Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

poldermodel

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
Cijfer 5.6
80 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Wat is het Poldermodel? Nederland is een van de landen die voldoet aan de toelatingscriteria voor de Economische Monetaire Unie. Onze economie groeit, de werkgelegenheid groeit en de lastenverlichting is begonnen. Dit zijn positieve gevolgen van het Nederlandse beleid. Nederland heeft een overlegeconomie, tegenwoordig wordt dat ook wel het poldermodel genoemd. Wat houdt het poldermodel eigenlijk in? Het poldermodel definiëren is niet zo eenvoudig. Er zijn meerdere stappen ondernomen om tot het huidige resultaat te komen. Zoals het terugdringen van het overheidstekort, herstel van rendementen van bedrijven om zo investeringen te stimuleren en het stellen van werk boven inkomen. De eerste beleidsverandering was het korten van de collectieve uitgaven (het geheel van subsidies en uitkeringen aan instellingen en personen in de maatschappij) om zo het overheidstekort en de lastendruk te verminderen. De overheid verlaagde de sociale lasten zoveel mogelijk om bedrijven te stimuleren extra personeel in dienst te nemen. Door de lastenverlichting houdt de werknemer netto meer over van het bruto loon dat de werkgever hem betaalt. Zo kan de werknemer meer uitgeven. Ten tweede sloten werkgevers en werknemers in 1982 onder druk van de overheid het Akkoord van Wassenaar. Dit akkoord hield in dat werknemers en werkgevers afspraken maakten waarin de lonen werden gematigd, in ruil voor meer werkgelegenheid, onder meer via herverdeling van arbeid. Werk werd boven inkomen gesteld. De arbeidstijden zouden korter worden (deeltijdwerk) met als doel dat er meer mensen aan het werk konden. De lonen zouden gematigd blijven, zodat ze ver beneden het niveau van de buurlanden kwamen te liggen. Dat had als positief gevolg dat de werkgelegenheid gestimuleerd werd. Veel buitenlandse bedrijven investeerden in Nederland en de Nederlandse multinationals deden het ook goed. Nederland was immers goedkoop voor het buitenland. De regering hield zich afzijdig bij het maken van arbeidsafspraken en de lonen. Vakbonden en werkgeversorganisaties zouden samen aan een tafel gaan zitten en overleggen, door zo tot goede afspraken te komen. Vakbonden en werkgevers kunnen er trots op zijn dat hun constructieve houding aan de basis lag van het poldermodel. Ten derde werd ook het sociale stelsel goedkoper gemaakt. De uitkeringstrekkers en werklozen werden langs fiscale en sociale weg gestimuleerd een desnoods minder goed betaalde baan te nemen. Uitkeringen werden minder aantrekkelijk gemaakt, de meeste uitkeringsniveaus werden verlaagd van 80% naar 70% van het laatst verdiende loon en het minimum loon werd jaar op jaar bevroren. Deze ingrepen waren pijnlijk maar leidden wel tot een sociaal zekerheidsstelsel dat meer prikkelt tot werken en ze leidden bovendien tot kostenbesparing. Goede economische prestaties en een gunstige internationale concurrentiepositie van ons land zijn gevolgen van het Nederlandse stelsel van sociale zekerheid, zorgvoorzieningen en de regelingen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden. Verleden en toekomst In het laatste decennia was de economische groei in Nederland groter dan het Europese gemiddelde. De schijnbare tegenstelling is dat Nederland zo goed presteert juist door de slechte situatie aan het begin van de jaren ’80. Twee oliecrisesen hadden de structureel labiele Nederlandse economie keihard aan het licht gebracht. Nederland was het voorbeeld van een land, waarin door alsmaar toenemende overheidsuitgaven en loonkosten de economie zijn kracht verloor en de werkloosheid fors deden oplopen. Begin jaren ’80 waren de overheidsfinanciën sterk uit de hand gelopen en gingen er jaarlijks 100.000 banen verloren. Deze situatie was ontstaan door de jaren ‘70 toen de Nederlandse economie ontspoord raakte. De collectieve uitgaven waren gestegen, de lastendruk was fors toegenomen en de overheidstekorten waren opgelopen. Ook de arbeidskosten liepen uit de hand, mede door de sterk stijgende lastendruk en de automatische stijging van de lonen met de inflatie. Zo steeg de arbeidsinkomensquote in de bedrijven van 81% naar 93% in 1983. De werkgelegenheid kwam onder druk te staan. Nederland bevond zich toen in een economisch onhoudbare situatie. Er waren drastische veranderingen nodig. De veranderingen toen waren; de beheersing van de collectieve uitgaven, de loonkostenmatiging en de herziening van de sociale zekerheid. Deze hebben de Nederlandse economie sindsdien significant gewijzigd. Vooral het Akkoord van Wassenaar wordt gezien als het echte begin van ‘het Nederlandse model’. Van toen af aan ontstond een traditie om in CAO-onderhandelingen oplossingen te vinden waarbij werd afgezien van loonsverhoging in ruil voor deeltijdwerk, vervroegde uittredingsregelingen, arbeidstijdverkorting enz. De kostenbesparing in de sociale zekerheid wordt nog steeds doorgezet. Zonder de uitkeringsniveaus aan te tasten probeert de overheid de sociale zekerheid efficiënter te maken. Zo is de ziektewet geprivatiseerd. Op die manier worden werkgevers gestimuleerd tot verbetering van de arbeidsomstandigheden om ziekteverzuim tegen te gaan. Ook de lastenverlichting wordt voortgezet. In de jaren ‘90 zijn er ook nog drie nieuwe beleidslijnen bijgekomen. Ten eerste moet er aandacht besteed worden aan een betere

marktwerking. In de toekomst moet het mogelijk zijn tijdelijke contracten van werknemers tweemaal te verlengen in een periode van 3 jaar (voorheen was de werknemer dan in vaste dienst) en wil het kabinet de duur van de ontslagprocedure bekorten. Daarnaast wil de regering de vestigingswet vereenvoudigen zodat er minder eisen zijn voor het starten van een nieuw bedrijf. Ook is er een nieuwe winkeltijdenwet: ondernemers kunnen nu, binnen zekere grenzen, vaker en langer open zijn. Ten tweede wil de overheid de mededingingswet laten aansluiten op de Europese praktijk. In plaats van een misbruikstelsel ( dit betekend dat samenwerking is geoorloofd tenzij bewezen is, dat dit ten koste gaat van het algemeen belang) wil het kabinet een verbodstelsel ( dit betekend dat samenwerking is verboden tenzij bewezen kan worden, dat dit ten goede komt aan het algemeen belang). Onder samenwerking kan onder andere fusies en overnames worden verstaan. Een andere beleidsverandering is de verschuiving in overheidsuitgaven van consumptie naar investeringen. Er wordt nu veel geïnvesteerd in de infrastructuur. De twee mainports, de luchthaven Schiphol en de haven van Rotterdam, zijn belangrijke knooppunten, maar moeten wel goed bereikbaar blijven. Er zijn besluiten genomen over de aanleg van de Betuwelijn en de hogesnelheidslijn (HSL) naar Brussel en Parijs. De economische groei en de werkgelegenheidsgroei zijn nu groter dan gemiddeld in Europa. Niet alleen de lastendruk gaat nu omlaag, ook het overheidstekort daalt. De inflatie in Nederland behoort tot de laagste in Europa. Ook de rente in Nederland is laag, omdat De Nederlandse Bank de rente kunstmatig laag houdt. De Nederlandse gulden heeft al sinds het begin van de jaren ’80 een stabiele waarde ten opzichte van de Duitse Mark. Door het loonmatigingsbeleid heeft Nederland optimaal kunnen profiteren van de stabiele koers van de gulden. Het gaat dus goed met Nederland maar dat betekent niet dat we er zijn. De beleidswijzigingen die Nederland in begin jaren ’80 heeft ingezet, hebben de basis gelegd voor een gunstig perspectief voor de economische ontwikkeling in de komende jaren. Als het beleid van loonkostenmatiging, lastenverlichting, betere marktwerking en investering in de infrastructuur wordt voortgezet, kan Nederland de toekomst met vertrouwen tegemoet zien en kan men spreken van een goed Nederlands model. Toch schuilt er een gevaar voor het poldermodel. De gewone Nederlander merkt niet zoveel van die enorme winsten die er nu gemaakt worden. Zij horen echter ook dat het goed gaat. De Nederlandse werknemers willen er ook een graantje van mee pikken. Bij de onderhandelingen voor een nieuw sociaal akkoord pleiten vooral de werknemers daarom voor loonsverhoging. De grootste vakbond FNV probeert haar leden te sussen. Want een forse algemene loonsverhoging kan binnen de kortste keren tot reorganisaties en ontslagen leiden. Dan wordt het poldermodel in gevaar gebracht. Het poldermodel in de eenwording van Europa
Het poldermodel heeft het in het buitenland helemaal gemaakt. Vanuit Canada tot Zuid-Korea komen politici, ambtenaren, journalisten en vakbondsdelegaties uitleg vragen over dit Nederlandse succesmodel. Het belangrijkste verschil tussen Nederland en het buitenland is de loonmatiging-in-ruil-voor- arbeidstijdverkorting. Dat het tot zo’n deal kon komen, heeft alles te maken met de Nederlandse instituties, met het contact tussen werkgevers en werknemers. Lodewijk de Waal, voorzitter van de FNV zei het als volgt: “Het ging slecht met de Nederlandse economie en de vakbewegingen hadden de keus tussen radicaliseren of een deal sluiten. Doordat je in Nederland altijd met elkaar om de tafel zit en als werkgevers en werknemers gezamenlijk de economie analyseert, kom je eerder tot z’n deal.". In landen waar overheid en sociale partners in goede harmonie reageren op economische schokken, gaat het beter met de economie en de werkgelegenheid.” Vanuit vele landen komen er dus afgevaardigden naar Nederland. Maar is het Nederlandse model, voor zover dat al echt bestaat, wel navolgbaar voor de rest van Europa? In meerdere landen in Europa wordt Nederland als een voorbeeld gesteld. De vakbonden krijgen van de werkgevers en regeringen te horen dat ze moeten doen als de Hollanders, oftewel hun looneisen matigen. Maar in Nederland viel de loonmatiging samen met een sterke toename van het aantal werkende vrouwen. Mannen van wie de partner ook gaat werken, kiezen sneller voor meer tijd in plaats van meer geld. Bovendien doet de Nederlandse regering aan lastenverlichting, terwijl de Duitsers juist te maken hebben met een belastingverhoging. Andere landen kunnen dus niet ‘eventjes het Nederlandse model overnemen’ Hoogleraar Jos de Beus waarschuwde enkele jaren geleden tegen het overnemen van het Nederlandse model voor Europa: "Nederland was juist zo succesvol bij de gratie van het feit dat de rest van Europa het voorbeeld niet volgde. Loonmatiging betekent het matigen van de binnenlandse bestedingen. Dat dit geen economische teruggang tot gevolg had, kwam doordat Nederland flink kon blijven exporteren. Als heel Europa gaat bezuinigen, zakt het zaakje in." De Europese landen kunnen natuurlijk wel gedeeltes overnemen. Zoals ervoor zorgen dat de werknemers én de werkgevers én de regering in gesprek komen om samen tot een oplossing te komen. Velen zijn er van overtuigd dat dat een van de belangrijkste sleutels is tot het Nederlandse succes. De strijd die veel landen voeren om te voldoen aan de criteria van Maastricht, leidt tot de verscherping van tegenstellingen tussen werkgevers en werknemers en tussen de liberale en sociale ideologie. Om dat tegen te gaan moeten ze met elkaar overleggen. Als Europa één wordt krijgen we te maken met nieuwe problemen. De internationalisering van de economie is fantastisch voor de economie, maar mensen met een lage opleiding en een lage productiviteit dreigen de boot te missen. De overheid moet hier dus bijsturen, door bijvoorbeeld via specifieke lastenverlichting laag-productieve arbeid goedkoper te maken. De overheid moet ook extra banen voor de dreigende onderklasse creëren, vooral in de dienstverlening. Voormalig minister Melkertc heeft zich daar mee bezig gehouden, met zijn zogenoemde Melkertbanen. Langdurig werklozen kwamen in aanmerking om een volledig door de overheid gesubsidieerde baan te krijgen. De functie diende speciaal voor de nieuwe kracht te zijn gecreëerd. Zij mochten maximaal 120% van het minimumloon verdienen met bijvoorbeeld schoonmaakwerk, als veiligheidsassistent of conciërge. Is het poldermodel een succes? Overal lees je dat het poldermodel een succes is. In het buitenland worden we als voorbeeld gesteld, toch is er ook kritiek. Volgens de OESO (Organisatie voor Europese Samenwerking en Ontwikkeling) daalt het werkloosheidspercentage van Nederland de komende jaren. Toch ligt Nederland met zijn participatiegraad onder het gemiddelde van Europa. Door de sterke toename van deelname aan betaalde arbeid door vrouwen loopt Nederland zijn achterstand geleidelijk in. De ontwikkeling van de inactiviteit (mensen die geen betaalt werk doen en die wel tot de beroepsbevolking behoren) steekt dus positief af bij de meeste omringende landen. Voormalig minister Melkert gaf zijn eigen ministerie opdracht tot een grote benchmarking-studie (dit is het eindeloos vergelijken van economische parameters van het eigen land met die van andere landen) en liet Nederland vergelijken met zeven andere westerse industrielanden (België, Duitsland, Denemarken, Japen, de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Zweden). Het onderzoek verscheen in de zomer van 1996 en kan achteraf worden beschouwd als belangrijk omslagpunt in het Nederlands politieke klimaat. Daaruit bleek dat het aantal inactieven als percentage van het aantal werkenden juist in Nederland sinds 1985 het hardst is afgenomen. De uitgaven voor sociale zekerheid is in Nederland veel minder hard gestegen dan in andere landen. De werkgelegenheid hier groeit nog sneller dan in het wonderland Amerika, terwijl we hier tegelijkertijd een behoorlijke sociale bescherming houden en de werkloosheid onder laagopgeleiden is in Engeland en Amerika hoger dan bij ons. In Nederland is de werkgelegenheid dan wel fors gestegen, maar de groei van de beroepsbevolking was ook groter dan in de rest van Europa. De werkgelegenheidsgraad is de afgelopen tien jaar ook gestegen, maar is nog steeds laag ten opzichte van de rest van de wereld. Daarbij is dan het aantal uitkeringsgerechtigden enorm hoog wat hoge lasten met zich mee brengt. Onze lastendruk behoort nog steeds tot de hoogste van de wereld. Er kan nog meer kritiek gegeven worden. De lage inkomens merken er helemaal niet zo veel van dat het zo goed gaat met Nederland, het zijn de bedrijven die enorme winsten maken, maar het welvaartspeil van de Nederlander is hierbij niet gebaat. De werknemers pleiten, bij de onderhandelingen voor een nieuw sociaal akkoord, dan ook voor loonsverhoging. Maar algemene loonsverhoging kan binnen de kortste keren tot reorganisaties en ontslagen leiden. Conclusie Het antwoord op de hoofdvraag: Is het poldermodel een succes? is niet met een ja of nee te beantwoorden. Enerzijds is te zeggen dat het poldermodel een succes is. Het gaat toch hartstikke goed met Nederland? Onze werkloosheid daalt, werkgelegenheid groeit en we hebben een behoorlijke sociale bescherming. We doen mee aan de eenwording van Europa, want we voldoen economisch aan de eisen. Aan de andere kant blijkt dat het helemaal niet zo geweldig gaat en dat alleen de rijken er profijt van hebben. Volgens onderzoek valt 12 tot 14 procent van de Nederlandse bevolking buiten de geneugten van het Poldermodel. Toch ben ik van mening dat deze meerdere beleidsveranderingen goed zijn geweest voor de Nederlandse economie en in de toekomst ook goed zullen zijn. Een nieuw beleid kan niet meteen voor iedereen goed zijn. Alles wat nieuw is kent zijn problemen, maar ik denk dat de problemen die er nu zijn opgelost kunnen worden en dat Nederland met het poldermodel op de goede weg zit.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.