Classicisme

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 5e klas vwo | 3102 woorden
  • 25 maart 2003
  • 98 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
98 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Deelvraag 1: Wat is het classicisme? De Griekse wijsgeer Aristoteles heeft in een cultuurtheorie de basisbegrippen van het classicistische kunstwerk beschreven, hoewel niet specifiek voor de architectuur. De antieke tempel was volgens hem een afgebakende ruimte waar "een goddelijk ritueel kon plaatsvinden, waar een goddelijke zuiverheid werd nagestreefd". Hierdoor was de klassieke tempel duidelijk afgezonderd van haar omgeving door duidelijke afbakening en door precieze verhoudingen van de architectonische compositie
Aristoteles omschreef het geheel van een compositie als "datgene wat een begin, een midden en een einde heeft". Er moet sprake zijn van de zogenaamde taxis, een ordelijke schikking van de delen. Aristoteles gebruikte ook begrippen als: "ritmische vormen", "harmonie en ritme", "metrum" en "grootte en orde". Het kunstwerk onderscheidde zich daarmee duidelijk van haar omgeving. Classicisme is het gebruiken van vormentaal van de Griekse en Romeinse (klassieke) oudheid. In de 15de en 16de eeuw werden de klassieken voor het eerst op grote schaal als voorbeeld genomen. Sinds deze periode, de Renaissance, zijn de klassieke onderwerpen en vormen niet meer uit de westerse kunst en architectuur weg te denken. Wanneer over het classicisme wordt gesproken, gaat het meestal om de stijlperiode tussen 1770 en 1850. Deze stijl wordt ook wel 'neoclassicisme' genoemd om hem te onderscheiden van eerdere vormen van classicisme. Als we aan de architectuur van de Grieken en Romeinen denken, moet je denken aan veel (zuilen)orden. Een orde is een vaste combinatie van architectonische vormen, maten en verhoudingen. Elke orde is te herkennen aan een vorm van zuilen en capitelen. De zuilen dragen een hoofdgestel, die weer verdeeld zijn in architraaf, fries en kroonlijst. Tot op de dag van vandaag wordt op de vormentaal van de klassieke bouwkunst teruggegrepen. De antieke tempels zijn de basis voor de classicistische architectuurstroming. Deze stroming heeft vanaf de Griekse tijd tot nu vrijwel steeds een rol gespeeld bij de Westerse bouwkunst. Men zette zich er tegen af, of probeerde de klassieke beginselen te begrijpen en te verwerken in de eigen gebouwen. De gebouwen hebben vaak versiersels (ornamenten). Bijvoorbeeld de zuilen van een tempel. Ook zie je vaak halfronde raampjes in de neoclassicistische architectuur. In de tweede helft van de achttiende eeuw ging men opgravingen doen naar Romeinse en Griekse overblijfselen. Toen kwamen ze er achter dat de gebouwen er anders uit zagen dan men had gedacht. Tijdens het Hollandse-classicisme (1630-1672) wist men dit nog niet. Men haalde zijn kennis toen meer uit boeken. Het classicisme in de schilderkunst bleef beperkt tot het gebruik van klassieke motieven, die je in de literatuur, op munten of op reliëfs kon aantreffen. Gebeurtenissen uit de Griekse of Romeinse mythologie en geschiedenis werden als onderwerp gekozen, zonder dat men daarbij de klassieke compositieschema’s aannam. Verspreiding van het classicisme

Frankrijk: De Franse architect Soufflot ontwierp het Pantheon (1757) in Parijs. De vorm ervan is een Grieks kruis. Het heeft een centrale koepel en een strakke, classicistische vorm. Duitsland: Een bekend classicistisch gebouw in Berlijn is de Brandenburger Tor (1788) van Langhaus. Amerika: Tijdens het Classicisme zijn in Washington twee belangrijke regeringsgebouwen gebouwd. Het eerste is het Capitool (1793) door Thorten, een symmetrisch gebouw met een centrale koepel. Het tweede gebouw, het Witte Huis, werd in 1792 ontworpen door Hoban. Engeland: In Engeland was Bath een een belangrijk centrum van het Classicisme, met grote woningcomplexen achter uniforme klassieke gevels. Nederland: Tot ca. 1760 werd de Nederlandse bouwkunst beïnvloed door Lodewijk XV, daarna kreeg het classicisme de overhand. Dit vooral onder invloed van architecten De Swart (van o.a. de Koninklijke Schouwburg in Den Haag, 1767) en Van der Hart (van o.a. het Maagdenhuis in Amsterdam, 1779). In de 18e en 19e eeuw werden veel topgevels vervangen door classicistische lijstgevels, waardoor een heel ander stadsbeeld ontstond. Deelvraag 2: Waarom werd het classicisme zo genoemd? Zoals in deelvraag 1 al werd verteld is het classicisme het teruggrijpen op de vormentaal van de Griekse en Romeinse (klassieke) oudheid. In de 15de en 16de eeuw werden de klassieken voor het eerst op grote schaal als voorbeeld genomen. Sinds deze periode, de Renaissance, zijn de klassieke onderwerpen en vormen niet meer uit de westerse kunst en architectuur weg te denken. De klassieken vormden de norm waaraan alle kunstuitingen - beeldende kunst, architectuur en literatuur - werden getoetst. Al aan het einde van de 18e eeuw kwam als reactie op de barok en de rococo het neo-classicisme op. Deze stijl grijpt terug op de bouwkunst van de klassieke oudheid en de renaissance. Uitgangspunt voor het neo-classicisme waren de vijf zuilentypen, elk met een eigen uitstraling: Toscaans, Dorisch, Ionisch, Corintisch en Composiet. Wat zijn opvallende kenmerken van het classicisme in de tijd van de Grieken en Romeinen en wat zijn opvallende kenmerken van het neo-classicisme? Wanneer over 'Het' classicisme wordt gesproken, gaat het meestal om de stijlperiode tussen 1770 en 1850. Deze stijl wordt ook wel 'neoclassicisme' genoemd om hem te onderscheiden van eerdere vormen van classicisme. Het Classicisme was een internationale stroming in de zeventiende eeuw die voldeed aan de smaak van edelen. Het Classicisme maakte zijn bekendheid in Frankrijk. De Classicisten keken naar de beeldhouwkunst uit de klassieke oudheid en de kunst van de hoge renaissance. Daaruit haalden zij dat het opvolgende van de natuur zeer belangrijk werd gevonden. Hiermee werd het menselijke naakt bedoeld. Het ging de classicisten om helderheid en voornaamheid. Heftigheid, en wilde bewegingen kwamen niet aan de orde. Opvallend aan de werken van het classicisme was vaak het monumentale formaat. De schilderijen van de classicisten maakten vaak deel uit van de architectuur van hun inrichting. De belangstelling voor de klassieke oudheid nam in de eerste helft van de 18e eeuw toe onder invloed van opgravingen in Pompeii en Herculaneum. Dit waren twee stadjes aan de voet van de Versus, ten oosten van Napels. De archeologische resten inspireerden kunstenaars en architecten. De strenge orde van de klassieke vormentaal sloot goed aan bij de filosofie van de Verlichting, waarin de rede verheerlijkt werd. De 'edle Einfalt und stille Größe' (edele eenvoud en stille grootsheid) van de klassieken werd afgezet tegen de ongebreidelde barok en rococo. In plaats van de klassieke vormen vrijelijk te interpreteren, zoals in de barok, golden de regels die al in de klassieke oudheid waren opgesteld. De geschriften over kunst van de Romein Vitruvius uit circa 25 voor Christus vormden een belangrijke rode draad. Deze stroming in de tijd werd vooral zo genoemd omdat het klassieke, dat terug kwam uit de tijd van de oude bouwstijl van de Grieken en Romeinen. Vier halfnaakte vrouwen zijn 'kariatiden': beelden van (meestal vrouwelijke) figuren die deel uitmaken van een bouwwerk. Ze vervangen de zuilen aan de buitenkant van een gebouw of in het interieur. Deze kariatiden van terracotta (gebakken klei) waren voorstudies voor de marmeren exemplaren in het nieuwe stadhuis van Amsterdam, nu het Paleis op de Dam. Ze zijn omstreeks 1650 gemaakt door de Antwerpse beeldhouwer Artus Quellinus. Quellinus en zijn medewerkers verzorgden al het beeldhouwwerk in en aan het stadhuis. Het stadhuis moest indruk maken op bezoekers en werd daarom rijk versierd met schilderijen en talloze classicistische beelden van marmer en brons. Het classicisme in de kunst Beeldhouwkunst
De Griekse beeldhouwkunst lijkt sterk door de Egyptische beeldhouwkunst beïnvloed te zijn, als je let op de houdingen van de beelden. De Griekse originaliteit zorgde er voor dat er al snel een eigen stijl kwam. De voornaamste kenmerken daarvan zijn: een beheerste beweging, een harmonie van spanning en ontspanning en de schepping van de gestalte als individu. De Grieken vonden de anatomie van het menselijk lichaam erg interessant. Dit is terug te zien in de beeldhouwkunst: de beelden werden steeds realistischer. Een voorbeeld van een nog steeds gebruikt kenmerk is het ‘contrapost’ (het gewicht komt op een been te rusten). Het contrapost werd voor het eerst gebruikt door de Grieken. In de tijd van het Romeinse rijk werden Griekse beelden bij honderden naar Italië gehaald, waar ook veel Griekse kunstenaars werkten. In de Renaissance herleefde de beeldhouwkunst dan ook vooral in Zuid-Europa. Literatuur en toneel
De literatuur werd geregeld: de Franse tragedieschrijvers hielden vast aan de eenheden van tijd, handeling en plaats. In Spanje en Engeland was het toneel veel vrijer en het onderscheid tussen de tragedie en de comedie was niet zo strak
De verwoording was het meest typisch: art poétique van Boileau. Boileau baseerde zich vooral op Horatius, hij scherpte de eenheden van tijd, plaats en handeling aan, en op het utile-dulce: aan het genoeglijke moet een dichter het nuttige toevoegen. Het nut stond in de literatuur voorop. In de handeling stond de waarschijnlijkheid centraal. Waarschijnlijkheid was gekoppeld aan bienséance: het literaire werk dient te beantwoorden aan de morele en esthetische verwachtingen van het publiek. Decorum: het taalgebruik werd aangepast aan het genre. Classicisme Het begrip ‘classicisme’ duikt als tijdsaanduiding voor het eerst op voor het Augusteïsche tijdvak. Men maakte gebruik van verschillende stilistische tradities van Griekenland, om telkens verschillende inhoudelijke voorstellingen weer te geven. In de tijd van de Grieken was er sprake van verschillende vormen classicisme. Hieronder een korte samenvatting daarvan: Het Augusteïsch classicisme: plastische kunsten: stijl en techniek overwegend Grieks, inhoud en geest Rom. met augusteïsche motieven; stijl is neo-attisch (klaarheid, orde en harmonie) Na het idealiserend classicisme v/d augusteïsche tijd komt er een fusie van hellenisme en medio-italische artistieke kunsten. Onder Traianus wordt die een authentieke volwaardige Romeinse kunst. In de provincie leidde deze kunst, vermengd met eigen traditie vanaf de 2e eeuw tot de “provinciale kunst”. Hadrianus: enkel overtroffen door Augustus; ondanks zijn Filhellenistische classicisme bracht hij gedurfde innovaties aan die de voltooiing waren v/d evoluties van Nero (vb. Pantheon). Ook was er een innovatie v/h woningtype v/d gegoede burgerij: bakstenen constructie met grote koer en pijlers. Flaviërs: nog geen eenheid van stijl; onder Domitianus augusteïsch classicisme; onder Titus 1e echte uiting van Romeins impressionisme. Hadrianus: korte renaissance v/h classicisme; innovaties bij de portretten: opvallende baard, plastische weergave van iris en oogpupil, gebruik van draaiboor, contrast gladde vleesoppervlakten-haarbehandeling. De toenemende inhumatie bij de rijken zorgde voor een verspreiding van marmeren sarcofagen met reliëfs. Talrijke stromingen binnen de kunst en de architectuur van de 19e en 20e eeuw zijn rechtstreeks of onrechtstreeks ‘gestigmatiseerd’ door de Griekse klassieke oudheid. Terwijl heel wat kunstenaars, met beeldhouwer Antonio Canova voorop, zich strikt aan het antieke voorbeeld hielden, maakten een aantal anderen zich daar volledig van los of gingen zelfs over tot volledige abstractie. De verzamelingen gipsafdrukken van de musea en universiteiten speelden een grote rol bij de overdracht van de antieke vormspraak tijdens de 19e

eeuw. Hier werd de volgende, academische, generatie geschoold, meer bepaald dan de generatie van de archeologische instellingen en kunstacademiën. Omstreeks het midden van de 20e eeuw verdween de hoge waardeschatting voor de gipsafdrukken bij het algemene publiek. Een van de merkwaardigste en ook bijzonder zwaar wegende periode van de receptie van de Griekse oudheid, treffen we aan in de tijd van het nationaal socialisme in Duitsland. Beeldhouwers zoals Fritz Klimsch houden zich vaak slechts heel oppervlakkig aan hun voorbeelden uit de klassieke oudheid, wat niet het minst tot uitdrukking komt in de naar hartelust verwisselbare benaming van hun sculpturen. De verheffing van de classicistische vormen en verhoudingen tot het ‘pathetische en overgedimensioneerde’, met name in de architectuur, droeg bij tot het wantrouwen en het onbehagen waarmee latere generaties de klassieke oudheid gingen benaderen
Deelvraag 3: Receptie van de oudheid in de architectuur van de 20e eeuw
Veel huizen van nu bevatten elementen die zo in het straatbeeld van Athene of Rome van meer dan tweeduizend jaar geleden hadden gepast. Deze klassieke vormen zien we vooral terug in officiële gebouwen, maar ook bij kerken, hotels, stations en fabrieken. Nog steeds worden de architecten door het klassieke geïnspireerd. Dit komt vooral omdat het de ontwerpers de mogelijkheid geeft om zich te uiten, omdat de Oud-Romeinse manier van bouwen nogal expressief is. Receptie van de klassieke bouwkunst is begonnen in de Renaissance. Receptie betekent: ‘een manier van omgaan met de culturele erfenis.’ Dit was na de middeleeuwen, in 1400. De Renaissance eindigde in 1600, maar de receptie van de oudheid is weer teruggekeerd in de periode van het neoclassicisme, die van 1750 tot 1840 heeft geduurd. En de receptie van onze tijd is begonnen met de komst van het postmodernisme, na 1980. Natuurlijk stammen niet alle gebouwen met klassieke invloeden die we in ons dagelijks leven zien uit het postmodernisme, want er zijn heel veel huizen bewaard gebleven die al honderden jaren oud zijn. De receptie van de oudheid in de architectuur door Nederlanders wordt ook wel Hollands classicisme genoemd. Classicisme betekent: ‘een directe navolging van de Oudheid.’ Nederland was overigens best laat met het classicisme, het kwam hier pas in de 17e eeuw goed op gang. In die tijd bloeide de handel, vooral nadat de Tachtigjarige Oorlog afgelopen was (1648). De rijken lieten gebouwen bouwen die de elite zouden weerspiegelen. De zuil, de timpaan, de koepel en de boog zijn hier voorbeelden van. In de meeste gevallen hebben deze vormen hun oorspronkelijke functie verloren en werden ze alleen als versiering gebruikt. De zuilen bijvoorbeeld werden vroeger door de Romeinen gebruikt om daken van huizen te steunen, terwijl dat in onze tijd niet meer nodig is vanwege de ontwikkelde bouwtechnieken. De klassieke vormen gaven een gebouw meer status. Alleen iemand die verstand heeft van de Oudheid kan zulke decoraties herkennen. Een voorbeeld voor het Hollands Classicisme: het Mauritshuis In 1634 is het Mauritshuis gebouwd voor de neef van stadhouder Frederik Hendrik. De opbouw van het huis is nogal symmetrisch, wat kenmerkend is voor de Renaissance. De gevel is verticaal verdeeld door zes pilasters. Pilasters zijn platte zuilen, die vaststaan aan de muur. Het kapiteel is gebouwd in de Ionische orde, een Griekse manier van bouwen dat ontstaan is na 570 v. Chr. Naast de
Ionische orde zijn er nog twee Griekse bouwstijlen: de Dorische orde (v.a.600 v. Chr.) en de Corinthische orde (v.a. 420 v.Chr.) Het Mauritshuis heeft ook een driehoekig front op het dak, dat ook wel timpaan of pediment wordt genoemd. Deze vorm komt terug boven de ramen van de tweede verdieping. Het gedeelte tussen de verdiepingen zijn versierd met guirlandes, bloemenversiersels die overgenomen zijn uit de Romeinse schilderkunst. Hieruit blijkt ook dat de Romeinse invloeden en de Griekse gewoon gecombineerd werden. Dit is ook niet echt stijlbreuk, want in de Oudheid hebben de Grieken veel van de Romeinen overgenomen op het gebied van architectuur, terwijl de Romeinen zich lieten beïnvloeden door de Griekse kunst en literatuur. Ook werd kwam het classicisme terug in de binnenhuisarchitectuur. Napoleon liet regeringsgebouwen en paleizen inrichten in de Empirestijl. Deze stijl maakte gebruik van klassieke motieven en duurde van 1804 tot 1830. De adel dronk uit porseleinen kopjes waarop in wit reliëf Romeinse taferelen waren aangebracht als versiering. De kennis, die nodig was om zo veel Romeinse gebruiken over te nemen kwam uit ontdekkingen in de stad Pompeii. Die stad werd namelijk ooit bij een uitbarsting van een vulkaan onder het puin bedolven, waardoor veel dingen bewaard bleven. Pompeii was een van de belangrijkste inspiratiebronnen voor de Empirestijl. In de periode van het neoclassicisme kwam de bewondering voor de Oudheid weer op tussen de mensen. Na ongeveer 150 jaar was het classicisme terug van weggeweest en werd weer gewaardeerd om haar evenwicht en harmonie. Dit keer verspreidde de stijl zich tot in Rusland en de Scandinavische landen. Musea, kerken, paleizen en allerlei andere soorten gebouwen werden in de klassieke vorm gebouwd. Ook nu werden elementen uit zowel de Griekse als de Romeinse bouwkunst verenigd. In het neoclassicisme werden de gebouwen meer geïmiteerd dan in de Renaissance, en werden ze minder creatief geïnterpreteerd. Conclusie: Wat is de invloed van de oudheid op het classicisme? De invloed van de oudheid op het classicisme is heel erg groot. In de 15e en 16e eeuw ging men de Grieken en Romeinen kopiëren. Sindsdien zijn de klassieke onderwerpen niet meer weg te denken uit de westerse kunst en architectuur. Belangrijk is het ontstaan van het classicisme. Rond 1750 ging men zich verzetten tegen de overdadige stijl van de rococo. Halverwege de 18e eeuw werd opnieuw onderzoek gedaan naar de klassieke bouwkunst. Nu echter niet alleen naar de Romeinse bouwkunst, zoals in de Renaissance, maar vooral ook naar de Griekse bouwkunst. Hierover was immers tot dan toe bijna niets bekend. Door dit onderzoek ontstond er weer belangstelling voor de zuiver klassieke vormen. In de architectuur zijn de invloeden van de oudheid duidelijk zichtbaar. In de oudheid werd heel gedetailleerd gewerkt en er was sprake van veel ordes. Elke orde is te herkennen aan een vorm van zuilen en capitelen. De zuilen dragen een hoofdgestel, bestaande uit een architraaf, een fries en een kroonlijst. Deze zijn duidelijk te herkennen bij gebouwen uit het classicisme. Hoewel deze kenmerken (en nog vele anderen) werden gebruikt in het classicisme, hadden ze niet altijd dezelfde functie als in de oudheid. Ook in de beeldhouwkunst zijn invloeden uit de oudheid te herkennen: het contrapost, de anatomie van het menselijk lichaam, het realisme van het beeld, de beheerste beweging, de harmonie van spanning en ontspanning, de schepping van het gestalte als individu. In de beeldhouwkunst probeerde men in het bijzonder door het gebruik van edele en sobere materialen het verband met de klassieke kunst weer te leggen, bijv. met het witte en koele marmer. De oudheid werd niet alleen in de architectuur en beeldhouwkunst geïmiteerd, maar ook in de schilderkunst. In de schilderijen zat veel rust zat en geen uitbundigheid. De schilderijen waren altijd gebaseerd op taferelen uit de oudheid. Het schilderij moest zeer overzichtelijk zijn en gelijkmatig belicht. In de literatuur in werd sterk vastgehouden aan de eenheden van tijd, handeling en plaats. Het onderscheid tussen tragedie en comedie was goed te herkennen. Het nut stond en de waarschijnlijkheid stonden centraal. De literatuur werd geregeld: de Franse tragedieschrijvers hielden vast aan de eenheden van tijd, handeling en plaats van Aristoteles. In Spanje en Engeland was het toneel veel vrijer en het onderscheid tussen de tragedie en de comedie was niet zo strakDe spreiding van het classicisme is erg breed. In een groot aantal landen kun je classicistische bouwwerken vinden, zoals in Engeland, Duitsland, Amerika etc. Uit al deze gegevens kun je opmaken dat de invloed van de oudheid op het classicisme erg groot is. Overal waren invloeden van de oude klassieken te herkennen: in de literatuur, in de schilderkunst, op het toneel, in de architectuur en in de beeldhouwkunst. Dat de invloed van de oudheid erg groot is, kun je merken doordat het vanaf het begin af aan al wordt geïmiteerd. Niet alleen tijdens het classicisme. Kunst gebaseerd op de oudheid past in alle tijden en blijft altijd mooi. De oudheid is een onuitputtelijke bron, die altijd zal blijven inspireren

REACTIES

E.

E.

Wauw, super verslag, helaas kan ik er niet uithalen waar ik naar op zoek ben, maar daar ben ik dan ook al drie dagen mee bezig. Ben namelijk voor mijn studie op zoek naar het kleurgebruik in de wandschilderingen van het classicisme. Maar volgens mij is daar weinig over bekend. Vond dit in ieder geval wel het meest informatieve stuk wat ik over het classicisme heb gelezen. Van mij verdien je een dikke tien!

19 jaar geleden

J.

J.

Top samenvatting!

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.