Voorwoord – hoofd en deelvragen Voor het vak Economie 1 hebben wij de opdracht gekregen om de elasticiteit van een product te onderzoeken. Het product moest door iedereen bekent zijn, door veel mensen gekocht worden, en het moest een vervangend goed hebben. Zo kwamen wij uit op: PRINGLES. In deze PO onderzoeken wij de vraagelasticiteit, de inkomenselasticiteit, en de kruislinkse elasticiteit van het product Pringles. Ook leggen wij deze drie begrippen uit.
De hoofd- en deelvragen Deze hoofdvraag voor dit onderzoek luidt als volgt: In hoeverre is consumptie van Pringles beïnvloedbaar?
De deelvragen voor dit onderzoek luiden als volgt: 1 In hoeverre heeft de prijs van Pringles invloed op de afzet van Pringles? 2 In hoeverre heeft het loon van de consument invloed op de afzet van Pringles? 3 In hoeverre heeft de prijs van Pringles’ concurrent (bijv. Pirates) invloed op de afzet van Pringles?
Werkplan Om dit doel te bereiken willen wij het volgende werkplan aanhouden: - We maken een enquête om het koopgedrag van de consument te onderzoeken. - We berekenen door middel van deze informatie de invloed van de prijs op de afzet van Pringles. - We berekenen door middel van deze informatie de invloed van het loon op de afzet van Pringles. - We berekenen door middel van deze informatie de invloed van de concurrent op de afzet van Pringles. - Hiermee concluderen we de elasticiteit van Pringles. - Om al dit werk goed te verdelen, maken we een logboek, en verdelen we het werk zo goed mogelijk.
Wat is elasticiteit? Het begrip elasticiteit wordt in het vak economie gebruikt om de sterkte tussen twee procentuele veranderingen aan te geven. In deze PO wordt een onderzoek uitgevoerd door gebruik te maken van elasticiteit. Om precies te zijn wordt gebruik gemaakt van drie verschillende soorten: - Prijs of vraag elasticiteit (Epv) Als de prijs van het product X stijgt/daalt met X%, hoeveel invloed heeft dat op het koopgedrag van deze consument? - Inkomsten elasticiteit (EI) Als de consument X% meer/minder verdient, hoeveel invloed heeft dat op de afname van product X? - Kruislingse elasticiteit (EK) Als de prijs van een concurrerend goed (Y) stijgt/daalt met X%, hoeveel invloed heeft dit op de afname van product X? Hieronder de uitleg van deze drie elasticiteiten
Prijs of vraag elasticiteit (Epv) Deze elasticiteit gaat uit van de invloed van de prijs van het product: als de prijs van het product X stijgt, is het aannemelijk dat de afname van product X afneemt.
Deze elasticiteit kan als volgt worden uitgerekend:
Epv = procentuele verandering van de afname / procentuele verandering van de prijs
Hieronder een voorbeeld
Een supermarkt verkoopt 500 bussen Pringles voor een prijs van € 1,45. Hij verhoogt de prijs van een bus naar € 1,52. Als gevolg hiervan gaat hij 50 bussen (per week) minder verkopen.
procentuele verandering van de vraag = -50/500 x 100% = -10%
procentuele verandering van de prijs = 1,52-1,45 x 100% = + 4,83%
Epv = -10% + 4,83% = 2,1
Betekenis van dit antwoord
Als de elasticiteit van de procentuele verandering -2,1 bedraagt, betekend dit dat een prijsverhoging van bijvoorbeeld 1% leidt tot een vraagdaling van -2,1% (-2,1 x1)
Een prijsverlaging van 3% leidt tot een vraagstijging van 6,3% (-2,1 x -3).
Om te bepalen bij welke waarde een product elastisch te noemen is, moet dit schema aangehouden worden: Wanneer de elasticiteit 0 bedraagt, is het product volkomen inelastisch, dus heeft de prijsverandering geen invloed uitgeoefend op de afname. Dit noemen we ook wel volkomen inelastisch. Wanneer de waarde tussen de 0 en de -1 is, dan houdt dat in dat het product relatief inelastisch is. Het product reageert dus zwak op de prijsverandering. Wanneer de waarde -1 tot het oneindige is, dan is het product relatief elastisch, het product reageert dus sterk op de prijsverandering. De begrippen zijn het zelfde bij de andere kant van de 0.
Inkomsten elasticiteit (Ei) Deze elasticiteit gaat uit van de invloed van het inkomen van de consument: als het inkomen van de consument stijgt, is het aannemelijk dat de afname van het product ook stijgt. En andersom: daalt het inkomen, dan daalt waarschijnlijk ook de afname van het product.
Deze elasticiteit kan als volgt worden uitgerekend:
Eei = procentuele verandering van de afname / procentuele verandering van het inkomen.
Hieronder een voorbeeld:
Consument X krijgt dit jaar opslag. Eerst verdiende hij €2.500,- per maand, met de opslag verdient hij €2.750 per maand. Eerst kocht hij Pirates ships, nu koopt hij Pringles. Hij komt uit op een uigave van €50,- i.p.v. €40,-, per week.
Procentuele verandering van de afname: 40/50 x 100% = 80% 100-80=20%
procentuele verandering van het inkomen: 2500/2750 x 100% = 91% 100-91=9%
Eei = 20%/9% = 2,22
Om te bepalen bij welke waarde dit getal heeft, moet dit schema aangehouden worden:
Beneden de nul heet een inferieur goed.
Als de waarde nul is, heeft de loonsverhoging geen invloed op het koopgedrag. Tussen de nul en de één zijn noodzakelijke goederen, hier kan niet veel invloed op uitgeoefend worden.
Daarna zijn het ‘’luxe goederen’’, deze producten zijn erg inkomensgevoelig. De bus Pringles van het voorbeeld is dus een luxe goed, omdat 2,22 na de 1,00 komt.
Kruislingse elasticiteit (EK) Deze elasticiteit gaat uit van de invloed van een concurrerend goed op het product X. Als de prijs van product Y, wat nagenoeg hetzelfde is als product X, daalt, zal de afname van product X waarschijnlijk dalen, omdat zij toch bijna hetzelfde zijn. De prijs maakt hier dus het verschil.
Deze elasticiteit kan als volgt worden uitgerekend:
Ek = procentuele verandering van de afname / procentuele verandering van de prijs van het concurrerend goed.
Hieronder een voorbeeld:
Een bus Pringles kost €0,75,-. De afname is 500 stuks per week.
Een bus Pirates kost ook €0,75,-, de afname is ook 500 stuks per week
De prijs van Pirates wordt verlaagd tot €0,60-, de afname van Pringles daalt tot 300 stuks per week, omdat mensen vaker Pirates eten, omdat deze goedkoper zijn.
Bereken de Ek van Pringles.
procentuele verandering van de afname= 300/500 x 100%=60% -40%
procentuele verandering van de prijs van het concurrerend goed= 0,75/0,60 x 100%=125% -25%
Ek = -40/-25 = 1,6
Om te bepalen bij welke waarde dit getal heeft, moet dit schema aangehouden worden: Als Ek=<0 dan heet het een complementair goed
Bij 0 hebben de goederen niets met elkaar te maken
Als Ek=>0 dan heet het een substitutiegoed, oftewel een vervangend goed
In dit geval vervangt Pirates, Pringles prima, omdat 1,6 binnen de categorie substitutiegoederen valt.
Enquête Dit is de enquête die wij gebruikten om het koopgedrag van consumenten te onderzoeken:
Prijs Pringles; € 1,50 Prijs Pringles concurrent: € 1,00
1 Hoeveel Pringles koop jij per maand? ….. Stel dat de prijs van Pringles stijgt tot €1,70. Hoeveel Pringles zou jij dan per maand kopen? ….. Stel dat de prijs van Pringles daalt tot €1,30. Hoeveel Pringles zou jij dan per maand kopen? …..
2 Stel dat jouw loon daalt met 20%. Hoeveel Pringles zou jij dan per maand kopen? ….. Stel dat jouw loon stijgt met 20%. Hoeveel Pringles zou jij dan per maand kopen? …..
3 Stel dat de prijs van Pringles’ concurrent daalt met 20%. Hoeveel Pringles zou jij dan per maand kopen? ….. Stel dat de prijs van Pringles’ concurrent stijgt met 20%. Hoeveel Pringles zou jij dan per maand kopen? …..
De basisprijs van Pringles is €1,50,-, de prijs van het concurerend goed is €1,00,-
De eerste vraag is de uitgangsvraag. Dit is de basis voor de berekeningen. De volgende 2 vragen zijn om de Epv uit te rekenen
Vraag 2 is om de Ei uit te rekenen
Vraag 3 is om de Ek uit te rekenen
In totaal hebben wij de enquête bij tien personen uitgevoerd.
Resultaten
De resultaten van het onderzoek op de tien personen, staan in de onderstaande tabel: Aantal
Prijs 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Tot.
€1,70 2 2 0 1 3 2 2 1 2 4 19
€1,50 3 3 2 2 4 3 2 2 3 4 28
€1,30 4 4 3 3 5 4 3 3 3 4 36
Epv:
Ei: Aantal
Loon 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Tot.
+ 20% 4 3 2 5 8 3 3 4 3 4 39
Stand 3 3 2 2 4 3 2 2 3 4 28
- 20% 2 2 0 1 2 2 2 3 1 3 18
Ek: Aantal
Prijs c. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Tot.
€1,20 3 3 2 0 3 4 2 4 0 4 25
€1,00 3 3 2 2 4 3 2 2 3 4 28
€0,80 0 3 0 0 3 2 1 2 3 2 16
Uitwerkingen
Dit zijn de berekeningen om de Epv, Ei en Ek uit te rekenen: 1 Prijs of vraag elasticiteitHoeveelheid verandering in % (h 32) Prijs verandering in % p -13 = ± -2.5
Prijs verandering = 100 ?
€1,50 €1,30
100×1,30
1,50 = 87
Hoeveelheid verandering =
100 132
28 37
100×37
28 =132% 132-100= 32%
2 Inkomsten elasticiteit
Hoeveelheid verandering in % h -36
Prijs verandering in % p -20 = 1,8
Hoeveelheid verandering =
100 ?
28 18
100×18
28 = ± 64% 64-100%= -36%
Inkomsten = -20%
3 Kruislingse elasticiteit
Hoeveelheid verandering in % 42,9
Prijs verandering, van de concurrent, in % - 20 = -2,1
Hoeveelheid verandering =
100 ?
28 16
100×16
28 = ± 57,1 % 100-57,1= 42,9%
Prijs van concurrent = - 20%
Conclusie
De prijs en vraag elasticiteit is: -2,5 De inkomstenelasticiteit is: 1,8
De kruislinkse elasticiteit is: -2,1
De prijs en vraag elasticiteit van Pringles is bij een prijsdaling van -13%, en een hoeveelheidverandering van 32%, -2,5 wat dus volgens het schema betekent dat de verkoop van Pringles RELATIEF ELASTISCH is.
De inkomens elasticiteit van Pringles is bij een loondaling van -20%, en een hoeveelheidverandering van 36%, 1,8 wat dus volgens het schema betekent dat Pringles een LUXE GOED is.
De kruislinkse elasticiteit van Pringles is bij een hoeveelheidverandering van 42,9%, en een concurrentprijsdaling van -20%, -2,1 wat dus volgens het schema betekent dat Pringles een COMPLEMENTAIR GOED is.
REACTIES
1 seconde geleden
D.
D.
(bij som over kruislingse elasticiteit)
procentuele verandering van de prijs van het concurrerend goed= 0,75/0,60 x 100%=125% , dus -25%
Volgens mij moet dit 20 % zijn (n-o/o = 0,60-0,75/0,75)
16 jaar geleden
Antwoorden