en men kon dit niet zomaar van zich afzetten.
Het rationalisme had toen al wel invloed op de rechtspraak. Rechters wilden een rechtspraak die logischer zou zijn. Bekentenissen waren onbetrouwbaar en er was geen goed bewijs. De rechters wilden dat verbeteren. Ongeluk of tegenslag was geen bewijs meer voor zwarte magie. Ook kostte al die rechtszaken veel geld en het leverde weinig op. Daarom kwamen er nieuwe wetten en regels. Het was niet meer mogelijk om met martelingen bekentenissen af te dwingen. In een aantal landen werd marteling verboden. Ook de rest van de elite trok zich terug uit de volkscultuur en geloofde niet meer in magie en hekserij. Aan het eind van de 17de en in het begin van de 18de eeuw werden heksenvervolgingen in bijna heel Europa minder of zelfs verboden. Omstreeks 1750 waren ze vrijwel overal in Europa beëindigd. Dit was in de tijd van de verlichting. In 1793 was een van de laatste heksenprocessen, in Polen.
Het volk bleef nog wel lang geloven in hekserij en magie bleef nog lang een deel van de volkscultuur. Eerst bleef het volk heksen beschuldigen. Er was alleen geen rechter meer om een proces te voeren. Uiteindelijk realiseerde het volk zich ook dat heksenvervolging veel schade aanrichtte. Er waren te veel mensen (vaak onschuldig) gedood door de veroordelingen. Het bijgeloof bleef, maar heksen waren geen zondebok meer en ze werden niet meer veroordeeld en verbrand op de brandstapel. Andere misdrijven werden toen nog wel bestraft met de brandstapel.
Zoals de heksenvervolging eerst ontstond, eindigt het uiteindelijk ook. De godsdienstoorlogen waren voorbij, dus er was geen spanning meer tussen de Rooms-katholieken en de protestanten; het ging iets beter met de economie; mensen wisten nu beter de oorzaak van rampen waardoor ze minder snel iemand daar de schuld van gaven. Doordat er steeds meer tegenstanders kwamen, bouwde de heksenvervolging zich steeds verder af.
Na de heksenjacht in de zestiende en zeventiende eeuw nam de belangstelling voor de magie weer toe in de negentiende eeuw. Er werd weer veel over heksen gepraat en geschreven.
Ook nu zijn er nog mensen die heksensabbats houden, vooral in Engeland en de Verenigde Staten. Ze worden nu niet meer vervolgd. In minder ontwikkelde landen vervolgt het volk nog wel eens een heks, maar dat komt bijna niet voor.
Toch zijn er in het verleden al wel dingen gebeurd die veel op heksenjachten lijken. Mensen die vervolgd werden om hun geloof, hun mening of hun huidskleur. Zo zijn ook veel onschuldige mensen omgekomen. Bijvoorbeeld de jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog en de vervolging van partijleden in Communistische landen (terreur van Stalin in Rusland en Mao Zedong in China). Hierbij werden net als bij de heksenjacht onschuldige mensen zwart gemaakt door de machthebbers. Ook hierbij werd een bepaalde groep mensen de zondebok voor de ellende van die tijd. Heksenvervolging kan dus altijd op een bepaalde manier terugkomen, als mensen naar een zondebok zoeken.
Conclusie
De hoofdvraag was: Waarom werden heksen in die tijd vervolgd? In deze praktische opdracht is het antwoord daarop duidelijk geworden.
Het gewone volk en de elite hadden verschillende redenen om heksen te vervolgen. Beiden gebruikten de heks als zondebok. Het volk was erg bijgelovig en bang. Men geloofde in zwarte magie. Dit is al heel oud en komt uit de volkscultuur. Nieuw was wel dat men heksen ervan ging beschuldigden hen ongeluk te bezorgen door zwarte magie. Er waren in die tijd allerlei natuurrampen, waarvan mensen de oorzaak niet kenden. Ook waren de mensen erg arm, ze hadden honger, er waren in die tijd veel oorlogen en epidemieën (waaronder de pest). De mensen wisten meestal niet wat de oorzaak was en wat ze ertegen moesten doen. Ze waren bang en zochten daarom een zondebok. Ze dachten dat het ongeluk kwam door bovennatuurlijke krachten en beschuldigden heksen daarvan.
Eerst was hekserij alleen bijgeloof van het volk. De kerk speelde hier op in. Ze moedigde mensen aan om heksen aan te geven. De kerk had veel macht in de zestiende eeuw en het geloof was erg belangrijk voor mensen. Ze had er belang bij dat heksen de zondebok waren voor de ellende, omdat ze anders zelf de schuld kreeg. Door heksen de schuld te geven, kon de kerk haar macht behouden. De kerk geloofde zelf ook dat heksen een gevaar vormden. Heksen zouden een verbond met de duivel hebben gesloten en ze zouden aan duivelverering doen. Dit was de ergste misdaad en stond gelijk aan ketterij. Als men niet snel zou ingrijpen, zou de duivel de macht in de wereld over kunnen nemen.
Door de invoering van de inquisitoire rechtspraak was heksenvervolging mogelijk. De overheid kon nu zelf mensen aanklagen en dingen onderzoeken. Heksen werden veroordeeld in een heksenproces door rechters van de inquisitie. De aangeklaagden waren vooral oude, alleenstaande vrouwen van hekserij. Zij gedroegen zich soms vreemd en maakten wel eens ruzie met hun buren. Ook zouden zij minder bestand zijn tegen de verleidingen van de duivel. Voor een veroordeling was een bekentenis of een ander bewijs van schuld nodig. Daarvoor werden allerlei martelingen gebruikt. Als het bewijs duidelijk was, werden heksen veroordeeld tot de brandstapel.
De heksenvervolgingen waren het hevigst in de tijd van de godsdienstoorlogen (tussen protestanten en katholieken). Er waren toen ook economische (inflatie), sociale problemen (verschil tussen arm en rijk) en veel rampen en epidemieën. Alles zat de mensen tegen en men wist ook wel dat het slecht ging met de wereld. Door heksen te vervolgen dacht men er iets tegen te kunnen doen.
In Europese landen werd er op verschillende manieren met hekserij omgegaan. In Nederland zijn maar weinig heksen vervolgd, maar in Duitsland zijn heel veel heksen terechtgesteld. Niet alleen het aantal, maar ook de straffen verschilden. De beschuldigingen waren ook anders in de verschillende landen en dat kon zelfs heel plaatselijk zijn.
De heksenvervolging eindigde toen er steeds meer tegenstanders van heksenvervolging kwamen. Ook kwam men erachter dat rampen een natuurlijke oorzaak hadden. Het ging wat beter met de wereld en een heks werd niet meer veroordeeld door de rechtbank. Het bijgeloof is nog lang gebleven, maar nam ook steeds meer af.
Er zijn al heel wat verklaringen geweest voor de massale heksenvervolgingen. Zo zou de heksenjacht een middel zijn van rechters en overheden om rijk te worden (door de bezittingen van alle veroordeelden). Ik denk niet dat dit een goede verklaring is. Zo rijk werden ze er helemaal niet van, want de proceskosten moesten ook betaald worden. Zo zijn er nog meer onlogische verklaringen, die wel een rol spelen maar niet de hoofdoorzaak zijn.
De belangrijkste oorzaken zijn volgens mij de angst en ellende van het volk en het bijgeloof uit de volkscultuur. De heks werd de zondebok van de ellende van het volk, omdat men er geen verklaring voor had. Men had de wereld niet onder controle en wilde er wat aan doen door heksen te vervolgen. Heksen werden nog meer zwart gemaakt door de kerk die er duivelverering aan toevoegde en het volk dit opdrong. Door de verandering van de rechtspraak werden heksenprocessen mogelijk. Periodes van oorlogen, rampen en onzekerheid maakten de heksenvervolgingen nog heviger, maar zijn niet de hoofdoorzaak.
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
hoi,
mooi werkstuk goed van je dat je het op internet hebt gezet nu kan ik het overtypen en een paar stukjes haal ik eruit.bedankt groetjes marleen
het was en heel mooi werkstuk doei
22 jaar geleden
AntwoordenV.
V.
Hallo
Ik had effe een vraagje. Op welke school zat je toen je het werkstuk over heksen maakte? Ben ik wel benieuwd naar. Het is een goed werkstuk namelijk!
22 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
Geachte schrijver,
Ik heb je werkstuk/praktische opdracht gelezen en vind m onwijs goed!
Er staat zeker wel informatie in die ik ook kan gebruiken. Ik wil alleen niks zomaar overnemen. Dus wilde ik aan je vragen waar je de informatie (o.a over Johannes Wier en Balthasar Bekker) vandaan hebt gehaald.
Ik hoop dat je op m'n vraag reageert, in ieder geval alvast bedankt!
Groetjes,
Marjet
21 jaar geleden
AntwoordenF.
F.
hallo,
ik vroeg me af wat voor cijfer je voor dit werkje had en of ik dit kon gebruiken voor me profielwerkstuk
groetjes
faylerique
20 jaar geleden
AntwoordenK.
K.
Heey,
ik ben eigenlijk erg benieuwd wat je voor deze PO gekregen hebt, want ik zou dit werkstuk graag als naslagwerk willen gebruiken voor mijn PO!
groetjes
17 jaar geleden
Antwoorden