Hippocrates
Hippocrates werd geboren op het Griekse eiland Kos in 460 voor Christus. Hij was geboren in een wel opgeleidde familie toen de gouden eeuw van Griekenland net begon. Na zijn basis scholing werd hij in de medische wereld ingeleid door zijn vader die lesgaf aan een artsenschool op zijn geboorte eiland Kos. Volgens andere bronnen heeft Hippocrates het vak van zijn grootvader geleerd, Hippocrates I; een uitstekende dokter. Lang hiervoor heeft hij alle noodzakelijke studies gedaan om dokter te worden.
Hij had alle benodigdheden om een goede dokter te worden. Als eerste had hij een talent, een natuurlijke gave, zonder twijfel een onmisbaar kenmerk. Ten tweede had hij ervaren en gekwalificeerde leermeesters. Verder leefde hij in een positief milieu, die hem aanmoedigde een goede dokter te worden en had hij al op een jonge leeftijd veel kennis. Ook zijn doorzettingsvermogen en wil om niet te falen hielpen hem om een goede dokter te worden.
Later werd hij een leerling van Gorgias, een man die aan het orakel in Athene werkte. Dit is echter niet zeker. Volgens andere bronnen hebben ze elkaar pas in Thessaly in een verder ontwikkelde tijd ontmoet. Ook heeft hij gestudeerd aan de school van Cnidos. Verder heeft hij veel van zijn ervaring te danken aan zijn werk aan het Asclepeion op zijn geboorte eiland. Hier kwamen mensen uit de hele, toen bekende, wereld met allerlei soorten ziekten. Verschillende soorten behandelingen werden al op kleitabletten opgeschreven en bestudeerd. Dit deed Hippocrates niet als eerste, grootvader en vader gingen hem o.a. al voor. Volgens verschillende bronnen specialiseerde Hippocrates zich op diëten door het bestuderen van de kleitabletten van het Asclepeion.
Door deze perfecte achtergrond had Hippocrates alle kans om uit te groeien tot een beroemd dokter die als ‘de grondvader van de moderne gezondheidszorg’ bekend zou komen te staan.
De reizen van Hippocrates
Toen Hippocrates opgroeide op Kos en begon met reizen door verschillende delen van de wereld waren dat soort reizen zeer belangrijk. O.a. Pythagoras (waarvan de jeugd tegenwoordig de stelling nog steeds moeten leren bij wiskunde) en Democritus gingen hem voor. Ook Hippocrates reisde dus langs vele steden en landen, gemotiveerd door zijn dorst om te leren. Zo ging hij in verschillende landen kijken hoe zij de geneeskunde beoefende. Volgens verschillende bronnen wilde hij eerst de kleitabletten lezen in andere Asclepia en bestuderen wat de invloeden zijn van de manier van leven, het klimaat en besmettelijke ziektes op de geneeskunde voor hij er wat over wilde schrijven. Wanneer hij begon te reizen is niet zeker. Er is slechts bekend dat hij zijn geboorteland verliet toen zijn ouders overleden.
Hippocrates is in drie werelddelen geweest. Hij is via Delos, Egypte en Libië via een, geneeskundig interessante, omweg weer in Thessaly en Athene terechtgekomen. Hoewel verschillende mensen hun twijfels over zijn bezoek aan Libië hebben is de rest van zijn rondreis bijna zeker. Zijn rondreis heeft maximaal twaalf jaar geduurd en zijn studies over verschillende volkeren moet hem enorm hebben geholpen om een groot man te worden.
Hippocrates en filosofie
Hippocrates zag filosofie niet alleen als een geïsoleerde geestelijke ontwikkeling, maar zag dit als een geheel met andere functies in het leven als religie, kunst, wetenschap e.d..
Hippocrates streefde naar eenwording van wetenschap en filosofie, een streven van de Griekse filosofen in die tijd.
Hij had het voordeel te leven als nakomeling van een aantal Griekse filosofen, zoals Pythagoras, Heraclitus etc.. Daarnaast had hij het geluk te leven in het tijdperk van Socrates en de zijnen.
Door het streven naar integratie van de filosofie in de geneeskunst van zijn tijd begon de geneeskunst, de medische wetenschap, zich langzaam los te maken van de bestaande kwakzalverij. De ontmythologisering van de geneeskunde werd ingezet.
Hippocrates erkende van het begin af aan dat er een direct verband is tussen filosofie en geneeskunde. De belangrijkste vragen die de mensheid bezig houden (de oorsprong van de mens, het bestaan van een ziel, de drie natuurkundige wetten, de morele waarden in het leven, leven en dood) zijn zaken die los van de geneeskunde ook een filosofische benadering nodig hebben.
Hippocrates was de eerste die stelde dat de geneeskunde gebaseerd dient te zijn op de volledige kennis van de mens in zijn totaliteit. Met deze vaststelling waarin de mens als geheel benaderd dient te worden en dat de invloeden van zijn omgeving een rol spelen in het psychosomatisch functioneren van de mens kwam hij tot een beter begrip van het functioneren van de mens en de relatie van de verschillende lichaamsdelen en het psychosomatisch geheel. Lichaam en ziel functioneren als een harmonieus geheel en om te begrijpen wat er mis is in het een, zul je het ander moeten kennen.
“De dokter moet zijn patiënt kennen als een individu, als een collectief geheel van lichaam en geest.”
Zoals hierboven beschreven is het belang van Hippocrates geweest het scheidden van de mythe en de rede. Om zo de basis te leggen van de moderne geneeskunde. Darnaast is hij gaan kijken naar de mens als een geheel.
Door deze ontwikkeling heeft de medische wetenschap zich kunnen ontwikkelen tot wat hij nu is.
De eed van Hippocrates
De eed van Hippocrates is een eed die je moest afleggen om een leerling te worden op de artsenschool in Kos waar Hippocrates les gaf. Ook Hippocrates zelf heeft deze eed gezworen. Tegenwoordig moeten alle mensen die arts worden deze eed afleggen. De oudste gevonden handgeschreven versie van deze eed stamt uit de elfde eeuw. Zij gaat als volgt:
<
Dat ik hem, die mij deze kunst leerde, gelijk zal stellen met mijn ouders, have en goed met hem zal delen, hem op zijn verlangen in zijn noden tegemoet zal komen, zijn kinderen op één lijn zal stellen met mijn broeders, hun, als zij dat onderricht wensen, deze kunst zal leren zonder beloning en schuldbewijs; aan de voorschriften, voordrachten en al het overige onderricht zal laten deelnemen, mijn zonen en die van mijn leermeester, benevens de leerlingen die zich hebben aangesloten, en gehouden zijn aan de medische wet. Niemand anders echter.
De geneeskundige behandeling zal ik aanwenden ten nutte der zieken naar mijn vermogen en oordeel; vàn hen houden wat ten verderve of tot letsel kan zijn. Ik zal aan niemand, ook niet op zijn verzoek, enig dodelijk geneesmiddel toedienen, noch mij lenen tot enig advies van dien aard; evenmin zal een vrouw een pessarium voor miskraam van mij bekomen. Want rein en vroom zal ik mijn leven leiden en mijn kunst uitoefenen.
Ik zweer geen steenlijders te zullen snijden, doch bij die operatie voor deskundigen plaats te zullen ruimen. Waar ik een woning binnentreed, zal ik dat doen in het belang der zieken, mij onthouden van elke moedwillig verkeerde handeling, in het bijzonder van lijfsgenot met vrouwen en mannen, hetzij vrijen of slaven.
Al, wat ik tijdens de behandeling zal zien of horen, of ook buiten de praktijk in het leven der mensen, voor zover dit nimmer mag worden rondverteld, zal ik verzwijgen, ervan uitgaand dat zulke dingen geheimen zijn.
Moge, indien ik dezen eed in vervulling breng en niet breek, het mij welgaan in leven en kunst en moge ik bij alle mensen te alle tijde eervol bekend staan; bij overtreding echter en meineed moge het tegendeel mijn lot zijn.>>
De eed begint dus met een aanroep op de goden. Heel het Griekse godendom. In het bijzonder wordt Apollo genoemd, de god van de geneeskunst. Zijn zoon Asklepios en zijn beide dochters Hygieia en Panaceia. Hiermee wordt bedoeld dat je zweert bij de goden, het hoogste goed.
Hierna komt een gedeelte waarin duidelijk wordt dat de leerling zijn gehele leven lang erkentelijk moet zijn tegenover zijn leermeester en dat hij alles moet doen om dit duidelijk te maken. Als zijn studie erop zit en een zelfstandig geneesheer is hij opgenomen in een soort hecht verband van ambtsbroeders en vakgenoten. Tegenover hen moet hij zijn collegialiteit en dankbaarheid tonen. En alles wat hij heeft geleerd zal hij slechts delen met mensen die net als hem de eed hebben afgelegd en het dus niet delen met kwakzalvers o.i.d..
Dan wordt zeer duidelijk gemaakt dat het op welke wijze dan ook verboden is een ander te doden en dat hij nooit zal meewerken een miskraam op te wekken bij een vrouw.
De volgende passage geeft weer dat men niet moet willen doen wat een ander beter kan. De ingreep om stenen te verwijderen moet je dus overlaten aan iemand die er toe bevoegd is. Na de belofte dat hij zich zuiver houdt tegenover zijn patiënten, hetzij vrije mensen, hetzij slaven, komt een uitgebreide belofte over het bewaren van het beroepsgeheim.
Dit beroepsgeheim wordt zeer streng en breed opgepakt; niet alleen wat tijdens de behandeling gebeurt, maar ook daarbuiten mag niet verteld worden. Het beroepsgeheim van tegenwoordig slaat rechtstreeks terug op de eed van Hipocrates.
De eed was in die tijd van zeer groot belang, omdat er in die tijd nog geen straffen bestonden voor falende dokters. Hoewel de enige straf verlies van eer was, en dus makkelijk te onderduiken door op een andere plaats een nieuwe praktijk op te zetten, omdat artsen in deze tijd vaak reizen maakten, is de eed van bijzonder groot belang vanuit cultuurhistorisch oogpunt. Het levert ons namelijk, in verband met andere gegevens, veel informatie over de stand van de artsen in die tijd.
De eed is inmiddels verouderd en tegenwoordig leggen artsen een net iets andere eed af, gebaseerd op de fundamenten van het bovenstaande exemplaar.
REACTIES
1 seconde geleden
S.
S.
Ik ben bezig met het schrijven van een boek en wil graag een stukje vanuit jouw opdracht citeren. Daarnaast zou ik graag even iets met je bespreken. Ik ben bereikbaar via mijn mailadres zodat we dan even telefoonnummers uit kunnen wisselen,
Dank je wel.
Met vriendelijke groet,
Sonja Ulrich
15 jaar geleden
Antwoorden