Noord-Holland laat ook een paar unieke activiteiten zien. Strandbezoek en recreëren op water zullen in Limburg niet of in mindere mate voorkomen. In een ander onderzoek van Noord-Holland vonden we dat de bestedingen binnen de watersportsector bijna 1 miljard euro zijn en dat er werkgelegenheid is voor 10.500 tot 13.000 mensen. Dit is dus duidelijk een groot verschil met Limburg, waar de watersportsector nauwelijks aanwezig is.
Overnachting in Nederland
In het algemene CBS onderzoek over toerisme en recreatie 2013 vonden we ook een kaart die laat zien waar mensen overnachten als ze langer op een plek blijven. Noord-Holland steekt ver uit boven de rest van Nederland als het om hotels, pensions en jeugdaccommodaties gaan. De rode en gele balk pieken boven de 5,5 miljoen uit, terwijl Limburg de 500.000 nog niet eens haalt. Qua overige logiesaccommodaties scoren de provincies wel ongeveer hetzelfde.
Figuur 4: Nederlandse logiesaccommodaties per provincie
Deel 2 - Afstoting van toerisme en oplossingen
In dit deelonderwerp gaan we kijken naar de factoren die ervoor zorgen dat toeristen wegblijven uit recreatiegebieden en wat mogelijke oplossingen zouden zijn voor die problemen. We gaan kijken naar de invloed van verschillende, mogelijke factoren, zoals de infrastructuur en de economie, op het gedrag van toeristen in Limburg en Noord-Holland.
Economie
Als gevolg van de economische crisis die in Nederland in 2009 begon is de welvaart van mensen achteruitgegaan. Dat houdt in, dat mensen minder zijn gaan verdienen en minder zijn gaan uitgeven. Dit geldt ook voor de toeristenbranche. Als gevolg van de crisis spendeerden mensen minder aan vakanties of aan uitstapjes, waar de horeca ook de gevolgen van ondervond, en zijn de binnenlandse (goedkopere) vakanties gestegen. Ondanks deze stijging voor het binnenlandse toerisme is er nog steeds sprake van een achteruitgang van de bestedingen. Dat mensen meer binnenlandse vakanties zijn gaan houden wil nog niet zeggen dat ze daar ook meer aan uitgaven. Vooral accommodaties zoals campings en bungalows hadden last van de gevolgen van de economische crisis.
Limburg was een van de provincies waar de economische groei het sterkste achteruitging, zoals blijkt uit het onderstaande kaartje (Bruto binnenlands product (marktprijzen)). Tegenwoordig is de economische groei in Limburg groter, zoals blijkt uit het kaartje daaronder (Tabel: Economische groei naar provincie). In Noord-Holland is de economische groei het grootst.
De economische crisis had invloed op de bestedingen van toeristen en hun gedrag had weer invloed op de economie in de provincies. De economische crisis stootte het toerisme dus af van recreatiegebieden en als gevolg daarvan kwamen deze recreatiegebieden in financiële problemen, wat er weer voor zorgde dat de aantrekkingskracht op toeristen verkleinde.
Figuur 5: Bruto binnenlands product (marktprijzen) Nederland
Figuur 6: Economische groei naar provincie in Nederland
Toeristenbelasting
Een andere belangrijke economische factor is de toeristenbelasting. Toeristenbelasting is een algemene heffing die een gemeente kan heffen om de extra kosten van de komst van toeristen te kunnen financieren. Elke gemeente in Nederland mag zelf bepalen of er toeristenbelasting wordt geheven en hoe dat wordt gedaan. Toeristenbelasting wordt geheven als een niet-inwoner van een gemeente overnacht in die gemeente, in een toeristische accommodatie. De eigenaar van deze accommodatie moet deze belasting betalen en mag die doorberekenen aan de toerist.
Dit heeft als gevolg dat de prijzen van toeristische accommodaties omhoog gaan. Toeristenbelasting stoot daarom af. Hoe hoger de toeristenbelasting, hoe minder toeristen er naar het vakantiegebied zullen komen.
Onderstaande gegevens geven informatie over de toeristenbelasting in de gemeenten in Limburg en in Noord-Holland in 2007 en 2013. Er wordt gebruik gemaakt van prijzen en percentages. Gemeenten kunnen namelijk een vaste prijs per overnachting instellen of een percentage van de overnachtingsprijs bepalen. Daar zijn de gemeenten ook vrij in. In de laatste tabel wordt de stijging vermeld van de toeristenbelasting over de periode 2007-2013.
[Hier stonden eerst tabellen, maar die zijn door de beperkte tekst-editor van Scholieren.com niet zichtbaar. Klik rechts om het bestand te downloaden, daar staan ze wel in!]
Om een duidelijker beeld te krijgen van de toeristenbelasting in beide gemeenten en om deze met elkaar te vergelijken heb ik het gemiddelde uitgerekend van de tarieven in 2013 van Limburg en Noord-Holland. Ik heb hierbij de gemeenten waar geen toeristenbelasting wordt geheven en de gemeenten waar alleen een percentage is vermeld buiten beschouwing gelaten. Dit heb ik gedaan om de informatie goed met elkaar te kunnen vergelijken en de juiste conclusies te trekken. Daarnaast heb ik de gemiddelde stijging uitgerekend per provincie. Ook hier heb ik weer alleen de gemeentes genomen waar relevante informatie over beschikbaar is.
Gemiddelde toeristenbelasting in Limburg = 1,29
Gemiddelde stijging van de toeristenbelasting in Limburg = 38,1 %
Gemiddelde toeristenbelasting in Noord-Holland = 1,33
Gemiddelde stijging van de toeristenbelasting in Noord-Holland = 54,6 %
Zoals te zien is in bovenstaande gegevens is de toeristenbelasting in Noord-Holland gemiddeld genomen hoger dan die in Limburg. Daarbij stijgt de belasting in Noord-Holland veel sterker dan in Limburg. Hieruit kunnen we concluderen dat toeristen op basis van alleen de toeristenbelasting eerder geneigd zijn om naar Limburg te gaan dan naar Noord-Holland. We moeten wel rekening houden met het feit dat er in Noord-Holland veel meer gemeentes zijn die geen toeristenbelasting heffen dan in Limburg en dat deze gemeenten niet zijn meegeteld.
Toeristenbelasting is zoals eerder gezegd een compensatie voor de kosten die toeristen met zich meebrengen door het gebruik van bijvoorbeeld de infrastructuur in de gemeente. Er valt dus niet zo veel aan te veranderen; kosten zullen worden blijven gemaakt en die zullen moeten worden betaald. Desondanks gebruiken veel gemeentes de toeristenbelasting tegenwoordig niet meer alleen voor het dekken van toeristische kosten. Veelal wordt dit geld op een andere manier besteed dan in de toeristische sector. Hier zou verbetering mogelijk zijn, door het gebruikmaken van toeristenbelasting verplicht te stellen voor uitsluitend toeristische doeleinden. Als er niet veel geld nodig is om de kosten te dekken, kunnen de prijzen van de belasting dan weer omlaag gaan, en zo de ‘afstootfactor’ van de toeristenbelasting beperken.
Infrastructuur
Een andere belangrijke factor is de infrastructuur om daarmee de mate van bereikbaarheid te kunnen meten in de provincies. We hebben de onderstaande gegevens gebruikt om te bepalen in hoeverre de infrastructuur zich heeft ontwikkelt in Limburg en Noord-Holland.
Figuur 7: Netdichtheid lijninfrastructuur per provincie, 2013
Figuur 8: Netlengte lijninfrastructuur per provincie, 2013
Zoals te zien is in het diagram Netdichtheid lijninfrastructuur heeft Noord-Holland per vierkante kilometer meer infrastructuur dan Limburg. Dat wil niet per definitie zeggen dat de infrastructuur in Noord-Holland beter is dan in Limburg. De netdichtheid wordt gemeten door het aantal meter infrastructuur te delen door de oppervlakte van de provincie in kilometers. Dat geeft dus alleen informatie over de hoeveelheid infrastructuur en niet over de kwaliteit. Desondanks is de hoeveelheid infrastructuur een maatstaf om de bereikbaarheid van de gehele provincie te kunnen bepalen. De conclusie is dat Noord-Holland relatief gezien als provincie in zijn geheel beter kan worden bereikt dan Limburg in zijn geheel; er zijn meer gebieden in Limburg dan in Noord-Holland die minder goed bereikbaar zijn. We hebben verder geen informatie over de aard van die gebieden.
In het diagram Netlengte lijninfrastructuur wordt aangegeven hoeveel kilometers infrastructuur er per inwoner beschikbaar is. Dit geeft informatie over de mate van drukte op de weg en verkeersproblemen zoals files. Relatief gezien heeft Limburg daar volgens dit kaartje minder last van dan Noord-Holland. Natuurlijk moet er ook rekening worden gehouden met het doorstromende verkeer dat niet in de provincie woont maar wel gebruikmaakt van de wegen. Dat wordt echter niet meegerekend in de netlengte.
Limburg heeft een unieke internationale positie, ten opzichte van landen zoals Duitsland, België en Frankrijk (zie onderstaande kaartje) die Noord-Holland niet heeft en die mogelijk toeristen aantrekt. Noord-Holland ligt daarentegen bij de Randstad en zijn internationale verkeer, ook van toeristen. Dit geeft nog eens aan dat de informatie die de netdichtheid en netlengte ons geven beperkt is.
Figuur 9: De internationale positie van Limburg
De vorm van infrastructuur is in beide provincies anders, en er zijn ook verschillen in functies van de infrastructuur (bijvoorbeeld de mate van nationale en internationale gerichtheid). Noord-Holland is weliswaar met haar Randstad een belangrijker centrum voor Nederland dan Limburg. Het is een belangrijkere economische kern dan Limburg en is een metropoolgebied. Alhoewel Noord-Holland dus een groter stedelijk netwerk heeft waarin verschillende steden met elkaar zijn vervlochten, wil dat niet zeggen dat de infrastructuur in Limburg niet goed is. Beide provincies zijn goed bereikbaar: er zijn genoeg wegen, spoorwegen en waterwegen en men kan veelvuldig gebruik maken van het openbaar vervoer. Hoewel Noord-Holland een belangrijker, stedelijk centrum heeft, zijn er geen grote verschillen in bereikbaarheid die problemen veroorzaken.
Daarom zijn er niet eenvoudige manieren te bedenken om de bereikbaarheid nog beter te maken dan dat die nu is. Het is zelfs de vraag of de infrastructuur in sterke mate verbetering nodig heeft. Het zou betekenen dat er meer wegen, spoorwegen en waterwegen aangelegd moeten worden, dat er meer openbaar vervoer zou moeten komen en dat de bestaande infrastructuur zou moeten worden vernieuwd. Het zou een grootschalig project zijn en een moeilijke realisering. Het zou wel werkgelegenheid bieden, maar ook veel vertraging veroorzaken bij het huidige verkeer. Daarbij wordt ook het landschap aangetast door de aanleg van nieuwe infrastructuur. Onderhoud lijkt dus belangrijker dan vernieuwing en de beste oplossing voor het in stand houden van een goede infrastructuur.
Wat waarschijnlijk wel een verbetering zou kunnen zijn wat betreft de infrastructuur, die niet zozeer te maken heeft met de feitelijke ligging ervan maar meer met gebruiksgemak, is het gebruikmaken van duidelijke toeristische wegwijzers. In Nederland ontbreken die nogal eens, ook in Noord-Holland en Limburg. Dit zorgt uiteraard voor een minder duidelijk beeld van de omgeving en kan verwarring veroorzaken bij toeristen. Om het toeristisch gemak van de infrastructuur te verbeteren en zo de aantrekkingskracht van een provincie te vergroten, is dit een aandachtspunt.
Toeristische voorzieningen
In het onderstaande kaartje is aangegeven hoeveel buitenlandse overnachtingen er in 2008 hebben plaatsgevonden in Nederland per provincie en hoeveel gasten er waren. In het kaartje daaronder is op eenzelfde manier aangegeven hoeveel accommodaties en slaapplaatsen er zijn in Nederland per provincie in 2008. Uit deze kaartjes is af te lezen dat het aantal buitenlandse overnachtingen en buitenlandse gasten in Noord-Holland groter was dan in Limburg. Ook het aantal accommodaties en slaapplaatsen is in Noord-Holland groter dan in Limburg. Dit verschil in aantal heeft niet zozeer te maken met de bereikbaarheid van deze accommodaties of sterke verschillen in kwaliteit per provincie, als wel met simpelweg de hoeveelheid accommodaties en aangeboden slaapplekken. Zoals eerder gezegd is Noord-Holland met de Randstad veel meer het economische centrum van Nederland dan Limburg. Het is nou eenmaal een belangrijker kerngebied en ook om die reden komen er meer toeristen naar Noord-Holland dan naar Limburg.
Er is dus niet echt sprake van een algemeen herkenbaar probleem op dit gebied die een algemene oplossing verschaft. Om de toeristen aan te trekken zou men simpelweg meer accommodaties moeten bouwen en meer slaapplaatsen moeten aanbieden. Daarentegen is er wel verbetering mogelijk op het vlak van de verdeling van toeristische voorzieningen. Laatstgenoemden zouden evenwichtiger kunnen worden verdeeld zodat er meer gelijke verhoudingen zijn tussen gebieden wat betreft toeristische inkomsten en kosten. Hierdoor zou regionale ongelijkheid kunnen worden voorkomen. Dit zou kunnen worden gerealiseerd door een groter en aantrekkelijker aanbod van accommodaties die ingaat op bepaalde hypes die toeristen aantrekken en behouden.
Figuur 10: Buitenlandse gasten en hun overnachtingen per provincie, 2008
Figuur 11: Aantallen accommodaties en slaapplaatsen per provincie, 2008
Natuur en omgeving
We kijken ook naar de invloed van het Nederlandse landschap op toeristen. De natuur heeft een sterke aantrekkingskracht op toeristen en op mensen in het algemeen. Uit onderzoek blijkt zelfs dat mensen die in stedelijke gebieden wonen en een zogenaamd ‘groentekort’ hebben (zie afbeelding hieronder Groentekort in Nederland per provincie), gemiddeld 4 tot 5 nachten langer slapen op een andere plek dan in hun woning (zie afbeelding). Dit houdt in dat mensen veel waarde hechten aan hun omgeving. Ook als we kijken naar de rijkste mensen onder de Nederlanders, zien we dat zij voornamelijk wonen in gebieden die de voordelen van het stedelijk leven combineren met dat van het platteland. Aangezien de rijkste Nederlanders volledig ‘vrij’ zijn te noemen in hun woningkeuze, omdat ze in feite kunnen wonen waar ze willen, is ook dit een indicator van de waardering van mensen voor de natuur. Als mensen zouden kunnen kiezen zouden ze het liefst dicht bij natuur willen wonen.
Figuur 12: Groentekort in Nederland per provincie, 2003
In het bovenstaande kaartje van Nederland is aangegeven welke gebieden in Nederland een groentekort hebben. Volgens het kaartje liggen de meeste gebieden met een groentekort in de Randstad en dus ook in Noord-Holland. Noord-Holland heeft dus minder groen dan Limburg en aangezien groen aantrekt kunnen we concluderen dat Limburg op dit vlak in het voordeel is ten opzichte van Noord-Holland. Veel mensen zullen uitwijken naar gebieden met meer natuur, zoals Limburg.
Om het groentekort te kunnen verminderen moet er een evenwichtigere relatie zijn tussen de natuur en de stad. Mensen moeten een balans vinden tussen het stedelijke landschap en het natuurlijke landschap. In eerste instantie zou je zeggen dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt voor de natuur: die redt zichzelf. Er zijn echter wel degelijk kosten voor de natuur. Geen kosten die de natuur zelf maakt, maar voornamelijk ‘compensatiekosten’ voor de acties van anderen. Bijvoorbeeld voor het natuurbeheer om bodem-, lucht- of waterverontreiniging te voorkomen en/of te herstellen.
Figuur 13: Stedelijk leven en vakantieovernachtingen in Nederland, 2003
Daarbij worden er bij het in stand houden van de natuur vooral kosten gemaakt die ook wel ‘opportunity costs’ worden genoemd. Dit zijn de kosten die ontstaan doordat men de natuur niet op een andere manier kan gebruiken, zoals voor de bouw van woningen, kantoren of fabrieken. De welvaart die hiermee niet verloren gaat valt onder deze kosten.
Ook kan de natuur nog aantrekkelijker worden als bepaalde ‘stoorfactoren’ worden weggenomen of verminderd, waardoor toeristen het aantrekkelijker vinden om in een bepaald gebied te verblijven (zie onderstaande kaartje Invloed van potentieel storende elementen).
Figuur 14: Invloed van potentieel storende elementen op waardering landschap in Nederland, 2009
Deel 3 - Toerisme en de lokale bevolking
Effecten van toerisme in Limburg
Alle toeristen en recreanten die ieder jaar naar Limburg komen leveren veel werkgelegenheid op. In Limburg werken er al zo’n 50.000 mensen in de toeristische sector, voornamelijk in horeca-, musea- en reisbureaubranches. Met ruim 7% van de werkende bevolking in de toerisme en recreatiesector is Limburg hierin de leidende provincie. In 2013 werd er in Limburg €416.000.000 omzet gedraaid in de toerismesector, dat de welvaart voor alle inwoners van Limburg bevordert.
Ook buiten het economische gebied heeft het toerisme in Limburg sterke effecten. Alle toeristen die naar Limburg komen moeten niet alleen vervoer hierheen hebben, maar zich ook binnen Limburg kunnen verplaatsen. Infrastructuur speelt hierin een cruciale rol. De meeste binnenlandse toeristen arriveren per auto of trein, hetzelfde geldt voor buitenlandse toeristen uit de Euregio. Toeristen uit andere streken komen met het vliegtuig, ze landen soms op Maastricht Aachen Airport maar meestal op een grotere luchthaven zoals Schiphol of Frankfurt. Toeristen die hier komen kamperen of één bepaalde stad bezoeken bewegen zich vooral voort door middel van bussen, zo is er de lijn 50 die Aachen met Maastricht verbindt die veelvuldig wordt gebruikt door dagjesmensen en toeristen. Ook zijn er diverse stoptreinen die steden als Maastricht, Heerlen en Venlo met elkaar verbinden, maar ook kleinere plaatsen als Valkenburg. De meeste automobilisten die Limburg willen bereiken vanuit het noorden of zuiden arriveren via de A2 snelweg, deze snelweg eindigt in Amsterdam en wordt door zowel Nederlanders als mensen die van Zuid-Europa naar het noorden reizen gebruikt. Zelfs mensen uit het Verenigd Koninkrijk die de tunnel naar Calais hebben genomen gebruiken deze nuttige verkeersader.
Toerisme heeft ook veel invloed op de Limburgse omgeving. De natuur is een belangrijke bezienswaardigheid voor toeristen en een van de belangrijkste redenen waarom Limburg zo populair is bij binnenlandse vakanties. Omdat het zo veel mensen aantrekt is de overheid bereid veel geld te steken in het onderhoud van de natuur. Hierdoor hebben we in Limburg veel bosbeheer en wordt er alles aan gedaan om de natuur zo intact mogelijk te houden.
Aan toerisme en recreatie kleven ook negatieve effecten. We zien dit bijvoorbeeld op het economische gebeid, want de grootste groep toeristen bezoekt Limburg alleen in de zomer of de lente en zorgt voor veel werkgelegenheid. In de winter zijn er echter veel minder toeristen in Limburg, waardoor veel mensen geen werk hebben. Dit noemt men seizoenwerkloosheid en het wordt als een serieus negatief effect van toerisme gezien. Een ander negatief economisch effect is de prijsverhoging in winkels, omdat de toeristen een hogere betalingsbereidheid hebben. Helaas gaat de prijs voor de lokale bevolking daarmee ook omhoog.
In Limburg is er ook veel ergernis onder de lokale bevolking aan toeristen. Ondanks dat de meeste toeristen zich erg netjes gedragen en respect hebben voor natuur en cultuur, zijn er toch veel klachten. Zo wordt er vaak geklaagd over buitenlandse toeristen in het verkeer die zich asociaal gedragen en zich niet aan de snelheidslimieten houden. Ook zijn er wielrenners die zich aangetrokken voelen door de Limburgse heuvels, en in grote groepen rondrijden en verkeersregels negeren.
Figuur 15: Aantal hotels per provincie in 2009
Figuur 16: Aantal campings per provincie in 2009
Effecten van toerisme in Noord-Holland
De economische effecten die we in Limburg zagen zien we ook sterk terug in Noord-Holland. Noord-Holland is de provincie waar de meeste overnachtingen plaatsvinden, 24% van alle toeristische overnachtingen. Dat betekent dus dat er een groot aantal hotels moet zijn in de steden, maar ook veel campings in de natuurgebieden. Er zijn in Noord-Holland 717 hotels en 158 campings om alle toeristen onder te brengen. De grootste trekpleister voor het Noord-Hollandse toerisme is Amsterdam. Deze stad trekt veel buitenlandse toeristen aan die een reis door Europa maken en enkele dagen tot een week in Amsterdam verblijven, maar ook veel Nederlanders die een weekend of zelfs één dag naar Amsterdam komen om van de stad te genieten. Voor de bevolking van Noord-Holland levert dit natuurlijk grote welvaart op. Het percentage van mensen dat in de toerismesector werkt is in Noord-Holland aanzienlijk kleiner dan in Limburg met slechts 4,8% in tegenstelling tot de 7% Limburg. In 2009 werd er in Noord-Holland 2,6 miljard euro omzet gedraaid op het gebied van toerisme.
Noord-Holland en de rest van de Randstad is een van de drukste gebied als het gaat om infrastructuur. De meeste Nederlandse toeristen die de provincie bezoeken komen per auto of per trein, net als we in Limburg gezien hebben. Toeristen van buiten onze omringende landen komen meestal met het vliegtuig, ze landen dan uiteraard op Schiphol Airport. Er komen ook toeristen uit het Verenigd Koninkrijk die met de ferry in IJmuiden aankomen.
Binnen de provincie zelf hebben toeristen verschillende opties om zich te vervoeren. Mensen die niet met de auto komen, kiezen meestal voor de trein als ze verschillende plekken verspreid over de provincie willen bezoeken. Voor mensen die een grote stad als Amsterdam bezoeken zijn er diverse lijnbussen en trams die ze kunnen nemen. Het (momenteel zeer beperkte) metronet in Amsterdam wordt momenteel uitgebreid, verwacht wordt dat het in 2020 klaar zal zijn.
Noord-Holland kent zeer veel recreatiedruk. We zien dit ten eerste terug in de grote files die soms ontstaan op onder anderen de A2 snelweg tijdens het hoogseizoen. Files, en druk verkeer in het algemeen zijn een groot terugkomend probleem in Noord-Holland en leiden altijd tot grote ergernis van de lokale bevolking.
Ook zijn er heel veel klachten over asociale toeristen die veel overlast veroorzaken en geen respect zouden hebben. In Noord-Holland en met name Amsterdam komen altijd veel toeristen vanwege de soepele wetten op het gebied van drugs en prostitutie, die vrijwel uniek zijn voor Nederland. Deze toeristen komen soms alleen om overlast te bezorgen en richten daarbij ook vandalisme aan. In veel grensregio’s wordt om die reden geen drugs meer verkocht aan buitenlanders, maar in Noord-Holland is dit (nog) niet het geval.
Effecten van toerisme ingezoomd: Valkenburg
Om een beter antwoord op de deelvraag te kunnen geven, hebben we hem bekeken op een ander schaalniveau. We kozen voor Valkenburg, omdat dit een van de meest bezochte toeristensteden in Limburg is en veel attracties bevat. Om een goed beeld te krijgen gaan we een stukje terug in de tijd om te zien hoe Valkenburg tot zo’n belangrijke Limburgse stad op het gebied van toerisme kon uitgroeien.
Valkenburg is al sinds de negentiende eeuw een grote trekpleister voor toeristen. Dit komt vooral door de grote diversiteit van mogelijke activiteiten die er zijn, zo zijn er de unieke grotten, historische ruïnes en mooie natuur. ’s Winters verandert Valkenburg in een heuse kerststad die ieder jaar duizenden mensen aantrekt. We gaan nu specifieker kijken naar wat de effecten van het toerisme op de stad zijn, en naar wat de invloed is op de bevolking en omgeving van Valkenburg.
Ongeveer tweehonderd jaar geleden was Valkenburg een normaal Limburgs dorpje. Toen de spoorlijn tussen Aken en Maastricht werd aangelegd, was Valkenburg plotseling veel toegankelijker. Opeens kwam er een grote stroom aan toeristen die graag de oude stadsmuren en ruïnes wilden bekijken. Om al die toeristen te kunnen verwerken werd in 1853 de allereerste VVV opgericht. Vanaf dat moment kwamen er steeds meer toeristen naar Valkenburg en de lokale bevolking paste zich erop aan. Voor deze ontwikkeling was Valkenburg een dorp met veel boerderijen en weinig accommodaties, maar het begon steeds meer te veranderen door de toestroom van toeristen. Er ontstonden pensions, hotels, restaurants en sinds halverwege de 20ste eeuw kwamen er ook steeds meer campings. De bewoners van Valkenburg wilden dat Valkenburg meer werd dan alleen een historisch stadje en stichtten verschillende nieuwe accommodaties zoals de Valkenier, een klein pretpark, en ze maakten de mergelgrotten toegankelijk voor het publiek. In de winter wordt het hele dorp gedecoreerd is er in de grotten een kerstmarkt en is er ’s avonds een heuse kerstparade. Op die manier zijn er het hele jaar door toeristen en ontstaat er geen seizoenwerkloosheid. In 2012 werden er maar liefst 1.100.000 overnachtingen geboekt in Valkenburg.
We hebben nu dus gezien wat voor effecten toerisme in Limburg op lokaal niveau kan hebben, een klein boeren dorpje dat grotendeels leefde van landbouw en nijverheid groeide uit tot een grote toeristische trekpleister. Een groot deel van de inwoners leeft nu van het toerisme en het is uitgegroeid tot een van de meest diverse recreatiegelegenheden van Limburg.
Deel 4 - Conclusie
Met de gegevens die we tijdens deze praktische opdracht hebben verzameld, kunnen we nu de hoofdvraag beantwoorden. We doen dit door onze bevindingen van elke deelvraag beknopt samen te vatten en er antwoord op te geven.
We begonnen deze praktische opdracht door te kijken naar het aantal buitenlandse toeristen in beide provincies. We kwamen erachter dat het aantal over heel Nederland van 2008 tot 2012 was gestegen met 15,6%, in Noord-Holland met 17,5% en in Limburg met 12,2%. Het aantal toeristen in Noord-Holland is dus boven het gemiddelde gestegen, maar in Limburg juist onder het gemiddelde. Buitenlands toerisme is in Noord-Holland (52,4%) veel groter dan in Limburg (7,1%). Het buitenlands toerisme in Noord-Holland groeit sneller en is groter dan het Limburgse toerisme.
Uit een lijst van meest bezochte attracties konden we opmaken dat Noord-Holland veel meer bezienswaardigheden (13) op de lijst telt dan Limburg (3). Ook is het opvallend dat de Noord-Hollandse bezienswaardigheden vooral musea zijn, iets dat we met een ander onderzoek verder hebben bewezen.
Vervolgens hebben we cijfers over de ondernomen recreatieve en culturele activiteiten vergeleken om te zien wat toeristen het meest aanspreekt in deze gebieden. In Noord-Holland was het bezoeken van steden veel populairder, iets dat waarschijnlijk is veroorzaakt door grote steden met veel bekendheid zoals Amsterdam. Winkelen is populairder in Limburg, waarschijnlijk omdat buitenlanders hier voor een dagje de grens over gaan om even te shoppen. Het bezoek van een museum is populairder in Noord-Holland, in Limburg was dit nauwelijks aanwezig. Ook waren de activiteiten strandbezoek en recreëren op water uniek in vergelijking met Limburg, omdat dit hier niet of nauwelijks mogelijk is.
Uiteindelijk keken we nog naar hoe vaak buitenlanders hier bleven overnachten. Noord-Holland stak ver boven Limburg uit met respectievelijk 5,5 miljoen en 0,5 miljoen gasten. Op basis hiervan kunnen we stellen dat veel toeristen in Limburg vooral als doel hebben om een dagje uit te gaan, terwijl dat in Noord-Holland een vakantie is.
http://www.cijfernieuws.nl/toeristentax/noord-holland/
http://www.cijfernieuws.nl/toeristentax/limburg/
http://bnbguide.nl/toeristenbelasting-limburg-2013/
http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/macro-economie/publicaties/artikelen/archief/2011/2011-031-pb.htm
http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/dossiers/nederland-regionaal/publicaties/artikelen/archief/2009/2009-048-pb.htm
http://www.topsectorenzuidlimburg.nl/infrastructuur.html
http://www.zuidlimburg.nl/innoveren.html
http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl2096-Infrastructuur-wegen.html?i=34-169
http://www.monitorvrijetijdentoerisme.nl/recreant/ruimtelijke-wensen/waardering-van-het-landschap/
Deelvraag 3
http://www.vvvzuidlimburg.nl/index.aspx
http://www.limburg.nl/Beleid/Toerisme_en_recreatie
http://nl.wikipedia.org/wiki/Recreatiedruk
http://www.milieuloket.nl/9353000/1/j9vvhurbs7rzkq9/vhurdyxrjtyv
http://www.monitorvrijetijdentoerisme.nl/
Stappenplan
Stap 1: Hoe ben je tot de onderzoeksvragen gekomen?
Toen we hoorden dat we een praktische opdracht moesten maken, besloten we eerst om mijnbouw als onderwerp te kiezen. Dat leek ons een interessant onderwerp om te onderzoeken, omdat het zich dicht in de buurt afspeelt en vrij uniek is in Nederland. Toch hebben we dat onderwerp niet gekozen, omdat we bij het vooronderzoek erachter kwamen dat er weinig statistische gegevens over bestonden. Het was dus moeilijk om hier een goed onderbouwd onderzoek over te maken waarbij ook voldoende bewijs is aangeleverd.
Na mijnbouw viel onze keus op toerisme als onderwerp. In tegenstelling tot mijnbouw is dit onderwerp vrij recent, omdat je kan kijken naar de laatste paar jaren. Ook kan je daar ontwikkelingen in aflezen en zelfs voorspellingen mee maken, waarvan je vervolgens kan zeggen of ze daadwerkelijk zijn uitgekomen of niet. Toch was het voor ons best lastig om dit te verwerken tot hoofd- en deelvragen, omdat we niet goed wisten wat we precies met toerisme wilden doen. Uiteindelijk bedachten we de volgende vragen.
- Hoofdvraag: wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen Noord-Holland en Limburg op het gebied van toerisme en recreatie?
- Deelvraag 1 (beschrijvend, verklarend): welke belangrijke bezienswaardigheden maken de provincies aantrekkelijk voor toeristen en recreanten?
- Deelvraag 2 (beschrijvend, probleemoplossend): wat zijn de negatieve effecten van deze gebieden op toeristen en recreanten en hoe kunnen deze opgelost worden?
- Deelvraag 3 (beschrijvend, waarderend): wat vindt de lokale bevolking van het toerisme en recreatie en wat voor effect heeft het op de samenleving?
Stap 2: Hoe zag het onderzoeksplan eruit?
Toen we klaar waren met het maken van de deelvragen begonnen we met het onderzoek. Het oorspronkelijke plan was dat […] zich bezig zou houden met de eerste deelvraag en om te proberen algemene informatie te verzamelen om de hoofdvraag mee te beantwoorden. […] hield zich bezig met de negatieve effecten die deze gebieden op toeristen hebben en ging ook op zoek naar oplossingen om deze te voorkomen. […] keek naar de mening die de lokale bevolking had over het toerisme en recreatie en hoe de samenleving zich aan het toerisme had aangepast.
Stap 3: Hoe heb je informatie verzameld en onderzoek gedaan?
Het internet was onze belangrijkste informatiebron bij het verrichten van het onderzoek. We hebben de site van het CBS het meeste geraadpleegd, omdat zij goede algemene cijfers hadden over het toerisme die ook betrouwbaar zijn. We hebben hier bijvoorbeeld het aantal toeristen in beide provincies bovengehaald.
Het NBTC bleek ook een goede bron om erachter te komen wat de meest bezochte attracties in Nederland zijn. De organisatie is verantwoordelijk voor de branding en marketing van Nederland en probeert ervoor te zorgen dat Nederland in het binnen- en buitenland populair blijft. Ze stellen ook regelmatig onderzoeken in om te weten te komen hoe dat het beste kan worden aangepakt. Die onderzoeken worden uitgevoerd door een onafhankelijk onderzoeksbureau. We hebben hier specifiek op gelet om eventuele problemen rondom de standplaatsgebondenheid en betrouwbaarheid van het onderzoek te voorkomen.
Een derde belangrijke informatiebron bestond uit onderzoeken die waren ingesteld door Noord-Holland en Limburg zelf. Die laatste provincie had ook een uitgebreid onderzoek ingesteld naar het toerisme om erachter te komen op welk gebied er wat verbeterd kon worden. Dit bleek een goede informatiebron, maar veel vergelijkingen met Noord-Holland stonden er niet in. Toen we op zoek gingen naar eenzelfde onderzoek van Noord-Holland bleek het erg lastig om zoiets te vinden. De meest statistieken die we gebruikten waren afkomstig van een intern onderzoek ingesteld door Noord-Holland Noord, dat ook alleen betrekking heeft op dat gedeelte van de provincie. Het leek erop dat Noord-Holland de onderzoeksresultaten voor zichzelf hield, maar we zijn alsnog ver op weg kunnen komen met de gegevens waar we de beschikking over hadden.
Bij het onderzoek maakten we ook gebruiken van boeken. We vonden een leuke kaart over toerisme in de Bosatlas, maar wisten geen manier om die in het verslag toe te voegen. Ik heb geprobeerd om hem in te scannen, maar doordat het boek zo dik was lukte het niet een scherpe afbeelding te krijgen. Gelukkig hebben we op internet genoeg andere visuele informatiebronnen kunnen vinden om onze beweringen te ondersteunen.
Behalve het gebruik van de Bosatlas zijn we ook in de bieb op zoek gegaan, maar er stond slechts een handjevol boeken over toerisme en geen enkele daarvan was recent. Deze informatie konden we dus niet toevoegen, omdat we op het internet wel steeds recente onderzoeken gebruikten om onze beweringen te ondersteunen.
Behalve het gebruik van de Bosatlas zijn we ook in de bieb op zoek gegaan, maar er stond slechts een handjevol boeken over toerisme en geen enkele daarvan was recent. Deze informatie konden we dus niet toevoegen, omdat we op het internet wel steeds recente onderzoeken gebruikten om onze beweringen te ondersteunen.
Om ideeën op te doen hebben we ook door het aardrijkskundeboek gebladerd. Hoofdstuk 4 uit het 5 VWO boek ging over stedelijke gebieden en kwam het dichtste in de buurt van ons onderwerp. Dit hoofdstuk behandelde helaas geen toerisme, dus deze bron was voor ons onbruikbaar.
Stap 4: Hoe heb je de informatie verwerkt en welke technieken heb je daarvoor gebruikt?
We hebben de belangrijke stukjes uit de onderzoeken gehaald en in een apart document geplaatst. Dat ging vrij lastig, omdat de onderzoeken in een .pdf bestand staan. Hier kun je geen tekst of afbeeldingen uit kopiëren, dus namen we screenshots om langs dit probleem te werken. Zodra we alle behulpzame bronnen bij elkaar hadden staan, begonnen we pas met het beantwoorden van de vragen.
Dat was geen gemakkelijk karwei. De onderzoeken sloten vaak niet op elkaar aan, waardoor je relevante gegevens over de ene provincie had maar niet over de andere. Het CBS onderzoek was onze enige informatiebron die provincies wel rechtstreeks vergeleek, dus daar was er van dat probleem geen sprake. Toch was het CBS onderzoek te algemeen en kwamen we niet verder dan het verschil in toeristenaantal en logiesaccommodaties. De specifieke gegevens stonden in de provinciale studies, maar die sloten niet goed op elkaar aan. Uiteindelijk moesten we daarom wat gegevens laten liggen, omdat we niets over het onderwerp wisten over de andere provincie.
Het relevantieprobleem kwam ook op andere manieren voor. We vonden een goede lijst over de uitgevoerde recreatieve en culturele activiteiten in Noord-Holland, die perfect aansloot bij ons onderzoek. De enige Limburgse lijst over hetzelfde onderwerp vonden we in een digitale reclameflyer van de Provincie Limburg, maar zij hadden de bezienswaardigheden op een andere manier ingedeeld. Culinaire activiteiten stonden bijvoorbeeld wel op de Limburgse lijst, maar ontbraken op de Noord-Hollandse lijst. Dat maakte het vergelijken een stuk lastiger.
Stap 5: Hoe ben je tot het antwoord gekomen?
Om uiteindelijke conclusies te maken hebben we ook verder gekeken dan de gegevens die de onderzoeken leverden. Met de toerismecijfers van het CBS hebben we flink gerekend om te zien of we enige trends of ontwikkelingen konden vinden. Ook keken we naar het aandeel dat beide provincies op het gebied van vakanties hadden vergeleken met de rest van Nederland. Door cijfers uit te drukken in percentages was het makkelijker om ze met elkaar te vergelijken, omdat ze nu relatief waren en betrekking hadden op elkaar.
Het maken van conclusies was soms lastig. We probeerden altijd zoveel mogelijk te onderbouwen met bewijs om te voorkomen dat we conclusies moesten raden. Als we een conclusie niet goed van de grond kregen, zochten we net zo lang totdat we betere informatie hadden om het verder mee te onderbouwen. Ook hebben we antwoorden van elkaar grondig gecontroleerd om te garanderen dat de informatie juist was.
Stap 6: Wat is je eigen mening?
We vonden dit een interessant project om te maken, omdat we op een andere manier met aardrijkskunde bezig waren dan we normaal gewend zijn. Het was voor ons mogelijk om de stof uit de lessen toe te passen in de praktijk en we zijn positief over het resultaat dat we geleverd hebben.
Ondanks dat vonden we het jammer dat er tijdens de les geen computerlokaal geregeld was en dat we pas de laatste week voor de inleverdatum lessen kregen om eraan te werken. Wij hadden die liever eerder gehad, zodat we voldoende tijd hadden om alles in te plannen en af te maken. Ook de inleverdatum had wel anders gekund. Op het einde van het schooljaar hebben we nu opeens heel veel praktische opdrachten en proefwerken die af moeten, dus het zou fijner zijn als het aardrijkskunde PO eerder in het jaar plaatsvindt. Dan is er bij ons minder stress omdat alles op zo'n korte termijn af moet zijn.
Stap 7: Hoe kwam de schriftelijke presentatie tot stand?
De schriftelijke presentatie hebben we eerst individueel gemaakt en later samengevoegd en nagekeken. We hebben dus eerst ons eigen gedeelte van de opdracht gemaakt waarbij we hier en daar dingen aan groepsleden hebben gevraagd zodra we iets niet begrepen. De laatste dagen voor het project zijn we tijdens tussenuren bij elkaar gaan zitten om de kwaliteit van elkaars werk te beoordelen en feedback te geven. Aan de hand daarvan hebben we de laatste puntjes op de i gezet en het hele project op tijd ingeleverd.
Stap 8: Evaluatie. Wat zouden jullie de volgende keer anders doen?
Achteraf gezien zijn we best blij met de keuze van ons onderwerp. We konden er voldoende informatie over vinden en het was iets waar we ook wel geïnteresseerd in waren. Ook de keuze van de deelvragen was vrij geschikt en zorgde ervoor dat het project zo compleet is als dat het nu is. We kozen op het begin ervoor om de Randstad en Zuid-Limburg te vergelijken, maar daar kwamen we achteraf snel op terug omdat er geen instanties waren die hier specifiek onderzoek naar deden. Noord-Holland en Limburg werkte een stuk beter voor ons, al waren de cijfers van Noord-Holland wat lastiger te vinden. We kozen deze twee provincies vooral omdat het twee absolute uitersten zijn van elkaar, maar in de toekomst is het misschien beter om een andere provincie te pakken (zoals Zuid-Holland) als daar meer informatie over kan worden gevonden.
De werkwijze en manier waarop we dit project hebben aangepakt vonden we goed. We hebben alles op tijd in orde gekregen en waren best gemotiveerd om alles af te kunnen krijgen. Ook de samenwerking verliep erg goed, we liepen nooit tegen problemen aan en konden het altijd wel met elkaar vinden.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden