Voorstelling (beeldende begrippen)

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 5e klas havo | 983 woorden
  • 6 december 2004
  • 34 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
34 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak

Voorstelling

Voorstelling:
een afbeelding of nabootsing van de werkelijkheid
- abstracte-/ non-figuratieve -> voorwerploze kunst
Zienswijze:
kunstenaar -> eigen visie -> op werkelijkheid of thema -> hoe hij tegen bep.
Zaken aankijkt -> invloed op materiaalkeuze, beeldende aspecten en werkwijze.
Beelden komen tot stand:
1. naar de aanschouwing/ waarneming of natuur
- directe aanleiding -> aanwezig -> zichtbaar object (bijv. stilleven).
2. naar de verbeelding/ voorstelling
- niet zichtbaar -> fantasie/ verbeelding of herring van de maker
• Waardoor heeft hij zich laten inspireren?
• Hoe heeft hij zich laten inspireren?
Voorstellingsaspect:
- personen: houding, gebaar, gezichtsuitdrukking, kijkrichting, kleding of haardracht, stofuitdrukking, achtergrond.
- Tradities: conventies, symbolen, attributen, genres.
- Overige:
• statisch/ verhalend
• thematisch/ verhalend
• figuratief/ nonfiguratief
• impressionistisch/ expressief
- beeldaspecten: versterken de voorstelling
figuratief:
- overeenkomsten met zichtbare werkelijkheid
- Afwijkend van de werkelijkheid door:
• vereenvoudiging
• vervorming
• schema’s
- Academische, realistische, natuurgetrouwe, gedetailleerde
voorstellingen.
Non figuratief:
- voorstellingloos
- Voorbeelden:
• Moorse kunst in Zuid-Spanje
- Arabische cultuur -> geen afb. van mens of dier
Abstraheren/ mate van abstractie:
- Van aanschouwing na verbeelding ( van figuratief -> non-figuratief)
- Ongebruikelijk toepassing van: kleur, licht en vorm.
Ieder kunstwerk bevat abstractie, door de werkelijkheid te:
• Schetsmatig
• Vervormd
• Symbolisch
Abstract:
- geen voorstellingsaspecten: bestaande, zichtbare of herkenbare werkelijkheid.
Deformeren:
Herkenbare vormen veranderd van de realiteit, door:
- verschuiving
- verdraaiing
- verkleining
Detail/ gedetailleerd:
Klein onderdeel van een groot geheel
Duidelijke details uitgewerkt in:
- realistisch werk
- surrealistisch werk

Schematisch:
- details weggelaten
Vereenvoudigen:
- nauwelijks aandacht voor details
Realistisch:
Groot mogelijke overeenkomst met de werkelijkheid.
Stofuitdrukking:
- kan men zien van welke stof het is gemaakt
- Komt vaak voorin:
• Realistisch- of gedetailleerde voorstellingen
Schetsmatig:
- Snel een indruk vastgelegd
- Indruk van: fantasie of waarneming
- Niet gedetailleerd -> vluchtige snelle indruk van een moment
Moment:
Indruk van iets/ iemand veranderd per moment/ ogenblik
- kenmerkend voor impressionisten -> vooral licht/ schaduw en schitteringen
- Futuristen -> beweging -> vastleggen van beweging in fasen.
Expressie:
- uitdrukking
- beleving van innerlijk kunstenaar (verdriet, blijdschap)
- felle kleuren en sprekende vormen
- toepassing beeldende aspecten bep. door expressie
Cliché:
Overbekende, afgezaagde voorstellingen.
- tegenovergestelde van origineel
Impressie, impressionistisch:
- indruk
- naar de waarneming tot stand
- vluchtige indruk vastgelegd -> hanteringswijze: vluchtig, niet- gedetailleerd
Poseren:
- een gezochte en onnatuurlijke niet-spontane houding aannemen
- Komt voor bij:
• Classicistische schilderijen
Thematisch/ verhalend:
Onderwerp dat regelmatig in verschillende tijden en stijlen is uitgebeeld
- kunnen zien welk verhaal er zich afspeelt
- figuratief
Bekende thema’s:
- portret
- mensfiguur
- landschap
- stilleven
- interieur
- allegorie
- literatuur: sagen, legendes, bijbelverhalen, mythologie, historiestukken
Anatomie:
Figuurstudie van mensen en dieren -> hoe zit het in elkaar -> verhoudingen.
Canon:
Stelt men op om ideale verhoudingen van het menselijke lichaam te krijgen
Portret:
Afb. van het gezicht
- kniestuk: tot aan de knieën afgebeeld
• en face: van voren
• en profil: geheel van opzij
• à trois quart: deels van opzij en deels van voren
Kop:
Onpersoonlijke afbeeldingen of voorstelling van een kop.
Icoon:
- Draagbare cultusafbeeldingen van:
• Christus
• Maria
• Heiligen
• Bijbelse taferelen
- Ruimtesuggestie tamelijk beperkt
Odalisk:
Haremvrouw
- populair in de tijd van de Romantiek.
- meestal naakt afgebeeld.
Stilleven:
Aantal levenloze dingen bij elkaar geplaatst.(nature morte (dode natuur))
- Twee stillevens onderscheiden:
• Een opstelling van levenloze dingen om geschilderd te worden
• Het schilderij van een dergelijke opstelling
- in barok ontwikkelde stillevens:
• vanitasstilleven
• etenswaren- en fruitstilleven
• bloemstilleven
• pronkstilleven
• interieurstilleven
• rookstilleven
Bijbel:
Werd inspiratie uit opgedaan voor schilderijen
- Vooral in:
• Middeleeuwen -> renaissance -> barok

Vanitas/ vanitasstilleven:
Verwijzen naar tijdelijkheid van het bestaan
- moralistisch functie: hecht niet teveel waarde aan de mooie dingen van het leven
- Thema’s: leven (muziek, sieraden) en dood (schedel, gedoofde kaars).
- Geliefd in barok

Miniatuur:
Tekeningen in bijbels door monniken overgeschreven.
- thema: bijbelse voorstelling
Diptiek: tweeluik:
Triptiek: drieluik:
Polyptiek: veelluik:
- werden achter altaar geplaatst -> op bep. feestdagen -> bijbelse verhalen afgebeeld

Historiestuk:
Belangrijke feiten van historisch belang zijn hier in vastgelegd,
- Het kan ook een andere betekenis hebben:
• fictieve gebeurtenis uit de literatuur
• legenden

Mythologie:
Veel thema’s van beeldende kunst zijn hier aan ontleend.
- kwam voor in:
• renaissance -> liet zien dat de kunstenaar kennis had van de Oudheid
Genre:
- Renaissance en barok: onderwerpen dagelijkse leven onderscheidt in:
• Hoofse, burgerlijke en het boerengenre. (bijv. Jan Steen)
Allegorie:
Deugden (vriendschap), ondeugden (hebzucht), gebeurtenissen (geboorte) op
symbolische wijze verbeeld.
- personificatie gebruikt
- 1e allegorieën in Grieks en Romeinse voorstellingen .
Personificatie:
Uitbeelding van een/ het persoon
- bijv. Uncle Sam -> USA
Conventies:
Kunstenaar moet steeds op zoek naar een voor hem acceptabel evenwicht tussen vernieuwd en traditioneel werk -> anders wordt de kunstenaar niet gewaardeerd.

Attribuut:
Bijv. Vrouwe justitia -> geblinddoekt, zwaard en weegschaal.
Symbolen:
Daarmee worden bep. begrippen voorgesteld.
- Bijvoorbeeld:
• Letters, cijfers, kleuren, voorwerpen, tekens -> logo’s iconen.

Vervreemdende werking:
Beeldend effect waarbij vreemde gedachtes en gevoelens worden opgeroepen.
- blow up: dingen die klein zijn worden kolossaal gemaakt.
Optisch bedrog:
We zoeken een bekende vorm in de afbeelding -> leidt tot gezicht bedrog.
Plastiek:
- Ruimtelijk beeld
- Hoeft niet plastisch te zijn
Monument:
Worden historische en/of gebeurtenissen in herdacht
- vaak symbolen in verwerkt
- te vinden: kerkhof/
Reliëf:
- omhoog heffen (relevare)
- ruimtelijk afb. op een vlak -> treden naar voren
- bas reliëf (laag reliëf )
- demi-reliëf (half reliëf)
- haut- reliëf (hoog reliëf)
- reliëf en creux (hol) ontstond in Egyptische kunst.
- Komen vaak voor op:
• Tempels
• Lijsten
• Triomfbogen
• Sarcofagen
• Altaren
• Meubels
- vanaf Barok steeds minder toegepast
Objet-trouvé:
Allerlei voorwerpen worden om hun beeldende aspect in een collage gestopt.
- Bijv.: entreekaartjes, stukjes papier, hout, blik)
Assemblage:
- Ruimtelijke collage
Onderdelen die in verschillende fabrieken zijn geproduceerd, in elkaar gezet tot het uiteindelijke product.
Ready-made:
- kant en klaar
- geïntroduceerd door Marcel Duchamp.
- Bijv. fietswielen, flessenrekken etc.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.