Eind van de apartheid in Zuid-Afrika

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 4e klas havo | 10087 woorden
  • 30 maart 2004
  • 98 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
98 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding Op 10 mei 1994 kwam er een eind aan het zeer onrechtvaardige en discriminerende regime in Zuid-Afrika. Meer dan veertig jaar was het apartheidssysteem een officieel onderdeel geweest van het regeringsbeleid van het Zuid-Afrikaanse blanke minderheid. Het systeem werd in 1948 officieel ingevoerd en het kwam er aan het eind van de jaren tachtig op neer dat een kleine minderheid van iets meer dan 5 miljoen blanken macht had over een totale bevolking van 36 miljoen zwarten, kleurlingen, Indiërs en anderen. Apartheid als zodanig bestond al veel langer. Het idee van de scheiding der rassen heeft een lange geschiedenis in Zuid-Afrika en ontstond bijna 300 jaar geleden. De voorgeschiedenis De punt van Zuid-Afrika lag precies halverwege de handelsroute van Europa naar Oost-Indië en het lag dus voor de hand om daar een buitenpost op te richten.Al in de vijftiende eeuw voerden Europeanen verkenningstochten uit in het gebied. Na de Portugezen verkende ook Engelsen en Hollanders de westkust van Afrika. Van de zestiende tot de negentiende eeuw breidden de Europese machten hun grondgebied uit met nieuwe koloniën. Door land te veroveren kregen ze macht over de gebieden waar ze kruiden, suiker en andere handelsproducten vandaan haalden. De Hollanders hadden behoefte aan een bevoorradingskamp bij de Kaap de Goede Hoop voor hun schepen die op en neer voeren tussen Europa en het Verre Oosten. In 1652 stuurde de Verenigde Oost Indische Compagnie (VOC) een aantal handelaren om op die plek een fort te bouwen. Waar schepen zich konden voorzien van verse groenten, vlees, water en andere behoeften waarmee de zieken aan boord zouden kunnen worden genezen. De leider van deze missie was Jan van Riebeeck. Hij ontdekte al gauw dat het aanleggen en onderhouden van grote akkers voor de voedselvoorziening van de passerende schepen een hele kostbare aangelegenheid was. In 1657 wist hij de VOC ertoe over te halen om voor het bewerken van de grond negen boeren over te laten komen. Ze kregen grote stukken land bij de tafelbaai om er groente, fruit en tarwe te gaan verbouwen voor de VOC . Die negen mannen waren de eerste Afrikaners of boeren. De oorspronkelijke bewoners van het kaapgebied waren twee nauw aan elkaar verwante stammen van de Khoikhoi en de San. Ze hadden een lichtbruine huidskleur en waren erg klein. De Khoikhoi-stam telde ongeveer 100.000 leden en de San ongeveer 20.000. De San was een nomadenvolk van jagers die geen vee hielden. De Khoikhoi waren herders die een in de ogen van de Hollanders kostbare veestapel hadden. In het begin kochten de Hollanders vlees van hen, maar toen zich in 1657 boeren van de VOC in het gebied zich vestigden, veranderde de situatie. Er ontstonden conflicten met de oorspronkelijke bevolking omdat de blanke boeren steeds meer weidegebied van de Khoikhoi inpikten. Jan van Riebeeck liet wel hekken om de akkers heen zetten om de Khoikhoi te weren, maar het waren de boeren die zich niets van deze hekken aantrokken en steeds meer grond in gebruik namen. Van Riebeeck had de Khoikhoi als arbeidskrachten gebruikt bij de bouw van het fort en bij het onderhoud van zijn schepen. Maar toen het werk ingewikkelder werd had hij sterker en slimmer werkvolk nodig. Hij vroeg de VOC of ze hem slaven konden leveren. Dat deed de VOC en er kwamen scheepsladingen slaven uit Madagaskar, Angola, Dahomey en later ook uit Mozambique en Zanzibar. Huisslaven werden uit India, Ceylon en Indonesië aangevoerd. De Hollandse autoriteiten onderscheidden vier soorten onderdanen: Mensen in dienst van de VOC, vrije burgers (boeren), slaven en inboorlingen. Blanken waren volgens hen superieur en hadden dan ook meer rechten. In de eeuwen die volgden ondervond de oorspronkelijke bevolking van Zuid-Afrika de vreselijke gevolgen van de vestiging van de blanken. De Khoikhoi raakten hun land kwijt en stierven massaal aan ziektes die door de Europeanen waren overgebracht. Vooral de pokkenepidemie van 1713 maakte veel slachtoffers. In de negentiende eeuw werden de San systematisch uitgeroeid door de boeren die jacht op hen maakten. De enkelingen die het overleefden trokken noodgedwongen naar het noorden. De boeren trokken ook verder in noordelijke en oostelijke richtingen en raakte daarbij in conflict met de donkere Afrikaanse volkeren die daar leefden, de Xhosa’s, de Zoeloes en andere Bantoesprekende volkeren en het volk van Sotho en de Tswana die naar het zuiden trokken
Engels bewind In de loop van de negentiende eeuw werd het zuidelijk deel van Afrika door de Engelsen gekoloniseerd en werden de Xhosa’s, zoeloes en andere stammen die in het binnenland leefden door het Engels onderworpen. Shaka was een groot Zoeloe-krijgheer die de Zoeloes een oorlogszuchtige reputatie bezorgde. Hij bracht een goed georganiseerd Zoeloeleger op de been dat in het begin van de achttiende eeuw een reeks oorlogen voerde met naburige stammen. Het Zoeloeleger, dat nog met speren en Schilden ten strijde trok, bracht op 22 januari 1879 bij Islandhlwana een vernietigende nederlaag toe aan het Engelse leger dat beschikte over artillerie en geweren. Het duurde acht jaar voordat het Engelse leger er in slaagden om de zoeloes definitief te verslaan en ze van Zoeloeland een kolonie konden maken. In de negentiende eeuw was het idee van een blanke meester en zijn zwarte slaaf gemeengoed geworden in blank Zuid-Afrika. De boeren beschouwden het hebben van slaven als een aan hen door god geschonken recht. Maar de uitbreiding van het Britse rijk in Zuidelijk Afrika leidde tot conflicten tussen de Engelsen en de Boeren. Om na 1815 in Kaapstad als zakenman te kunnen slagen was een vloeiende kennis van de Engelse taal een vereiste. Het Engels werd ook de voertaal binnen de rechtspraak, binnen het regeringsapparaat en binnen het onderwijs. Bovendien werd in 1834 in het hele Britse rijk de slavernij afgeschaft. In de jaren 1836 en 1837 gaven zo’n 6000 boeren uiting aan hun onvrede over de Engelse regering in Kaapstad door weg te trekken. Dat was het begin van de Grote Trek. Families laadden hun hele hebben en houden op karren en gingen op weg naar Natal dat door de Engelsen snel werd geannexeerd. De boeren trokken nog verder landinwaarts en stichtten hun eigen republieken, Transvaal en Oranje-Vrijstaat. Maar de boeren zouden niet lang van hun vrijheid genieten. Toen men in 1871 de diamantmijnen in Kimberley ontdekte had en in 1886 de goudmijnen in Transvaal begon te ontginnen, stelde de Engelse regering alles in het werk om de gebieden onder controle te krijgen. In het binnenland, dat in wezen een landbouwgebied was, ontstonden al snel economische stedelijk centra waar grote behoefte was aan kapitaal en goedkope arbeidskrachten om de minerale rijkdommen te exploiteren. Toen Engelse bedrijven de mijnen in handen kregen, namen ze zwarte mannen aan als mijnwerkers, steenbakkers, waterdragers en handelaren. De mijnwerkers kwamen uit alle streken van zuidelijk Afrika. Ze verlieten al hun bezittingen om in de mijnen te gaan werken en werden gehuisvest in kralen waar alleen mannen woonden( dit in tegenstelling tot de blanke medewerkers die de beter betaalde banen kregen en hun vrouwen en kinderen mee mochten nemen) Zo ontstond het systeem van rondtrekkende arbeidskrachten dat later een van de steunpilaren zou worden van de apartheid. De mijneigenaren trokken zich weinig aan van het lat van de mannen die in de kralen woonden. Mannen die ziek werden stuurde men terug naar hun families die wel zonder enige vergoeding voor hen zouden zorgen. In 1877 leidde de Engelse annexatie van Transvaal uiteindelijk tot de Eerste Boerenoorlog (1880-1881) waarna de Engelsen gedwongen werden om zich uit Transvaal terug te trekken. Toen er in het hart van de boerenrepublieken goud gevonden werd liepen de spanningen nog verder op, wat in 1899 leidde tot de Tweede Boerenoorlog die duurde tot 1902. De Boeren werden verslagen, wat leidde tot anti-Engelse haat gevoelens. De generaals van de Boeren behaalde in 1910 wel een politieke overwinning toen de Engelsen Transvaal, Oranje-Vrijstaat, Natal en de kaap zelfbestuur gaven.De vier verenigden zich in de Zuid-Afrikaanse Unie. Dit gebaar zorgde in feite voor een tweedeling van Zuid-Afrika in een gebied dat door de Engelsen en een gebied dat door de Boeren gecontroleerd werd. De zwarte bevolking wedt er de dupe van en bleef met lege handen staan. De nieuwe leiders waren verantwoordelijk voor het opstellen van de nieuwe apartheidswetten. De meest gehate maatregel was de Naturellegrond-Wet van 1913 waardoor 92,7% van de grond in handen kwam van anderhalf miljoen blanken en de resterende 7,3% voor de vijf en een half miljoen zwarte was.( In 1936 kocht de South African Native Trust land aan, waardoor het percentage land voor de zwarte bevolking op 11,7% kwam) Er kwamen nog meer maatregelen die blanken en zwarten van elkaar scheidden.Bijvoorbeeld de Paswetten die bepaalden dat zwarte mensen altijd een document bij zich moesten hebben waarmee ze konden aantonen dat ze toestemming hadden om in de stad te komen en dat ze hun belasting hadden betaald. In de Kaapprovincie voerde men een wat liberaler beleid. Daar kregen zwarte mensen en kleurlingen die daar 15% van de bevolking uitmaakten, stemrecht maar ze mochten zich niet kandidaat stellen voor het parlement. De maatregelen die genomen werden om een officieel onderscheid te maken tussen blanken en niet-blanken waren in die tijd heel gewoon in gekoloniseerde gebieden. Het verschil met Zuid-Afrika was dat daar het onderscheid in de vorm van apartheid bleef bestaan terwijl andere landen het koloniale systeem al lang hadden afgeschaft, en de blanken niet van plan waren om de macht over te dragen aan de zwarte bevolking die een grote meerderheid vormde Zuid-Afrika een apartheidsstaat In 1948 behaalde de Nasionale Partij bij de nationale verkiezingen, waar twee miljoen blanken en enkele handjes vol kleurlingen mochten stemmen, een krappe meerderheid. De Nasionale Partij was de partij van het Afrikaner nationalisme, het gedachtegoed dat sinds de nederlaag van de twee Afrikaner republieken in de Tweede Boerenoorlog was gekoesterd. ‘Vandaag is Zuid-Afrika weer van ons,’ riep partijleider Daniel Malan. Voortbouwend op het systeem van een gescheiden samenleving en voorbijgaand aan de wensen van de acht miljoen zwarte Zuid-Afrikanen die niet hadden mogen stemmen, begonnen de Nasionalisten met het instellen van allerlei weten die zouden leiden tot de apartheid. In een aantal opzichten was de officiële introductie van de apartheid niet meer dan een legalisatie van een al bestaand systeem. De situatie in Zuid-Afrika was in zoverre anders dat het land internationaal gezien pas uit de pas liep. Er was een periode aangebroken waarin de scheiding der rassen in Amerika onwettig werd verklaard. Overal in Azië en Afrika moesten Europese koloniale mogendheden als Engeland en Frankrijk gebieden opgeven. Een van de onvoorziene gevolgen van de Tweede Wereldoorlog was het idee, vastgelegd in het Atlantische Handvest, dat de volkeren het recht op zelfbestuur moesten krijgen. Voor Zuid-Afrika zou dat betekend hebben dat alle Zuid-Afrikanen stemrecht hadden gekregen en dat er dus een eind gekomen zou zijn aan de macht van de blanken. De voornaamste maatregelen die tot de apartheid zouden leiden werden in een relatief kort tijdsbestek vastgelegd in een reeks wetten. De Wet op Verbod van Gemengde Huwelijken van 1949 verbood mensen van verschillend ras met elkaar te trouwen. Er kwam in 1950 een wijziging op de Ontuchtwet, die elke seksuele relatie tussen blanken en niet-blanken voortaan verbood. De Wet op de Bevolkingsregistratie van 1950 gaf een wettelijke definitie van het begrip ‘ras’ en gaf iedere burger een plaats in een van de vier rassen: Blanken, Inboorlingen ( later veranderd in Bantoes), kleurlingen en Indiërs. De Groepsgebiedenwet van 1950 gaf de regering een instrument om totaal gescheiden leef- en werkruimtes te creëren. De wet verbood ook grondbezit door mensen in een gebied dat niet voor hen bestemd was. De Paswet die de Engelsen in de negentiende eeuw ingevoerd hadden om de bewegingen van de niet-blanken in Zuid-Afrika te kunnen controleren, werd in 1952 aangescherpt door de Natives Abolition of Passes Act. Deze wet bood de mogelijkheid om zwarte mensen te straffen als ze hun ‘Pas’ niet bij zich hadden. Hoewel de Nasionalisten beweerden dat het om een versoepeling van de bestaande wet ging, was de nieuwe wet veel strenger. Want zwarten moesten het pasje altijd bij zich dragen en op ieder gewenst moment aan de politie kunnen laten zien. De Wet op Aanwysing van Aparte Geriewe ( Wet op de Gescheiden Voorzieningen) uit 1953 probeerde een totale segregatie te bewerkstelligen tussen blanken en niet-blanken, door zwarten, kleurlingen en Indiërs te verbannen naar de buitenwijken van de steden. Deze wet zag ook toe op de naleving van wat ‘de kleine apartheid’ genoemd werd: de segregatie in treinen, bussen, parken, theaters, restaurants, bibliotheken, toiletten, op stranden enz. In 1953 nam de regering met de Wet op het Bantoeonderwijs de controle over het onderwijs over van door de staat gesteunde missiescholen en bracht het onderwijs onder bij het Departement van Naturellesake, dat geleid werd door de gedreven Dr. Hendrik Verwoerd (de grondlegger van de grote apartheid). De Wet op het bantoeonderwijs was een van de meest gehate maatregelen van het apartheidregime. De wet schreef gescheiden onderwijs voor Zwarte kinderen voor, wat erop neerkwam dat ze al bij voorbaat kansloos waren in de strijd om arbeidsplaatsen. De wet uit 1953 legde de macht van kerkscholen aan band waar een liberale traditie heerste die zwarte kinderen in ieder geval nog redelijk onderwijs garandeerde. De thuislanden In 1961 kwam de regering Verwoerd met het idee van de thuislanden. De reservaten voor de oorspronkelijke inwoners van zuidelijk Afrika of zogenaamde thuislanden waren in 1913 ontstaan na de invoering van de Naturellegrond-Wet. Ze besloegen uiteindelijk 13% van het Zuid-Afrikaanse grondgebied, en zwarte mensen mochten alleen binnen die reservaten grond in bezit hebben. De opvatting dat de meeste grond voor de blanken was en dat de reservaten relatief kleine gebieden moesten zijn, kwam voor uit het oude Afrikaner idee van de ‘baasskap’ wat stond voor blanke overheersing en wat al door de eerste Hollandse pioniers en later ook door hun nakomelingen werd toegepast. Zowel de Engelse als de Hollandse koloniale regeringen hadden tevergeefs geprobeerd blanken en zwarte van elkaar gescheiden te houden. Het was moeilijk om controle uit te oefenen op een dergelijke scheiding. In de jaren veertig en vijftig waren veel blanken bang dat ze door de zwarten onder de voet zouden worden gelopen. De regering Verwoerd richtte tien thuislanden op voor tien verschillende etnische nationaliteiten. Doordat Verwoerd onder grote internationale druk stond besloot hij alle tien de thuislanden zelfbeschikkingsrecht te geven zo de druk wat weg te laten nemen. Incidenteel zouden arbeiders uit de thuislanden toestemming krijgen om in blank Zuid-Afrika te komen werken, en dan vooral als gastarbeiders die als het werk eenmaal klaar was weer terug zouden gaan naar hun eigenland. Een groot nadeel van de thuislanden was dat de mensen die er woonden niet in hun eigen levensonderhoud konden voorzien. De grond was meestal schraal en arm dat ze nauwelijks voldoende voedsel opbrachten voor de mensen die in de thuislanden achterbleven. Om in de onderhoud van hun gezin te kunnen voorzien gingen de mannen en soms ook vrouwen in de welvarende blanken gebieden van Zuid-Afrika op zoek naar werk. Tot ver in de jaren tachtig was meer dan 70% van de mensen uit de thuislanden die economisch actief waren afhankelijk van werk buiten hun thuislanden. Zo kwam een van de meest schrijnende aspecten aan het apartheidssysteem tot stand: terwijl de zwarte mannen als rechtloze mensen in de blanke steden gingen werken, moesten de in de thuislanden achtergebleven oudere mensen, vrouwen en kinderen alle zeilen bijzetten om onder ellendige omstandigheden het hoofd boven water te houden. In het begin van het apartheidsbewind zorgde de regering voor een redelijk economische stabiliteit. Buitenlands kapitaal stroomde het land binnen. Daardoor maakte Zuid-Afrika een periode door van ongekende economische groei die de indruk wekte dat het apartheidssysteem werkte. Om het politieke beleid van de gescheiden ontwikkelingen te realiseren moest de zwarte bevolking massaal verhuizen. Tussen 1960 en 1983 moesten meer dan 3,5 miljoen mensen van de blanke Zuid-Afrikaanse gebieden verhuizen naar de verschillende thuislanden, of van het ene thuisland naar het andere. Soms werden er wel fabrieken opgezet in de thuislanden waar tegen lage lonen geproduceerd kon worden, maar de trek van de zwarte mensen naar de steden kon niet meer gestopt worden en ondanks de apartheidswetten groeide het aantal zwarte mensen in de steden. In 1951 waren er ander half miljoen zwarte mensen in de steden op zoek naar werk. In 1980 was hun aantal enorm toegenomen en waren het er meer dan 7,5 miljoen. Om te laten zien hoe laten zien hoe gebrand de blanken wel niet waren om alle zwarte in hun thuislanden te krijgen hoef je alleen maar te naar wat er in Sophiatown gebeurde. Tussen 1955 en 1960 verdween de hele zwarte bevolking uit de stad die op zes kilometer ten westen van Johannesburg ligt. De stad werd met de grond gelijk gemaakt en er kwam een geheel nieuwe blanke voorstad voor in de plaats: Thriomph, de meeste mensen uit Sophiatown gingen naar Soweto, een andere township aan de rand van Johannesburg. De Townships Hoewel de industriële ontwikkeling van Zuid-Afrika afhankelijk was van goedkope zwarte arbeidskrachten, had de Nasionale Partij ideologische redenen om de zwarte bevolking naar de thuislanden te laten verhuizen. In de woorden van Verwoerd:’ Als Zuid-Afrika moet kiezen tussen arm maar blank en rijk maar multiraciaal, dan moet de keuze vallen op arm maar blank!’ Ondertussen had de Tweede Wereldoorlog ervoor gezorgd dat er in Zuid-Afrikaanse fabrieken meer geproduceerd moest worden. De binnenlandse vraag naar goederen was toegenomen omdat er tijdens de oorlog niets meer uit Europa geïmporteerd kon worden. Ook was er van de kant van de geallieerden vraag naar wapens, munitie en faciliteiten voor de reparatie van schepen. Door de Naturelle-stadsgebiede-wet van 1923 moesten lokale overheden zorgen voor gescheiden woonlocaties of Townships voor niet-blanke gastarbeiders. De Townships bestonden uit eenvoudige woningen die gehuurd konden worden door zwarten met een werkvergunning. Maar ze hadden geen enkele vorm van huurbescherming en konden zonder enige waarschuwing op straat gezet worden. De grootste Township van Zuid-Afrika ontstond ten zuidwesten van Johannesburg en werd bekend als de Zuidwest Township of Soweto. Vanaf de jaren vijftig ontstonden er Townships voor verschillende etnische groepen. Het waren steden op zich die van door andere raciale groepen (meestal blanke) bewoonde steden gescheiden werden door industriegebieden of door bufferzones. Arbeiders reisden elke dag van de Townships naar hun werk en terug, waarbij ze vaak voor dag en dauw moesten opstaan en pas weer heel laat thuis kwamen. Door de uittocht van zwarten van de thuislanden naar stedelijke gebieden namen de krottenwijken in de buurt van Johannesburg en andere steden in omvang toe omdat mensen die op zoek waren naar werk en tijdelijk onderkomen voor zichzelf bouwden in en rondom de Townships ( ik ben zelf in Zuid-Afrika geweest vorig jaar december, en het is echt geen pretje die Townships het zijn huizen van ongeveer 30 a 40 m2 en dan zowat tegen elkaar opgebouwd. Nu het bergafwaarts gaat met Zuid-Afrika wonen zelfs de mensen met een redelijke opleiding in de Townships en de arbeiders allemaal in krottenwijken) Apartheid zorgde ook voor veel persoonlijk leed. Hele gezinnen raakten verscheurd door de indeling in verschillende rassen. Broers die niet in dezelfde bus naar school mochten omdat de één een lichtere huidskleur had dan de ander. Blanke ouders liepen de kans dat hun kinderen de status kleurling kregen en ergens anders moesten gaan wonen. In 1966 werden ongeveer 479.000 zwarte vervolg wegens overtreding van de paswetten. In 1967 werden 511 mensen veroordeeld omdat ze de Ontuchtwet hadden overtreden door eens seksuele relatie aan te gaan met mensen van een ander ras. Het enige positieve element aan de verkiezingen van 1948 was dat de bevolking er uiteindelijk toe aangedwongen werd om actief in actie te komen. Wat was het antwoord van de zwarte mensen op het Regime? De belangrijkste oorzaak van het einde van de apartheid was dat Zuid-Afrika door het zwarte verzet onbestuurbaar was geworden. De belangrijkste tegenstander van het Zuid-Afrikaanse politiek beleid was de African National Congres, het ANC, dat in 1912 was opgericht. Het ANC had het doel om democratische veranderingen af te dwingen en een eind te maken aan de rassenwetgeving door de regering onder druk te zetten. ANC-leiders zeiden dat Zuid-Afrika toebehoorde aan allen die er woonden. Ze wilden hun doel bereiken door middel van passieve acties en door voortdurend in beweging te blijven. Het ANC was oorspronkelijk opgericht om de belangen te behartigen van de zwarte middenstandsbevolking, maar in 1920 kwam het ANC ook op voor het lot van stakende mijnwerkers. Pas in 1940 kreeg het ANC een massale aanhang en zelfs toen nam het niet actief deel aan de massale protestdemonstraties in de vorm van boycots en bezettingsacties. Maar onder leiding van dr. A.B. Xuma kwam het ANC in de loop van de jaren veertig met haar eerste politieke programma, waarin ze pleite voor algemeen kiesrecht, voor de afschaffing van de Paswetten, voor een betere gezondheidszorg en voor beter onderwijs voor de zwarte bevolking en opkwam voor de rechten van de vakbonden. In 1943 wed de jeugdliga van het ANC opgericht die meteen met een radicaal actieprogramma kwam waarin werd opgeroepen tot staking, boycots en burgerlijke ongehoorzaamheid. De jeugdliga trok actieve mensen aan als Nelson Mandela, Oliver Tambo en Walter Sisulu. In 1949 nam het ANC het meer op gewelddadige acties gerichte programma van de jeugdliga over. In 1952 kwam het ANC met haar Defiance Campaign, de eerste massale actie. Ze provoceerden de overheid met passief verzet en overtraden expres kleine wetsovertredingen door bijvoorbeeld blanke winkelingangen te gebruiken. Mensen werden aangemoedigd om hun pasjes weg te gooien wat onherroepelijk tot hun arrestatie zou leiden en wat de overheid dus veel geld kostte en veel ongemak bezorgde. Binnen enkele maanden werden meer dan 8500 mensen gearresteerd. Toen ANC-leiders op grond van de Wet op de Onderdrukking van het Communisme werden opgepakt of verbannen, kwam er abrupt een eind aan de campagne. Maar het aantal ANC-leden was enorm toegenomen en bedroeg nu ongeveer 100.000 leden. In 1952 werd Albert Luthuli, voormalig onderwijzer en chief van een kleine Zoeloestam, tot voorzitter van het ANC gekozen ( Luthuli kreeg in 1961 de Nobelprijs van de Vrede).
Het bloedbad van Sharpevill Op het Volkscongres dat op 25 en 26 juni 1955 in Kliptown bij Johannesburg gehouden werd, werd de definitieve versie van het Handvest van de Vrijheid opgesteld dat pleitte voor een Zuid-Afrika zonder rassenonderscheid, en met gelijke rechten en gerechtigheid voor iedereen. Het handvest was gebaseerd op socialistische ideeën en vroeg om een eerlijke verdeling van de welvaart in Zuid-Afrika. De antiapartheidsbeweging was nog steeds voorstander van geweldloze acties om het regeringsbeleid te ondermijnen. Maar de regering reageerde op het Handvest door 156 afgevaardigde die aan het congres deelnamen, te arresteren op beschuldiging van verraad. Niet iedereen binnen het ANC was even gelukkig met het Handvest van de vrijheid. De Africanisten en hun leider Robert Sobukwe vonden dat de zwarte nationalisten tegen de regering moest strijden voor een zwarte Zuid-Afrika en op geen enkele wijzen moest samenwerken met de blanken die zich door het communisme lieten inspireren. In april 1959 traden Sobukwe en zijn aanhangers uit het ANC en richtten het Pan Africanist Congress (PAC) op. Toen het ANC aankondigde dat ze in maart 1960 op grote schaal actie wilde gaan voeren tegen het pasjessysteem, probeerde het PAC het met een eigen antipasjes dag voor te zijn. Het PAC slaagde er op 21 maart 1961 in om in de buurt van het politiebureau van Sharpeville in Transvaal een menigte van 5000 aanhangers op de been te brengen. Bij een van de toegangshekken van het politiebureau brak een handgemeen uit waarbij een politieagent werd neergeslagen. Toen de menigte opdrong om te kijken wat er aan de hand was, openden politieagenten het vuur. De menigte sloeg in paniek op de vlucht er vielen 69 doden en 180 gewonden die bijna allemaal schotwonden in de rug hadden. Het bloedbad van Sharpville veroorzaakte wereldwijd grote opschudding en werd door veel Europese regeringen openlijk veroordeeld. Hoewel pogingen van de Verenigde Naties om Zuid-Afrika economische sancties op te leggen door Amerika en Engeland werden verijdeld, raakten veel bedrijven die investeringen deden in Zuid-Afrika in paniek en trok een groot aantal bedrijven zich terug. Op 30 maart kwam de reactie van de Zuid-Afrikaanse regering. Ze kondigde de noodtoestand af en arresteerde duizenden politieke activisten. In de week na Sharpeville werden het ANC en het PAC verboden door regering die zich daarbij beriep op de Wet op de Onderdrukkin van het Communisme. Tijdens een bezoek dat de Engelse premier Harold Macmillan in februari 1960 aan Zuid-Afrika bracht had deze tegenover blank Zuid-Afrika al zijn bezorgdheid uitgesproken over het massale zwarte verzet tegen het regeringsbeleid. In een toespraak tot het parlement in Kaapstad had hij het over een wind van veranderingen die over het Afrikaanse continent waaide. Maar de gebeurtenissen van maart van dat zelfde jaar in Sharpeville lieten duidelijk zien hoe groot het verschil in ideologisch opzicht was tussen Zuid-Afrika en andere landen van de Britse Gemenebest. In 1961 besloot Verwoerd om uit de Gemenebest te treden ( de organisatie van voormalige Engelse koloniën ) en vanaf dat moment stelde Zuid-Afrika zich politiek en economisch uiterst gereserveerd op tegenover de buitenwereld. Het ANC en PAC waren verboden en gingen noodgedwongen ondergronds verder. Het ANC stuurde Oliver Tambo naar Botswana om in ballingsschap het verzet te organiseren. Het richtte ook een militaire vleugel op, de Umkhonto we Sizwe ( Speer van de Natie), die onder leiding kwam te staan van Nelson Mandela, hoewel de hele ANC-top en ook Mandela geen enkele ervaring had in militaire aangelegenheden of met een ondergronds verzet. In december 1961 startte Umkhonto een campagne die twee jaar zou duren. Ze pleegden overal aanslagen met eigengemaakte bommen. Maar in 1964 werden verschillende Umkhonto-leiders, waaronder Mandela en Walter Sisulu, gearresteerd en veroordeeld tot levenslang. Informanten van de politie slaagden er ook in om in de militaire vleugel van het PAC ( die minder goed georganiseerd maar veel gewelddadiger optrad dan de Umkhonto ) op te pakken. Bijna 3000 leden werden op die dag gearresteerd. Eind jaren zestig en begin zeventig was het de regering dus aardig gelukt om het zwarte verzet te breken. Hoewel de regering de macht had om leiders te verbannen en opstandelingen te arresteren, kon ze niet voorkomen dat zwarte jongeren openlijk protesteerden tegen de erbarmelijke situatie van het onderwijs aan zwarten en tegen de ongelijke kansen voor zwarte jongeren. In 1968 werd er een organisatie opgericht voor zwarte Zuid-Afrikaanse studenten. Steve Biko was een van de oprichters. Hij studeerde medicijnen aan de Universiteit van Natal ( voor niet-blanken ) en hij greep de kans die de regering hem onbedoeld bood toen ze besloot om zwarten en blanken aan aparte universiteiten te laten studeren.Door jonge zwarte intellectuele bij elkaar te stoppen in universiteiten speciaal voor zwarte studenten, had de regering onbetwist een ideale voedingsbodem gelegd voor de Black-Consciousness-beweging. Geïnspireerd door de Black Power beweging in Amerika, was het hoofddoel van de Black-Consciousness-beweging om zwarte mensen op positieve wijze bewust te maken van hun huidskleur, waarna ze zich vanzelf sterk genoeg zouden voelen om politieke acties te ondernemen die hen de zo felbegeerde vrijheid zou brengen. De beweging had vooral eind jaren zestig en begin jaren zeventig invloed in Zuid-Afrika door heel duidelijk te stellen dat ze met de term ‘zwarte’ niet alleen alle blanken uitsloten, maar dat ze met die term behalve zwarte Afrikanen ook de Indiërs en alle zogenaamde kleurlingen bedoelden. De opstand in Soweto De volgende fase van het zwarte verzet tegen de apartheid werd ingeluid door de jeugd van de township Soweto. Woedend omdat het Zuid-Afrikaans verplicht werd gesteld op alle scholen, organiseerde de jeugd van Soweto op 16 juni 1976 een massale protestdemonstratie. Zo’n 10.000 kinderen hadden zich bij een middelbare school verzameld toen de politie verscheen en met traangasgranaten begon af te schieten. De kinderen die vervolgens het vuur opende waarbij zeker een kind om het leven kwam. Het incident maakte de zwarte inwoners van de township razend en er volgde een dag van grote onlust. Op 26 juni maakte de regering de regeling over het verplichte onderwijs van het Zuid-Afrikaans ongedaan. De jeugd had gewonnen. Veel jongeren trokken na het incident in Soweto weg uit Zuid-Afrika en sloten zich aan bij Umkhonto afdelingen in Zambia en Tanzania. Nadat Steve Biko in september onder verdachte omstandigheden was omgekomen in een politiecel en nadat een maand later de Black Consciousness-beweging verboden werd, ontstond er een machtsvacuüm in Zuid-Afrika. In mei 1978 werd er een nieuwe Black-Consciousness-beweging opgericht onder de naam Azanian People’s Organization (AZAPO) die zich vooral op de zwarte arbeiders richtte. In 1983 kondigde premier P.W. Botha van Zuid-Afrika aan dat er een nieuwe grondwet zou komen. In tegenstelling tot de zwarte bevolking die bepaalde rechten genoot in de thuislanden, hadden kleurlingen en Indiërs helemaal geen rechten. Botha besloot toen om blanken, zwarten en kleurlingen elk hun eigen kamer te geven in het zogenaamde driekamerparlement. Door de getalsverhoudingen tussen blanken en niet-blanken waren de blanken echter altijd in de meerderheid. Kleurlingen en zwarten hadden nog steeds niet te vertellen over buitenlandse aangelegenheden en er waren maar weinig Indiërs en kleurlingen op hoge ambtelijke posten en vele van hen stemde niet eens. De kostbare parlementaire hervormingen van Botha werkten dus niet, en ook de pogingen van de regering om zwarten in de townships via verkiezingen zelf het bestuur van de townships te laten kiezen liepen op niets uit. In augustus 1983 werd het United Democratic Front (UDF) opgericht om het verzet tegen de nieuwe grond wet te coördineren. De UDF bestond uit allerlei antiapartheidsorganisaties, vakbonden, kerkelijke groeperingen, studenten verenigingen, vrouwenorganisaties etc. Een van de bekendste campagneleiders was dr. Allan Boesak. De nieuwe grondwet bracht niet wat Botha ervan verwacht had, namelijk internationale goedkeuring en steun van de niet-blanke middenklasse. Integendeel. De nieuwe grondwet was nog maar net van kracht geworden of er vonden overal in Zuid-Afrika ongekende geweldsuitlatingen plaats. Er werd op grote schaal gehoor gegeven aan de oproep van de UDF om de raadsverkiezingen in de townships te boycotten. Er waren niet veel zwarten die de moeite namen om te gaan stemmen. De nieuwe raadsleden waren veelal optimistisch gestemde zwarten die wel mogelijkheden zagen om met de blanke regering samen te werken. Maar zij onderschatten de woede van de mensen uit de townships. De eerste uitbarstingen van geweld vonden plaats in Sharpeville waar de pas gekozen plaatsvervangende burgemeester met messteken om het leven werd gebracht. De onlusten verspreidden zich in 1984 over heel Zuid-Afrika en duurden meer dan drie jaar. Er vielen meer dan 3.000 doden en meer dan 30.000 mensen werden gearresteerd. De materiële schade was groot en ook de betrekkingen van Zuid-Afrika met het buitenland liep grote schade op. Zwarten kregen het onderling aan de stok en beschuldigden elkaar van collaboratie met het blanke bewind. Tijdens de onlusten vonden de grootste gewelddadigheden plaats. Zo was er het zogenaamde ‘necklacing’: het vermoorden van iemand door een met benzine gevulde band om zijn nek te doen en die vervolgens in brand te steken. Het ANC had gehoopt dat de onlusten het land onbestuurbaar zou maken. Zover was het echter niet, maar door de onlusten ontstonden er wel twee kampen binnen de regering van Zuid-Afrika. Het ene kamp was er voorstander van om door middel van concessies en hervormingen tot een oplossing te komen, en het andere kamp was daar tegen. Zuid-Afrika kon nu alleen nog maar geregeerd worden door de noodtoestand af te kondigen, door streng toezicht te houden op de berichtgeving en door een sterk repressieve houding van de regeringszijde. Het had voor de regering ook geen zin meer om de zwarte leiders te arresteren, iets waar in de jaren vijftig en zestig nog wel effect had gehad. De orde en rust kon alleen gehandhaafd worden door het leger in te zetten in de townships. Hoewel het geweld in 1986 grotendeels verdwenen was, bleef de zwarte bevolking zich verzetten door de verkiezingen te boycotten en door te staken. De onlusten die van 1984 tot 1987 aanhielden zorgden voor een financiële crisis omdat het voor de Zuid-Afrikaanse regering steeds moeilijk werd om buitenlands kapitaal aan te trekken en omdat de Zuid-Afrikaanse munt steeds zwakker kwam te staan. Het was duidelijk dat de regering haar repressieve houding niet veel langer zou kunnen volhouden. De voorbereidende schermutselingen voor de afschaffing van de apartheid waren begonnen. Het volk zal regeren Het eind van het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime kwam toch nog sneller dan iedereen verwacht had. De meeste waarnemers hadden verwacht dat de blanke regering vastberaden stand zou houden.Het was onmogelijk om binnen het apartheidsbeleid hervormingen door te voeren omdat het systeem van geen kant deugde. Het had geen zin om te proberen de klok terug te draaien door de zwarte meerderheid te dwingen om naar de thuislanden te gaan waar geen werk voor hen was en waar ze nauwelijks middelen van bestaan hadden. Net als in veel andere landen trokken ook in Zuid-Afrika veel mensen op zoek naar werk van het platteland naar de steden. In 1993 had meer dan 40% van de zwarte bevolking van Zuid-Afrika zich in stedelijke gebieden gevestigd. Tijdens het bewind van P.W. Botha (1978-1989) hanteerde de regering aan de ene kant de doctrine van de totale strategie terwijl ze aan de andere kant hervormingen in het apartheidsregime wilden doorvoeren. In 1986 werden enkele verouderde wetten afgeschaft, namelijk de Ontuchtwet en Wet op het Verbod van Gemengde Huwelijken. Het gehate pasjessysteem werd ook afgeschat. Door wijzigingen in de grond wet kregen kleurlingen en Indiërs meer politieke rechten. Door de gewelddadigheden van midden jaren tachtig in de Townships werd de roep om sancties vanuit de internationale gemeenschap steeds sterker en werd Zuid-Afrika in een steeds groter isolement gedrongen. Sommige Afrikaners bleven halssarrig geloven in een gescheiden wereld voor de verschillende rassen. Als reactie op een aantal grondwetswijzigingen verlieten veertien leden de Nasionale Partij en richtten samen de Conservatieve Partij op. Maar ze vormden een minderheid. De meeste blanken beseften dat ze hun isolement op een gegeven moment zouden moeten opgeven. Het goed georganiseerde verzet van de zwarte vakbonden leverde ook een belangrijke bijdrage aan het naderende eind van de apartheid. Er kwamen steeds meer zwarte mensen in de beter betaalde banen in mijnen en fabrieken te werken en er werden steeds meer onderhandelingen gevoerd tussen vakbonden en werkgevers. In maart 1973 legden 50.000 arbeiders in Durban een aantal malen het werk neer. In de jaren tachtig vonden er een groot aantal stakingen plaats, waaronder bijvoorbeeld een eendaagse algemene staking in mei 1986 en een landelijke staking in de goud en kolenmijnen, waar in augustus 1987 meer dan 220.000 mijnwerkers aan meededen. In juni 1987 reden er geen treinen omdat er 16.000 spoorweg- medewerkers het werk hadden neergelegd. Zuid-Afrika had de zwarte geschoolde arbeiders heel hard nodig en als zij het werk neerlegden deed dat de economie bepaald geen goed. In december 1985 werd het Congress of South African Trade Unions opgericht (COSUTA) en samen met de United Demoncratic Front (UDF) vormden ze de Mass Democratic Movment (MDM), die zich verzette tegen het regeringsbeleid. De uiteindelijke genadeklap kwam voor de apartheid met de financiële crisis van 1985, met de opvoering van het aantal sancties en met de economische recessie van eind jaren tachtig. Door de ineenstorting van de communistische regimes in Oost-Europa in 1989 konden de westerse landen Zuid-Afrika niet langer steunen. In september 1989 werd F.W. de klerk leider van de Nasionale Partij en premier van Zuid-Afrika. De Klerk verklaarde dat de uitslag van de verkiezingen hem de volmacht gaf om grote veranderingen door te voeren. In oktober liet hij acht vooraanstaande politieke gevangenen vrij. Waaronder Walter Sisulu. Op 2 februari 1990 verklaarde De Klerk dat het de hoogste tijd was om te gaan praten en dat zijn regering zou proberen om te komen tot een nieuw Zuid-Afrika. Hij hief de banning order voor 32 politieke organisaties op, waaronder het ANC, het PAC en de SACP. Tien dagen later werd Nelson Mandela vrijgelaten na meer dan 27 jaar gevangen te hebben gezeten. In de twee jaar die volgden werden de steunpilaren van de apartheidswetgeving omvergehaald. In 1990 werden de Wet op de Onderdrukking van het Communisme en de Wet op Aanwijzing van apart gerieve opgeheven. In 1991 werden de Wet op Groepsgebiede, de Wet op de Bevolkingsregistratie en de Wet op het Bantoe onderwijs afgeschaft. In hetzelfde jaar verdwenen ook de beruchte Naturellegrond-Wet uit 1913 en de opvolger van die wet ui 1936. Maar met de ontmanteling van een aantal wetten waarmee de blanke dictatoriale regering officieel vorm had gegeven aan haar beleid, was nog geen eind gekomen aan de apartheid. De apartheid zou pas echt tot het verleden behoren als de macht was overgedragen aan een regering die op democratische wijze via algemene verkiezingen tot stand was gekomen. Er vonden in langdurige onderhandelingen plaats tussen het ANC en de regering om tot een nieuwe grondwet te komen voor Zuid-Afrika. Er waren nog meer tekenen die erop wezen dat het normale leven in Zuid-Afrika weer op gang was gekomen. In 1990 werd een aantal van 3.000 politieke gevangenen vrijgelaten en de mensen die in ballingschap waren gegaan kregen amnestie en mochten naar Zuid-Afrika terugkeren. ANC voorzitter Oliver Tambo keerde in december 1990 naar zijn vaderland terug. De doodstraf gold alleen nog maar voor ernstige misdrijven en het verbod op de pers werd voor een deel opgeheven. In 1990 maakte de regering in bijna alle provincies een eind aan de noodtoestand die vier jaar geduurd had. Behalve in Natal, waar nog steeds gevochten werd tussen aanhangers van het ANC en Inkatha. Gek genoeg leidde de afschaffing van de apartheidswetgeving tot uitbarstingen van geweld in de townships waar rivaliserende partijen oude geschillen wilden uitvechten en waar iedereen iets te zeggen wilde hebben in het nieuwe Zuid-Afrika. Niet alleen in Natal maar ook in Transvaal kwam het tot heftige botsingen tussen aanhangers van het ANC en Inkatha. Bij die ongeregeldheden kwamen in het eerst halfjaar van 1992 1.500 mensen om. Ook werden er incidenteel forenzen aangevallen die op en neer reisden tussen Soweto en Johannesburg en vonden er gewelddadige incidenten plaats op het platteland van meer afgelegen gebieden. Tenslotte werd ook in de provincie Natal in oktober 1992 de noodtoestand opgeheven. Met horten en stoten gingen de onderhandelingen over de toekomst van Zuid-Afrika verder. In december 1991 riep de Zuid-Afrikaanse regering de eerste Convention for a Decocratic South Africa (CODESA) bijeen. De Klerk vond dat hij een formele volmacht van de blanke bevolking nodig had om onderhandelingen voort te zetten en schreef een referendum uit dat in maart 1992 gehouden moest worden. Ongeveer 68% van de stemmers steunde zijn voorstel om de onderhandelingen voort te zetten die moesten leiden tot een zwarte meerderheids- regering. Op 17 maart verklaarde De Klerk:’ vandaag hebben we een eind gemaakt aan het hoofdstuk van de apartheid.’ In september trokken Bulthelezi en de Inkatha Vrijheidsbeweging zich terug uit de CODESA overleg nadat de regering en het ANC met elkaar tot overeenstemming waren gekomen. In maart werden de besprekingen tussen verschillende Zuid-Afrikaanse politieke groeperingen over de toekomst van Zuid-Afrika na een onderbreking van 9 maanden voortgezet. Men bereikte overeenstemming over een aantal overgangsregelingen, die uiteindelijk moesten leiden tot eerlijke en vrije verkiezingen. Maar de overeenkomsten liepen gevaar toen rechtse Afrikaners met gewelddadige acties lieten zien dat ze geen voorstander waren van de veranderingen. In april 1993 werd Chris Hani, een van de eerste leiders van de alliantie tussen het ANC en de SACP, vermoord. Janusz Walusz, een Poolse immigrant, en een lid van de Zuid-Afrikaanse Conservatieve partij, Clive Derby, werd beschuldigd van deze moord en later ook veroordeeld. De mensen in de Townships waren woedend en even zag het er naar uit dat er een totale burgeroorlog zou komen. In dezelfde maand overleed Oliver Tambo, ANC voorzitter van het eerste uur. Zijn plaats werd ingenomen door Nelson Mandela die al aan het hoofd stond van de ANC delegatie die onderhandelingen voerde over de toekomst van Zuid-Afrika. Door de uitbarsting van geweld kwamen de onderhandelingen tussen Mandela en De Klerk onder zware druk te staan. Mandela sprak over de ‘verborgen hand’ achter het geweld en beschuldigde de veiligheidstroepen en rechtse extreemmisten ervan dat zij bij de gewelddadigheden betrokken waren. Met het eind van de noodtoestand was er ook een eind gekomen aan het verbod op de pers, en in 1991 onthulde de kranten dat Inkatha in 1989 en in 1990 via veiligheidspolitie in het geheim financiële steun had ontvangen van de Zuid-Afrikaanse regering. Men deed verslag van de trainingen die door de veiligheidstroepen aan rekruten van Inkatha werden gegeven. Door al deze berichten verslechterde de toch al niet al te beste verhouding tussen het ANC en Buthelezi steeds meer. Buthelezi gaf te kennen dat hij geen hoge verwachtingen had van de toekomst-na-de-apartheid door in 1993 toe te treden tot een overkoepelende organisatie waar de meest uiteenlopende bewegingen lid van waren en die bekend stond als de Vrijheidsalliantie, waar ook blanke extremisten toe behoorden. Deze groepen hadden een alliantie gevormd uit angst dat het ANC en de regering een deal met elkaar zouden sluiten. De regering besloot dat op 27 april 1994 de eerste echte vrije democratische verkiezingen zouden worden gehouden in Zuid-Afrika. Op die datum zouden ook onafhankelijke thuislanden weer deel gaan uitmaken van Zuid-Afrika. De buitenwereld reageerde zeer positief op de nieuwe ontwikkelingen maar wilde de sancties pas echt opheffen als er in Zuid-Afrika een echte democratische gekozen regering aan de macht zou zijn. In oktober 1993 gaf de VN gehoor aan het verzoek om Nelson Mandela om de economische sancties tegen Zuid-Afrika op te heffen. In december van dat jaar werd ook het embargo op de olieleveranties aan Zuid-Afrika opgeheven en in mei 1994 hief de veiligheidsraad van de VN het embargo op de wapenleveranties aan Zuid-Afrika op. Nog dezelfde maand werd Zuid-Afrika weer lid van de Gemenebest, en in juni 1994 nam Alfred Nzo, Zuid-Afrika’s minister van Buitenlandse zaken, weer plaats op de voor Zuid-Afrika vrijgehouden stoel in de Algemene Vergadering van de VN. Zuid-Afrika is ook lid geworden van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid en zal in de toekomst zeker weer een rol van betekenis gaan spelen in de verdere ontwikkelingen van Afrika. Eind juni 1994 zei Mandela zich te willen inspannen om een eind te maken aan de burgeroorlog in Angola, waar aanhangers van de UNITA en het MPLA regeringsleger elkaar op leven en dood bestreden. Angola en ook Mozambique hebben zeer te lijden gehad van de burgeroorlogen in hun land waar Zuid-Afrikaanse hulp leidde tot nog meer geweld. Deze oorlogen hebben in Mozambique het leven gekost aan meer dan 1.000.000 mensen en in Angola meer dan 500.000 mensen. Zuid-Afrika is op dit moment niet in staat om deze landen op grote schaal hulp te bieden omdat het de handen vol heeft aan de problemen in eigen land. Economische opbouw Op 10 mei 1994 werd ANC voorzitter Nelson Mandela beëdigd als president van Zuid-Afrika. Het ANC had bij de verkiezingen een riante meerderheid geboekt. Het had 62,6% van de stemmen gekregen. De Nasionale Partij had 20% van de stemmen behaald, Inkatha 10%, het Vrijheidsfront 2% en de Democratische partij 1,7%. Een verrassend aspect van het eind van de apartheid was de relatief vreedzame overgang van een blanke minderheidsregering naar een regering van nationale eenheid. Op 17 november 1993 waren het ANC, de regering De Klerk en andere politieke partijen het eindelijk eens geworden over een interim-grondwet, waardoor er algemene verkiezingen konden worden gehouden. Er kwamen twee kamers: een nationale Volksvertegenwoordiging die uit 400 leden bestond en een Senaat met 90 leden. Op 30 april 1996 presenteerde de beide kamers het ontwerp voor een definitieve grondwet, en op 10 december 1996 tekende Mandela in Sharpville die grondwet, waarin rassengelijkheid is vastgelegd. Een regering van nationale eenheid zal vijf jaar lang het land besturen wat betekend dat alle partijen met een redelijk aantal zetels aan de regering kunnen deelnemen. Chief Buthelezi van Inkatha is aangesteld als Minister van Binnenlands Zaken, Thabo Mbeki van het ANC is de eerste vice-president en F.W. de Klerk van de Nasionale Partij is de tweede vice-president. In de grondwet zijn enkele bepalingen opgenomen om een aantal onrechtvaardige maatregelen uit de tijd van de apartheid ongedaan te maken. Land dat onteigend is moet worden teruggegeven, het recht voor iedereen om te wonen waar hij wil, vrijheid van meningsuiting, geen gevangenhouding zonder aanklacht en een onbeperkte bewegingsvrijheid. Er zijn ook bepalingen opgenomen die discriminatie op grond van sekse, ras, etnische of sociale overtuiging, seksuele geaardheid, leeftijd, invaliditeit, geloof, overtuiging, taal en cultuur verbieden. Zuid-Afrika is nu opgedeeld in negen provincies: Gauteng, Noord-Transval, het Noord-Westen, Oost-Transval, Oranje-Vrijstaat, Kwazoeloe-Natal, Noordkaap, Westkaap en Oostkaap. Er zijn elf officiële talen: Afrikaans, Engels, Ndebele, Pedi, Sotho, Swati, Tsonga, Tswana, Venda, Xhosa en Zoeloe, de laatste negen zijn allemaal Bantoetalen. Nu de apartheid officieel tot het verleden behoort, krijgt de nieuwe regering ook te maken met onvrede binnen het rechtse Afrikanerkamp. Aanhangers van de Conservatie Partij willen een eigen volkstaat. Generaal Viljoen, leider van het Vrijheidsfront en voormalig opperbevelhebber van het Zuid Afrikaanse leger, heeft plannen ontworpen voor een volkstaat voor Afrikaners die 15 procent van het totale Zuid-Afrikaanse grondgebied in beslag neemt. Hij kreeg bij de nationale verkiezingen evenwel slechts 2 procent van de stemmen. Maar de nieuwe regering zal zich wel met de eisen van Viljoen moeten bezighouden. Als de regering het idee van een eigen Afrikaner-volkstaat overneemt kan dat toch een breuk binnen het ANC leiden, maar als de plannen van Viljoen worden afgewezen bestaat de mogelijkheid dat Afrikanerextremisten geweld zullen gebruiken om hun doel te bereiken. Het is moeilijk dat de regering zal instemmen met een beperkte vorm van zelfbestuur op lokaal niveau. Er bestaan een paar kleine rechtse nationalistische groeperingen van Afrikaners waarvan de Afrikaner Weerstandsbeweging (AWB) van Terreblanche de grootste is. Maar op het moment heerst er verdeeldheid bij extreem rechts. Andere erfenissen van de apartheid zullen waarschijnlijk moeilijker te veranderen zijn. Een rechtvaardige samenleving zorgt ervoor dat iedereen gelijke rechten heeft, niet allen op sociaal, politiek en economisch gebied maar ook wat betreft de burgerrechten. Dat betekent dat de overheid moet zorgen voor goede huisvesting, voor onderwijs en voor banen voor de zwarte meerderheid van de bevolking. Een van de beloftes die het ANC voor de verkiezingen aan zijn aanhang deed was dat ze zouden zorgen voor betere huisvesting en dat ze elk jaar 300.000 nieuwe woningen zouden bouwen. Joe Slovo van de SACP werd aanvankelijk benoemd tot Minister van Volkshuisvesting en Welvaart en was dus verantwoordelijk voor het woningbeleid, maar stief in 1995 en werd opgevolgd door Sankie Knodo. Apartheid heeft er onder meer toe geleid dat minstens 8 miljoen mensen in bouwvallige woningen aan de rand van de steden leven. Ongeveer 23 miljoen mensen hebben geen elektriciteit, 21 miljoen mensen moeten het doen zonder deugdelijke sanitaire voorzieningen en 12 miljoen mensen hebben geen stromend water. Het reconstructie en ontwikkelingsprogramma van het ANC houdt onder meer in dat er 1 miljoen nieuwe woningen zullen worden neergezet en dat 2,5 miljoen huishoudens aangesloten zullen worden op het elektriciteitsnet en dat nog eens een miljoen huishoudens zullen worden aangesloten op het waterleidingnet. Om aan de verwachtingen van de verarmde Zuid-Afrikaanse zwarte bevolking te voldoen zal de regering veel tijd en vooral veel geld nodig hebben. Het ANC wil zich ook inzetten voor de verbetering van de onderwijsvoorzieningen. Een onafhankelijk onderzoekscommissie ontdekte dat 1,7 miljoen kinderen in de leeftijd tussen de zes en de zeventien jaar geen onderwijs volgen. Om hier verandering in te brengen zou het land onmiddellijk 50.000 klaslokalen erbij moeten hebben. Men schat dat 50% van de zwarte bevolking analfabeet is. Er is bovendien een hele generatie jongeren die de laatste tien jaar geen onderwijs heeft genoten vanwege de schoolstakingen en de onlusten in de townships. En voor mensen die geen onderwijs hebben gehad is het onmogelijk een baan te vinden. In 1991 en 1992 gaf de regering voor blanke kinderen 3,5 maal zoveel uit als voor zwarte kinderen. Zwarte onderwijskrachten zij niet zo goed opgeleid en krijgen minder betaald en op zwarte scholen zijn de klassen twee keer zo groot als op blanke scholen. Op zwarte scholen slaagt maar 40% van alle leerlingen, terwijl dat cijfer op de blanke scholen 85% bedraagt. Ook is de gezondheid voor blanken veel beter geregeld dan voor zwarte mensen. In 1992 lag het kindersterftecijfer voor blanken op 7,3 per duizend en 52,8 op de buizend voor de zwarte bevolking. Toen de ANC de macht overnam stond de economie er niet al te best voor. Onder de Nasionale Partij, die 46 jaar aan de macht was geweest, was de economische situatie er sinds eind jaren zestig steeds meer op achteruit gegaan. Zo is de levensstandaard op dit moment niet hoger dan in 1966. Het was eenvoudigweg onvermijdelijk dat er vroeg of laat een eind zou komen aan de apartheid, gezien de desastreuze gevolgen die de apartheid had voor de economie. Zeker na de sancties in de jaren tachtig. In 1971 gaf Harry Oppenheimer, een vooraanstaand Zuid-Afrikaans zakenman een voorzitter van de Anglo-American Corporation, het volgende commentaar op de economische schade die door de apartheid werd aangericht. ‘er zal geen enkel vooruitzicht zijn op economische groei,’ zei hij, ’zolang een grote meerderheid van de bevolking door te weinig scholing of door een tekort aan technische training of door een duidelijk verbod niet naar beste kunnen mag of kan deelnemen aan het nationale ontwikkelingsproces.’ Fervente aanhangers van het apartheidsbeleid als Verwoerd waren bereid om economische groei op te offeren aan dat ene grote ideaal, met een resultaat dat als economische schreefgroei omschreven zou kunnen worden. Men hechtte het grootste beland aan de export voor van grondstoffen en aan de productie van goederen die niet voor de export maar voor de binnenlandse markt bedoeld waren. In 1990 bestond eenderde van de export uit mijnbouwproducten met een totale waarde van 22,5 miljard dollar. Goederen die voor de binnenlandse markt geproduceerd werden kregen beschermde tarieven zodat ze niet met buitenlandse producten hoefden te concurreren. De regering reageerde op de economische terugval door hogere belastingen te heffen op importproducten en door strenge controle uit te oefenen op de export van geld. Omdat de grote bedrijven in Zuid-Afrika geen buitenlandse investeringen mochten doen, begonnen ze kleinere lokale bedrijfjes op te kopen. Met als gevolg dat zes grote ondernemingen nu de hele Zuid-Afrikaanse zakenwereld domineren. De omstandigheden waren niet zodanig dat je kon spreken van een sterke concurrentiepositie of van een bloeiende vrije markt. Door de apartheid was er een tekort aan honger en lager geschoolde arbeidskrachten. Er was een enorme bureaucratie ontstaan en een industrie die geen idee had was concurrentie betekende. De infrastructuur van basisvoorzieningen als scholen, waterleidingen en elektriciteitsnetten is heel ongelijk over het land verdeeld. In de loop der jaren zijn eerst de buitenlandse en later ook de binnenlandse investeringen afgenomen. Het industriële machinepark is dringend aan vernieuwing toe omdat de bestaande machines niet berekend zijn op verdere economische uitbreidingen. Dat betekend evenwel niet dat er niets goeds te melden is over de Zuid-Afrikaanse economie, die er in vergelijking met de omringende landen niet zo slecht voorstaat. Zuid-Afrika heeft net de grootste economische crisis uit haar bestaan achter de rug, maar doe het met een jaarlijkse productieopbrengst van 112 miljard dollar nog altijd beter dan alle andere Afrikaanse landen. Zuid-Afrika heeft weliswaar geen eigen oliebronnen, maar het lang is zeer rijk aan mineralen en is ’s werelds grootste goudproducent. Het beschikt ook over een groot aantal waterkrachtcentrales die goedkoop energie leveren en die de helft van de totale Afrikaanse elektriciteitsproductie voor hun rekening nemen. Het beschikt ook over een kader van goedopgeleide en deskundige bestuursfunctionarissen en over relatief moderne transport en communicatiesystemen. Het inflatiecijfer dat twintig jaar boven de 10% heeft gelegen is weer onder de tien procent gekomen. Het klinkt vreemd, maar economen hebben ontdekt dat de zwarte bevolking er economisch gezien tijdens het apartheidsregime licht op vooruit is gegaan. Tussen 1970 en 1984 zijn de lonen voor zwarte mensen verdubbeld, terwijl de lonen van de blanken slechts met 9 procent stegen. Het zwarte aandeel in de welvaart nam toe van 20 naar 30 procent. Volgens gegevens die tussen 1975 en 1991 werden verzameld door het onderzoekscentrum voor Sociale Wetenschap van de Universiteit van Natal, was meer dan een kwart van de rijkste twintig procent van de Zuid-Afrikaanse gezinnen zwarte en in deze groep groeiden de inkomens sneller dan in de andere groepen. Maar ondanks dit alles leeft het grootste deel van de zwarte bevolking in grote armoede. De Zuid-Afrikaanse Ontwikkelingsbank meldde dat negen miljoen zwarte mensen onder de armoedegrens leven. Men schat het werkeloosheidscijfer op dit moment op 66 % slechts een op de tien mensen die voor het eerst de officiële banen markt opgaan, zal er in slagen om werk te vinden. Tijdens de verkiezingscampagne van 1994 presenteerde het ANC een vijfjarig plan waarbinnen de regering zou proberen te voldoen aan de wat Mandela noemde ‘basisbehoefte van de grote massa.’Het programma van de Wederopbouw en Ontwikkeling bestond uit een ambitieus plan dat 11 miljard dollar uittrok om op het terrein van de openbare werken 2,5 miljoen mensen aan een baan te helpen en cursussen te laten volgen. De regering beloofde gratis lager onderwijs, ook voor de kinderen die de laatste tien jaar geen onderwijs hadden kunnen volgen. De regering beloofde ook dat 30 procent van alle landbouwgrond herverdeeld zou worden onder de mensen die door de apartheid hun grond waren kwijtgeraakt. Blanken waren al jaren bang dat het ANC als het eenmaal aan de macht zou zijn, zo ver zou gaan met zijn socialistische plannen dat de hele industrie en landbouwsector genationaliseerd zouden worden. Maar door het ineenstorten van de Sovjet-Unie en de Oostbloklanden is het ANC enthousiasme voor al te grote staatsbemoeienis behoorlijk afgenomen en binnen het Programma van Wederopbouw en ontwikkeling is een concept dat gebaseerd is op gezond verstand. Het rept met geen woord over nationalisme. Maar het is een probleem voor de regering van nationale eenheid om het geld voor de realisatie van het Programma van Wederopbouw en ontwikkeling bij elkaar te krijgen. In zijn toespraak tot het nieuwe parlement beloofde Mandela om in et begrotingsjaar 1994-1995 de belastingen niet te verhogen. De regering hoefde dus niet op extra belasting inkomsten te rekenen. Sommige mensen dachten dat de regering extra geld zou kunnen binnenhalen met een soort ‘apartheidsdividend’ door de corruptie uit te bannen, door het aantal bureaucratische apartheidsinstellingen drastisch te verminderen, door te bezuinigen op defensie en door een efficiënter systeem van belasting innen. Of zal de regering erin slagen om andere financiële bronnen aan te boren voor het Programma van Wederopbouw en ontwikkeling? Nu de sancties zijn opgeheven, is er weer hoop dat er doormiddel van buitenlandse investeringen weer geld binnenkomt in Zuid-Afrika en dat er nieuwe banen zullen worden gecreëerd en dat er weer sprake zal zijn van economische groei. Sinds eind 1989 hebben zo’n 150 buitenlandse bedrijven hun poorten weer geopend in Zuid-Afrika. Deskundigen op het gebied van economische ontwikkelingen zeggen dat de economie jaarlijks met zeker 3,5 procent moet groeien om nieuwe banen te creëren. Maar in het begin van 1994 voorspelde het Internationaal Monetair Fonds (IMF) dat de economie van Zuid-Afrika met niet meer dan 2 of 2,5 procent zou groeien. Dat biedt dus weinig vooruitzichten op grotere werkgelegenheid. De regering kan ook via leningen en budgetoverschrijding proberen om tot een grotere economische groei te komen. De Klerk leende niet meer dan 6 procent van het 110 miljard grote Bruto Nationaal Product (BNP). Het ANC heeft niet gezegd waar de bovengrens van de uitgaven ligt. In 1993 warden de overheidsuitgaven al behoorlijk hoog. Er zal ongetwijfeld meer hulp uit het buitenland komen. De Verenigde Staten hebben 90 miljoen dollar toegezegd en dat bedrag zou kunnen oplopen tot 175 miljoen dollar. Een fors bedrag, maar voor het Programma van Wederopbouw en ontwikkeling niet meer dan een bekende druppel op een gloeiende plaat. Toen Zuid-Afrika onder luid gejuich op 31 mei 1994 weer toe trad tot de Gemenebest, kreeg het van alle kanten steun toegezegd. Maar het valt nog te bezien of de West-Europese landen, die de gevolgen van de laatste economische recessie nog niet helemaal te boven zijn, hun financiële bijdragen aan Zuid-Afrika zullen verhogen. Vice-president Thabo Mbeki heeft de hoop uitgesproken dat bevriende naties hun financiële steun aan Zuid-Afrika zullen opvoeren.’ Het zou heel mooi zijn als we een bedrag van een miljard dollar bij elkaar weten te krijgen, zodat we projecten kunnen starten die relatief snel resultaat opleveren en we op korte termijnen kunnen beginnen met de bouw van 50.000 woningen zonder dat de regering daarvoor extra geld moet lenen of belastingsverhogingen hoeft door te voeren.’ De regering moet nog veel meer problemen zien op te lossen. Hoe moet ze bijvoorbeeld reageren op de eisen van zwarte arbeiders die om hogere lonen vragen? Ze kan geen hogere lonen betalen als ze het Programma van Wederopbouw en ontwikkeling echt willen uitvoeren. De secretaris generaal van de COSUTA Jay Naidoo is in de regering opgenomen als minister zonder portefeuille en een van zijn taken zou kunnen zijn om ervoor te zorgen dat de eisen van de vakbonden binnen de perken blijven. Zuid-Afrika heeft een adempauze nodig, een periode van politieke stabiliteit om de economie nieuw leven in te blazen en het vertrouwen van de zakenwereld terug te winnen. Als de regering erin slaagt om de rust in de townships te laten weerkeren, is ze al een eind op de goede weg. Mandela heeft het al gehad over een strengere wapenwet om het geweld de kop in te drukken. Door de uitslag van de verkiezingen van 1994 hebben de mensen in Zuid-Afrika weer hoop op een beter bestaan gekregen. Maar de regering staat voor de moeilijke taak om de economie weer op gang te krijgen terwijl ze tegelijkertijd weet dat het misschien wel twintig tot vijfentwintig jaar zal duren voordat de schade hersteld zal zijn die de apartheid heeft aangericht. Conclusie Het zou niet juist zijn om Zuid-Afrika alleen tegen de achtergrond van de apartheid te bekijken. In veel opzichten zijn de problemen waarmee het land te kampen heeft vergelijkbaar met de problemen van andere ontwikkelingslanden. De problemen zijn alleen door de apartheid nog groter geworden. Zuid-Afrika moet zijn industrie verder ontwikkelen en werkgelegenheid scheppen voor zijn inwoners. Er is een groot te kort aan fatsoenlijke betaalbare woningen en de infrastructuur moet aangepast worden aan de eisen van deze tijd. Er moeten meer wegen komen en het waterleidingnet en het elektriciteitsnet moeten worden uitgebreid. De val van het apartheidsregime is gepaard gegaan met een enorme stijging van de misdaad, van de handel in drugs en van pornografie, wat nogmaals bevestigt dat de regering zo snel mogelijk een eind moet maken aan de armoede. Maar, en dat klinkt vreemd, er zal in de nabije toekomst niet zo heel erg veel veranderen. Het zal jaren duren voordat wat tijdens de apartheid mis is gegaan, weer ongedaan is gemaakt. De economie zal zich waarschijnlijk slechts langzaam herstellen en het zal lang duren voordat de kloof tussen arm en rijk, tussen blank en zwart is weggenomen. Een van de grote angsten van de blanke minderheid is altijd geweest dat de afschaffing van apartheid tot een burgeroorlog zou leiden. Dat hebben ze immers in Angola en Mozambique ook zien gebeuren.Twee buurlanden die verscheurd werden door de jarenlange strijd om de macht. Zelfs in Zimbabwe was de weg naar onafhankelijkheid geplaveid met een enorme hoeveelheid geweld. In een aantal opzichten wordt de regering van Zuid-Afrika met dezelfde problemen geconfronteerd als Zimbabwe in 1979. Ook daar bestond een stijgende behoefte aan landbouwproducten, ook daar moest land worden herverdeeld en ook daar bestond er een enorme kloof tussen arm en rijk. Maar Zuid-Afrika heeft een ding voor op Zimbabwe, waar heel veel blanke geschoolde arbeidskrachten wegrokken toen de onafhankelijkheid werd uitgeroepen, waardoor de industrieën productie stagneerde. De meeste blanken in Zuid-Afrika zijn gebleven want waar konden ze naar toe? En vrijwel iedereen is ervan overtuigd dat ook zij belang hebben bij een goed functionerend Zuid-Afrika. Sommige Afrikaanse problemen lijken in westerse ogen bijna niet op te lossen, zoals de steeds terugkerende droogtes en hongersnoden in Ethiopië, de oorlogen in Angola en Mozambique waar maar geen eind aan lijkt te komen en de strijd tussen de Hutu’s en de Tutsi’s in Rwanda. Het is in het postkoloniale Afrika bijna nergens gelukt om democratische regeringen te vestigen, militaire machtsovernames zijn aan de orde van de dag en ook nu hebben militairen het in een aantal landen voor het zeggen. Zuid-Afrika heeft zich de laatste veertig jaar heel erg van de andere Afrikaanse landen afgekeerd, maar het zal zijn houding ten opzichte van Afrika opnieuw moeten bepalen. Wellicht kan Zuid-Afrika het goede voorbeeld geven door een democratisch gekozen regering de economie zich herstelt en de welvaart toeneemt. Het is de vraag of het ANC erin zal slagen al zijn goede voornemers ten uitvoer te brengen en zijn achterban tevreden te stellen. Coalities is vaak geen lang leven beschoren: Zo viel het Burgerforum dat in Tsjecho-Slowakije gevormd werd na de val van de communistische regering al na een paar jaar uit een in verschillende politieke. Het is te hopen dat de ANC coalitie onder de sterke leiding van Nelson Mandela niet uiteen valt. Hij zal meer aandacht moeten besteden aan zijn relatie met Chief Buthelezi en hij moet de SACP en de vakbonden te vriend zien te houden. Op 18 juli 1996 is de charismatische Nelson Mandela 78 geworden (nu dus 86 jaar), dus de jaren gaan voor hem ook tellen. Hij probeert altijd om een vriendschappelijke en harmonieuze sfeer te scheppen en hij zal zich tot het uiterste inspannen voor een regenboog natie die in vrede wil leven met zichzelf en met de rest van de wereld. Laten we hopen dat hij zijn doel zal bereiken en er in zal slagen om de wonden van al die jaren apartheid te genezen.

REACTIES

".

".

Dit verslag is onder de maat en er staat foute informatie in. Haal het onmiddelijk weg

14 jaar geleden

A.

A.

beste Sebastiaan,
ik zou je graag vragen welke boeken en/of naslagwerken jij hebt gebruikt voor je werkstuk, ik schrijf mijn profielwerkstuk over de apartheid, vandaar!

ik zie je antwoord graag tegemoet!
alvast bedankt,
Alain

19 jaar geleden

H.

H.

heej ik vind het een heel goede praktische opdracht..maar heb je er ook bronnen bij gebruikt?
zoja kun je mij je bronvermelding sturen?
zodat ik die kan naslaan?

bedankt in ieder geval
groeten hans

17 jaar geleden

S.

S.

Haha je hebt gewoon heel het boek 'Het einde van de aparheid' door Catherine Bradley overgetypt! Ik heb het hier voor me liggen en begrijp echt niet dat je dat zomaar kan doen en kan zeggen dat het jouw verhaal is.. schaam je

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.