Anatomie van het hart
Het hart
Het hart is een holle spier, zo groot als een vuist. Het hart is gevuld met bloed. De taak van het hart is om het bloed door het lichaam te pompen. Het bloed bevat veel zuurstof en voedingsstoffen. Dat is brandstof voor de spieren en organen. Bij een volwassene pompt het hart in rust ongeveer 60 tot 70 keer per minuut bloed het lichaam in. Dat is 4 tot 5 liter per minuut, en ongeveer 7.000 liter per dag!!! Als je aan het sporten bent kan je hartslag wel 170 keer slaan per minuut.
Werking van het hart
Het hart is opgedeeld in een rechter en een linker helft. Elke helft bestaat uit 2 delen: een boezem en een kamer. Aan allebeide kanten komt het bloed in de boezems binnen, en die pompen het bloed naar de kamers. Vanuit de rechterkamer gaat het bloed de kleine bloedsomloop in. In linkerkamer begint de grote bloedsomloop.
Bij een volwassen persoon in rust duurt de periode tussen twee hartslagen iets minder dan een seconde. In die tijd trekken achtereenvolgens de boezems en de kamers samen om bloed door het lichaam te pompen. Een samentrekking is te vergelijken met het knijpen in een tube: als een boezem of kamer samentrekt, wordt deze kleiner, waardoor het bloed maar een kant op kan, namelijk naar buiten. Bij elke samentrekking wordt bloed uit het hart gepompt. Als het hart ontspant, vult het zich weer met bloed. Dat gebeurt passief: het bloed wordt niet aangezogen, maar het hart loopt vanzelf vol.
Net als het elektromotortje in een walkman, gaat het hart pas 'lopen' als er een stroompje doorheen wordt gejaagd. Na elke samentrekking volgt een moment van rust, waarin de hartspier zich even ontspant. De hartslag wordt dan aangestuurd door een elektrisch stroompje. Het elektrische stroompje ontstaat in het hart zelf, in de zogenaamde sinusknoop in de rechter boezem. Als het stroompje bij een boezem of kamer aankomt, wordt deze geprikkeld om samen te trekken. De sinusknoop stuurt een elektrisch signaal via de boezems en daarna via het geleidingssysteem naar de kamers. Zo worden eerst de boezems geprikkeld tot samentrekken en daarna beide kamers. Door prikkeling van de hartspiercellen ontstaat een elektrische activiteit die voorafgaat aan en onmiddellijk gevolgd wordt door het mechanisch samentrekken van de hartspiercellen. Die elektrische activiteit van de hartspier start de mechanische activiteit.
Hartkleppen
Als je naar je hart luistert met een stethoscoop ("klop-klop, klop-klop”), hoort je het geluid van de hartkleppen die sluiten. Je hart heeft vier kleppen, maar er zijn er steeds twee die tegelijk openen en sluiten. Daarom hoort je steeds twee slagen (een keer “klop-klop") per hartslag en geen vier.
Tussen de kamers en de slagaders zitten kleppen. Tussen de rechterkamer en de longslagader zit de longslagaderklep. De klep tussen de linkerkamer en de lichaamsslagader heet lichaamsslagaderklep (of aortaklep). Ook tussen de boezems en de kamers zitten kleppen. De hartkleppen zorgen ervoor dat het bloed in je hart slechts in een richting stroomt, net als de eenrichtingskleppen in de afvoer bij u thuis. Ze openen om het bloed er door te laten stromen en sluiten weer om te voorkomen dat het bloed terugstroomt. Als een klep sluit, trekken flapjes weefsel samen om de klep hermetisch af te sluiten. Deze weefselflapjes worden slippen genoemd. Als een klep niet goed sluit, stroomt het bloed de verkeerde kant op. Daardoor worden sommige delen van het lichaam niet goed bereikt. Ook wordt het hart dan zwaar belast.
De hartspier krijgt via twee kransslagaders zuurstof en voedingsstoffen. De kransslagaders zijn zijtakken van de grote lichaamsslagader, de aorta. De kransslagaders heten zo omdat ze als een soort krans om het hart heen lopen.
Hart en vaatziekten komen veel voor, het is de meest voorkomende doodsoorzaak. Per jaar sterven er 50.000 mensen aan hart en vaat ziekten ( 36%)
Hartfalen
Hartfalen betekent dat het hart door onherstelbare schade niet meer goed kan pompen, en daardoor komen er allemaal problemen.
Als het vooral de linkerkant van het hart is dan raken de bloedvaten van de kleine bloedsomloop ( naar de longen ) vol. Er gaat bloedvocht uit de kleine bloedvaten van de longen lekken. Het vocht in de longen zorgt er dan voor dat je kortademig wordt en een kriebelhoest krijgt.
Als het aan de rechterkant van het hart minder goed pompt dan komt er vochtophoping in de grote bloedsomloop. Dat voel je in je buik, benen en in je voeten. Als het bijvoorbeeld in je buik is, voelt het net of je heel veel hebt gegeten.
Links en rechts hartfalen komen vaak samen voor.
Een andere gevolg van hartfalen is dat het lichaam niet genoeg zuurstof rijk bloed krijgt. Dan wordt je al moe bij een kleine inspanning.
De meeste klachten van mensen met hartfalen zijn:
- Vermoeidheid
- Kortademig
- Opgezette benen en enkels
- Opgezette buik
- Zwaarder worden terwijl je net zo veel of minder eet
- Vaker plassen
- Prikkelhoest
- Mindere eetlust
- Niet kunnen slapen
- Duizelig
- Verstopping van de darmen
- Koude handen en voeten
De belangrijkste oorzaken van hartfalen zijn:
- Een hartinfarct
- Hoge bloeddruk
- Slechte hartkleppen
- Hart ritmestoornissen
- Ziekte van de hartspier ( cardiomyopathie )
Als je last hebt van hartfalen is het belangrijk om goed op je eten te letten. Omdat je al veel vocht vasthoud moet je extra voorzichtig zijn met zout. Je moet ook geen kant en klaar voedsel kopen. Ook geen groente uit blik, diepvries eten, saus uit blik, bouillon en snacks, die bevatten meestal veel zout. Zeedieren bevatten ook veel zout. Zelfs zoete producten als chocolade bevat zout. Om het eten op smaak te brengen zonder zout te gebruiken kun je ook knoflook, ui, tomaat, tuinkruiden, peper, paprikapoeder, nootmuskaat, en dieetzout gebruiken. Ook is het heel slecht om te roken als je last hebt van hartfalen. Nicotine blijft namelijk vastzitten aan de vaatwanden en dat zorgt voor vernauwingen.
Diastole en systole
Het hart werkt in drie verschillende fases. Die drie volgen elkaar steeds op. De samentrekking van hartspierweefsel wordt systole genoemd. Als de hartspieren ontspannen heet dat diastole. De hartslag begint pas als de boezems volgestroomd zijn met bloed uit de longaders en de holle aders. De systole van de boezems is tegelijkertijd in beide harthelften. Daardoor stroomt het bloed in de kamers en kan er diastole plaats vinden.
Als de kamers vol zijn, is er systole in de kamers. De hartkleppen gaan dicht, dan kan het bloed niet terugstromen in de boezems. Na de systole van de kamers is er nog een beetje bloed in de kamers. Daarna is er een hartpauze. In de boezems en in de kamers vindt diastole plaats. Het bloed stroomt uit de longaders en de holle aders in de boezems en de kamers. De halvemaanvormige kleppen zijn dan gesloten, dan kan het bloed niet terugstromen in de longslagader en in de aorta.
Als er systole in de kamers is, gaan de hartkleppen dicht. Dan hoor je een harttoon. Als de halvemaanvormige kleppen dichtslaan hoor je een betere harttoon. Als de kleppen niet goed sluiten hoor je een hartruis.
Harttransplantatie
Een harttransplantatie is een medische ingreep waarbij het hart van een (overleden) donor wordt geplaatst in een patiënt van wie het hart niet meer in staat is om de patiënt in leven te houden.
Dokter Christiaan Barnard was de eerste arts die in december 1967 een harttransplantatie verrichtte in een ziekenhuis in Kaapstad (Zuid-Afrika). Tegenwoordig worden er ook gecombineerde hartlongtransplantaties uitgevoerd. De kans op een goed resultaat ligt bij deze combinatievorm zelfs iets hoger dan bij een harttransplantatie alleen. Het aantal harttransplantaties in 2005 lag rond de 50 per jaar.
Een patiënt komt alleen in aanmerking voor een harttransplantatie als de patiënt zonder nieuw hart maar één tot twee jaar te leven hebben of van wie de levenskwaliteit erg laag is en als er geen andere behandelingsmogelijkheden zijn.
Een uitgebreide screening bepaalt of de patiënt wordt toegelaten op de wachtlijst. Mensen met ernstige aderverkalking in andere bloedvaten dan die van het hart komen bijvoorbeeld niet in aanmerking. De medicatie die een transplantatiepatiënt moet nemen, zou dat proces namelijk dramatisch versnellen. Ook ernstige longaandoeningen, nierproblemen of een beginnende kanker zouden het succes van een harttransplantatie in de weg staan.
Bij de transplantatie gelden strenge criteria. Of een bepaald donorhart geschikt is voor de patiënt hangt onder andere af van leeftijd, lichaamsgrootte, de weefselkenmerken en de bloedgroep in het bloed.
Een harttransplantatie is een ingrijpende gebeurtenis. Lichamelijk en geestelijk maken de patiënt en de familie van de patiënt een moeilijke periode door.
Afstoting van het hart vormt het grootste gevaar. Om dit gevaar te verminderen moet de patiënt levenslang medicijnen nemen die de afweer tegen lichaamsvreemde stoffen onderdrukken. Een nadeel hiervan is dat de patiënt vatbaarder wordt voor infecties. Een anders nadeel is dat de nierfunctie soms verminderd en dat de patiënt de rest van zijn leven gedialyseerd moet worden.
De meeste patiënten voelen zich een kleine twee weken na de ingreep al beter dan voor de operatie. Ook de vooruitzichten op lange termijn zijn vrij goed.
Na vijf jaar is gemiddeld zeventig tot tachtig procent van de patiënten in leven. Ze krijgen tachtig tot negentig procent van hun vroegere fysieke conditie weer terug en meer dan de helft kan weer aan het werk.
Xenotransplantatie
Het woord xenotransplantatie betekent: transplantatie van dierlijke organen bij de mens. Xenotransplantatie zou een oplossing kunnen zijn voor het groeiende tekort aan menselijke organen. Omdat men organen van varkens wil gaan gebruiken voor de transplantatie en omdat er aan varkens geen gebrek is, zou het organen tekort in een keer worden weggewerkt. Hoewel deze techniek alleen nog maar in het onderzoek gebruikt wordt, zijn de meningen erover sterk verdeeld. Dat komt omdat nog niet duidelijk is of deze technologie zal werken en er zijn natuurlijk risico’s aan verbonden.
Voor de transplantatie van varkens organen is het meestal nodig de varkens genetisch te modificeren (veranderen). In het erfelijke materiaal (DNA) van het dier worden dan veranderingen aangebracht. Deze ingreep komt er op neer dat er enkele menselijke eiwitten in organen van het dier worden ingebouwd, zodat het menselijk lichaam het dierlijk orgaan niet herkent als vreemd orgaan. Genetisch modificeren kan voorkomen dat het dierlijk orgaan snel wordt afgestoten.
Er zijn verschillende technieken om genetische modificatie toe te passen. Een veel gebruikte techniek is de "micro-injectie" techniek. Hierbij wordt een klein hoeveelheid van menselijk DNA in een bevruchte eicel van een varken ingespoten. De eicel wordt vervolgens ingeplant in een draagmoeder. Na de geboorte worden tests uitgevoerd om te kijken of de biggen inderdaad het de gewenste genetische verandering hebben gekregen. Met de varkens, waarbij de genetisch modificatie gelukt is, wordt doorgefokt onder speciale omstandigheden, bijvoorbeeld: ze mogen niet naar buiten en worden onder steriele omstandigheden gehuisvest. Dit wordt gedaan om het risico dat ziektekiemen van het varken op de patiënt kunnen overgaan zo klein mogelijk te houden. De laatste stap is de uitname van de organen voor de xenotransplantatie.
Aan xenotransplantatie zijn verschillende risico’s verbonden zowel voor de individuele patiënt als voor de hele samenleving. De patiënt loopt kans dat zijn lichaam het vreemd orgaan niet accepteert en complicaties optreden, waardoor men nog verder van het doel komt, namelijk genezen. Ten tweede kan hij/zij een infectie van virussen, schimmels of bacteriën oplopen, die meegetransplanteerd zijn met het varkensdeel. Door steriel te fokken zullen deze "gewone" ziekteverwekkers voorkomen kunnen worden. Een ander verhaal geldt voor het zogenaamde endogene retrovirus. Deze ziekteverwekkers zijn virussen die zich kunnen vertoppen in het DNA van het dier. Deze zijn onschadelijk voor het varken, maar zouden de patiënt kunnen infecteren. Op die manier is het mogelijk dat op deze manier een nieuwe besmettelijk ziekte ontstaat.
Het practicum
Materiaal:
- Een hart van een varken
- Prepareermateriaal (scalpel, glasstaaf, onderlegger)
- Potlood, papier en gum
- Handschoenen
Uitvoering
Werkwijze: Wanneer je het hart neerlegt met de “punt” naar je toegekeerd en het deel waartoe de punt behoort naar rechts, dan bekijk je het hart van de buikzijde.
Tekenen: Teken op ware grootte en geef de onderstreepte onderdelen aan. De punt van het hart behoort tot de linkerkamer, deze is dikwandig. De rechterkamer voelt minder hard aan, wegens de geringere dikte van de wand. De grens tussen beide kamers wordt aangegeven door een groeve, waarin de vaten naar de hartwand liggen. De linker- en rechterboezem liggen boven de kamers. Van beide is slechts een oorvormig aanhangsel te zien. Ook op de grens tussen boezems en kamers ligt een groeve. Aan de buikzijde zijn zichtbaar de aorta en de longslagader.
Achterkant: Draai het hart om. Teken op ware grootte en geeft de onderstreepte onderdelen aan. Je ziet weer rechter- en linkerkamer met de hartpunt en rechter- en linkerboezems. De groeve tussen beide kamers is nu duidelijk zichtbaar. Zeer duidelijk is ook de groeve tussen boezems en kamers te zien. Vaak zijn vooral de kamers, zowel aan buik- als rugzijde bedekt met vetweefsel. Aan de rugzijde zijn zichtbaar de bovenste en onderste holle ader en de longslagaders. Verder ook de aorta en de longaders.
Knippen: Steek een glasstaafje in de aorta tot onder in de hartpunt. Snij nu met een scalpelmes “over het glasstaafje” richting hartpunt, de aorta kun je met een schaar doorknippen, je hebt nu de linkerkamer open. Nu is het volgende te zien. De aorta: opengeknipt, aan de oorsprong van de aorta zijn drie halvemaanvormige kleppen zichtbaar.
De kransslagaders ontspringen uit de aorta en wel achter de rechter en middelste van de drie kleppen. De openingen van de longaders bevinden zich in de linkerboezem. De boezem-kamerklep bestaat uit twee plooien van de binnenstelaag van de hartwand die op de grens tussen boezem en kamer zijn vast gehecht, terwijl de vrije pezige draden niet met zich vertakkende bundels die uit spier- en bindweefsel bestaan en die de holte binnen de kamer doorkruisen. De groeve tussen boezem en kamer is dwars doorgesneden. Hierin bevindt zich, eveneens dwars doorgesneden, een kransslagader. De spierwand van de linkerboezem is dun (op doorsnede). De spierwand van de linkerkamer is zeer dik (op doorsnede). Een bindweefselplaat ter hoogte van de groeve scheidt de spierwand van de boezems volledig van die kamers. Teken wat jij interessant vindt.
Via deze informatie hebben wij het practicum uitgevoerd. We hadden duidelijk afgesproken wie wat zou doen. Eline zou tekenen en ik (Jacolien) zou in het hart snijden. Het leek allemaal niet zo fris, zo’n hart en dat je daar dan in moest snijden. Maar uiteindelijk viel het best mee en was het zelfs er interessant. Elke keer als ik wat gesneden had maakt Eline een tekening. Op die manier verliep onze samenwerking goed. We vonden het een erg leuk practicum.
Bronvermelding
- http://staff.science.uva.nl/~dcslob/lesbrieven/mohamed/xenotransplantatie.html
- http://www.maguza.be/artikel_detail.asp?IdArtikel=127
- http://nl.wikipedia.org/wiki/Harttransplantatie
- http://www.hartstichting.nl/go/default.asp?mID=5542&rID=19
- http://www.kiesbeter.nl/medischeinformatie/page/Onderwerp.aspx?EntityId=877467
- http://www.natuurinformatie.nl/nnm.dossiers/natuurdatabase.nl/i002118.html
- http://www.hartstichting.nl/go/default.asp?mID=5524&rID=214
- http://www.guidant.nl/Patient/Heart-BV-Basics/heart_valves.aspx
- http://www.hartstichting.nl
Biologie boek: Biologie voor jou. Havo deel 2, Thema Transport.
REACTIES
1 seconde geleden