Vrijhandel in de EU

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 5e klas vwo | 2968 woorden
  • 14 juni 2002
  • 96 keer beoordeeld
Cijfer 6
96 keer beoordeeld

WAT HOUDT INTERNATIONALE VRIJHANDEL PRECIES IN? Vrijhandel wil zeggen dat de internationale handel niet wordt belemmerd door allerlei vormen van protectie, zodat landen zich kunnen toeleggen op het maken van de producten waarin zij comparatieve kostenverschillen hebben. Dit leidt ertoe dat de productiemiddelen waarover de wereld beschikt zo efficiënt mogelijk worden ingezet (optimale allocatie). De belangrijkste voordelen van vrijhandel zijn dat er uiteindelijk goedkoper en op hogere kwaliteit wordt geproduceerd, en dat de welvaart uiteindelijk zal verbeteren. Toch zie je vaak dat overheden zich niet aan het principe van vrijhandel houden, dit is omdat ze graag de eigen industrie en werkgelegenheid in het desbetreffende land willen beschermen. Redenen om de eigen economie te beschermen tegen de buitenlandse concurrentie, oftewel redenen voor protectie kunnen zijn:

Werkgelegenheid Een voorbeeld van protectie op dit gebied zijn de exportsubsidies die Europese
boeren van de overheid ontvangen. Ook wordt de Europese markt beschermd tegen de import van goedkope landbouwproducten uit andere landen door het heffen van invoerrechten. Als dit allemaal niet zou gebeuren zouden er veel Europese boeren zonder baan komen te zitten.

Lage lonen Het gaat hierbij om de loonkosten per eenheid product. Als men vindt dat deze kosten in andere landen te laag zijn, kan het verhoogd worden. Infant Industries
Jonge, nieuwe bedrijven zijn vaak erg kwetsbaar als ze net op de markt komen. Om deze zogenaamde Infant Industries een kans te geven zich te ontwikkelen wordt ook hier protectie toegepast.

Veiligheid en Gezondheid Buitenlandse producten worden niet zonder meer geïmporteerd. Er worden tal van maatregelen getroffen wat betreft de veiligheid en gezondheid van de consument en aan de buitenlandse producenten worden een aantal eisen opgelegd. Vaak zijn de maatregelen en eisen terecht, maar ze kunnen ook gebruikt worden als excuus om bepaalde producten te weren van de eigen markt.

Politieke Verhoudingen Een andere manier waarop protectie wel eens wordt toegepast is op politiek gebied. Om een land onder druk te zetten, bijvoorbeeld door middel van een boycot.

De instrumenten die voor protectie gebruikt kunnen worden zijn de volgende:

Invoerrechten Dit is een soort belasting over geïmporteerde producten. Hierdoor worden deze producten duurder en dus minder aantrekkelijk. Als gevolg hiervan zal de ingevoerde hoeveelheid uiteindelijk kleiner worden.

Importcontingentering Dit houdt in dat er voor een bepaalde periode, slechts een beperkt aantal van een bepaald product mag worden ingevoerd. Het aanbod wordt op deze manier verkleind, met als gevolg dat de prijs stijgt.

Kwaliteitseisen Bij verscherping van de kwaliteitseisen waaraan een product moet voldoen, wordt ook het aanbod verkleind en dus de prijs hoger.

Importverbod Het totaal verbieden van een bepaald product drijft de prijs ervan enorm op. Het product wordt schaarser en daardoor levert het meer op.

Subsidies Het kan hier gaan over bijvoorbeeld de exportsubsidies aan Europese boeren, wat we in deze deelvraag al eerder hebben toegelicht. Maar het kan ook gaan om algemene subsidies, zoals de Europese subsidie aan het vliegtuigconcern Airbus als wapen in de concurrentiestrijd tegen het Amerikaanse Boeiing.

Afgedwongen exportbeperking Bij een afgedwongen exportbeperking legt een land zich onder economische en politieke druk een vrijwillige exportbeperking op.

Uiteindelijk zal vrijhandel voor alle landen het beste zijn, maar toch blijven veel landen, waaronder ook veel landen uit de EU, zich zeer protectionistisch opstellen. Zij zijn alleen bereid dit te veranderen als andere landen dit ook doen. Maar de andere landen redeneren op dezelfde manier en zo komen er dus geen veranderingen op gang. Er zijn al wel veel onderhandelingen geweest op wereldniveau, wat betreft internationale vrijhandel. Deze hebben af en toe wel resultaat opgeleverd, maar totale internationale vrijhandel is er nog steeds niet en het zal ook nog wel even duren voordat dit kan worden gerealiseerd. Voor ontwikkelingslanden is de protectionistische opstelling van met name de Europese landen op het gebied van landbouw alles behalve gunstig. Ze lopen een groot deel van hun inkomsten mis, door de hoge invoerrechten op hun producten. Maar ook vrijhandel lijkt voor deze landen niet zo’n goed plan, want ze hebben hulp nodig. Er is een enorme achterstand op de meer ontwikkelde landen, dat kunnen de ontwikkelingslanden niet alleen inhalen. De verschillen zijn zo groot, er is in dit geval hulp nodig, en deze hulp zou kunnen bestaan uit protectionistische middelen.

WAARDOOR ONTSTAAT ER INTERNATIONALE HANDEL? Het is onmogelijk voor een land, waar dan ook ter wereld, om alle goederen en diensten waaraan het behoefte heeft, zelf te produceren. Vaak zijn de benodigde grondstoffen niet allemaal in een land aanwezig en moeten die dus ergens anders vandaan gehaald worden. Er geldt: hoe groter een land, des te minder afhankelijk is het van import en export. Maar er worden naast de goederen en diensten die ontbreken in een desbetreffend land, ook goederen en diensten die wel in het land zelf aanwezig geïmporteerd uit andere landen. De reden voor de import is in dit geval dan dat die producten in het buitenland goedkoper geproduceerd worden. Dat er in bepaalde gevallen handel ontstaat tussen twee landen, blijkt uit de theorie over comparatieve kostenverschillen van de engelse econoom David Ricardo (1722-1823). De wet van de comparatieve kostenverschillen komt op het volgende neer: als tussen twee landen een comparatief (of relatief) kostenverschil bestaat, is het voor beide landen voordelig zich te specialiseren in de productie van het goed waarin het de grootste comparatieve kostenvoorsprong of de kleinste comparatieve kostenachterstand heeft. Met behulp van de volgende cijfervoorbeelden die uitgaan van twee landen die elk twee goederen produceren zullen we deze theorie toelichten. In tabel 1 is aangegeven hoeveel eenheden arbeid Europa en Japan elk nodig hebben om een eenheid voedsel of een eenheid kleding te produceren. Aangenomen wordt dat voor beide producties uitsluitend arbeid nodig is. De ruilverhouding in elk van beide landen is gebaseerd op de hoeveelheid arbeid die voor de producten moet worden ingezet. Uit deze tabel blijkt dat Japan zowel voedsel als kleding efficiënter kan voortbrengen dan Europa. Op het eerste gezicht heeft Japan er niets bij te winnen om handel te drijven met Europa. Maar nader onderzoek leert dat zowel Europa als Japan beter af zijn als zij zich specialiseren op een van de twee producten en overgaan tot onderlinge handel. Het maken van een eenheid voedsel is in Europa twee keer zo duur als het maken van een eenheid kleding. De prijs van een eenheid voedsel is daarom twee kleding. In Japan is het voortbrengen van voedsel vier keer zo duur als het maken van kleding. Daar is de prijs van een eenheid voedsel vier kleding. Voor Japanse consumenten zou het daarom interessant zijn hun voedsel niet in Japan, maar in Europa te kopen voor een prijs van minder dan vier kleding. De Europese voedselproducent ontvangt per eenheid voedsel een prijs van twee kleding. Voor hem is het aantrekkelijk zijn voedsel in Japan af te zetten tegen een prijs van meer dan twee kleding. Voor het andere product, kleding, geldt de omgekeerde redenering. Europese consumenten moeten in Europa een halve eenheid voedsel neertellen voor een eenheid kleding. In Japan kost een eenheid kleding ze maar een kwart eenheid voedsel. Zij willen kleding uit Japan importeren. En daartoe zijn Japanse producenten maar al te graag bereid. Op de Japanse markt ontvangen ze immers maar een kwart voedsel per eenheid kleding. Stel dat beide landen overgaan tot specialisatie en onderlinge handel en dat de onderlinge ruilverhouding wordt: drie kleding voor een voedsel. Tabel 2 laat zien hoe de situatie is als Europa zich volledig toelegt op het maken van voedsel en Japan zich helemaal specialiseert in het voortbrengen van kleding. Europa heeft voor het maken van een eenheid voedsel 50 uur arbeid nodig. Die eenheid voedsel kan met Japan worden geruild tegen drie eenheden kleding. Om te kunnen beschikken over een eenheid kleding heeft Europa dus voortaan maar 16,7 uur arbeid nodig (50/3) en niet 25 uur, zoals in de uitgangssituatie. Europa kan dus voortaan beschikken over goedkopere kleding. En ook voor Japan brengt de ruil voordelen. Met 10 uur arbeid kan een eenheid kleding worden voortgebracht. Drie eenheden kleding leveren in de ruil met Europa een eenheid voedsel op. Kortom: met 30 uur arbeid kan Japan beschikken over een eenheid voedsel (was 40 uur). In Japan is het voedsel goedkoper geworden. Zo blijkt dat ook als een van de handelspartners over de hele lijn minder efficiënt is, internationale handel toch voordelig kan zijn voor alle betrokkenen. Voorwaarde is wel dat de kostenverhouding in beide landen verschillend is. Er moet sprake zijn van een comparatief kostenverschil. In het gebruikte voorbeeld was dit het geval. De productie van voedsel kostte in Europa twee keer zoveel als de productie van kleding. In Japan was dit vier keer zoveel.

De praktische opdracht gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen

HOE IS DE HANDELSRELATIE TUSSEN DE EU EN DE REST VAN DE WERELD NU? Vrijhandel bestaat al lang. Vrijhandel ontstaat niet alleen door economische oorzaken, maar heeft ook politieke redenen. Na de tweede wereldoorlog moest de wereld weer opnieuw opgebouwd worden, en om een nieuwe wereldoorlog te voorkomen werden er afspraken gemaakt zodat verschillende landen afhankelijker werden van elkaar zouden worden. Deze afspraken hielden meestal in dat er verschillende handelsorganisaties werden opgericht, die afspraken maakten en regels opstelden over de internationale handel. Zo werd na de tweede wereldoorlog in 1950 de EGKS opgericht, de Europese Gemeenschap voor Kolen Staal, om te zorgen dat Frankrijk en Duitsland niet weer in oorlog zouden raken met elkaar. Leden van deze organisatie waren West-Duitsland, Frankrijk, Italië, België, Luxemburg en Nederland. Dit was de eerste handelsorganisatie die ontstond binnen de EU. 7 jaar later werd het Verdrag van Rome gesloten, waarbij de EEG (Europese Economische Gemeenschap) en Euratom (Europese Gemeenschap voor Atoomenergie) werden opgericht. Nog later werden de EGKS, de EEG en Euratom samengevoegd tot de EG (Europese Gemeenschap), en binnen deze nieuwe ‘organisatie’ was er vrijhandel mogelijk, alhoewel dat niet altijd helemaal goed ging. In 1973 kwamen de landen Denemarken, Ierland en Groot-Brittannië bij de EG, nog een paar jaar later traden ook Griekenland, Spanje, Portugal, Zweden, Finland, en Oostenrijk toe tot de EG, en op 1 januari 1994 werd de naam EG veranderd in de huidige naam: de Europese Unie (EU). Ook in andere continenten maakte de economie van de daar gelegen landen dit soort ontwikkelingen door, niet overal dezelfde uiteraard, maar overal ontstonden handelsorganisaties en handelsverdragen tussen landen, eerst vooral binnen de continenten maar de laatste tijd ook steeds meer intercontinentaal. De handelsrelatie tussen verschillende landen en continenten is niet altijd even goed geweest. In het Midden Oosten bijvoorbeeld is het belangrijkste exportproduct de olie die daar aanwezig is, en aangezien de olie uit het Midden Oosten goedkoop is, en veel landen de olie importeren is het ook een machtsmiddel waar het Midden Oosten (vooral in tijden van spanningen) makkelijk gebruik van kan maken. Ondanks spanningen en conflicten werd de internationale en intercontinentale handel steeds belangrijker. In 1994 ontstond de WTO (World Trade Organisation), die voortkwam uit de GATT (General Agreement on Traffics and Trade) -overeenkomsten, en die opgericht werd om vrijhandel te bevorderen en handelsconflicten vreedzaam op te lossen. (zie volgende hoofdstuk) Mede door oprichting van deze handelsorganisatie waar ondertussen ongeveer 140 landen lid van zijn, kwam er steeds meer internationale handel en de neiging naar vrijhandel werd ook steeds groter. In het begin van de jaren ’90 was de handelsrelatie tussen de EU en de rest van de wereld (vooral de VS) zeer goed. Door de opkomst van internet, en nieuwe markt waar veel geld in verdient kon worden, veranderde de wereld in een ‘global village’, grenzen verdwenen en de vooruitzichten waren goed. Amerika en Europa leken politiek en economisch gelijk op te gaan. Maar de situatie is aan het verslechteren, vooral tussen de VS en EU, twee grootmachten in de wereldeconomie. Dit heeft verschillende oorzaken. Ten eerste waren de VS en Europa een halve eeuw noodgedwongen bondgenoten. Ze ‘vochten tegen het kwaad’ en omdat ze in veel dingen wel moesten samenwerken werden verschillen in opvattingen over de vrije handel voor lief genomen; er werd niet genoeg aandacht aan besteed. En nu, nu de VS en de EU niet meer samen hoeven te werken komen al die verschillen naar boven, en dat zorgt voor spanningen. Ten tweede zijn er soms onvoorziene gebeurtenissen in een land waardoor de handel verslechterd. Denk bijvoorbeeld aan de BSE crisis, waardoor de vleesexport door veel landen geboycot werd uit angst voor besmetting van het eigen vee. Dit is één van de vele onvoorziene gebeurtenissen die er de afgelopen jaren zijn voorgevallen, en een belangrijke reden waardoor spanningen ontstaan in de handelsrelatie tussen landen. Aangezien de verschillende grote handelsmachten met veel dingen steeds onafhankelijker van elkaar worden, hebben het soort gebeurtenissen als de BSE crisis een grotere impact dan vroeger. Ten derde zijn er natuurlijk ook nog talloze politieke redenen waardoor internationale handel bemoeilijkt (maar soms ook wel bevorderd) wordt. De handelsrelatie tussen de EU en de ontwikkelingslanden daarentegen wordt steeds beter. Er zijn verschillende organisaties die ervoor zorgen dat de derde wereld landen niet uitgebuit worden, en er worden eerlijke en voor de ontwikkelingslanden gunstige handelsovereenkomsten gesloten. Dit allemaal uit het oogpunt van de steeds groter wordende armoede in veel derde wereld landen, en de slechte economie, terwijl de derde wereld genoeg (grondstoffen bijvoorbeeld) in huis heeft om goede winstgevende handel te gaan voeren.

WAAR STREEFT DE WTO NAAR? We zullen eerst wat informatie geven over de WTO zelf, daarna gaan we in op de doelstellingen die ze nastreven. WTO staat voor World Trade Organisation, in Nederland ook wel de Wereldhandelsorganisatie genoemd. De WTO is een internationaal orgaan dat zich bezighoudt met de regelgeving voor de handel tussen twee landen. De organisatie is gevestigd in Genève en werd in 1994 in het leven geroepen om de nieuwe wereldhandelsverdragen te bewaken. In 1947 spraken ongeveer honderd landen met elkaar af dat het wereldhandelsverkeer vrijer moest worden, in de zogenaamde GATT- overeenkomst. Na 40 jaar werd besloten om de GATT (General Agreement on Traffics and Trade) om te vormen tot de WTO. Inmiddels zijn ruim 140 staten lid. Eens per twee jaar komen de ministers van de lidstaten bijeen op een Ministeriële Conferentie, het hoogste beslisorgaan binnen de WTO. Daaronder komt de Algemene Raad - meestal ambassadeurs en delegatiehoofden - die een paar keer per jaar samenkomt. Zij vormt ook het orgaan dat toeziet op het handelsbeleid en de geschillen regelt. Vervolgens komen de Goederenraad, de Dienstenraad en Raad voor het Intellectueel Eigendom. Zij rapporteren aan de Algemene Raad. Ambtenaren ontmoeten elkaar op regelmatige basis in Genève. Er zijn tal van andere raden, comités werk- en onderhandelingsgroepen die zich met individuele overeenkomsten over zaken als milieu, ontwikkeling, lidmaatschap en regionale handelsakkoorden bezighouden. De WTO heeft veel invloed in het dagelijks leven van steeds meer mensen. Wat je eet, hoeveel je betaalt voor een T-shirt of medicijnen, of je werk hebt of niet, de vrijheid van boeren om hun zaden opnieuw te planten, subsidies die overheden verstrekken; het wordt allemaal beïnvloed door de regels die worden opgesteld door de WTO. Die regels zijn bindend en kunnen bijvoorbeeld gaan over verlaging van invoertarieven, subsidies, quota en anti-dumpingmaatregelen, over productnormen en octrooibescherming, over kredieten voor exporterende bedrijven en kwaliteitsstandaarden. Het belangrijkste onderdeel van de organisatie zijn de overeenkomsten waarin die grondregels voor het internationale handelsverkeer en handelspolitiek worden gevormd. De overeenkomsten hebben de volgende drie kerndoelstellingen: - het zoveel mogelijk bevorderen van vrije handelsstromen - het in stappen bewerkstelligen van verdere liberalisatie door middel van onderhandelingen - het komen tot onpartijdige compromissen bij conflicten met betrekking op investeringen
Het hoofddoel van de WTO in het algemeen is: de handel zo vrij, vlot en voorspelbaar mogelijk te laten verlopen. Handelsvrijheid wordt hiermee boven alle andere belangen van mens en milieu verheven. Een fundamenteel principe van de WTO is die van non-discriminatie; eigen bedrijven mogen niet worden voorgetrokken boven buitenlandse bedrijven en wat voor een land geldt, geldt direct voor alle landen. Uitzonderingen daarop zijn de regionale handelsblokken (leden binnen de EU kunnen wel voorkeur krijgen boven niet EU- leden), en landen met een zwakkere economie: zij worden ontheven van sommige verplichtingen.

WAAR STREEFT DE WTO NAAR? We zullen eerst wat informatie geven over de WTO zelf, daarna gaan we in op de doelstellingen die ze nastreven. WTO staat voor World Trade Organisation, in Nederland ook wel de Wereldhandelsorganisatie genoemd. De WTO is een internationaal orgaan dat zich bezighoudt met de regelgeving voor de handel tussen twee landen. De organisatie is gevestigd in Genève en werd in 1994 in het leven geroepen om de nieuwe wereldhandelsverdragen te bewaken. In 1947 spraken ongeveer honderd landen met elkaar af dat het wereldhandelsverkeer vrijer moest worden, in de zogenaamde GATT- overeenkomst. Na 40 jaar werd besloten om de GATT (General Agreement on Traffics and Trade) om te vormen tot de WTO. Inmiddels zijn ruim 140 staten lid. Eens per twee jaar komen de ministers van de lidstaten bijeen op een Ministeriële Conferentie, het hoogste beslisorgaan binnen de WTO. Daaronder komt de Algemene Raad - meestal ambassadeurs en delegatiehoofden - die een paar keer per jaar samenkomt. Zij vormt ook het orgaan dat toeziet op het handelsbeleid en de geschillen regelt. Vervolgens komen de Goederenraad, de Dienstenraad en Raad voor het Intellectueel Eigendom. Zij rapporteren aan de Algemene Raad. Ambtenaren ontmoeten elkaar op regelmatige basis in Genève. Er zijn tal van andere raden, comités werk- en onderhandelingsgroepen die zich met individuele overeenkomsten over zaken als milieu, ontwikkeling, lidmaatschap en regionale handelsakkoorden bezighouden. De WTO heeft veel invloed in het dagelijks leven van steeds meer mensen. Wat je eet, hoeveel je betaalt voor een T-shirt of medicijnen, of je werk hebt of niet, de vrijheid van boeren om hun zaden opnieuw te planten, subsidies die overheden verstrekken; het wordt allemaal beïnvloed door de regels die worden opgesteld door de WTO. Die regels zijn bindend en kunnen bijvoorbeeld gaan over verlaging van invoertarieven, subsidies, quota en anti-dumpingmaatregelen, over productnormen en octrooibescherming, over kredieten voor exporterende bedrijven en kwaliteitsstandaarden. Het belangrijkste onderdeel van de organisatie zijn de overeenkomsten waarin die grondregels voor het internationale handelsverkeer en handelspolitiek worden gevormd. De overeenkomsten hebben de volgende drie kerndoelstellingen: - het zoveel mogelijk bevorderen van vrije handelsstromen - het in stappen bewerkstelligen van verdere liberalisatie door middel van onderhandelingen - het komen tot onpartijdige compromissen bij conflicten met betrekking op investeringen
Het hoofddoel van de WTO in het algemeen is: de handel zo vrij, vlot en voorspelbaar mogelijk te laten verlopen. Handelsvrijheid wordt hiermee boven alle andere belangen van mens en milieu verheven. Een fundamenteel principe van de WTO is die van non-discriminatie; eigen bedrijven mogen niet worden voorgetrokken boven buitenlandse bedrijven en wat voor een land geldt, geldt direct voor alle landen. Uitzonderingen daarop zijn de regionale handelsblokken (leden binnen de EU kunnen wel voorkeur krijgen boven niet EU- leden), en landen met een zwakkere economie: zij worden ontheven van sommige verplichtingen.

CONCLUSIE Naar aanleiding van het verslag dat wij gemaakt hebben zijn we erachter gekomen dat internationale handel niet in alle gevallen gunstig is. Politieke spanningen kunnen een te grote rol gaan spelen in de wereldeconomie, en dat is een gevaarlijk punt omdat er door bijvoorbeeld wederzijdse boycot van bepaalde producten een tekort kan ontstaan aan dat product. Maar ook omdat een export product snel als machtsmiddel gebruikt kan worden, vooral als het een product is dat belangrijk is voor de wereldeconomie zoals de olie uit het Midden Oosten. En politieke spanningen zijn natuurlijk sowieso gevaarlijk. Maar er zijn ook genoeg voorbeelden te noemen in welke vrijhandel heel gunstig is. In het geval van de ontwikkelingslanden bijvoorbeeld. Deze ontwikkelingslanden hebben steun nodig bij het opbouwen van hun economie. En er zitten nog meer voordelen aan vrijhandel. In de EU, waar sinds kort alle grenzen opengesteld zijn voor alle verkeer binnen de EU verloopt de internationale handel soepel en snel, er zijn geen wachtrijen voor de grenzen, er hoeven geen invoerrechten aangevraagd te worden en zo zijn er nog veel meer punten waardoor de handel makkelijker gemaakt wordt. En dat scheelt uiteraard een hoop geld (want: tijd is geld), bijvoorbeeld de kosten van opslagruimte voor producten die niet onmiddellijk ingevoerd kunnen worden. Zo zijn er vóór en tegen vrijhandel genoeg argumenten te bedenken, maar wij zijn tot de conclusie gekomen dat vrijhandel alleen goed is zolang het de economie bevorderd, zolang het geen politieke spanningen oplevert, waar voor gezorgd kan worden door bijvoorbeeld de economie van het eigen land voorop te stellen, en alleen handelsovereenkomsten te sluiten als het voor beide partijen beter is en niet de eigen economie in gevaar brengt. Nu klinkt dit allemaal heel logisch, maar in werkelijkheid gaat het vaak anders. Er gelden andere regels en andere wetten, en alles is natuurlijk veel gecompliceerder dan zoals wij het zien, aangezien er zoveel verschillende factoren een rol spelen in de vrijhandel waar wij niets vanaf weten.

REACTIES

R.

R.

Hallo Daphne,
Ff n vraagje..
Ik heb je werkstuk op scholieren.com gelezen en houd samen met een klasgenoot van mij ook een werkstuk over de VRIJHANDEL IN DE EU.. Nu wil ik vragen waar jij de info hebt gevonden.. Zou je mij dit willen laten weten?
Alvast bedankt..
Groetjes x Rianne..

22 jaar geleden

F.

F.

Hey, Hartstikke bedankt dat jou verslag hier staat. Ik heb er veel aan gehad, omdat ik op het internet geen informatie kon vinden. Zou jij me misschien kunnen vertellen waar je die informatie vandaan hebt gehaald? Bij voorbaat dank.

Groeten Frank

21 jaar geleden

K.

K.

hé daphne,
ik zou graag willen weten welke bronnen je hebt gebruikt voor je p.o

groenten
koosje

21 jaar geleden

A.

A.

origineel, waar haal jij je bronnen vandaan?

21 jaar geleden

D.

D.

Hey hallo Daphne,

Ik heb hier je praktische opdracht doorgenomen en vind het er goed uitzien! me complimenten hoor ;)..

Maar mijn vraag is, die tabellen waar jij het over hebt, die zitten er niet bij? Mischien dat je ze zelf persoonlijk kan doorsturen ofzo..

Ik hoop het liefst vanavond nog wat van je te horen, omdat ik morgen een praktische opdracht moet inleveren, je zou me er enorm me helpen.

alvast bedankt,

Dion W.

21 jaar geleden

T.

T.

Beste Daphne,
Wij zijn Tom en Lennart uit Havo en moeten voor het vak economie een praktische opdracht maken.
Naar aanleiding van het lezen van jouw practische opdracht van economie die wij wel willen gaan gebruiken (niet letterlijk) willen wij graag weten waar jij op school zit of zat toen jij het maakte. Want het zou nogal lullig zijn als jij op dezelfde school hebt gezeten als wij. Zou jij je antwoord terug kunnen mailen? Bedankt alvast!
Tom en Lennart

21 jaar geleden

L.

L.

Heeeeeeey Daphne, goed verslag hoor! Moest ik jou docente zijn dan had ik je zo een 9+ gegeven, helaas ben ik dat niet. Want ik ben Linda de Mol.

Met vriendelijke groet!

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.