Japan, de opkomst en ondergang van een wereldmacht

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 6e klas vwo | 7525 woorden
  • 2 maart 2004
  • 69 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
69 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inhoudsopgave Inleiding: Hoofdvraag en deelvragen
De geschiedenis en de politiek van Japan
De regering in Japan
After the bubble bursted, Het onderwijssysteem
Het succes van de Japanse economie
Het succes van de Japanse economie
De spectaculaire heropbouw na de oorlog
The booming sixties
Nixon shocks
De ondergang van de Japanse economie. Conclusie
Bronnen
Logboek Inleiding: Japan, het land van de rijzende zon, heeft me al lange tijd gefascineerd. De Japanse cultuur heeft een gevoelige snaar bij me geraakt. De stripboeken uit Japan (manga) heeft me altijd al geinteresseerd vanwege de grote verschillen met de amerikaanse stripboeken. Door deze stripboeken en hun geanimeerde tegenhangers (anime) heb ik al veel van de Japanse cultuur meegekregen. Deze geanimeerde series en stripboeken zijn moeilijk te verkrijgen in Nederland, maar via internet en bepaalde kleine winkeltjes die door het land verspreid zijn ben ik er toch in aanraking meegekomen. Er komen ook veel computerspellen uit Japan. Op mijn 11e heb ik mijn eerste (weliswaar amerikaans) computerspel gespeeld en daarna was ik meteen verslaafd. Op mijn 14e kreeg ik een vriendje, die geobsideerd was door Japan en die me voor het eerst met japanse media in aanraking bracht. Ik vond de verhalen in Japanse media altijd zoveel gevoeliger dan de verhalen in de amerikaanse tegenhangers en het kwam op mij altijd zoveel ‘echter’ over, zonder de overdramatisering en de ‘hollywood-behandeling’ die Amerikanen vaak toepassen op hun computerspellen, films en stripboeken. Vaak werden er ook hints gegeven van diepere filosofieën in manga en dat sprak mij erg aan. Maar goed, zoals ik al hierboven had vermeld heb ik hierdoor al veel geleerd over de Japanse cultuur, aangezien deze ook vaak ter sprake kwam en in sommige spellen die in het engels vertaald waren door fans werden er ook nog extra informatie verschafd, zodat de niet-japanners toch de essentie van het verhaal zouden kunnen begrijpen. Ik vond de Japanse cultuur erg interessant, een mengeling van een westerse en een oosterse cultuur en ook door extreme verschijnselen als hikikomori (het zichzelf opsluiten in hun kamers van Japanse jongeren, soms voor jaren achtereen) en dood door overwerk, wat een geregistreerde doodsoorzaak is bij veel jonge mannen in het bedrijfsleven. Door deze interesse besloot ik deze practische opdracht ook over Japan te doen. Voordat ik met dit werkstuk begon wist ik nog niet zo heel veel over de Japanse economie, maar nu ik er veel overgelezen heb en enkele documentaires gekeken heb begrijp ik er veel meer van. Ik hoop dat u het leuk gaat vinden om te lezen en ik hoop natuurlijk ook dat u er tevreden mee zult zijn. Hoofdvraag en deelvragen Hoofdvraag: Door welke factoren heeft Japan zo’n hoogte hebben kunnen bereikt als wereldmacht en door welke factoren is Japan weer in de recessie belandt? Deelvragen: 1. Wat is de geschiedenis van Japan in economisch opzicht? 2. Wat is de politieke situatie in Japan? 3. Wat zijn de culturele factoren die bij hebben gedragen aan het succes van Japan? 4. Hoe is Japan bij de wederopbouw na de oorlog zo sterk geworden? 5. Hoe is Japan daarna weer in de recessie belandt?
De geschiedenis en de politiek van Japan Japan is een land van vele mysteries. Pas na het jaar 1854 heeft zij zich opengesteld voor het westen. Tweehonderd jaar is Japan afgesloten geweest, Japanners mochten het land niet verlaten en slechts enkele Nederlanders en Portugezen mochten in Nagasaki handel drijven. Aangezien Japan een eiland is, zonder verbinding met het vaste land, was dit redelijk makkelijk te bewerkstelligen. In 1854 dwong de amerikaanse commodore Matthew Perry tot een opening van Japan, met behulp van een vloot. In Japan was er een grote angst dat het land in de handen van koloniale mogendheden zou vallen en ook met omringende buurlanden waren er veel problemen. In 1867 werd het tijdperk der samurai beëindigd door de actie die bekend staat als de Meiji restoratie; de heersende shogun, Keiki trad af en keizer Meiji kreeg de macht. Zijn wens was dat de westerse technologie snel overgenomen zou worden, zodat Japan de westerse landen weerstand zou kunnen bieden, om een mogelijke kolonisatie te voorkomen. Het keizerlijk hof werd verplaatst naar Edo, dat toen Tokyo genoemd werd (oosterlijke hoofdstad). De nieuwe regering stimuleerde modernisering. Het beleid in deze periode was erop gericht om Japan zo snel mogelijk zowel militair als economisch te ontwikkelen, er volgden al snel sociale en economische hervormingen: vrije beroepskeuze, afschaffing van de privileges van de samurai-klasse, belastingen in geld ipv in natura, instelling van dienstplicht en vrij grondbezit. Er werd een parlement ingesteld en het volk mocht tot op zekere hoogte deelnemen aan de politiek. Er werden in hoog tempo staatsbedrijven gecreëerd, die dan geprivatiseerd werden, op voorwaarde dat ze economische voordelen hadden. De militaire industrie was een uitzondering. Ook werd de infrastructuur opgebouwd, er werden nationale post- en telegraafsystemen ingevoerd en de Japanners begonnen gebruik te maken van buitenlandse technologieën. In 1889 werd een grondwet in de westerse stijl ingevoerd, vooral gebaseerd op de Duitse grondwet. Het was het plan van Japan om een imperium op te bouwen. Haar wens was om Korea en China te annexeren, zodat uiteindelijk geheel Oosterlijk Azië tot haar invloedssfeer zou behoren. Japan had in die tijd twee concurenten: China en Rusland, die zij uitschakelde door hen te verslaan in oorlogen. De oorlog met China was in 1895, na de overwinning werd Taiwan Japans grondgebied). Japan won de oorlog met Rusland in 1905. Door deze twee overwinningen kreeg Japan de vrije hand in Korea en grote invloed in naburig Chinees Mantsjoerije. Japan was nu al lid van de gemeenschap van imperialistische grootmachten. Groot-Brittannië ging een alliantie aan met Japan in 1902 en ook de Verenigde Staten erkenden de rol van Japan. Onder Mejij’s zoon, Yoshihito, koos Japan de kant van de Geallieerden in de eerste wereldoorlog. In plaats van hevig in het conflict betrokken te raken, nam Japan de mogelijkheid om haar economie op topsnelheid te versterken. De keizer Hirohito trad de troon op in 1926. Er kwam een golf van nationalisme op, door het land en deze golf werd gesterkt door de economische depressie waarin de wereld verkeerde in 1930. Door de onrust vergrootte de Japanse regering op snel tempo de militaire macht. Japan viel Mantsjoerje binnen in 1931 en in 1933 verliet Japan de Volkenbond, omdat het Westen protesteerde tegen de marionettenstaat Mantsjoekwo. [plaatje0] In 1937 begon het leger een totale oorlog tegen China. In 1940 tekende Japan een pact met Duitsland en Italie. De oorlog tegen China groeide met de aanval op Pearl Harbor, 7 december 1941, uit tot het Aziatische gedeelte van de Tweede Wereldoorlog. De VS bleek echter over een veel grotere industriële capaciteit te beschikken voor de bouw van vliegtuigen en schepen, waardoor ze al snel de zeeroutes beheersten, wat natuurlijk een ramp was voor Japan, het eilandenrijk, die erg afhankelijk is van de grondstoffenaanvoer via zee. Het transport kwam stil te liggen. En tot overmaat van ramp werd Japan gebombardeerd. Bij de Amerikaanse verovering van het eiland Okinawa, het enige Japanse grondgebied waar direct is gevochten, sneuvelden naast zo’n honderdduizend japanse soldaten, ook honderdduizend burgers, de helft van de burgerbevolking van het eiland. Daarna was de coup de grace, de twee atoombommen op Hiroshima en Nagasaki. Toen besloot de keizer dat het genoeg was geweest. Op 15 augustus 1945 hoorde het verbaasde volk voor het eerst de stem van de keizer over de radio die aankondigde dat de strijd voorbij was. Japan gaf zich onvoorwaardelijk over. Japan was daarna bezet tot 1952 door de Geallieerden. Hun doel was om Japan te demilitairiseren, maar de Amerikanen deden na de oorlog het mogelijke om de keizer buiten schot te houden, zij wilden hem namelijk gebruiken voor het opzetten van een nieuw bestuur. De Amerikanen stelden een nieuw artikel in in de grondwet, artikel 9, hierin wordt Japan het recht ontzegt om oorlog te voeren en hierin belooft Japan om geen leger te hebben. De VS zou Japan dan beschermen. Op 28 april 1952 werd Japan officieel weer een onafhankelijk land. De vernietiging die de militairen met hun oorlog in de jaren veertig over het land hadden afgeroepen heeft bij de bevolking een oprecht en diep wantrouwen gecreëerd tegen alles wat militair is. De regering in Japan
Sinds 1955 is de regerende partij in Japan, de Liberaal Democratische Partij (LDP). Regeringen van de LDP nemen alleen besluiten die een dag eerder zijn goedgekeurd door een vergadering van secretaris-generaal van alle ministeries. Men heeft zelfs voor hen de naam “administrative vice- minister” bedacht, maar dat is misleidend omdat deze personen eigenlijk geen politici maar ambtenaren zijn. Een kabinetsvergadering is daarom zonder enige discussie en duurt slechts een half uur, waarin men de voorgekookte besluiten ondertekent. Aan politieke kant is het niet de regering die alles bepaalt, maar het zogeheten “Policy Research Council” van de LDP, die evenveel afdelingen heeft als er ministeries zijn. Hier houden de partijbazen toezicht en kijken of hun belangen niet geschaadt wordt. Zonder overeenstemming met deze politici houdt alles op en loopt het vast in het parlement. Eigenlijk is er dus helemaal geen centrale regering, maar simpelweg een samenspel tussen politici, ambtenaren en belangengroepen. “De ijzeren driehoek” wordt dit genoemd. De beleidsvorming is zo sterk uit elkaar getrokken en decentraal dat Karel van Wolferen, auteur van Japan, de onzichtbare drijfveren van een wereldmacht vertelt over de ‘illusie van een verantwoordelijke centrale regering’. Hij ziet geen macht die uiteindelijk beslissingen maakt en er verantwoordelijkheid voor neemt. Er zijn alleen maar belangengroepen die allemaal een deel van de macht en verantwoordelijkheid dragen, die samen elkaar in evenwicht proberen te houden, terwijl aan het volk en omringende landen wordt verteld dat er toch zeker wel een centraal geleidde regering is. Japan is in wezen een één-partijstaat, geregeerd door politici en ambtenaren die de directe erfgenamen zijn van de vooroorloogse heersers. De parlementaire debatten die gehouden worden zijn eigenlijk zonder enige interessante betekenis en voor de vorm organiseert de oppositie nu en dan een protest dat er serieus uitziet, een boycot van de vergaderingen of een blokkade van vergaderzalen, maar dat is eigenlijk volkomen nietszeggend. Al met al heeft Japan op bestuurlijk gebied niet echt veel overgehouden aan de bezetting van de Amerikanen. De door de Amerikanen ingestelde grondwet is door de Japanners ook naar hun eigen hand gezet. De jaren na de tweede wereldoorlog stonden voor Japan in het teken van de wederopbouw van de economie. De economische groei leek niet meer te stoppen! De redenen daarvan zal ik later behandelen in mijn paper. Maar tot die groei kwam toch een stop, in december 1989 kwam de opleving van de groei van de grond en aandelenprijzen tot stilstand. Er vlogen al geruime tijd ideeën rond dat Japan moest internationaliseren en meer open moest worden, omdat de taken voor heropbouw en industrialisering allang waren volbracht. In die tijd kreeg de Socialistische Partij eenmalig de meerderheid in het parlement, maar de kiezers kozen het jaar daarop meteen weer de LDP, maar de LDP heeft daarna nooit meer de absolute meerderheid terug kunnen winnen die ze vroeger had. Sindsdien regeren ze met de steun van kleine conservatieve partijen. After the bubble bursted, De regering is na 1989 nooit echt meer hersteld. De oude structuur is nu juist het probleem geworden. Tijdens de heropbouw wist iedereen wel ongeveer wat er moest gebeuren en daarom was het ontbreken van een centraal machtscentrum niet zo’n groot probleem. Maar nu is niemand in staat om knopen door te hakken. Het feit dat Japan wel tien premiers tussen 1989 en 2002 erdoor heeft gejaagd zegt wel veel. Hervormingen zijn alleen mogelijk als de oude belangengroepen niet meer belangrijk zijn of als er nieuwe belangengroepen opkomen waar het voor de politici interessant is om daarnaar te kijken. Maar het is juist het probleem in dit systeem dat men er voor zorgt dat dat niet gebeurt, dat men er voor zorgt dat er geen hervormingen komen. Het moet uitermate slecht gaan voordat er iets écht verandert. Er zijn wel signalen dat het langzaam maar zeker zo slecht gaat dat de kiezer ook niet langer het oude systeem steunt. Er zijn over het hele land actiegroepen die het huidige beleid aanvechtten en zich verzetten tegen de bouw van een dam, een vliegveld of een kerncentrale. De huidige staat van leiders in Japan De oppositie in Japan is ook deel van het oude systeem en kan daarom ook niet veel veranderen. De ontvreden kiezers hebben daarom, vreemd genoeg, gestemd op een politicus in de partij die juist verantwoordelijk is voor de huidige situatie: Koizumi Junichiro. Een man die graag grote, gewaagde uitspraken doet maar ook een man die eigenlijk nog nooit echt leiding heeft gegeven of bewezen heft dat hij dat kan. En alle mensen die hem omringen hebben er juist belang bij, dat de situatie blijft zoals hij is, dus het valt nog maar te bezien hoe de toekomst gaat verlopen.. [plaatje1] Koizumi Junichiro De Japanse samenleving Over het algemeen zien mensen Japanners als gesloten en formeel. Maar in werkelijkheid beperkt dit zich eigenlijk alleen tot formele omstandigheden. De Japanners hechten namelijk een grote waarde aan correcte omgangsvormen, zodra Japanners elkaar ontmoeten buiten het privé leven dan worden zij direct erg formeel en is de strenge hierarchie meteen voelbaar. De Japanse samenleving is namelijk doordrongen met hierarchie, iets wat ook zichtbaar is in de taal. De Japanners hebben vele aanspreekvormen, voor iedere soort sociale relatie een andere, een Japanner alleen bij zijn voornaam aanspreken is een grove belediging, tenzij je natuurlijk beste vrienden met hem bent. Dit is het resultaat van het feit dat Japan vele eeuwen een feodaal stelsel heeft gehad. Dit uit zich ook in een sterk “cliëntelisme”, het systeem dat de ‘armeren’ om hulp vragen aan een gemiddeld persoon, bijvoorbeeld dat een hoger geplaatste gevraagd kan worden of zij een baan kunnen regelen voor een neef of zoon. Maar het kan ook tegen de regels ingaan, bijvoorbeeld als iemand miljoenen yen aanneemt voor het bemiddelen bij een overheidsopdracht. De reactie is dan meestal “Ach, dat doet iedereen toch?” Geen algemene normen of wetten In Japan kan een fietser op de openbare weg van een agent de aanwijzing krijgen dat hij op het trottoir moet gaan fietsen. De meeste Japanners doen dat dan ook, maar eigenlijk is er in wezen geen enkele verplichting om dat te doen. Toch menen agenten in Japan dat zij het recht hebben om mensen ertoe te verplichten. Politieagenten maken zelf de regels, gebaseerd op de autoriteit die het uniform uitstraalt. Op hoger niveau heeft de regering de ambtenaren de ruimte gegeven om op het moment zelf de regels te bepalen. Ze hebben een grote vrijheid vaag geformuleerde wetten zelf in te vullen via de ‘administratieve aanwijzingen’, die vaak alleen mondeling worden meegegeven. Dit is een groot onderdeel zijn van het bestuurssysteem. De houding die uit dit alles spreekt is: “De overheid weet wat goed voor u is en u heeft te luisteren”. Democratie en rechtsstaat zijn geïmporteerde begrippen, door machthebbers aangepast aan hun eigen wensen. Japan zou verwesterd zijn en door de Amerikanen democratisch aangepast, maar eigenlijk hebben de Japanners hun eigen systeem erop nagehouden, dat aan hun eigen wensen voldoet. Dit systeem werkt diep door tot in het leven van de japanse burger. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het fenomeen “dood door overwerk”, mensen die overlijden van uitputting door overwerk. Dit is een formeel bekende doodsoorzaak. Waarom werken mensen zo lang? Omdat hun baas het ze oplegt en door hun grote opoffering voor het bedrijf. Als een werknemer in dienst komt van een bedrijf dan is het niet gewoon een baan, maar een nieuwe levensvulling, een nieuw doel. “Wat goed is voor het bedrijf, is goed voor mij” is ook een veelgehoorde uitspraak bij Japanners, een uitspraak die in wezen ook klopt, want als het bedrijf winst maakt, kunnen de werknemers in dienst blijven van het bedrijf en kunnen ze meer geld verdienen. De werknemers hebben dus een voor westerse maatstaven ongekende binding met het bedrijf. Vakanties zijn ook iets wat de Japanners niet of nauwelijks kennen. Eén week vakantie per jaar en een paar feestdagen per jaar vrij en dat is het. Vandaar dat alle Japanners, als ze op vakantie gaan altijd hun fotocamera meenemen en zoveel filmen en fotos maken. Ze hebben immers misschien maar een paar keer in hun leven de kans om op vakantie te gaan naar het buitenland, dus dan moeten ze het er ook van nemen. Werken/studeren is het allerbelangrijkste in het leven van de Japanners, al vanaf de kleuterschool af aan. In de zomer van 2002 publiceerde de Japanse overheid een rapport waaruit bleek dat meer dan een kwart van de japanners met een vaste baan meer dan zestig uur per week werkten, terwijl net als in het westen in Japan veertig uur ook een normale werkweek behoort te zijn. De grote binding met het bedrijf werkt ook door in bijvoorbeeld de verkiezingstijd, de werkgevers vragen hun personeel om te stemmen op de politicus die ervoor gaat zorgen dat opdrachten bij hun bedrijf komt. Het onderwijssysteem [plaatje2] [plaatje3] De Japanse maatschappij is tamelijk egalitair, dus er zijn geen extreem grote inkomensverschillen en faciliteiten zoals onderwijs en gezondheidszorg zijn makkelijk voor iedereen beschikbaar. De gezondheidszorg is geregeld via een verplichte nationale basisverzekering. Over het algemeen is de zorg goed, wat resulteert in een hoge levensverwachting. Studie staat in aziatische kringen al eeuwenlang zeer hoog aangeschreven. Tegenwoordig geldt een leerplicht voor iedereen tot vijftien jaar. Het leersysteem is gewijzigd na 1945 naar Amerikaans voorbeeld en kent nu zes jaar lager onderwijs en een junior en senior high school van elk drie jaar, gevolgd door beroepsonderwijs of universiteit. Voor iedereen is er goedkoop openbaar onderwijs, daarnaast zijn er ook nog ietwat duurdere privéscholen. De beste manier om hoger op te komen in de Japanse maatschappij is door middel van onderwijs. De Japanse bevolking is daarom ook zeer hoog opgeleid. Dat is dan ook een van de oorzaken van het economische succes van Japan. De dagindeling van de kinderen staat geheel in dienst van maar één doel: het verkrijgen van een plek op één van de grote universiteiten. Dat betekent namelijk bijna altijd een goede baan bij de overheid of bij een van de grote bedrijven. Zelfs op zaterdagochtend heb je les. De sportlessen worden ook op school gegeven. Na het eten wordt er vaak nog een extra les gevolgd, zelfs al op de kleuterschool. Na die extra lessen moet je nog huiswerk maken. Bij de beste kleuterscholen moet je zelfs toelatingsexamen doen. Als een kind op die school kan komen, is er later gegarandeerd toegang tot de beste lagere en middelbare scholen. Vaak zegt een moeder haar baan op om kyoiku mama (onderwijsmama) te worden. Zij gaat soms zelfs weer naar school, om haar kind het beste te kunnen leren. Alles staat in het teken van de studies van de kinderen. Daarom is het ook gebruikelijk dat 25 procent van het gezinsinkomen wordt besteed aan de opleidingen van het kind. Ook nadat de opleidingen afgerond zijn krijgen leerlingen nog te maken met examens. De grotere bedrijven hanteren namelijk ook schriftelijke examens bij sollicitatieprocedures. De kritiek op dit examensysteem is dat er gigantische druk wordt gelegd op de feitenkennis, maar dat de creatieve geest eigenlijk helemaal niet gestimuleerd wordt. Er is ook veel minder aandacht voor bijvoorbeeld de engelse taal, leerlingen leren ook helemaal geen kritisch denken en begrip van huidige gebeurtenissen is ook geen vereiste. Het systeem is erop gericht om brave burgers te creëeren. Voor ons westerlingen doet dit systeem erg ouderwets en star aan. De regels op scholen zijn extreem streng en gaan soms zelfs zover dat zij bepalen wat voor kleur onderbroek een meisje wel of niet mag dragen onder haar schooluniform! Een groot probleem waar scholen nu mee te kampen hebben is het hikikomori probleem, jonge leerlingen gaan niet meer naar school en sluiten zichzelf op in hun kamer, soms jarenlang. De oorzaken voor dit probleem zijn mogelijk een hoge prestatiedrang, pesterijen en de waarde die Japanners hechtten aan eenzaamheid. Het voordeel van het examensysteem is wel weer dat het in principe gelijke kansen biedt aan alle kinderen, maar voor de samenleving als geheel resulteert het in starre structuren. Promotie in Japan berust alleen op het aantal jaren dat de werknemers in dienst zijn, wat problemen veroorzaakt als een werknemer een nieuwe baan wilt zoeken, omdat hij dan weer helemaal onderaan de ladder moet beginnen. Voor de werkgever is weer het probleem dat hij moeilijk een nieuwe werknemer van bijvoorbeeld veertig jaar kan inpassen, zonder dat zijn capaciteiten onbenut blijven. Reorganisatie van een bedrijf is daardoor een bijna onmogelijke taak. Dit systeem functioneert overigens alleen bij hele grote bedrijven, bij de midden en kleine bedrijfjes heeft men de financiele middelen niet om zich zo’n systeem te permitteren. Ook is het zo dat als iemand wel zijn creativiteit en eigenzinnigheid in zijn werk kwijt wil, dat zij dan nooit zullen kiezen voor een baan in het bedrijfsleven. Deze mensen kiezen dan liever voor een van de schaarse freelance baantjes of voor een leven als kleine zelfstandige. Dit structuur van promotie door aantal jaren in dienst en sollicitatie door middel van examens werkte uitstekend toen Japan net na de oorlog moest worden hervormd. Maar zodra die groei veranderingen veroorzaakt – zoals een toenemende onafhankelijkheidswens van goed opgeliede vrouwen – of stopt, zoals in de jaren negentig, dan raakt het systeem in grote problemen. Want ook vrouwen moeten dan aan de verwachting van lange uren voldoen en in het geval van tweeverdieners maakt het het hebben van een kind bijna onmogelijk. Want als de moeder én de vader allebei tot diep in de nacht voor hun werkgever moeten zwoegen, hoe is het dan mogelijk om een kind op te voeden? Jonge vrouwen die hebben gestudeerd en zelf geld verdienen zien het huwelijk niet langer het hoogste doel, maar willen liever economisch onafhankelijk zijn. Het resultaat is een extreme daling in het geboortecijfer en een steeds sterker wordende vergrijzing. Als de huidige trend doorzet zal de Japanse bevolking binnenkort in grootte afgaan nemen. Men zal dan moeten gaan denken aan immigratie, omdat iemand dan toch het belastingsgeld zou moeten gaan betalen om voor de pensioenfondsen en gezondheidszorg. Bevolkingsomvang: 127,214,499 (July 2003 est.) Leeftijdsstructuur: 0-14 jaar: 14.4% 15-64 jaar: 67% 65 jaar en ouder: 18.6% Vruchtbaarheid: 1.38 kind per vrouw (2003 est.) (2.1 is nodig voor stabilisatie van de bevolking) Bevolkingsgroei: 0.11% (2003 est.) Geboortegetal: 9.61 geboortes/1,000 mensen (2003 est.) Overlijdensgetal: 8.55 doden/1,000 mensen (2003 est.) Migratie ratio: 0 migrant(en)/1,000 mensen (2003 est.) Sekse ratio: Bij de geboorte: 1.05 man/vrouw

onder 15 jaar: 1.05 man/vrouw
15-64 jaar: 1.01 man/vrouw
65 jaar en ouder: 0.72 man/vrouw
totale populatie: 0.96 man/vrouw (2003) Kindersterfte: total: 3.3 doden/1,000 levend
female: 3.02 doden/1,000 levend (2003 est.) male: 3.56 doden/1,000 levend
Levensverwachting bij geboorte: totale populatie: 80.93 jaar
male: 77.63 jaar
female: 84.41 jaar (2003 est.) Vruchtbaarheid: 1.38 kinderen geboren per vrouw (2003 est.) (2.1 is er nodig om de bevolking te stabiliseren) Het succes van de Japanse economie De spectaculaire wederopbouw van Japan na de Tweede Wereldoorlog resulteerde in een positie als tweede economie ter wereld. Maar na 1989 ging het bergafwaards met Japan. De titels van de boeken twintig tot dertig jaar geleden uitgebracht werden over Japan klinken nu vreemd voor onze oren. “Japan as Number One” bijvoorbeeld. In dit hoofdstuk ga ik de oorzaken van het gigantische succes dat Japan geboekt heeft in de wederopbouw.behandelen
Aan het einde van de oorlog was Japan compleet gedemoraliseerd en letterlijk tot de grond gebrandt. Door de atoombommen was in totaal 20% van de woningen van de aardbodem verdwenen. Industrie, scheepvaart, spoorwegen, energievoorziening, alles had zware verliezen geleden. De industriële productie bedroeg aan het einde van de oorlog niet meer dan 10 procent van het normale ooroorlogse niveau. Er kwamen veel zwarte markten en ruilmarkten, terwijl het geld zijn waarde op een extreme wijze verloor.Tussen augustus 1945 en maart van 1946 bedroeg de inflatie wel meer dan 1000%. De Amerikanen geloofde dat de vooroorloogse economie ook had meegedragen aan het militairisme en de oorlog, dus wilden ze ook de economie hervormen. Om de economie te democratiseren vond Amerika het nodig om de grote bedrijven die een monopolie-posisitie verwerfd hadden te ontmantelen’, de zogehete zaibatsu, zoals Mitsubishi, Mitsui en Sumitomo en er werd ook een anti-monopoliewet ingesteld.. Ook gaven vakbonden hun vrijheid, maar dit had niet zoveel invloed als zij gewild hadden. De zaibatsu hergroepeerden zich, nu als zogeheten keiretsu, dat wil zeggen bedrijfsgroepen die zich rond banken groepeerden wanneer zij samen dezelfde aandelen bezaten, waardoor zij dus gezamelijke belangens hadden. Grote, opgesplitste bedrijven fuseerden later weer tot hun oorspronkelijke vorm. Alleen de anti-monopoliewet en de commissie die toe moest zien op de handhaving van die wet, bleef een moeilijk probleem voor de regering. Zomaar de commissie afschaffen was natuurlijk niet goed voor de internationale reputatie, maar het concept dat monopolies slecht zijn voor de economie, was voor de Japanners een vreemd idee. Zo schreef een ambtenaar die het Engelstalige wetsvoorstel moest vertalen van de Amerikanen naar het Japans later “Het is tegenwoordig lachwekkend, maar destijds begrepen we echt niet waar ze het over hadden”. In Japan heeft de overheid de economie nooit gezien als een zelfstandige bezigheid van individuen en bedrijven, maar altijd als een onderdeel van het nationale beleid. Niet bepaald een vrijemarktseconomie dus. De overheid nam dus een actieve rol in het opzetten van een moderne economie. Niet dat het land een socialistisch systeem aanhing, maar waar nodig stimuleerde de overheid de opbouw van “noodzakelijke” industrieën, dat wil zeggen de staat neemt dus een leidende rol in het plannen van de economie en subsidieert waar nodig is.
De spectaculaire heropbouw na de oorlog Het belangrijkste middel om de economie na de oorlog aan te sturen waren natuurlijk de geldzaken. De regering bepaalde na de oorlog aan wie er geld mocht worden geleend, de banken waren er dus niet vrij in om zelf te bepalen aan wie zij geld leenden. Leningen van particuliere banken gingen naar de sectoren, waarvan de overheid had besloten dat zij geld nodig hadden, bijvoorbeeld de staal- en kolenindustrie , elektriciteitsgeneratie en scheepsbouw. De overheid regelde de bankensector helemaal zelf, van rentetarieven tot de opening van nieuwe filialen en overzeese expansie. De banken konden hierdoor elkaar alleen beconcurreren met het inzamelen van het spaargeld van de burgers en het uitgeven van zoveel mogelijk leningen aan de industrie. De overheid pakte het uitlenen van geld ook zelf aan via speciaal hiertoe opgerichte staatsbanken en via het Fiscale Investerings- en Leen-programma, dat ook bekend staat als de grootste tweede begroting van de regering. Onder deze naam investeert de overheid naar eigen goeddunken het geld dat mensen sparen bij de Japanse Rijkspostspaarbank, die uitgroeide tot de grootste spaarpot ter wereld. De grootte van deze begroting varieerde van 3,3 procent van het bruto binnenlands product in 1956 tot 6,3 procent in 1972. Pas vanaf 1973 moest de regering de investeringsplannen ter goedkeuring aan het parlement voorleggen. Het tweede financiele wapen was de controle over de buitenlandse valuta. Elk bedrijf of individu dat buitenlands geld in handen kreeg moest dit inwisselen voor yen bij de overheid, die bepaalde waaraan de deviezen zouden worden besteed. Import van goederen kwam hierdoor volledig onder toezicht van de overheid. Pas in de jaren zestig werd deze wet toch enigszins geliberaliseerd. Het derde financiele wapen was het geven van belastingvoordeel aan geselecteerde industrieën, indirecte subsidie dus om het bedrijfsleven wat op pad te helpen. The booming sixties In Korea dat 35 jaar onder Japans bewind was geweest en vervolgens door de VS en de Sovjet Unie in tweeën was gesplitst, brak in 1950 een burgeroorlog uit tussen het communistische noorden en het kapitalistische zuiden. Terwjil de Koreanen in grote problemen zaten, leefde de Japanse economie op dankzij orders ter waarde van miljoenen dollars die het Amerikaanse leger plaatste bij Japanse leveranciers. Maar de echte groei begon eind jaren vijftig en duurde de gehele jaren zestig. In tijd van flower power & free love in het westen was er ook in Japan veel optimisme en een ‘opbloeiing’ van de economie. In 1960 kondigde premier Ikeda Hayato zijn inkomensverdubbelingsplan aan: binnen tien jaar tijd zouden de inkomens van de bevolking moeten verdubbelen. Dit doel werd gehaald, met gemak zelfs; recordgroei was er van 1965 tot 1970 toen het BBP jaarlijks gemiddeld 11,8 procent groeide. De reden voor deze sterke groei waren de investeringen in de industrie. In 1964 worden in Japan de Olympische spelen georganiseerd en de eerste hoge snelheidstrein in de wereld ging in hetzelfde jaar tussen Tokyo en Osaka rijden. Ook in de jaren zestig in Japan waren er de gigantische landaanwinningen, rondom de havens van de grote steden. Tokyo, Osaka en Nagoya, waar compleet nieuwe industrieën gevestigd werden. De nieuwe generatie ging aan het werk in deze fabrieken, zij verhuisden van het platteland naar de stad en vestigden zich daar. In Japan was men met een inhaalslag bezig, alles wat in de oorlog vernietigd was moest weer worden opgebouwd en Japan wilde de ontwikkelingen van de VS nabootsen. Eerst werd er in Japan meer de nadruk gelegd op landbouw en nu werd dat de industrie. Binnen de industrie begon het eerst met textiel, schoenen en kleding, daarna naar scheepsbouw, auto’s en uiteindelijk ook computers. De Japanse overheid gaf de uitgekozen sectoren veel geld om te investeren en zorgde voor een goede beschermde ‘thuismarkt’. Eerst was er vrije handel in auto’s, maar toen buitenlandse, goedkopere auto’s de markt overspoelden, stopte de japanse regering dit meteen. Zij wilde eerst de markt sterker laten worden voordat het geliberaliseerd werd. De auto-industrie laat ook zien dat Japan zeker geen volledige planeconomie had, maar dat de overheid vooral ‘masseerwerk’ deed, dus dat zij alleen soms de sectoren die hulp nodig hadden steunden. [plaatje4] [plaatje5] [plaatje6] [plaatje7] [plaatje8] Nixon shocks In de jaren vijftig moest Japan nog veel importeren. Eind jaren zestig resulteerde het beleid in een fors, langdurig overschot op de handelsbalans. In 1970 kwamen de eerste protesten tegen de Japanse export op gang, met name tegen de goedkope textiel. Dit resulteerde in de eerste ‘vrijwillige’ exportbeperking door Japan. Ze wilden natuurlijk wel op goede voet blijven staan met de VS. Er zouden nog vele anderen volgen, zoals voor auto’s en videorecorders. De euforie van de jaren zestig, die Japan na de VS tot de tweede economie ter wereld maakte, werd in de zomer van 1971 doorbroken doorbroken door de Nixon shocks, een aantal veranderingen die Nixon in het beleid van de VS maakte. Niet alleen gingen de VS gesprekken aan met communistisch China, maar de VS zorgde er ook voor dat de dollar niet meer inwisselbaar was voor goud. Daarnaast kwam ook een 10 procent heffing op importen. Sinds de Amerikaanse bezetting was de yen gekoppeld geweest aan de dollar tegen een koers van 360 yen per dollar en dankzij de sterke economie en het handelsoverschot steeg de yen na Nixons besluit als snel tot rond 300 per dollar. Dit was het begin van een lange reeks conflicten en problemen over de wisselkoers en de handelsbalans. Daarnaast kwam ook nog eens de oliecrisis. Japan is voor zijn energie bijna volkomen afhankelijk van de geïmporteerde olie, dus het was een harde slag voor de Japanse economie. De Japanners hebben een grote afkeer tegen afhankelijkheid van het buitenland en ze hebben geen/nauwelijks olie in hun eigen land, vandaar zijn ze de grootste gebruikers van kernenergie. In 2001 heeft het land 52 kerncentrales, plus nog eens negen in opbouw. Kerncentrales zorgen voor ongeveer één derde van de totale elektriciteitsopwekking. In deze tijd waren er dus veel problemen. Bedrijven hadden het zwaar en de LDP partij verloor veel kiezers op het platteland omdat industrialisatie de bevolking naar de steden had gebracht. Men begon daarom met ‘publieke werken’ in de provincie, waardoor het meeste van het geld dat ervoor uitgegeven werd weer terugstroomde in de zakken van de LDP. Vandaar dat dit een zeer geliefd middel werd om de zaken weer op orde te kregen en er werden veel openbare werken gebouwd, ook al bouwde men soms slechts ‘bruggen naar nergens’. Bovendien levert de bouwsector de LDP ook de stemmen op van zo’n zes miljoen werknemers, 10 procent van de beroepsbevolking en hun familieleden. De publieke werken hielpen ook de landbouw weer op pad, terwijl de opbrengst per hectare erg veel gestegen is, daalde het met rijst beplante gebied van 3,3 miljoen hectare in 1960 tot 1,7 in 2000. Volgens officiele cijfers is nog altijd 5% van de beroepsbevolking in de agrarische sector, maar de gemiddelde grootte van een agragrisch bedrijf is maar 1,5 hectare, dus dat is toch een stuk minder landbouw dan eerst. Door regels en afschermingen houdt de regering de landbouw kunstmatig in stand. Boeren ontvingen in 2000 een vijftien maal hogere prijs voor hun rijst dan hun Amerikaanse collega’s. Desondanks zijn velen slechts part-time boer. Vaak wordt het werk op het kleine stuk land overgelaten aan vrouwen en bejaarden, terwijl het belangrijkste inkomen van de familie uit loonarbeid buiten de deur komt. De import van buitenlandse rijst wordt ook tegengehouden, maar met de maatregel over verplichtte vrije handel op voedsel, die al zijn intrede heeft gedaan, zal het met de landbouw van Japan snel bergafwaards gaan. Ook het industriebeleid van het planningsbureau van Japan, de zogehete MITI, veranderde ook van een beleid dat opkomende bedrijven stimuleert in een beleid dat ‘stervende’ industrieën beschermt. Toen Japan in de jaren zeventig een ontwikkeling bereikte die vergelijkbaar was, had men meteen een concurentie met deze landen aan moeten gaan. Tenminste dat zeggen/zeiden veel economen al in de jaren zeventig, ook in Japan zelf. Maar men wilde het beleid niet aanpassen. De industrie wilde niet snijden in de investeringen die het onder adviezen van de MITI had gedaan. De MITI ging leiding geven aan “recessiekartels”, dat houdt in dat producenten een verbond aangaan, bedoeld om de markt te beheersen. Er worden dan productieniveaus en minimumprijzen werden afgesproken zodat iedereen zou kunnen overleven. Door de recessiekartels werden bepaalde binnenlandse producten duurder dan op de internationale markt, maar de import werd tegengehouden. Hierdoor bleef de markt beschermd. Men liet simpelweg Japanse consumenten de export subsidiëren door hen méér te laten betalen voor producten dan buitenlanders. Japan liet eigenlijk dus de bevolking voor de recessie opdraaien. De hoge groei van de jaren 60
De hoge groei van de jaren zestig was te danken aan de groei van investeringen. Nu de industrie was volgroeid, moest het aandeel van de particuliere consumptie in het BBP groeien om de verminderde investeringen op te vangen. Maar dit gebeurde niet. Japanse bedrijven hielden hun geld vast en dit samen met de zuinigheid van de consument in die tijd, leidde ertoe dat het land opgescheept zat met een structureel te hoge spaarquote. Anders gezegd: Japan spaarde zich arm. Omdat bedrijven en consumenten hun geld niet wilden uitgeven, werd economische groei na de oliecrisis afhankelijk van wat de overheid en het buitenland wilde uitgeven. De voortgaande groei van het overschot op de handelsbalans zorgde voor veel irritaties bij de buitenlandse handelspartners. De oplossing werd op verschillende plaatsen gezocht, de ene keer in vrijwillige exportbeperking, de andere keer in de aanpassing van de wisselkoersen. Het laatste leverde in 1985 een schok vergelijkbaar met de oliecrisis: er was namelijk een zogehete Plaza-akkoord, wat resulteerde in een plotselinge verdubbeling van de waarde van de yen en een navenante stijging van de prijzen van Japanse producten op de exportmarkt. Het zorgde ervoor dat het handelsoverschot kromp van 4,3 procent in 1985 tot minder dan 1 procent in 1989. Ook klonk weer het advies dat de economie moest worden opgegooid, na het Plaza-akkoord. Zo zouden binnenlands werkende bedrijven hun productiviteit moeten verhogen onder druk van concurrerende importen. De consument zou dan ook van de lagere prijzen kunnen genieten en particuliere consumptie zou de economische groei weer kunnen stimuleren, in plaats van dat de investeringen dat doen. Maar nee, ook deze keer negeerde de overheid het advies. Want een einde maken aan bijvoorbeeld de recessiekartels zou een te grote bedrieging zijn voor bedrijven die de LDP politici financieren. De regering koos voor een ander beleid, namelijk die van monetaire expansie. De centrale bank verlaagt dan de rentevoet, waardoor bedrijven spotgoedkoop geld konden lenen. Hierdoor gingen de bedrijven weer investeren, wat dus weer de stimulans van de economische groei werd. Terwijl het handelsoverschot daalde, groeiden de investeringen van 15 procent in 1985 tot krap 20 procent aan het einde van het decennium. Helaas bleken de investeringen op de lange termijn weinig effectief. Men investeerde vooral in onroerend goed, aandelen en onnodige fabrieksgebouwen, in de overtuiging dat er vanwege de overvloed aan geld altijd wel weer een andere koper klaar zou staan die er meer voor zou willen betalen. Omdat de Japanse banken vooral geld uitlenen op basis van dergelijk onderpand, konden bedrijven vanwege de gegroeide waarde van het onderpand weer meer lenen. Hierdoor ontstond een spiraal die enige jaren zelfstandig door bleef groeien. De ondergang van de Japanse economie. De kruik loopt alsmaar vol met water, totdat hij op een keer knapt. Eind 1989 bereikte de Nikkei-index van de beurs van Tokyo de recordhoogte van ruim 39.000 punten. Iedereen was euforisch en men speculeerde niet over de tijd waarop de grens van 40.000 bereikt zou worden, maar men had het over de grens van 60.000! Op 29 december beëindigde jammer genoeg deze bubble waarmee de Japanners ook zelf deze periode aanduiden. Begin 2004 staat de index net boven de 10.000 punten, een kwart van de waarde van twaalf jaar geleden. Onroerend goed prijzen gaan al de gehele jaren negentig omlaag. Bedrijven die miljarden hadden geleend om te investeren, zagen hun geld verdwijnen als sneeuw voor de zon. Leningen konden ze niet meer terug betalen. Banken bleven over met de beruchte “slechte leningen”. Honderden miljarden gingen zo verloren. De ‘slechte leningen die begonnen met het inklappen van de bubble, bestaan nu bijna vijftien jaar verder nog steeds. Banken worden niet gedwongen om via stricte controles meer zicht te houden op hun leningen, dat is omdat de banken natuurlijk ook een belangrijk onderdeel vormen van de ijzeren driehoek van politici, ambtenaren en bedrijfsleven. Dus probeerde de overheid begin jaren negentig de beursindex op peil te houden met zogenaamde price keeping operations, waarbij bijvoorbeeld met geld van de rijkspostspaarbank aandelen werden ingekocht om de koers weer op te drijven. Er zijn plannen geweest om de banken strenger aan te pakken, maar die plannen hebben geleid tot het faillisement van een van de grootste banken in Japan. De oplossing voor het bankenprobleem lijkt simpelweg te wachten tot de economie weer aantrekt. Maar niemand verwacht dat dat zomaar gebeurt. Ook al ontstond het leningenprobleem door het klappen van de bubble, het is de slechte economie nu die het leningenprobleem veroorzaakt. Het structurele probleem met de Japanse economie is dat het van developmental state overging in een anti-developmental state, aldus vele economen. In de jaren vijftig en zestig beschermde men opkomende, jonge industrieën, zodat ze een productieschaal konden bereiken waarop concurrentie met het verder ontwikkelde buitenland mogelijk was. Vanaf de jaren zeventig begon men echter industrieën te beschermen die de concurrentie met het buitenland niet (meer) aankonden, zoals cement, olieraffinage, textiel of voedsel. Terwijl de auto en elektronica industrie de bescherming gebruikten om concurrerend te worden en om voor te blijven op de exportmarkten, zijn de laatste beschermde industrieën alleen maar ‘luier’ geworden. Conclusie De economie in Japan heeft het probleem dat er twee lagen zijn in de economie: er is een hoogwaardige, concurrende gedeelte en er is gedeelte die laagwaardig zijn en niet bij kunnen benen. De achtergebleven sectoren zorgen ervoor dat de Japanners te hoge prijzen betalen en dus minder kunnen kopen dan hun geld waard is. Ook lijden de concurrerende industrieën onder de achtergebleven sectoren in eigen land, dor de te hoge prijzen die ze moeten betalen. Japanse bedrijven betalen 50 procent meer voor het laten bouwen van een nieuw pand of fabriek dan het gemiddelde binnen de lidstaten van de OESO, de organisatie van geïndustrialiseerde landen. Het gevolg is dat de concurrerende industrieën hun fabrieken overplaatsen naar het buitenland, niet alleen naar lagelonenlanden, maar ook naar de industrielanden in Europa en Amerika. Sinds 1995 produceert Honda meer auto’s in het buitenland dan in Japan zelf. Verplaatsing van industrieën heeft ook in andere gïndustrialiseerde landen plaats, maar het grote verschil is dat deze landen meer open economieën hebben met meer handel, waardoor er meer impulsen bestaan voor alle sectoren in de economie om concurrerend te blijven, waardoor weer nieuwe econoische activiteit ontstaat. In Japan, zelfs al staat het bekend als een exportland, maakt de internationale handel een kleiner deel uit van de economie dan in veel andere industrielanden. Het aandeel van de Japanse export in de totale wereldwijde export is sinds 1985 aan een stuk door aan het dalen. Juist die sectoren die door de Japanse regering “beschermd’ zijn gebleven, de sectoren die niet vrijgesteld zijn voor de openmarkt zijn de sectoren die de meeste problemen hebben. Industrieën die de wijde wereld introkken, lopen nog steeds wereldwijd voorop in technologische ontwikkeling. En overheidsbescherming of stimulering heeft bij de andere wereldmachten geen interessante rol gespeeld, concludeert Michael Potter in de interessante studie Can Japan compete? Ik denk dat Japan dat zeker kan, als er maar veranderingen komen. De reden dat Japan het ‘verkeerde’ beleid heeft gekozen van rotte sectoren beschermen en niet de markt vrijgooien, heeft te maken met de politiek. Zij moeten rekening houden met de achterban in hun kiesdistrict en ze moeten ook kijken naar de grote bedrijven die hun campagnes willen financiëren, bouwbedrijven en banken die bescherming willen. Ambtenaren hebben politici nodig om hun beleid door het parlement heen te loodsen. En ze hebben bedrijven nodig voor een tweede carriére , het merendeel gaat namelijk met hun 50-55ste jaar met pensioen. De bazen van de gevestigde bedrijven zitten het liefst zonder al te veel problemen hun korte tijd aan de top uit en ze betalen de politici weer voor bescherming. Zo kun je zien dat deze drie van elkaar afhankelijk zijn. Er is niemand met een langetermijnsvisie, niemand die de macht heeft om grote knopen door te hakken. De overheidsschuld is nu zo gegroeid dat er inmiddels waarschuwingen uitgaan over de kredietwaardigheid van het land. Conservatieve politici winden zich daar zeer over op, want, zo zeggen ze, de overheidsschulden zijn nog altijd niet meer dan de helft van de totale hoeveelheid spaargeld van de Japanse bevolking. Omdat Japan weinig geld uit het buitenland leent zal een crisis zoals in andere Zuid-Aziatische landen, zoals bijv. Zuid-Korea in 1997, in Japan niet snel plaatsvinden. Ondanks dat zijn toch veel Japanners erg verbaasd over hoe snel Korea uit de crisis aan het komen is/gekomen is. Ook kijkt men met argusogen naar buurland China, dat zich opwerkt tot “werkplaats van de wereld” en die bezig is de banden met andere landen in Azië steeds sterker te maken. Japan heeft moeite hier bij aan te haken. Men houdt nu eenmaal niet zo van vrijhandelsverdragen in Japan en de zwakke financieën zorgen er voor dat de Japanners minder ontwikkelingshulp kunnen betalen, iets dat altijd een groot hulpmiddel was in de Japanse diplomatie. Ook al is het Japanse spaargeld twee keer meer dan de staatsschuld, het spaargeld is niet van de overheid. Dat er iets moet gebeuren is duidelijk. Iedereen roept begin 21ste eeuw over hervormingen. Zelfs conservatieve politici in de regering, die eigenlijk niet van plan zijn iets te veranderen, voelen dat ze in ieder geval moeten uitdragen dat wel te willen. De grote vraag is welke kant gaat winnen. Liberalen die menen dat Japan zich moet aanpassen aan de internationale markt en via liberalisering oude sectoren moet laten wegkwijnen, zodat nieuwe sectoren een nieuwe groeikans krijgen? Of conservatieven die hun eigen machtspositie en de steun van de gevestigde instituties belangrijker achter, en verarming van het land op de koop toe nemen? We kunnen alleen maar kijken hoe de situatie zich gaat ontwikkelen, maar ik hoop zelf dat Japan toch zal leren van zijn fouten. Traditie staat toch vaak in de weg bij economische ontwikkeling, maar hopelijk zal Japan haar geliefde traditie toch naast zich kunnen leggen, zoals een feniks zijn oude verenpak op de grond laat vallen en toch weer herboren wordt. Als de politiek hervormd kan worden en de krachten van de disciplinaire bevolking gebundeld zou worden, dan denk ik dat er toch zeker wel een kans bestaat dat Japan weer de kracht van een wereldmacht zou kunnen aannemen. Ze hebben het immers in de 20ste eeuw ook gedaan, van een isolationistisch land tot een welvarend exportland/wereldmacht.
Bronnen Boeken: - Karel van Wolferen - De onzichtbare drijfveren van een wereldmacht - Hans van der Lugt – Japan, mensen * politiek * economie * cultuur * milieu - Richard Katz – The system that soured - Lafcadio Hearn – Japan, An attempt at interpretation
Videobanden: - Japan 2000 - 400 jaar Nederland – Japanse betrekkingen
Internetsites: http://www.jinjapan.org/kidsweb/foreign/holland/ho-i.html
http://www.libertarian.nl/NL/archives/000272.php
http://nl.wikipedia.org/wiki/Japan
http://news.bbc.co.uk/1/hi/world/asia-pacific/country_profiles/1261918.stm
http://www.sdnl.nl/japan-2.htm
http://www.nrc.nl/W2/Nieuws/1998/03/23/Eco/01.html
http://www.cia.gov/cia/publications/factbook/geos/ja.html#Econ
http://www.nl.emb-japan.go.jp/japannu/economie/economie.htm
http://www.rnw.nl/achtergronden/html/japan010112.html
http://www.rtl.nl/(/financien/rtlz/dossiers/)/components/financien/rtlz/2003/07_juli/01-japan_immigratie_oppepper_economie.xml
http://www.home.nl/nieuws/economie/artikel/00102415
http://www.time.com/time/asia/magazine/2000/0501/japan.essaymurakami.html
http://www.amphi.com/~psteffen/fmf/education.htm
http://www.google.com (imagesearch) Artikelen: een artikel over hikikomori - NRC Handelsblad - 4 januari 2004 (de datum weet ik niet geheel zeker meer)

REACTIES

T.

T.

hey, ik vind dat je echt een hele mooie PO hebt gemaakt, alleen mist het logboek..het klinkt misschien heel raar maar het ligt zo'n beetje aan het PO eco die ik moet maken, voor maandag 13 juli.. en door heel veel omstandigheden begin ik er nu pas aan, dus ik vroeg me af of je miskien dat logboek nog hebt :s ?
als het zou kunnen laat wat van je horen alvast bedankt he x

18 jaar geleden

H.

H.

Hoi ik had een vraagje.. zou ik misschien de bronnen mogen weten van je werkstuk??

groetjess

18 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.