Opdracht 1
Ik heb alle bovengrondsedelen van de scherpe boterbloem getekend.
De Latijnse naam voor scherpe boterbloem is Ranunculus acris L.
De scherpe boterbloem kan ongeveer 30-90 cm hoog worden.
Rijk: Plantae (Planten)
Stam: Magnoliophyta (Bedektzadigen)
Klasse: Magnoliopsida (Tweezaadlobbigen)
Orde: Ranunculales
Familie: Ranunculaceae (Ranonkelfamilie)
De boterbloem bloeit van april tot in herfst.
De scherpe boterbloem komt voor in weilanden en vochtige grazige plaatsen.
De scherpe boterbloem heeft een scherpe smaak en word daardoor niet vaak gegeten door vee.
De bloem van de Boterbloem is goudgeel glanzend.
De bloem is ongeveer 1,5 tot 2,5 cm groot. Hij heeft 5 kroonbladen. Tegen de kroonbladen liggen kelkblaadjes aan. In het midden van de bloem zijn meeldraden.
De bloemsteel is behaard en is rond.
Het blad is een beetje behaard. De bladeren zijn een beetje handvormig en diep ingesneden.
Opdracht 5
Ik heb alle delen van de bloem van de boterbloem getekend.
Kroonbladeren: dat zijn de gele blaadjes.
Klekbladeren: dat zijn de groene blaadjes onder de kroonbladeren.
Stamper: zit aan het vruchtbeginsel en bestaat uit een stijl en stempel.
Vruchtbeginsel: is de binnenste krans van de bloem en is uit meer stampers opgebouwd. In het vruchtbeginsel zitten meer zaadknoppen.
Stijl: is bij de stamper het gedeelte tussen het vruchtbeginsel en de stempel .
Stempel: is het verbrede, meest kleverige, bovenste gedeelte van de stamper. Dat het stuifmeel opneemt.
Daarna heb ik de familie van de boterbloem gezocht en onderzocht.
De familie heet Ranunculaceae (Ranonkelfamilie).
Ik heb 2 planten daarvan onderzocht: het speenkruid en de wateranorkel.
Het speenkruid:
De plant word ongeveer 30 cm hoog.
Bloeit van maart-mei.
De plant heeft hartvormige bladeren. De bloemen zijn geel en hebben 6 tot 12 kroonbladeren en 3 kelkbladeren. De kroonbladeren zijn een beetje langwerpig. De vorm van de knollen lijken op speentjes. Het speenkruid komt vooral voor aan slootkanten en schaduwrijke plaatsen.
Het verschil met de scherpe boterbloem is dat het speenkruid 6 tot 12 kroonbladeren hebben terwijl de boterbloem er 5 heeft. Hij heeft ook maar 3 kelkbladeren en de boterbloem heeft er 5. Verder heeft het speenkruid ook wat ander vorm kroonbladeren, het speenkruid heeft meer een langwerpige vorm en de boterbloem wat boller. Het speenkruid heeft ook een ander soortbladeren, die van het speenkruid zijn hartvormig terwijl die van de boterbloem handvormig zijn. Het speenkruid is ook wat kleiner.
De waterranonkel:
De waterranonkel komt veel voor in stilstaand
De bladeren zijn boven water stevig en rond tot niervormig ze zijn vaak in 3 tot 7 delen in gesneden de bladeren onderwater zijn langwerpig en dun.
De bloem ongeveer 0,5 tot 2 cm groot. Ze hebben 5 witte kroonbladeren en rondom een geel hart. Ze hebben 5 tot 20 meeldraden en 5 kelkbladeren.
De waterranonkel bloeit van april-augustus. De plant kan onderwater tot 2 meterlang zijn.
De waterranonkel komt veel voor in zoet, helder, stilstaand of langzaamstromend water van ongeveer een meter diepte.
Het verschil met de boterbloem is: De waterranonkel heeft witte kroonbladeren en de boterbloem gele. De waterranonkel leeft in het water, de boterbloem op het land. De boterbloem is giftig terwijl de waterranonkel niet giftig is en gewoon gegeten kan worden.
Opdracht 3
Ik heb elke les de groei van een boterbloem bij gehouden.
De boterbloem staat in de berm naast de weg.
In het begin toen ik hem had gemeten was hij
En de laatste keer dat ik hem had gemeten was hij
Maar de laatste 2 lessen kon ik hem niet meer meten want hij was omgemaaid.
Ik heb ook een dwarsdoorsnede van de stengel getekend.
In de stengel lopen 2 transport banen. De houtvaten vervoeren het water en de mineralen van de wortels naar de bladeren. De bastvaten vervoeren de voedingsstoffen van de bladeren naar de wortels.
Aan de top van de stengel zit een groeipunt, in de vegetatieve fase van de plant bladeren vormt en in de generatieve fase bloemen.
Dikte groei vindt plaatst doordat de vaatbundels eerst van elkaar gescheiden liggen door mergstralen, doordat de paren chymcellen in de mergstraal die aan sluit bij het Cambrium van de vaatbundels worden. De ze verder gescheiden en daardoor word de stengel dikker.
De lengtegroei van planten vindt plaats door celdeling in het mereisteem van de top, maar vooral door celstrekking (vorming van de vacuole) net onder de top.
Opdracht 6
Ik heb een gebiedje van 1 bij 1 meter bekeken en beschreven en er een plattegrond van gemaakt.
Het gebiedje ligt naast de weg en naast een sloot.
Aan de kant van de weg zie je eerst een klein tredstrookje (dat is een strookje waar mensen overheen lopen) van 20 cm, dat strookje bestaat veel uit grond en wat gras en weegbree want die planten kunnen er tegen als er op gelopen word.
Dan zie je een maaistrookje ervan 50 cm, de maaistrook wordt soms gemaaid daarom is alles daar niet zo hoog gegroeid. De planten zijn daar 75 cm. De planten die daar staan zijn gras, berenklauw, boterbloem, brandnetel en 7blad.
Daarna is er nog een strookje van 30 cm. Daar staat voornamelijk riet.want die staat dicht bij de sloot het riet is 2 meter hoog.
Ik denk dat de bedenkinggraad van het hele gebiedje ongeveer 99% is omdat alleen bij het tredstrookje een deel niet is bedekt.
Gras bedekt het meest van het gebiedje ik denk ongeveer 39%.
Het gebiedje bestaat ook veel uit riet omdat riet veel overheerst ik denk 26%.
7blad overheerst ook bestveel omdat die van die grote bloemen heeft, het bedekt 16%. De boterbloem heeft kleinere bloemen en bladeren dus bedekt 9%
Weegbree komt alleen op dat tredstrookje voor en bedekt 4%
Er staat maar enkele paarbrandnetels in dus die bedekken ongeveer 3%
De abiotische factoren in het gebiedje zijn:
Het water want daardoor komt er veel riet in het gebiedje voor want riet leeft bij water. De weg is ook een factor want daar door is er een tredstrook en groeit er dus weegbree. De zon want de zon schijnt bijna de hele dag op het gebiedje.
De grond
De lucht
REACTIES
1 seconde geleden