Inflatie

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 5e klas havo | 1726 woorden
  • 20 juni 2005
  • 54 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
54 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Wat is Inflatie?
Wat is inflatie en wat is een prijsindexcijfer?

Inflatie is het proces van prijsstijging en geldontwaarding, de koopkracht van het geld daalt. Simpeler gezegd: geld wordt minder waard, voor hetzelfde geld kan je dus minder goederen en diensten kopen.

Alle goederen en diensten hebben een prijs. Als de prijzen van producten veranderen wordt dat weergegeven met een prijsindexcijfer. Een prijsindexcijfer geeft een beeld van de gemiddelde prijsstijging (in procenten), dit is de stijging (of daling) van de inflatie.
Als het prijsindexcijfer wordt berekend over ‘de consumptiegoederen en diensten die het gemiddelde huishouden in Nederland in een basisjaar heeft gekocht’, wordt dit het ConsumentenPrijsIndex genoemd, kort gezegd CPI.
Het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) wil het CPI weten en houd de gegevens van de gezinsconsumptie bij.
Gebruik en Berekening van het CPI

Een paar keer per jaar berekent (en publiceert) het CBS de CPI. Het CPI laat de prijsontwikkeling zien van consumptiegoederen en diensten die huishoudens kopen. Het laat goed zien hoe groot de inflatie is, de inflatie wordt gemeten als de procentuele stijging van de CPI in een bepaalde periode ten opzichte van dezelfde periode van het voorgaande jaar.
Het CPI wordt o.a. gebruikt bij het onderhandelen over de lonen.
Tot 1982 was er in Nederland automatische prijscompensatie, dit betekent dat de lonen automatisch in verhouding evenveel stegen als de prijzen. Tegenwoordig wordt dit systeem niet meer gebruikt, toch houden de vakbewegingen nog wel rekening met de prijsindexcijfers en de inflatie.

Niet alle kosten van het gezin tellen mee in het CPI. Op de volgende bladzijde een rijtje met een paar soorten uitgaven die wel of niet meetellen om een globaal beeld te schetsen.
Wel:
Dagelijkse boodschappen
Uitgaven voor duurzame consumptiegoederen (bijv. wasmachine en auto)
Huur
Consumptiegebonden belastingen (bijv. onroerendezaakbelasting en motorrijtuigenbelasting
School- en collegegeld
niet:
Inkomstenbelasting
Sociale premies
Uitgaven voor verzekerde medische zorg
Niet ieder product telt even zwaar mee in het CPI, goederen en diensten die vaak worden gekocht tellen procentueel zwaarder mee. Het CBS bepaald hoeveel ieder product meetelt bij de berekening van het samengestelde prijsindexcijfer, om dit gewogen gemiddelde te berekenen worden er wegingsfactoren gebruikt.
Het CBS kijkt om de 5 jaar naar de gezinsuitgaven, de gezinnen (er is een gemiddeld modaal gezin genomen van twee ouders met twee kinderen) geven in de loop van de jaren hun geld steeds aan andere producten uit omdat de behoeften veranderen en er ook steeds nieuwe producten te koop zijn. Hierdoor verandert steeds de grootte van de wegingsfactor per product.
Om het CPI te berekenen wordt er een basisjaar gekozen, deze prijzen zijn het uitgangspunt.
Het CBS kijkt naar de uitgaven van gezinnen in het basisjaar. M.b.v. de wegingsfactoren wordt er een gewogen gemiddelde berekend. Het getal wat nu berekend is krijgt het (samengesteld) prijsindexcijfer van 100.
Nu gaat het CBS gegevens verzamelen over de uitgaven van gezinnen uit het jaar waarvan de inflatie berekend moet worden, met deze gegevens wordt weer een gewogen gemiddelde berekend en dit is het CPI van het nieuwe jaar.
Maar er is ook een grote groep inkomens die lager zijn dan het gemiddelde: mensen met een uitkering of het minimumloon. Deze mensen geven hun inkomen voor een groot deel uit aan goederen die meer dan evenredig duurder zijn geworden. Een goed voorbeeld is de invoering van de euro. Mensen kregen toen in verhouding minder te besteden terwijl men stellig volhield dat de prijzen enkel waren omgerekend en dat er geen inflatie was.
Ook een punt om rekening mee te houden, het CPI geld alleen voor gezinnen en houdt weinig rekening met bijvoorbeeld jongeren, alleenstaanden en ouderen. Als deze mensen een ander uitgavenpatroon hebben kunnen ze financieel in de knoop raken. Een voorbeeld, jongeren gaan vaker uit dan gezinnen. Daar wordt weinig rekening mee gehouden, een lage wegingsfactor, dus dat zit in hun ‘inkomen’ niet mee berekend.
Ook veel hogere uitgaven en kosten zijn niet in het CPI verwerkt, bijvoorbeeld verhoging van gemeentelijke heffingen/belastingen en grotere bijdragen in de sociale verzekeringen. Hierbij horen ook de verhoging van de ziekenfondsbijdrage en de toename van het aantal medicijnen en verrichtingen die de verzekerde zelf moet betalen.
Berekening van inflatie

Aan het verschil tussen twee prijsindexcijfers van het CPI valt de inflatie af te lezen.
Om nu de gewogen gemiddelde prijsstijging tussen 1996 en 1997 te berekenen moet men gebruik maken van deze formule:
(Nieuw - Oud)/Oud x 100% = procentueel verschil

Soorten Inflatie

Er zijn heel veel soorten inflatie omdat er ook veel redenen zijn waardoor de prijzen kunnen stijgen. Hieronder een paar voorbeelden, deze komen het meeste voor.

Kosteninflatie.
Als de productiekosten van bedrijven zijn gestegen kunnen ze (om dezelfde winst te kunnen behalen) de prijzen van hun producten verhogen. De consument moet dan meer betalen. Er zijn veel verschillende soorten kosteninflatie, bijvoorbeeld door gestegen loonkosten, importkosten of hogere belastingen.
Loonkosteninflatie.
Deze soort inflatie hoort bij ‘kosteninflatie’. In dit geval zijn de productiekosten gestegen doordat de loonkosten hoger zijn (de lonen zijn sneller gestegen dan de arbeidsproductiviteit). Door hoge loonkosten komt er inflatie, maar door deze inflatie gaan ook weer de loonkosten stijgen zodat mensen in verhouding evenveel te besteden hebben. De cirkel is rond en men noemt dit de loon-prijsspiraal.
Winstinflatie.
Als bedrijven meer winst willen behalen dan dat ze nu doen kunnen ze de prijzen van hun producten verhogen. Het geld dat de consument nu meer uitgeeft aan hun producten is winst voor de producent. Wel moet er rekening mee worden gehouden dat de consumenten minder producten kopen als de prijzen stijgen. Het is voor de producent een uitdaging om het juiste evenwicht te vinden tussen de prijzen en de vraag ernaar.
(Over)bestedingsinflatie.
Als er meer producten gekocht worden dan dat er gemaakt word gaan de prijzen omhoog. Dit komt omdat er een grote vraag is naar de producten en zelfs tegen hoge prijzen word het evenveel verkocht.
Deze inflatie kan worden verholpen door hulp van de overheid. Ze kunnen Belastingen verhogen, mensen hebben dan minder geld over en kunnen minder kopen.
Geïmporteerde inflatie.
Als de producten die wij importeren duurder worden moet de Nederlandse consument meer betalen. Wij importeren dus niet alleen het product uit het buitenland maar ook de prijs(stijging) ervan.
Conclusie

“Onderzoek de inflatie van de laatste tien jaar en speciaal sinds de invoering van de euro. Veel mensen denken dat het officiële prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie niet klopt, dat de prijzen in werkelijkheid meer gestegen zijn. Hoe zit dat?”

Inflatie is het proces van prijsstijging en geldontwaarding, geld wordt minder waard dus voor hetzelfde geld kan je minder goederen en diensten kopen.
Als de prijzen van producten veranderen wordt dat weergegeven met een prijsindexcijfer. Een prijsindexcijfer geeft een beeld van de gemiddelde prijsstijging (in procenten), dit is de stijging (of daling) van de inflatie.
Het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) berekent dit prijsindexcijfer. Ze gebruiken gegevens over het consumptiepatroon van gezinnen, daarom noemen ze dit het CPI (ConsumentenPrijsIndex).
Niet ieder product telt even zwaar mee in het CPI, goederen en diensten die vaak worden gekocht tellen procentueel zwaarder mee. Het CBS bepaald hoeveel ieder product meetelt bij de berekening van het samengestelde prijsindexcijfer, om dit gewogen gemiddelde te berekenen worden er wegingsfactoren gebruikt.

Vanaf 1990 is de inflatie langzaam gedaald, toen de euro werd ingevoerd steeg deze weer. Maar deze stijging had niet alleen met de invoering van de euro te maken, ook bijvoorbeeld door de vliegtuig-ramp van 11 september ect.

Veel mensen hebben het gevoel dat het officiële cijfer voor de gezinsconsumptie (na de invoering van de euro) niet klopt, maar naar mij mening hebben die mensen ongelijk en zijn de prijzen in werkelijkheid evenveel gestegen als het CPI aangeeft gestegen.

HP/De Tijd heeft onderzocht wat volgens hun het reële CPI moet zijn, dit is heel iets anders dan dat het CBS heeft berekend! Hier zijn enkele redenen voor:
- De CPI-artikelgroepen waarin de goederen en diensten uit het HP/De Tijd onderzoek kunnen worden ingedeeld beslaan slechts 27,8 procent van de totale dekking van de CPI, belangrijke uitgavencategorieën zijn niet zijn opgenomen in het HP/ De Tijd onderzoek.
- HP/De Tijd berekent een gemiddelde prijsstijging van goederen en diensten zonder rekening te houden met het bestedingsaandeel van de goederen en diensten in het totale consumptiepakket van een huishouden.
- Het onderzoek van HP/De Tijd is niet representatief voor wat betreft de regionale spreiding van de waarnemingen, het aantal en de keuze van de goederen en diensten waarvoor prijsveranderingen zijn gemeten, en de gekozen aankoopkanalen.
- Ook het CBS heeft de afgelopen 5 jaar forse prijsstijgingen gemeten voor bepaalde artikelgroepen. Daar staat tegenover dat het CBS voor andere artikelgroepen juist prijsdalingen heeft genoteerd.
- In de CPI worden alleen zuivere prijsveranderingen gemeten. Dit betekent dat wanneer een goed of een dienst in kwaliteit verandert, hiervoor wordt gecorrigeerd.
Voor de goederen en diensten in het onderzoek van HP/De Tijd spelen
kwaliteitswijzigingen slechts een beperkte rol.

Er zijn ook andere redenen te geven waarom het CPI wel klopt maar dat veel mensen dat niet geloven:
-Veel mensen bedenken zich niet dat ze veel méér producten kopen met euro’s, omdat alles goedkoper lijkt. Ze zien dat alle producten opeens een prijs hebben met een lager getal dus kopen er meer van. Ze denken nog in guldens en dan denken ze ‘dat ziet er goedkoop uit’ als ze een product in euro’s zien.
-Mensen rekenen tegenwoordig ook vaak nog dingen om van euro’s naar guldens. Ze willen weten of het in verhouding wel klopt. Vaak schrikken ze dan omdat alles in guldens veel duurder lijkt. De prijsstijging is logisch door de inflatie, maar veel mensen realiseren zich dit niet. En ondertussen raken ze ook steeds meer gewend aan de euro, dus met vergeet hoe de prijzen waren voor het invoeren van de euro.
-Een ander belangrijk punt heeft te maken met het berekenen van het CPI. Bij het berekenen van dit cijfer letten ze op het uitgavenpatroon van de gezinnen, de gezinsconsumptie. Stel dat de incidentele uitgaven (zoals een nieuwe televisie, koelkast, bank of radio) goedkoper zijn geworden, dan laat dat het CPI dalen. Ondanks dat de dagelijkse boodschappen wel erg veel zijn gestegen lijkt het CPI niet bijzonder hoog. De incidentele uitgaven zorgen dus dat het CPI erg laag lijkt, veel mensen weten dit niet en schrikken van de hoge prijzen van hun boodschappen. Die kosten zijn sterker gestegen dan dat het CPI laat blijken.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.