Demografie van Nederland in de 20e eeuw

Beoordeling 5.2
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • Klas onbekend | 4772 woorden
  • 21 juni 2004
  • 36 keer beoordeeld
Cijfer 5.2
36 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
INLEIDING

Zoals ook al op de voor pagina te zien is, gaat mijn praktische opdracht over de demografische ontwikkeling van Nederland in de 20e eeuw. Verderop op de pagina introduceer ik de hoofdvraag en de daarbij horende deelvragen.
De demografische ontwikkeling staat voor de ontwikkeling die de bevolking doormaakt. Bijvoorbeeld verdeling over de bevolkingssectoren, bevolkingskerncijfers enz.
Ik kies ervoor om me te beperken tot Nederland, in de 20e eeuw, omdat het anders een te breed onderwerp zou zijn, en dan zou het onoverzichtelijk worden.
Vooral omdat er vaak meer informatie te vinden is over geschiedenis dan over aardrijkskunde zal het moeilijk worden om veel informatie hierover te vinden.
Ik moest deelvragen en een hoofdvraag gebruiken en daar ben ik ook wel blij mee, omdat ik dat overzichtelijk vind werken.

Hoofdvraag:
Wat zijn de belangrijkste verschillen in leefwijze en samenstelling van de Nederlandse bevolking tussen 1900 en 2000, en hoe zijn deze verschillen ontstaan?
Deelvraag 1:
Deel 1:
Hoe was de demografische situatie in Nederland in het eerste decennia van de 20e eeuw?
Deelvraag 2:
Hoe was de demografische situatie in Nederland in de laatste decennia van de 20e eeuw?
Deelvraag 3:
Welke gebeurtenissen hebben invloed gehad op de Demografische ontwikkeling? En hoe zijn deze ontstaan.
Deelvraag 4:
Hoe is de demografie gedurende de eeuw ontwikkeld en veranderd?
Mijn werkstuk is in vier hoofdstukken, ik zal voor elke deelvraag een apart hoofdstuk maken, en dan eindig ik het met een conclusie, waarin ik de hoofdvraag zal proberen te beantwoorden.
Als de deelvragen goed gekozen zijn zal de hoofdvraag eigenlijk een samenvatting zijn van de belangrijkste dingen uit de deelvragen. Ik zal na de conclusie ook nog een korte evaluatie geven, waarin ik de moeilijkheden bespreek en waar ik terugkijk op het project.
Ik snap ook dat ik geen te gemakkelijk onderwerp gekozen heb, vooral omdat het een zo breed onderwerp is.
Ook doe ik dit werkstuk alleen, dus dat zal het er niet makkelijker op maken.Ik zie het onderwerp niet als een last, maar als een uitdaging. En het feit dat ik geen partner heb, zie ik als een manier om een eigen draai aan dit werkstuk te geven.
Deelvraag 1:

Hoe was de demografische situatie in Nederland in de eerste tien jaar van de 20e eeuw?

Het is de bedoeling om in dit eerste hoofdstuk een beeld te schetsen van de demografische situatie in Nederland in de eerste tien jaar van de 20e eeuw.
Zo zal ik dit in het 2e deel van dit hoofdstuk ook doen, alleen dan met de laatste tien jaar van de 20e eeuw, zodat ik een beeld van de begin- en eindsituatie schep, en zo kan ik dan ook goed zien wat de veranderingen zijn. Ik beschrijf de demografische veranderingen aan de hand van onderwerpen, ik geeft eerst in een tabel een overzicht met kerncijfers, over de bevolking zoals geboorte en sterftecijfer, en die cijfers die zal ik naderhand weer toelichten.
Dan geef ik informatie over de arbeid, die ik ook weer zo zal ondersteunen.
Ik probeer in het volgende hoofdstuk informatie te geven ook over deze onderwerpen, en probeer dezelfde indeling aan te houden. Zo zijn de cijfers eenvoudig te vergelijken.

Kerncijfers bevolking 1900-1910
Jaar. Totale bevolking sterftecijfer Geboorte-cijfer Geboorte- overschot Bevolkings- groei Vrucht- baarheid
1900 5104000 17,9 31,6 71000 1,5 4,5
1910 5858000 13,6 28,6 89000 1,5 3,9
Immigratie Emigratie Migratie overschot Niet-ned. nationaliteit Groene druk Grijze druk
1900 28000 25000 53000 89,3 12,1
1910 35000 35000 70000 88,3 12,3
• totale bevolking: absoluut getal
• sterfte & geboorte: per 1000 inwoners
• geboorte overschot: absoluut getal
• bevolkingsgroei: percentage
• vruchtbaarheid: absoluut getal (gem. aantal kinderen p/moeder)
• immigratie, emigratie, migratie overschot, Niet-ned. Nationaliteit: absoluut getal
• groene & grijze druk: percentage (groen: verhouding tussen het aantal mensen van 0-19 jaar t.o.v. het aantal mensen van 20-64 jaar. Grijs: 65+ in verhouding tot 20-64 jaar)
Totale Bevolking
De totale bevolking in Nederland lag in de eerste tien jaar tussen de 5 miljoen en de 6 miljoen mensen. Het land was toen nog niet zo dichtbevolkt, en er waren dan ook minder problemen als tegenwoordig, bijv. huisvesting, of infrastructuur. In de grotere steden zoals Amsterdam en Rotterdam woonden wel al veel mensen, er waren dan ook maar een paar steden van betekenis. De urbanisatie begon in deze tijd ook heel langzaam op gang te komen mensen gingen in de stad wonen, omdat ze dachten dat ze daar werk konden vinden en iets konden ‘worden’. Men kon toen alleen nog maar verhuizen naar de stad, omdat de mens nog niet mobiel genoeg was om heen en weer te reizen van platteland naar stad en andersom.
De grote steden waren daarom dichtbevolkt, omdat hier veel werk in de nijverheid en industrie te vinden was.
Vooral in Friesland waren sommige delen dichtbevolkt, omdat hier veel werk in de landbouw was, en landbouw was toentertijd een van de belangrijkste bestaansmiddelen.
Verder kwamen de mensen zelf niet vaak buiten hun eigen dorp, de mensen hadden een gebrek aan mobiliteit, en daarbij hadden ze ook nog eens een gebrek aan kennis van de buitenwereld, er was dan ook nog geen tv. (dit apparaat is van grote invloed op de kennis van de buitenwereld)
De meeste dingen die men nodig had waren dan ook wel in het dorp verkrijgbaar.
(zie ook het kaartje onderaan)
Geboortecijfer, sterftecijfer, vruchtbaarheid, geboorteoverschot, bevolkingsgroei.
Het medisch onderzoek en de technologische ontwikkelingen waren dus nog niet zo ver op gang gekomen. Veel mensen stierven omdat de kennis gewoon nog niet hoog genoeg lag. Vooral daarom lag het sterftecijfer zo hoog. Het geboortecijfer lag ook hoog, want kinderen moesten voor je zorgen als je later oud was, zij golden als een soort verzekering. En als tweede waren er nog niet zo’n goed voorbehoedmiddelen. Het geboortecijfer was hoger als het sterftecijfer, en vandaar het geboorteoverschot. Het geboorteoverschot zal in deze tijd alleen maar groter worden, omdat het sterftecijfer sneller afneemt dan het geboortecijfer. Hierdoor volgde een bevolkingsgroei. Dit was in deze tijd geen probleem want er was nog genoeg ruimte. Niemand dacht er in die tijd blijkbaar aan dat Nederland zo snel vol zou raken. De mensen dachten blijkbaar sowieso minder aan de toekomst, want er werd ook maar amper gedacht aan het behoud van de natuur, als er wat huizen gebouwd moesten worden werd er zonder problemen een stuk bos “geschrapt”.
Immigratie, emigratie, Mensen met niet Nederlandse Nationaliteit, Migratieoverschot.
Er is naast het geboorte- en sterftecijfer ook nog een factor die invloed heeft op de bevolking: de migratie. De bevolking neemt af door sterfte, maar ook door emigratie.
Dit is met geboorte hetzelfde, de bevolking neemt toe, door geboorte en immigratie.
In de tabel op de vorige bladzijde is ook te zien dat er in 1990 een migratie overschot was.
Dit was echter een relatief klein aantal, omdat er een gebrek aan mobiliteit was.
Als de getallen dan groter worden, dan kan dat een grote invloed hebben op de beroepsbevolking.
Nederland is tegenover andere landen een aantrekkelijke vestigingsplaats. Er zijn veel pull factoren, en relatief weinig push factoren.
Grijze Druk Groene Druk
Bij het laatste onderwerp groene en grijze druk wil ik een beetje toelichting geven. Dit staat omschreven als: et percentage 0 tot 19 jarigen en 65+ers in verhouding tot het aantal mensen in de productieve groep dit is de groep personen van 20 t/m 64 jaar. Deze gegevens zijn voornamelijk belangrijk in economisch verband, omdat je dan bijvoorbeeld kan kijk of de beroepsbevolking zal groeien of afnemen, en of de AOW regeling haalbaar zal blijven in de toekomst.
De gegevens in de tabel aan het begin van dit hoofdstuk zijn duidelijk, de groene druk is zeer hoog [89%] en de grijze druk is zeer laag [ongeveer 11%] dus, de groep mensen van 0 tot 19 jaar is bijna net zo groot als de beroepsbevolking [productieve groep], terwijl de groep 65+ers maar 1 tiende van de groep 20-64 jaar is. Dit is wel gemakkelijk te verklaren namelijk:
De groene groep was groot, omdat er veel kinderen werden geboren werden, en dat de grijze groep klein was dat kwam omdat de meeste mensen in die tijd niet erg oud werden. (Vergelijking bij 2e deel van deze deelvraag)
Kerncijfers van Arbeid
Arbeid is een goede graadmeter voor de ontwikkeling van de maatschappij, vandaar dat ik stil wilde staan bij het onderwerp arbeid. In onderstaande tabel geef ik een paar kerncijfers over arbeid, die ik gebruik als uitgangspunt, voor dit gedeelte (arbeid)
Jaar Beroepsbevolking Beroepsbev. In % v/d tot. bevolking.
1900 1934000 38%
1910 2244000 39%
- 5
De gegevens op pagina 5 geven informatie over de beroepsbevolking, en de verdeling van de beroepsbevolking over sectoren. De gegevens van 1910 waren onvindbaar, ik heb statline hierover nog gemaild. Vandaar alleen de gegevens van 1900. Er zijn twee grote groepen in de grafiek te onderscheiden, namelijk Landbouw en visserij, en Industrie, hierin werken dus de meeste mensen. Landbouw neemt 28% in beslag en is daarmee de grootste groep. Hieruit kun je dan ook de conclusie trekken dat er nog niet zoveel machinaal gebeurde, en dat het een heel arbeidsintensieve sector was. Ook was de opbrengst niet zo hoog, en de bemestingstechnieken waren nog niet zo goed. En omdat de opbrengst per hectare niet zo hoog was moest er veel grond in gebruik worden genomen voor de landbouw. De sector landbouw daalde dan ook snel toen de industrialisatie op gang kwam. De opbrengst per hectare ging omhoog, en het werk in de landbouw werd minder intensief. En het tegenovergestelde gebeurde in de industrie sector; hier steeg de arbeid met grote aantallen.
Deelvraag 2:

Hoe was de demografische situatie in Nederland in de laatste decennia van de 20e eeuw?

Ik maak weer dezelfde tabellen zodat ik straks makkelijk vergelijking kan opstellen en ook snel conclusies kan trekken.

Kerncijfers bevolking 1900-1910
Jaar. Totale bevolking sterftecijfer Geboorte-cijfer Geboorte- overschot Bevolkings- groei Vrucht- baarheid
1990 14893000 8.6 13.2 69000 0.8 1.6
2000 15864000 8.8 13 66000 0.8 1.7
Immigratie Emigratie Migratie overschot Niet-ned. nationaliteit Groene druk Grijze druk
117000 57000 60000 641900 41.7 20.8
133000 61000 72000 651500 39.4 21.9
• totale bevolking: absoluut getal
• sterfte & geboorte: per 1000 inwoners
• geboorte overschot: absoluut getal
• bevolkingsgroei: percentage
• vruchtbaarheid: absoluut getal (gem. aantal kinderen p/moeder)
• immigratie, emigratie, migratie overschot, Niet-ned. Nationaliteit: absoluut getal
• groene & grijze druk: percentage (groen: verhouding tussen het aantal mensen van 0-19 jaar t.o.v. het aantal mensen van 20-64 jaar. Grijs: 65+ in verhouding tot 20-64 jaar)
Totale bevolking
In de laatste tien jaar van de 20e eeuw ligt het hele bevolkingsaantal tussen de 14 en 16 miljoen mensen.
Nederland is een van de dichtstbevolkte landen van Europa geworden. De grote bevolkingsdichtheid heeft voor verschillende problemen gezorgd. Zoals files, zinloos geweld, enz.
Je kunt ook al op het kaartje zien dat de bevolkingsdichtheid enorm gestegen is:
Er zijn grote steden ontstaan, en de regering stimuleert de bevolking in groeikernen te gaan wonen buiten de stad; omdat er nog maar weinig werk te vinden was in de grote steden.
Veel jonge gezinnen deden mee met deze zogenaamde suburbanisatie, omdat zij dachten een beter bestaan buiten de stad op te kunnen bouwen.
De suburbanisatie had ook weer een slechte kant namelijk: de grote steden verpauperden. Alleen de mensen die zich geen huis buiten de stad konden veroorloven over. Dit wordt tegengegaan door het compacte-stadbeleid.
Hiermee wordt bedoeld dat alles vernieuwd wordt, bijv. Nieuwbouw, nieuwe aantrekkelijke bedrijfslocaties enz.
Ook ontstaan er op andere plekken in het land stedelijke gebieden, steeds meer bedrijven kiezen een bedrijfslocatie waar ze goed bereikbaar zijn, en niet in bijvoorbeeld de drukke Randstad.
Geboortecijfer, sterftecijfer, vruchtbaarheid, geboorteoverschot, bevolkingsgroei.
Door allerlei medische middelen en technische ontwikkelingen is het sterftecijfer drastisch gezakt. Ziektes waaraan vele mensen vroeger dood gingen, zijn nu verdwenen, omdat mensen ertegen zijn ingeënt en zo kunnen ziektes helemaal verdwijnen.
Het geboortecijfer is ook ver gezakt. Vrouwen krijgen tegenwoordig 1 a 2 kinderen, en de bevolking groeit daarom steeds minder snel. Het is zelfs volgens sommige onderzoekers zelfs mogelijk dat de bevolking in de toekomst weer zal gaan afnemen.
Immigratie, Migratieoverschot, Emigratie, Mensen met een niet Nederlandse nationaliteit.
Ook migratie speelt een grote rol bij de bevolkingsgroei.
Doordat de mobiliteit van de mens tegenwoordig hoog is, is het eenvoudig te emigreren of te immigreren, zoals de tabel al laat zien kampt Nederland met een migratieoverschot, er komen dus meer mensen bij in Nederland dan dat er weggaan. De oorzaak zit hem in de vele pullfactoren van Nederland namelijk, dat Nederland bekend staat als welvarend land, iedereen is er verzekerd van een minimum inkomen.
Groene Druk Grijze Druk,
Ik zal het net zoals in deelvraag 1 ook weer hebben over de groene en de grijze druk. De groene druk is erg veel gedaald, en met de grijze druk is het juist andersom gegaan, deze is veel gestegen. De oorzaken zijn genoemd bij de kop: sterftecijfer. Door ontwikkelingen in de maatschappij zijn deze veel belangrijker geworden, momenteel twijfelt men of het AOW-stelsel wel behouden kan worden, omdat de grijze druk zo hoog aan het worden is. De grijze groep wordt te groot om ondersteund te worden door de werkende groep.
Kerncijfers Arbeid
Jaar Beroepsbevolking Beroepsbev. In % v/d tot. bevolking.
1990 6104000 41%
2000 6870000 39%
De bovenste gegevens gaan over de beroepsbevolking, en deze is dan weer onderverdeeld in de daarbij horende sectoren. De cirkeldiagram van 2000 heb ik niet van CBS gehaald; er zit namelijk maar weinig verschil in. Er zijn nog evenveel sectoren als in 1900 maar huishoudelijk is onder overig komen te staan omdat deze te klein was. De sector bank en Verzekeringswezen heeft echter een aparte sector gekregen. Verder valt op dat de landbouw nog maar 4% is in plaats van de 28% in 1900.
Deelvraag 3:

Welke gebeurtenissen hebben invloed gehad op de Demografische ontwikkeling? En hoe zijn deze ontstaan.

Ik vind dit het beste hoofdstuk van mijn werkstuk, hier staan namelijk niet alleen maar getallen en beschrijvingen, maar dit hoofdstuk geeft verklaringen voor demografische veranderingen.
Deze zijn zeer belangrijk voor de beantwoording van de hoofdvraag.

De Tweede wereldoorlog
Nederland heeft niet actief meegevochten in de tweede wereldoorlog, maar was wel bezet door Duitsland. De bezetting van Duitsland heeft een grote invloed gehad op de demografische ontwikkeling in Nederland.
Deze ontwikkelingen zijn vooral te zien in de samenstelling van de bevolking, en aan het bevolkingsaantal. Na de oorlog ontstond er een grote golf van geboorte, de zogenaamde geboortegolf:
Op de figuur is goed te zien dat wanneer er weer goede hoop is dat er dan weer veel kinderen geboren worden. Zo is het geboortecijfer bijvoorbeeld laag tijdens de oorlog, en weer hoger als de geallieerden zijn binnen gevallen.
De geboortegolf stopt pas weer langzaam als de pil in 1970 wordt uitgevonden.
Doordat de mensen die in de geboortegolf geboren zijn ook steeds een generatie opschuiven, zullen er straks ineens heel veel AOW’ers zijn, en zal de groep werkende mensen hiervoor moeten betalen, er zal dus of een lagere AOW uitkering komen, of werkende mensen zullen meer moeten inleveren.
De tweede wereld oorlog heeft echter niet alleen invloed gehad op de omvang van de bevolking.
De naoorlogse economie moest weer opgebouwd worden, en daarom was er veel werk in de bouwsector. Er ontstonden nieuwe bedrijven, werkeloosheid daalde, en de lonen stegen, de oorlog heeft voor een stukje optimisme gezorgd, en dit kwam ten goede aan de economie.
Industrialisatie
Voor 1940 was de ontwikkeling in de industrie in Nederland duidelijk achtergebleven ten opzichte van andere landen in Europa, oorzaak hiervan was dat Nederland zich specialiseerde in landbouw, scheepvaart, handel in koloniale producten. Na de tweede wereldoorlog vielen deze inkomstenbronnen weg. Veel koloniën werden onafhankelijk, veel boerderijen voor de landbouw waren kapot, en de haven van rottendam was platgebombardeerd. Zoals op de vorige bladzijde staat beschreven groeide de bevolking snel. Voor al deze mensen moest nieuw werk gevonden worden. De overheid deed om dit probleem op te lossen 2 dingen namelijk:
Te eerste bevorderde de overheid de emigratie.
In deze tijd zijn veel mensen naar Australië en Canada geëmigreerd. Er werden speciale reclame’s gemaakt, voor mooie huizen en niet duur enz.
De tweede en ook de belangrijkste maatregel was introductie v/d industrialisatie politiek, gericht op bevordering van de industrialisatie. Er verschenen acht industrialisatienota’s, om het regeringsbeleid met betrekking tot industrialisatie te bepalen. Dit beleid was op een aantal dingen gericht.
Het eerste was dat er gezorgd werd voor scholing, want scholing is de basis voor later. Kinderen gingen meer leren over industriële zaken in plaats van over agrarische zaken.
De regering zorgde voor industriële ontwikkeling en onderzoek. Het werd steeds makkelijker om aan geld te komen, er was steeds meer kennis beschikbaar, scholing van kinderen was al op de industrie gericht. Verder zorgde de regering ervoor dat de invoerrechten hoger waren, zodat de eigen producten het goedkoopst waren.
De Nederlandse industrie is na 1962 niet veel meer toegenomen, alleen de arbeidsproductiviteit is steeds gestegen, zodat de opbrengst ook steeg.
Nadat de industrie in Nederland opgang is gekomen, was er weinig simulatie nodig. Alles hing samen, alle industrie had elkaar nodig. De tertiaire sector is hetzelfde als de dienstverlenende sector. Deze sector kwam tevoorschijn, omdat alle geproduceerde producten ook verkocht en gedistribueerd moesten worden. De dienstverlenende sector heeft de industrie van de belangrijkste plaats verdreven. Nederland is steeds meer een dienstverlenend land geworden. Heel veel producten worden verscheept naar rotterdam, om van daar uit naar het achterland gedistribueerd te worden. Daarmee heeft Nederland de “toegangspoort tot Europa”.
Geboortebeperking
In het stuk over de tweede wereldoorlog heb ik het al gehad over factoren die van invloed zijn geweest (en zullen zijn) op de hoeveelheid en samenstelling van de bevolking. Dat stuk ging echter over een aantal abnormale pieken en dalen tijdens de oorlog, en voornamelijk over de invloed van de babyboom. Dit stuk zal gaan over de normale bevolkingsgroei, en hoe deze groei zich in een eeuw heeft ontwikkeld. De bevolkingsgroei, of afname ontstaat over het algemeen uit twee cijfers: het geboortecijfer, en het sterftecijfer. Ik zal het in dit stukje gaan hebben over het geboortecijfer.
Het is eigenlijk algemeen bekend dat er steeds minder kinderen geboren worden in Nederland. Waar een gezin van tien mensen vroeger geen uitzondering was, schommelt het gemiddelde aantal kinderen tegenwoordig rond de twee. Deze afname van het aantal geboorten heeft een aantal oorzaken.
Ten eerste waren kinderen vroeger een soort van verzekering voor de oude dag, zoals al in hoofdstuk 1 te lezen viel. Als je oud was en zelf niet meer kon werken, zouden je kinderen voor je zorgen, en je financiële steun verlenen. Aan deze afhankelijkheid is gedurende de eeuw een eind gekomen. Het begon in 1913 met de invaliditeitswet, in 1947 werd het de noodwet ouderdomsvoorziening, en vanaf 1956 kennen we hier in Nederland de Algemene Ouderdomswet. Deze wetten waren er allen op gericht om ouderen die niet meer werken financiële onafhankelijkheid te bieden. Ook ontvangen steeds meer mensen een aanvullend pensioen. Ze leggen tijdens hun carrière geld opzij, dat ze na hun pensioen uitgekeerd krijgen. De meeste ouderen zijn dus niet meer financieel afhankelijk van kinderen.
Ook zijn kinderen niet meer nodig om voor hun ouders te zorgen. Met de jaren heeft Nederland allerlei voorzieningen getroffen om voor ouderen te zorgen. Zo kunnen ouderen die zelf het huishouden en dergelijke niet meer kunnen doen hulp krijgen van de thuiszorg. En als ze niet meer op zichzelf kunnen wonen, kunnen ze terecht bij een bejaardentehuis, waar ze alle zorg krijgen die ze nodig hebben. Deze ontwikkeling heeft er dus voor gezorgd dat bejaarden niet meer afhankelijk zijn van hun kinderen, en met deze gedachten in hun hoofd, nemen ouders minder kinderen als vroeger. Veel kinderen staan immers ook voor veel kosten. Zo krijgt men dus wel de lusten, en niet de lasten
De grootste factor in het proces van geboortebeperking is echter de anticonceptie. De vele kinderen die vroeger geboren werden waren namelijk lang niet allen gewenst. Vrouwen konden niet bepalen of ze wel of geen kinderen wilden, want er waren in die tijd nog geen goede voorbehoedsmiddelen beschikbaar. Op de middelen die er waren rustte bovendien een taboe: God bepaalde hoeveel kinderen je zou krijgen, en voorbehoedsmiddelen gingen dus tegen zijn wil in. Vrouwen die getrouwd waren kregen dus vaak meer kinderen als ze eigenlijk wilden, want de enige manier om het aantal kinderen te beperken was seksuele onthouding. Ook aan dit probleem is in de loop van de eeuw een eind gekomen. Omdat steeds meer mensen zelf wilden regelen hoeveel kinderen ze kregen, kwam er steeds meer vraag naar voorbehoedsmiddelen. Heel veel middelen, zoals de condoom en het pessarium, hebben geholpen om het aantal geboorten terug te dringen. Het belangrijkste voorbehoedsmiddel van deze eeuw is echter de anticonceptie pil, beter bekend als “de pil”. Het gaat hier om een pil met bepaalde hormonen die ervoor zorgen dat er geen eisprong ontstaat. De pil is het betrouwbaarste, en meest gebruikte voorbehoedsmiddel dat we tegenwoordig kennen. Hij is voor het eerst op de markt gebracht in 1962, en zoals in de grafiek te zien is, heeft hij voor een grote beperking van het aantal geboorten gezorgd. Vanaf ongeveer 1963 begint het aantal geboorten te dalen, en in 1980 is het tot een ongekend niveau gedaald.
Dankzij de pil zijn de gezinnen tegenwoordig niet meer zo groot als ze vroeger waren. De bevolking van Nederland groeit nog steeds, de uitvinding van de pil heeft ervoor gezorgd dat die groei enigszins binnen de perken blijft.
Sterftebeperking
Dit is het tweede verschijnsel dat van invloed is op de bevolkingsgroei of afname. Eigenlijk is dit verschijnsel een beetje in strijd met geboortebeperking. Waar men door middel van geboortebeperking probeert om de bevolkingsgroei terug te dringen, zorgt sterftebeperking er juist indirect voor dat de bevolking sneller groeit. Dat wil zeggen: er worden niet meer kinderen geboren, maar mensen blijven langer leven, waardoor de bevolking toch groter wordt.
Levensverwachting in jaren bij mannen
Periode jaar
1941-1945 59,70
1946-1950 68,69
1951-1955 70,69
1956-1960 71,29
1961-1965 71,16
1966-1970 70,97
1971-1975 71,23
1976-1980 72,09
1981-1985 72,87
1986-1990 73,55
1991-1995 74,30
1996-2000 75,18
Levensverwachting in jaren bij vrouwen
Periode jaar
1941-1945 65,11
1946-1950 71,26
1951-1955 73,38
1956-1960 74,78
1961-1965 75,88
1966-1970 76,38
1971-1975 77,19
1976-1980 78,59
1981-1985 79,51
1986-1990 79,97
1991-1995 80,20
1996-2000 80,51
Door allerlei nieuwe ontwikkelingen op medisch gebied, kunnen mensen die vroeger zouden sterven nu genezen worden, en nog een aantal jaren gezond verder leven. Omdat we tegenwoordig veel meer van het menselijk lichaam afweten, zijn er dingen mogelijk als orgaantransplantaties, hersenchirurgie, en chemotherapie. Ziekten die vroeger snel tot de dood leidden, kunnen nu genezen, of in ieder geval vertraagd Worden.
Hoewel de gegevens op van na 1940 het belangrijkst zijn, omdat er in die tijd de grootste medische wonderen zijn verricht, mag de tijd voor 1940 niet buiten beschouwing gelaten worden. De ontdekkingen die toen gedaan zijn lijken nu misschien wel logisch, maar als je denkt als iemand uit die tijd zijn de ontdekkingen van toen nog groter dan die van nu. In het verleden is namelijk de basis gelegd voor de ontdekkingen van nu. Zo is de oorzaak van allerlei infectieziekten bijvoorbeeld heel lang onbekend gebleven, totdat men ontdekte dat veel ziekten werden veroorzaakt door micro-organismen. Een van de belangrijkste ontdekkingen was wel die van penicilline, misschien wel het belangrijkste geneesmiddel te wereld. Ook werd het verband tussen gezondheid en hygiëne ontdekt. Heel veel mensen werden vroeger ziek omdat de leefomgeving zwaar vervuild was. Zo werd bijvoorbeeld afval in grachten gegooid, en dat water werd weer voor allerlei dingen gebruikt. Daar kwam nog eens bij dat er vaak geen riolering was. In de loop van de 20e eeuw zijn de regels voor hygiëne aangescherpt. Er werd bijna overal riolering aangelegd, en water werd goed gezuiverd voordat het gebruikt werd om te drinken of mee te koken. Ook de verplichtte inenting tegen allerlei ziekten heeft geholpen om het sterftecijfer te drukken.
Deelvraag 4:

Hoe is de demografie gedurende de eeuw ontwikkeld en veranderd?

Dit hoofdstuk gaat voornamelijk over grafieken en cijfers, met daarbij een toelichting.

Kerncijfersbevolking
Totale bevolking, totale bevolkingsgroei, Groene druk, Grijze druk, Vruchtbaarheid, Levendgeborenen, overledenen.
1900 5104000 75000 89.3 12.1 4.5 17.9 31.6
1910 5858000 87000 88.3 12.3 3.9 13.6 28.6
1920 6754000 34000 82.2 11.5 3.9 12.3 28.2
1930 7825000 103000 75.2 11.4 3 9.1 23.1
1940 8834000 89000 67.6 12.5 8.7 9.9 23.1
1950 10027000 174000 67.9 14 3.1 7.5 22.7
1960 11417000 139000 71.4 18.6 3.1 7.6 20.8
1970 12958000 162000 66.6 18.8 2.6 8.4 18.3
1980 14091000 112000 55.1 20.1 1.6 8.1 12.8
1990 14893000 118000 41.7 20.8 1.6 8.6 13.2
2000 15864000 123000 39.4 21.9 1.7 8.8 13.2
Ik zal nu de opvallende ontwikkelingen van de cijfers bevolking bespreken.
Ik begin met een van de belangrijkste kerncijfers; dat is de totale bevolking. Het bevolkingsaantal heeft in de 20 eeuw een grote vlucht genomen. Om de cijfers duidelijk te maken zijn de cijfers in een grafiek gezet:
De grafiek toont bijna geen bijzondere ontwikkelingen, de lijn loopt bijna lineair.
Hierboven staat het kaartje over de groene en grijze druk. De groene en grijze druk maken zoals te zien een tegenovergestelde ontwikkeling mee.
De groene druk is gedurende de eeuw teruggenomen, en de grijze druk is om hoog gegaan. In de grafiek valt de babyboom wel te zien, de groene lijn is daar namelijk een beetje langer. Ook hier valt weer te zien dat de mensen ouder worden, en dat er minder kinderen geboren worden.
In de grafiek is te zien dat het sterftecijfer eigenlijk de hele eeuw onder het geboortecijfer gelegen heeft, dus er is de hele eeuw een geboorteoverschot geweest. Beide lijnen dalen in het begin ongeveer even snel, maar rond 1950 heeft het sterftecijfer zijn minimum bereikt, en begint de geboortelijn in te lopen. Vanaf deze tijd is het geboorteoverschot steeds kleiner geworden. Er wordt verwacht dat het geboortecijfer in de toekomst zo ver zal zakken, dat het nog onder het sterftecijfer zal komen te liggen.
De hoofdvraag + Conclusie
Wat zijn de belangrijkste verschillen in de leefwijze en samenstelling van de Nederlandse bevolking.
Rond 1900 was Nederland erg agrarisch ingesteld. Bijna iedereen werkte in de landbouw. De huidige echt grote steden waren dichtbevolkt, maar het overgrote deel woonde toch in kleine plattelandsdorpen.
Er was wel al industrie in Nederland, maar deze was klein, en lagen qua ontwikkeling achter op landen als Engeland en Duitsland.
De medische wetenschap had een laag niveau, het sterftecijfer lag namelijk hoog, en de mensen werden niet erg oud.
Dit sterftecijfer werd echter te niet gedaan door het hele hoge geboortecijfer.
Het geboortecijfer was zo hoog omdat het vroeger zo was dat de kinderen later voor de ouders zorgden, en omdat er nog geen echte goede voorbehoedmiddelen waren.
Nederland ontwikkelde steeds verder en sneller. Er kwamen spullen als voorbehoedmiddelen, regelingen voor als mensen op hun oude dag niet meer konden werken, en daardoor daalde het geboortecijfer. Ook het sterftecijfer daalde door de toegenomen medische kennis, en daardoor nam het geboortecijfer af.
De tweede wereldoorlog zorgde voor een revolutie op demografisch gebied.
Na de tweede wereldoorlog was de geboortepiek ofwel de babyboom was zo groot dat het effect nu nog te merken is. De geboortegroep die toen geboren is zit nu nog in de beroepsbevolking, maar zal over een aantal jaar in de AOW groep zitten, en vandaar dat het AOW-stelsel over een aantal jaar niet meer haalbaar is.
Ook heeft de oorlog gevolgen had voor de arbeid. Na de oorlog vielen veel inkomstenbronnen weg, veel akkers waren kapot, koloniën werden of wilden onafhankelijk worden, en vandaar dat Nederland moeilijk kon achterblijven met de industrie. Nederland maakte 8 industrienota’s die ervoor zorgden dat de Nederlandse industrie steeds verder groeide. De industrie had verkoop en reclame nodig, waardoor de tertiaire sector opkwam.
Deze functie lag Nederland goed, en nam op een gegeven moment de plaats in van de industrie. Door de goede ligging van Nederland is Nederland uitgegroeid tot het distributieland bij uitstek.
Samengevat:

Nederland was vooral agrarisch, met een hoge sterfte, en geboortecijfer.

Nederland was voornamelijk agrarisch, met een hoge geboorte en sterftecijfer.
Door steeds betere sociale zekerheid en anticonceptie, en steeds betere medische wetenschap daalde de geboorte en sterfte cijfer
Na WOII ontstond er een babyboom, die tot op de dag van vandaag doorwerkt in de bevolkingspiramide
Na WOII werd Nederland eigenlijk gedwongen om verder te industrialiseren, omdat ze door de groeiende samenwerking met andere landen in begon te zien dat ze achter liep op industrieel gebied
Door de pil kwam er een eind aan de babyboom, door allerlei medische ontwikkelingen daalde het sterftecijfer. De geboorte en sterfte cijfers daalden hierdoor ongeveer even snel, en kwamen op het huidige niveau
De groeiende industrie had behoefte aan allerlei diensten, en dit zorgde voor de opkomst van de tertiaire sector. Nederland merkt dat ze zich goed kan vinden in deze sector, en word “het distributieland bij uitstek”
Nederland draait vooral om de tertiaire sector, en is een welvarend land, met een laag geboorte en sterfte cijfer

Ik hoop dat ik mijn hoofdvraag in voldoende mate heb beantwoord
Bronvermelding

Via internet:

www.cbs.nl De website van het Centraal bureau voor de statistiek, vooral statline, de gratis online database heeft me verder geholpen
www.NIDI.nl De website van het Netherlands Interdisciplinary demographic institute. Hiervan heb ik een aantal duidelijke grafieken en kaartjes gehaald
Uit de bibliotheek:
Een schijn van verdraagzaamheid Dit boek heb ik gebruikt voor informatie over migratie
Een eeuw sociale problematiek Dit boek heb ik gebruikt voor informatie over leven aan het begin van de eeuw
Economische ontwikkeling Dit boek bevatte goede informatie over
En sociale emancipatie arbeid en industriële ontwikkeling.
Logboek:

Ik ben eigenlijk te laat aan het werkstuk begonnen, ik begon 1,5 weken van tevoren, en ik merkte toen pas dat het een te moeilijk onderwerp was, vandaar dat ik geen ander onderwerp kon kiezen.

Datum Duur:
10-06-2004 2 uur aan het werkstuk gewerkt.
12-06-2004 1 uur aan het werkstuk gewerkt
16-06-2004 2 uur aan het werkstuk gewerkt.
17-06-2004 4,5 uur aan het werkstuk gewerkt.
20-06-2004 8 uur aan het werkstuk gewerkt.
21-06-2004 Heb ik alles uitgeprint.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.