Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Het van gogh museum en het rijksmuseum

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 5e klas havo | 2509 woorden
  • 17 maart 2002
  • 74 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
74 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Ik ben zelf naar het Van Gogh museum toe geweest. Ik was er al eerder geweest, dus ik wist precies wat me te wachten stond. Toch moest ik het gebouw zelf nu ook gaan bekijken. Dat was wel eens even wat anders. Ik hoop dat u kan zien dat ik goed mijn best heb gedaan op deze opdracht, die al met al toch niet zo makkelijk was…! Hoofdstuk 1 - het van Gogh museum Terwijl je in de rij staat te wachten, kijk je alvast de via de glazen wand naar binnen in het museum. Het enige dat je ziet is een suppoost. Als je vervolgens hebt betaalt en dan naar binnen loopt, is het eerste dat ze zeggen 'Please hang up your jackett and backpack! Those aren't allowed inside.' Een beetje geschrokken van deze onvriendelijke en commerciële (Engels!) benadering, loop je door. Eerst moet je eventjes zoeken waar je heen moet, maar even later dool je door het gebouw. En dat maakt veel goed… 1.1 Het van Gogh museum in het kort Het museum is in 1973 geopend. Eerst exposeerde het museum alleen maar werken van de familie van Gogh. Dat was bijeengebracht door Vincent's jongere broer Theo, die kunsthandelaar en verzamelaar was. Tijdens zijn leven stuurde Vincent steeds werk naar zijn broertje. Theo verhandelde en verzamelde, naar het werk van Vincent, ook werk van andere 19e-eeuwse schilders als Paul Gauguin, Camille Pissarro en Adolphe Monticelli. Zijn weduwe, Johanna van Gogh- Bonger, hield een belangrijk deel van de collectie samen. Dankzij haar zoon Vincent Willem van Gogh kwam de verzameling, die inmiddels ondergebracht was in de Vincent van Gogh stichting, uiteindelijk terecht in een speciaal hiervoor ontworpen museumgebouw van de architect Gerrit Rietvelt. Deze collectie, door de Vincent van Gogh stichting in permanent bruikleen gegeven aan het Van Gogh Museum, is in de loop van de jaren uitgebreid met vele aankopen, bruiklenen en schenkingen. Door een vele en gerichte aankopen te doen heeft het museum zich in de laatste jaren ontwikkeld tot een veelzijdig 'Museum van de 19e eeuw'. Er wordt werk verzameld uit diverse stromingen en richtingen, zoals het Realisme, het Impressionisme en het Symbolisme. Verder wordt er vaak werk gepresenteerd van kunstenaars die Van Gogh bewonderde: vooruitstrevende tijdgenoten zoals Paul Gauguin en Georges Seurat, maar ook trditionele schilders als Ary Scheffer.
1.2 Het gebouw Op de eerste verdieping van het gebouw kan je veel schilderijen vinden van Van Gogh. Deze zijn hier in chronologische volgorde tentoongesteld. Deze presentatie geeft een goed overzicht van zijn werk en de ontwikkelingen daarin. De tekeningen en brieven van de kunstenaar kunnen helaas niet permanent tentoongesteld worden. Ze zijn te lichtgevoelig. Een selectie uit de collectie 19e eeuwse kunst is geëxposeerd op de begane grond en de derde verdieping. Hierbij wordt het werk vaak gerelateerd aan dat van Van Gogh. Kunstwerken op papier zijn op de tweede etage te vinden. Daar is ook een 'open depot' ingericht en een studieruimte. Deze zijn bedoeld om de bezoekers kennis over Van Gogh en de 19e eeuw te laten opdoen. 1.3 De eerste verdieping: Nederland 1880-1885, Antwerpen 1885-1886 Van Gogh heeft in het begin van zijn carrière een donkere periode gehad. Dit was in de tijd dat hij nog 'gewoon' in zijn thuisland, Nederland schilderde (1880-1885). Dit donkere wordt heel erg benadrukt door de architectuur van de zaal. Dit werk is een heel goed voorbeeld van de donkere periode van Van Gogh: het is misschien een beetje onduidelijk, maar dit is De Aardappeleters (niet helemaal compleet plaatje, sorry!). Dat het zo donker is is echt heel mooi benadrukt. Het zaaltje bevindt zich in een donker gedeelte van het gebouw. Er zijn geen ramen, en ook het plafond is helemaal dicht. Er zijn enkel wat spotjes gericht op de schilderijen. Doordat je dan zelf nog helemaal in het donker staat, geeft dat een mooi effect aan de (donkere) schilderijen. Het geeft ze een nog donkerder aanzien, het donkere aspect wordt zo heel mooi en duidelijk benadrukt. Een ander voorbeeld van een donker schilderij is 'kop van een vrouw' (1885). In de winter van 1884-1885 schilderde Van Gogh 40 studies van boerenkoppen om beter te worden in het schilderen van figuren. De vrouw die op 'kop van een vrouw' staat afgebeeld, is ook een prominent figuur in 'De Aardappeleters'. In het zelfde zaaltje bevindt zich ook het onderdeel 'Antwerpen 1885-1886'. Ook dit zijn vooral studies van hoofden. 1.4 Parijs 1886-1888 In deze zaal vind je vooral landschappen. Deze zaal is lichter, groter en ruimer. Het licht komt voornamelijk door het plafond, dat is een soort hekwerk. Zoals het donkere zaaltje het donkere van de schilderijen benadrukte, zo benadrukt dit lichte zaaltje de lichte schilderijen. Vincent's werk in Parijs kan je duidelijk herkennen. Hij ondergaat hier veel invloed van de School Van Barbizon, en het Pointillisme. Ook schilderde hij veel dingen uit de stad. Een voorbeeld hiervan is 'gezicht op Parijs vanuit Theo's appartement in de Rue Lepic' uit 1887. Hier zie je hoe Van Gogh experimenteerde met de stippeltechniek van de neo-impressionisten. Hij gebruikt hier veel contrasterende kleuren, bijvoorbeeld rood en groen in de vensters met luiken. Ook hangt er in deze zaal een serie zelfportretten van Vincent. Zoals deze! Deze heet 'Zelfportret met strooien hoed' (1887) Ook hangt daar het werk 'De Brug in de regen' en De Courtisane. Van Gogh had een liefde voor Japanse houtsnedes. Hij gaf ze heldere kleuren en de bijzondere composities. Hij maakte ze na, en versierde de rand met zelfbedachte 'Japanse' karakters. 1.5 Arles 1888-1889, Saint-Remy 1889-1890 Terwijl je door de zalen loopt, in de 'goede' route, met de jaren mee, zie je duidelijke ontwikkelingen in het werk van Van Gogh. Zoals in Arles schilderde Van Gogh veel korenvelden. Hij had hier een duidelijke voorliefde voor landelijke thema's. Ook hangt daar de zonnebloemen (even voor de duidelijkheid, ik ben nog vóór de Van Gogh-Gauguin expositie naar het museum geweest. In Saint-Remy veranderde zijn stijl. Hij tekende hele duidelijke contouren. Als hij dus een boom schilderde dan zag je heel duidelijke zwarte lijnen om die boom heen geschilderd. Deze zaal is een soort zijzaal. Er zit een raam in, waar een soort van vitrage voor is gespannen. Hierdoor blijft de rust in de zaal bewaard en komt er niet teveel lawaaierige, drukke invloed van buiten. Saint-Remy is tevens te laatste zaal. Er hangen veel bekende werken van Van Gogh. Wat voorbeelden: Takken met amandel bloesem (1890) Irissen (1890) Korenveld met kraaien (1890) 1.6 de rest van het gebouw De rest van het gebouw is voor de gemiddelde toerist niet echt belangrijk. Je kan daar brieven vinden, en andere 19e eeuwse kunstwerken. Als je daar komt als toerist, is het niet 'echt' leuk, want je vind daar (bijna) geen direct werk meer van Vincent van Gogh. En als je niet geïnteresseerd bent in zijn levensverhaal en interesses, heb je er verder eigenlijk niks meer te zoeken. Hier is ook rekening mee gehouden in het gebouw. Het is niet voor niets dat de Vincent van Gogh-collectie zich gelijk op de eerste verdieping bevindt, en de rest erboven. Ook heeft de eerste verdieping een erg mooie belichting, en is het op de andere verdiepingen wat donkerder, wat het ook oninteressanter doet lijken. Dus ik ga geen uitgebreid hoofdstuk wijden aan deze verdiepingen, want het hoofdonderdeel van het museum is de Vincent van Gogh collectie, en die heb ik nu al voldoende toegelicht. Het Rijksmuseum is qua collectie, budget, aantal werknemers en oppervlakte het grootste museum van ons land. Ieder jaar bezoeken meer dan een miljoen mensen het museum. Er werken ruim 400 mensen, met ieder zijn of haar eigen vakgebied. Het Rijksmuseum heeft een internationale reputatie hoog te houden op het gebied van tentoonstellingen en publicaties. Deze moeten, naast een hoge kwaliteit, ook nog op wetenschappelijk gebied de aanzet geven tot nieuwe inzichten. Bovendien wordt er veel aandacht besteed aan de educatie en de inrichting van de tentoonstellingen. Hiervoor worden regelmatig vooraanstaande vormgevers en ontwerpers uitgenodigd.
Hoofdstuk 2 - het Rijksmuseum 2.1 Het Rijksmuseum in het kort Op 19 november 1798 besloot Jan Alexander Gogel dat er in Nederland, naar Frans voorbeeld, een nationaal museum moest komen. De overblijfselen van de Stadhouderlijke collecties werden ondergebracht in 8 zalen van de westvleugel van Huis ten Bosch. Samen met de eerste directeur, Cornelis Roos, werden de zalen gevuld met 200 schilderijen. Op 31 mei 1800 opende de Nationale Konst-Gallerij zijn deuren. De eerste aankoop (fl 95,-) volgde drie jaar later: de bedreigde zwaan van Jan Asselijn, nog steeds een van de topstukken van het Rijksmuseum. In 1808 verhuisden de collecties, op bevel van koning Lodewijk Napoleon, naar het voormalige stadhuis van Amsterdam. Daar werden ze verenigd met de schilderijen van de Stad Amsterdam, waaronder de Nachtwacht van Rembrandt. Zo opende op de bovenverdieping van het Paleis ‘Het Koninklijk Museum’. Door de gestage groei van de collecties was het Paleis al snel te klein, en het museum moest alweer verhuizen. In 1817 was de collectie te zien in het Trippenhuis, een 17de-eeuws stadspaleis aan de Kloveniersburgwal. Bovendien werd besloten om de toenmalige moderne kunst onder te brengen in Paviljoen Welgelegen in Haarlem. De eerste Koning van Nederland, Willem I, had het museum inmiddels herdoopt tot 'Rijks Museum'. Om aan de huisvestingsproblemen een eind te maken werd na jarenlange onderhandelingen in 1876 begonnen met de bouw van het huidige Rijksmuseum. De architect P.J.H. Cuypers maakte een ontwerp in historische stijl: een mengeling van Gotiek en Renaissance. Het gebouw werd in 1885 officieel geopend. De collectie was inmiddels uitgebreid met de verzameling van de Gemeente Amsterdam waaronder de nalatenschap van A. de Hoop, waarin zich onder andere de Joodse Bruid van Rembrandt bevond. Verder bood het nieuwe gebouw onderdak aan het Nederlandsch Museum voor Geschiedenis en Kunst uit Den Haag, de tegenwoordige afdelingen Nederlandse Geschiedenis en Beeldhouwkunst & Kunstnijverheid. Ook de verzameling 19de-eeuwse schilderijen uit het Paviljoen Welgelegen in Haarlem werd overgebracht naar het nieuwe gebouw. In de loop der tijd is er nogal wat gesleuteld aan het oorspronkelijke ontwerp. Talloze verbouwingen volgden elkaar op. Zo werd in 1906-1909 en 1913-1916 een nieuwe vleugel aangebouwd voor de collectie 19de-eeuwse kunst, die door een legaat van het echtpaar Drucker-Fräser aanzienlijk groeide: de Drucker-Fräser-uitbouw, de huidige Zuidvleugel. Na de Tweede Wereldoorlog werd ook de collectie van de Vereniging van Vrienden der Aziatische Kunst in de uitbouw ondergebracht. In de jaren vijftig en zestig werden de twee binnenplaatsen gevuld met tentoonstellingszalen. Bij de komende renovatie tussen 2004 en 2006 is het de bedoeling dat deze blokken worden verwijderd, zodat licht en ruimte terugkeren in de binnenhoven. Uitgangspunten bij de grote verbouwing zijn dat recht wordt gedaan aan de oorspronkelijke structuur van Cypers' gebouw, daglicht weer een belangrijke rol speelt en dat er een goede logistieke situatie ontstaat. Het Nieuwe Rijksmuseum is dan klaar voor de bezoeker van de 21e eeuw! 2.2 Het gebouw Het Rijksmuseum is niet alleen beroemd om zijn collecties maar ook door zijn gebouw. Dit -monumentale- ontwerp van de architect Cuypers uit 1885 bezit een ontzettend veel details: tegeltableaus, beelden, spreuken en ornamenten. Ook de tuin, die ontworpen is door Cuypers, is een museum en heeft veel bouwfragmenten uit Nederlandse steden. 2.3 het gebouw van binnen: de collectie Het Rijksmuseum heeft vijf afdelingen: Schilderijen, Beeldhouwkunst & Kunstnijverheid, Prentenkabinet, Aziatische Kunst en Nederlandse Geschiedenis. Alle afdelingen beschikken over eigen tentoonstellingsruimten. Schilderijen De collectie schilderijen van de grote meesters uit de 17de eeuw is in binnen- en buitenland beroemd. Frans Hals, Johannes Vermeer, Jan van Goyen, Jacob van Ruisdael, Pieter Saenredam en Jan Steen, ze zijn bij het grote publiek geliefd om hun portretten, interieurs, landschappen, kerken en vrolijke gezelschappen. En uiteraard is het vooral Rembrandt die veel bezoekers naar het museum trekt. Het Rijksmuseum heeft niet alleen enkele geweldige werken van deze 'meester', zoals de Nachtwacht, De staalmeesters en Het joodse bruidje, maar biedt bovendien met 20 schilderijen van Rembrandt een mooi overzicht van zijn oeuvre. De afdeling Schilderijen toont een chronologisch overzicht van de Nederlandse schilderkunst van de 15de tot aan het einde van de 19de eeuw. Hierbij wordt soms aan bepaalde scholen, thema's of aan het oeuvre van een enkele kunstenaar speciale aandacht besteed. Daarnaast is er een verzameling buitenlandse schilderijen, die echter niet permanent te zien is. Beeldhouwkunst en kunstnijverheid De verzameling Beeldhouwkunst en Kunstnijverheid heeft een gevarieerde collectie. Ze hebben sculpturen van allerlei soorten materiaal, meubelen, betimmeringen, edelsmeedkunst en juwelen, aardewerk en porseliein, glas, kostuu,s, voorwerpen van koper, brons en ijzer en nog veel meer. Hoewel het in het Rijksmuseum toch vooral om de Nederlandse kunst gaat, zijn veel 'deelcollecties' erg internationaal. Er zijn in totaal circa 45.000 voorwerpen.
Het prentenkabinet Het Prentenkabinet bezit de grootste verzameling prenten en tekeningen van Nederland. Omdat werken op papier niet langdurig het licht kunnen verdragen, zijn de prenten en tekeningen niet permanent opgesteld, net als bij het Van Gogh museum. Ze worden nu getoond in wisselende opstellingen die meestal drie maanden duren. Aziatische kunst De collectie is ontstaan uit een aantal verzamelingen: de verzameling van de Vereniging van Vrienden der Aziatische Kunst, die sinds 1965 door de afdeling zelf opgebouwde verzameling en het bestand aan Oosterse kunst van de afdeling Beeldhouwkunst en Kunstnijverheid. De afdeling Aziatische kunst biedt een mooi overzicht van de belangrijkste kunststromingen en stijlontwikkelingen in diverse cultuurgebieden van Azië. China, Japan, India en Indonesië zijn van oudsher het sterkst vertegenwoordigd, elk met typisch eigen kunstvormen. Voor China is dit beeldhouwwerk, ceramiek, bronzen vaatwerk en schilderingen op papier, voor Japan ceramiek en lakwerk, voor India en Indonesië beelden en beeldjes in steen en brons. Nederlandse geschiedenis Met uiteenlopende objecten wordt op de Afdeling Nederlandse Geschiedenis de ontwikkeling van de Nederlandse Staat in beeld gebracht, van de Middeleeuwen tot en met de 20ste eeuw. Dit wordt gedaan met authentieke voorwerpen, de échte bronnen van het verleden: voorwerpen die door de eeuwen heen bewaard bleven, zoals documenten, porselein van gezonken Oostindiëvaarders of persoonlijke bezittingen van bekende Nederlanders. Maar ook objecten van kunsthistorische waarde –schilderijen en zilverwerk bijvoorbeeld – maken deel uit van deze presentatie. Ze werden hier geplaatst vanwege het historische belang. De aard van de collectie is nationaal; wat de provincies en steden verzamelden is er niet te vinden. Aan de andere kant is de geschiedenis van de gebieden waar de overzeese expansie van de Nederlanders heeft plaats gevonden goed vertegenwoordigd: er zijn unieke voorwerpen uit landen als Australië, Brazilië, Sri Lanka, India, Indonesië, Japan, Rusland en Spitsbergen. Ook de maritieme geschiedenis is aanwezig in portretten van admiraals, schilderijen van zeeslagen, buitgemaakte vlaggen en andere trofeeën. Samenvatting:> Het Van Gogh museum en het Rijksmuseum zijn allebei op een heel andere manier tot stand gekomen, hebben allebei een totaal andere collectie, hebben allebei een totaal ander soort gebouw… kortom, behalve het feit dat beide musea zich in Amsterdam bevinden zijn er weinig tot geen overeenkomsten. Dat maakte het ook wel heel erg moeilijk om dit werkstuk te maken, omdat de musea op (bijna) geen punten te vergelijken zijn. Toch vond ik het een leuke opgave, want je kijkt nou eenmaal niet dagelijks naar de architectuur van musea. Meestal kijk je enkel en alleen maar naar de inhoud. Ik heb dus veel geleerd van dit werkstuk, al denk ik eerlijkgezegd niet dat ik van nu af aan elk museum op deze manier ga bekijken….!

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.