PO Filosofie Soren Kierkegaard
1 Wie bent u?
Ik ben Soren Aabye Kierkegaard, een Deense theoloog en filosoof.
2 Waar bent u geboren en waar bent u opgegroeid?
Ik ben op 5 mei 1813 geboren in Kopenhagen. Ik groeide op in Kopenhagen met mijn vader en moeder en 6 oudere broers en zussen. Mijn vader was een goede zakenman die door slimme beleggingen veel geld wist te verdienen waardoor we financieel niets te kort kwamen thuis.
3 Ben u getrouwd (geweest) en heeft u kinderen (gehad)?
Tijdens mijn studie had ik Regine Olsen leren kennen, die toen negen jaar jonger was dan ik. Na mijn afstuderen zocht ik haar op, wat leidde tot een verloving. Nog geen jaar later stuurde ik de ring terug en verbrak de verloving. Mijn omgeving kon niet begrijpen dat ik twijfelde of ik een goede echtgenoot zou kunnen zijn. Mijn relatie met Regine is in ieder geval van grote invloed geweest op mijn schrijverschap, want ik ben altijd van haar blijven houden.
4 Wat voor opleiding heeft u gehad?
Op de middelbare school was ik zeer plichtsgetrouw en kon fel debatteren. In 1830 begon ik met mijn studie theologie aan de Universiteit van Kopenhagen, nadat ik cum laude door de toelatingsexamens was gekomen. Ik hield me veel bezig met filosofische werken en rondde 10 jaar later mijn basisstudie af. In 1841 verdedigde ik mijn proefschrift ‘Om Begrebet Ironi’ en behaalde daarmee de titel ‘magister’. Dit is vergelijkbaar met de dokterstitel.
5 Heeft u een boek geschreven, wat zijn de bekendste?
Ik heb de boeken ... geschreven:
- Enten-Eller (Of-of)
- Vrees en beven
- Stadia op de levensweg
- Filosofische kruimels
- Afsluitend onwetenschappelijk naschrift
- Daden van naastenliefde
- Oefening in christendom
- Ziekte tot de dood
Ook heb ik een tijdschrift uitgebracht dat ‘het ogenblik’ heette. Ik bekend om het vele schrijven, naast mijn boeken schreef ik nog honderden dagboeken vol. Een van mijn bekendste boeken is Of/of. Dit boek gaat over mijn opvatting dat filosofie er niet is om gedachten te produceren, maar om mensen tot keuzes te brengen, een opvatting die vooral in de existentie-filosofie van onder andere Sartre werd uitgewerkt.
6 Heeft u over veel verschillende onderwerpen gefilosofeerd of maar over één onderwerp en welke zijn/is dit en wat houden deze onderwerpen in?
Ik ben een existentialistische filosoof maar ook een godsdienstfilosoof.
-Ik ben er op gericht om de concrete mens met al zijn mogelijkheden in zijn existentie te beschrijven en te verstaan. Ik zie het bestaan als een permanent proces waarbij de mens steeds opnieuw wordt uitgedaagd om zijn lot in eigen hand te nemen, om zo werkelijk te existeren.
Denken en bestaan zie ik als twee verschillende dingen, want ik vind dat bestaan niet gedacht maar geleefd moet worden. Toch betekent dit niet dat ze niets met elkaar te maken hebben. Bestaan gaat namelijk zelfs nauw samen met existentieel denken.
- Op het godsdienstige gebied strijd ik voor een waarachtige opvatting van het christendom en anderzijds tegen de systematische wijsbegeerte en theologie. Zo wil ik het christendom in zijn idealiteit beschrijven.
Het geloof is niet gebaseerd op een ethische code of een verzameling regels van goed gedrag. Dat is de ethiek die alles en iedereen gelijk wil trekken. In het geloof staat juist de enkeling tegenover God, omdat die hem beoordeelt. Juist het oordeel maakt de mens tot individu en brengt het bij zichzelf. à Zo heb ik duidelijk verschillende onderwerpen waarover ik filosofeer, deze staan in het teken van het existentialisme en mijn ideeen over de godsdienst.
7 Wat is een bekende uitspraak van u?
Het leven kan alleen achterwaarts begrepen worden, maar moet voorwaarts worden geleefd.
8 Kunt u deze uitspraak aan ons uitleggen?
Om bewust voorwaarts te kunnen leven is het verstandig om ook terug te blikken in je leven. Zo kan je leren van je fouten en kan je bewuster voorwaarts leven.
9 Welke vraag of welk probleem hield u het meeste bezig?
Ik had vooral kritiek op de filosofie van Hegel. Hegel was een vertegenwoordiger van het Duits idealisme in mijn tijd. Ik vind dat hij het intellectuele leven ontmenselijkt heeft door de toepassing van de oer-logica van Aristoteles. Hier vertel ik veel over in mijn boek Of-Of. Aristoteles beschouwt geluk namelijk niet als een toestand waarin je verkeerd maar als een kenmerk van een activiteit die je uitvoert. Geluk betekend voor hem het goed functioneren en gedragen zoals het moet. Ik verzet me daar hevig tegen omdat iedereen opzoek is naar zijn eigen geluk. Zo vind ik dat het bestaan gaat om je eigen geluk, en niet om het geluk in het algemeen.
10 Wat voor vragen hielden u verder bezig?
Ik filosofeerde over de angst, de wanhoop, de werkelijkheid, schijn van de erotische liefde, en de schuld die vrijheid met zich meebrengt à onderwerpen waarover andere filosofen nog niet hadden gefilosofeerd. Ik heb wel meer dan 20 boeken geschreven, soms wel drie in 1 jaar. Strakke filosofie interesseerde me niet, zoals bij het systeem van Hegel.
11 Wilt u een van uw antwoorden op zo’n vraag uitleggen?
Ik filosofeerde over de angst, daarbij hoort de vraag naar de herkomst van het kwaad en het wezen van de schuld. Zo kwam ik tot de slotsom dat het kwaad in de wereld wordt veroorzaakt door de angst. De angst voor wat er dan ook bestaat. Veel mensen verdringen dan ook deze angst. Dit leidt dan vaak tot verwensingen, opstandigheid, afweer, agressie of vertwijfeling. Angst ligt zo ten grondslag aan veel kwaad. Zo filosofeerde ik verder, of deze spiraal wel doorbroken kan worden. Want angst is ook nauw verbonden met het gevoel zelf niet goed genoeg te zijn, zoals ik ervoer met Regine. Dit te doorbreken zal dan voor een mens ook zeer moeilijk zijn.
12 Heeft u veel invloed gehad op mensen?
De roem en invloed van mij bleven zeer beperkt omdat mijn oeuvre alleen in het Deens toegankelijk was. Mijn werk kwam in de twintigste eeuw pas goed op gang , toen werd ik ook gezien als een van de grondleggers van de existentiefilosofie. Na de Tweede Wereldoorlog werd ik in het algemeen bekender en als baanbreker van het existentialisme beschouwd. Mijn werk werd dus pas na mijn dood erkend, net als dat van Nietschze en Marx.
Zelf bedachte vragen:
1 Hoe wordt uw levensvisie uitgewerkt?
Mijn levensvisie wordt vaak uitgewerkt in drie niveaus.
1 Het esthetische stadium
2 Het ethische stadium
3 Het religieuze stadium
De mens die leeft in de onmiddellijkheid van zijn bestaan, dat is de estheticus. De ethicus maakt een fundamentele keuze voor een bewust bestaan. In het religieuze stadium voelt het individu zich verbonden met een geheel, ik zie het als een verticaal ontwikkelingsproces waarin het ene stadium in het andere opgaat zonder het voorgaande te vergeten.
2 Gelooft u, zo ja wat dan?
Ik ben een christen, maar niet een zoals alle anderen. Als een van de weinigen van mijn tijd zag ik hoe het gevestigde christendom vastliep in objectiveringen en aanpassingen aan de tijdgeest. Voor mij was christen zijn op deze manier niet mogelijk. Daarom zocht en vond ik zelf een eigen weg als christen. Daarbij was niet de massa maar het individu voor mij belangrijk.
3 Waar haalde u uw inspiratie vandaan?
Eigenlijk heb ik mijn hele leven gewijd aan mijn liefde, mijn liefde die ik kreeg maar afwees.Veel van mijn boeken zijn dan ook geïnspireerd op Regine. Sommige mensen vinden me neurotisch omdat ik me zo op één persoon heb gericht, maar ik wist heel goed waar het over ging. Zo zag ik verbanden tussen de liefde en het geloof, beiden zijn alleen te begrijpen als een sprong. Je wordt verliefd op iemand helemaal en wanneer je gelooft, geloof je ook vol overgave. Door Regine kwam ik tot allerlei verschillende inzichten.
4 Had u over het algemeen een gelukkig leven?
Ik was het laatste en zevende kind van mijn gezin en kwam uit het tweede huwelijk van mijn vader. Al mijn broers en zussen stierven voordat ze de leeftijd van 35 bereikten.Alleen mijn broer Peter bleef langer in leven dan ik.Mijn vader Michael Kierkegaard droeg een zware last mee vanuit zijn jeugd. Vanwege zijn ellendig bestaan heeft hij als kind, tijdens het hoeden van schapen op de hei, God vervloekt. Dit zorgde regelematig voor zwaarmoedige buien. De Godsvervloeking bleef als een wolk boven het ouderlijk huis van Kierkegaard hangen. Vader schreef de vroege dood van vijf van zijn kinderen toe aan deze misstap uit zijn vroege jaren. In mijn leven stierf het ene na andere familie lid, zoals mijn vader voorspelde.
- 10 september 1832 sterft mijn zus Nicoline op 33 jarige leeftijd.
- 21 september 1822 mijn broer Niels op 24 jarige leeftijd.
- 31 jui 1823 sterft mijn moeder.
- 29 december 1834 sterft mijn zus petrea op 33 jarige leeftijd.
Zo heb ik niet echt een gelukkig leven gehad, tijdens mijn studeren was ik dan wel altijd aan het feesten, het was toch een moeilijke tijd.
5 Hoe was u relatie met uw vader?
Door het losse leven en de gemakkelijk houding van mij ontstond er een breuk met mijn vader, die gehoopt had dat ik het ver zou schoppen binnen de kerkelijk orde. Op 10 juli 1838 maakte ik het goed met mijn vader en stort me vol overgave op mijn studie. Mijn vader mocht het resultaat niet meer meemaken, want Michael Peterson Kierkegaard stierf in datzelfde jaar op 8 augustus. Het overlijden van mijn vader heeft mij zeer geraakt.
6 Hoe bent u overleden?
Mijn sterven begon eind september 1855. Ik zakte op straat in elkaar, men haalde een rijtuig en bracht me naar huis. Vier dagen later ging ik naar het ziekenhuis en vroeg opgenomen te worden. Als patiënt no. 2067 kreeg ik een particuliere kamer met elke dag schone lakens en een kabinet waar steeds verse thee werd klaargezet. Er stond ook een weegschaaltje, de patiënt kon daarmee zijn maaltijden wegen om te controleren of het verplegend personeel niets achterover had gedrukt. Ik was tevreden. Ik raakte meer en meer verlamd. Ik wilde maar enkele vrienden zien. Aan een jeugdvriend vertelde ik van mijn jeugdliefde, Regine Olsen, met wie ik veertien jaar eerder de verloving had verbroken. Mijn laatste communie wilde ik dan ook alleen maar ontvangen uit de handen van een leek, want ik vind dat onze geestelijken beambten zijn van de Kroon en niets te maken hebben met het christendom. Mijn polsslag liep almaar op. Ik verlamde steeds meer en kon uiteindelijk alleen nog maar met mijn ogen knipperen. Ik stikte op zondag 11 november om negen uur ’s avonds op 42 jarige leeftijd. De artsen konden de doodsoorzaak niet vaststellen. Ze constateerden ‘algehele verlamming’ waar een van de artsen ‘Tuberculose??’ bij schreef.
7 Zijn er mensen verder gegaan met filosoferen over uw onderwerp/specialisatie?
Na mijn dood werd ik de favoriete auteur van Martin Heidegger, Sartre, Kafka en ook vele psychologen. Dit kwam vooral doordat ik me hevig tegen het systeem van Hegel keerde en een van de grondleggers van het latere existentialisme was.
8 Hoe zag de tijd eruit waarin u leefde?
In de tijd waarin ik leefde vormden Frankrijk, Engeland en Duitsland de kernlanden van Europa. De Scandinavische landen vormden een wereld op zichzelf waarin de invloeden van Hegel en Marx goed zichtbaar waren. In Denemarken was de Lutherse kerk de staatskerk. Zo kregen onder andere predikanten hun salaris van de staat. In 1848 is het het jaar van het van het Communitisch manifest waarbij er een storm door Denemarken waart. Te midden van al deze gebeurtenissen was ik een echte eenling want ik was met mijn filosofie nog niet in te delen bij een bepaalde stroming. Daardoor was het moeilijk bekendheid te verwerven.
9 Wat hebben volgens u, u en uw existentialistische volgelingen gemeen?
Wij existentialisten zijn het vaak oneens met elkaar, toch zijn er 4 belangrijke concepten waar we het over het algemeen met elkaar eens zijn:
1. Existentie gaat vooraf aan essentie.
Een centrale stelling van het existentialisme is dat het bestaan van een mens van meer belang is dan welke andere betekenis er aan een menselijk leven wordt toegekend: mensen definiëren dus hun eigen werkelijkheid.
2. De rede als verdediging tegen angst.
Existentialisten stellen dat de keuzes die de mens maakt vooral gebaseerd zijn op wat voor hem betekenis heeft, dan dat zij rationeel zouden zijn. Dit doen wij door actie, vrijheid en keuze te benadrukken waardoor wij ons lijnrecht tegenover het rationalisme zetten.
3. Het absurde.
Wij zien de mens als in wezen in een onverschillige en vijandig gezind universum.
In dit universum vindt de mens geen betekenis van een hogere natuurlijke orde, maar moet deze betekenis eerder door zijn eigen daden zelf maken, hoe onstabiel en voorlopig deze creatie ook mag zijn.
4. Visie op God.
In relatie tot het al dan niet bestaan van God neemt het existentialisme twee mogelijke posities in: de theologische en de agnostische visie.
- Ik richt mij op de theologische visie en nam aan dat God wel bestaat en filosofeer dan ook over hoe je relatie met god behoort te zijn.
- De agnostische visie zegt geen aanspraak te kunnen maken om over de kennis te beschikken of hij wel al dan niet bestaat. Te weten of hij bestaat ligt volgens hen niet binnen de mogelijkheden van de menselijke geest. Het bestaan van de mens is in hun visie dus in de eerste plaats subjectief.
10 Hoe denkt u over euthanasie?
Ik vind dat je leeft als individu voor god en dus niet zelf mag bepalen wanneer je stopt met leven. Dit noem ik vanuit mijn christelijke geloof het religieuze stadium: het weten van de mens om als individu voor god te staan. Van een echt individu spreek ik, wanneer de mens bewust kiest om zich verantwoordelijk te voelen voor zijn daden.
11 Kunt u ons nog enkele wijsheden/citaten vertellen?
- Durven is tijdelijk de grond onder je voeten verliezen. Maar niet durven is jezelf verliezen.
- De meeste mensen jagen zo bezeten het geluk na, dat ze er aan voorbijlopen.
- De leuze is tegenwoordig: 'het menselijke en het christelijke zijn een en hetzelfde'. Dat is een heel juiste zegswijze voor het feit, dat het christendom afgeschaft is.
- en oude wijsgeer heeft gezegd: wanneer men alles nauwkeurig opschrijft wat men beleeft, is men wijsgeer voor men het zelf weet.
- Mensen eisen vrijheid van meningsuiting als compensatie voor de vrijheid van denken waar ze zelden gebruik van maken.
12 Hoe kwam het dat u de Socrates van Kopenhagen werd genoemd?
Ik werd door vele stadsgenoten ‘de Socrates van Kopenhagen’ genoemd. Niet zozeer omdat ik in 1841 promoveerde op een proefschrift over Socrates met als titel Het begrip ironie, met een onafgebroken blik op Socrates. Maar omdat ik zoals Socrates, een echte straatloper was, die bijna elke dag urenlange wandelingen maakte door de binnenstad van Kopenhagen, om praatjes te maken met iedereen. Mijn dagelijks ‘mensenbad’ noemde ik dit. De observaties die ik gedurende deze wandelingen maakte legde ik bij mijn thuiskomst onmiddellijk vast in een dagboek. Deze notities bevatten een schat aan fenomenologische waarnemingen van hoe mensen, uit de meest diverse lagen van de bevolking, in hun dagdagelijkse bezigheden functioneren.
13 Waarom maakte u gebruik van pseudoniemen bij het uitgeven van u werken?
Wat ik vond van alles waarover ik filosofeerde wilde ik niet aan de mensen opdringen.
Daarom zorgde ik altijd voor een bepaalde afstand tussen de lezen en mijzelf. Dit deed ik door het gebruiken van pseudoniemen, zodat er een soort contrast tussen mijn werken ontstond. Zo probeerde ik de lezer zelf na te laten denken en hem te vertellen dat het geloof niet een kwestie is van leren maar een subjectieve relatie is met een object die nooit gekend kan worden, omdat je er in moet geloven. Ook wilde ik door middel van mijn schrijfstijl bereiken dat de lezer als het ware verplicht is om zelf verantwoordelijkheid te nemen in de zoektocht naar zichzelf en te bepalen in welke fase van zijn leven hij zich bevindt.
14 Hoe was uw jeugd?
Als kleine jongen was ik ziekelijk en zwak. Dit heeft ervoor gezorgd dat ik amper contact had met leeftijdsgenoten en dat ik vaak bloot stond aan pesterijen. Ik kreeg mijn pesters echter vaak aan het huilen vanwege de scherpe opmerkingen die ik maakte. Ik beschikte over een superieure intelligentie die ik als wapen gebruikte. Ik beschikte dan ook al in mijn jeugd over een zekere onafhankelijkheid en ironie die ook kenmerkend zijn voor mijn werk.
5 Hoe verliep de tijd waarin u studeerde?
Het studeren aan de Universiteit van Kopenhagen ging mij goed af, na het eerste jaar had ik alle examen met lof afgelegd. Toen besloot ik theologie te gaan studeren. Ik vond het geen succes. Ik begon een andere levensstijl aan te nemen dan die ik thuis geleerd had. Ik gaf makkelijk geld uit, besteedde veel aandacht aan mijn uiterlijk en ging veel uit. Ondanks dat het leek dat ik heel gelukkig was schreef ik in mijn dagboeken dat ik ongelukkig was en een hekel had aan het onvermogen om mijn doel te vinden in het leven. Studeren vond ik saai en doelloos. Deze uitzichtloze situatie zorgde ervoor dat ik mij steeds meer verdiepte in de wijsbegeerte en literatuur, in plaats van in de theologie. Dit, om mijn kritische en fantasierijke krachten te trainen.
16 Is uw leven na de dood van uw vader nog veranderd?
Ik voelde mij altijd meer een volgeling dan een leider, maar deze periode sloot ik af na de dood van mijn vader. Voordat hij overleed was ik altijd bang dat ik eerder dan hem zou overlijden omdat dit ook met mijn broers en zussen gebeurt was. Toen dit niet het geval was zag ik zijn dood als een offer aan mij. Misschien zou er nu toch wel iets van mij terecht kunnen komen. Mijn vader liet me een flinke erfenis na. Voor mijn ouders haalde ik in 1840 dan toch een graad in de theologie. Daarna begon ik met schrijven. Dit ging wel ten koste van mijn geestelijke gesteldheid waar mijn vader zo op hamerde, maar ik geloofde dat het geloof mij in de barre tijden niet zou kunnen helpen en trok me dan ook terug.
REACTIES
1 seconde geleden