Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De klauwen van de melkmachine

Beoordeling 7
Foto van een scholier
  • Opstel door een scholier
  • 2e klas vwo | 1011 woorden
  • 13 mei 2003
  • 20 keer beoordeeld
Cijfer 7
20 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
De melkmachine werkt op zuigkracht die geleverd wordt door de vacuümpomp. Deze vacuümpomp wordt aangedreven door een motor. Door de zuigkracht van de vacuümpomp ontstaat er een onderdruk, een lagere spanning dan aan de andere kant(dus geen vacuüm!) in de vacuümleiding van 33 tot 38 cm HG. HG staat voor kwikdruk. Deze onderdruk is voldoende om melk uit een speen te halen. Het verschil tussen de onderdruk in de vacuümleiding en de buitenlucht kan je aflezen op de vacuümmeter. Vlak voor de vacuümmeter staat de vacuümregulator die er voor zorgt dat de onderdruk niet hoger komt dan gewenst is. Er bestaan verschillende vacuümpompen, maar de meest gebruikte pomp is de schoepenpomp. Het pomphuis bij deze schoepenpomp bestaan uit een liggende cilinder. Door het pomphuis loopt een dichte(massieve) as, dat heet de rotor. De rotor ligt niet precies in het midden van het pomphuis. Aan de ene kant raakt de rotor bijna de zijwand van het pomphuis, en aan de tegenovergestelde kant is de ruimte tussen de rotor en de zijwand groot. In de metalen rotor zijn vier sleuven gemaakt, een boven, onder, links en rechts. Hierin passen metalen platen die schoepen worden genoemd(vandaar de naam: schoepenpomp). Deze schepen kunnen vrij bewegen in de sleuven. Tijdens het draaien van de rotor, deze wordt aangedreven door een motor, worden de schoepen door de middelpuntvliegende kracht tegen de wand van het pomphuis gedrukt. Op de plaats waar de rotor de wand van het pomphuis bijna raakt, zullen de schoepen nauwelijks uit de sleuven komen. Op de plaats waar meer ruimte tussen de rotor het pomphuis komt, zullen de schoepen verder uit de sleuven schuiven. Op de plaats waar de schoepen uit de sleuven beginnen te schuiven is de inlaatopening, waardoor lucht uit de vacuümleiding wordt gezogen. De ruimte tussen de schoepen is dan nog klein, maar wordt groter bij het verder draaien van de rotor. Hierdoor ontstaat een onderdruk in de ruimte tussen twee schoepen en wordt lucht aangezogen uit de vacuümleiding. Een volgende schop die de luchtinlaat passeert, sluit de ruimte af en de meegevoerde lucht wordt aan de andere kant van het pomphuis samengeperst. De ruimte tussen de rotor en het pomphuis wordt daar immers weer kleiner. De samengeperste lucht verdwijnt via de uitlaatopening. De schoepenpomp wordt door een oliedruppel-systeem gesmeerd. De toevoer van de olie gebeurt alleen als de pomp werkt. Schoepenpompen met grafiethoudende (soort smeermiddel) schoepen, hebben geen smeersysteem. Olie en vettige lucht kunnen een zelfsmerende pomp laten vastlopen. Bij het stilzetten van een melkinstallatie met een schoepenpomp moet eerst een vacuümkraan in de vacuümleiding worden opengezet. Dit is belangrijk, want anders zou door toestroming van buitenlucht door de uitlaatopening de rotor de andere kant op gaan draaien. Daardoor zou een schoep kunnen breken. Sommige vacuümpompen hebben een veiligheidsklep in de uitlaat van de pomp, waardoor er geen buitenlucht naar binnen kan bij het stilzetten van de melkinstallatie. Ook heb je een vacuümleiding nodig. De vacuümleiding is een gegalvaniseerde ijzeren buis. Gegalvaniseerd betekend dat de buizen een speciale behandeling hebben ondergaan waardoor de buizen niet meer roesten. Een vacuümleiding moet minimaal een doorsnede hebben van 2,5 cm. Twee gedeelten van een vacuümleiding worden met elkaar verbonden door een sok. De sok dient als een soort tussenstuk om twee leidingen te verbinden met elkaar. Moet de vacuümleidingen van richting veranderen, is een bochtstuk handig. Dit is handiger dan een T-stuk of een kniestuk. Deze hebben een scherpe hoek waarin zich vuil kan vastzetten, waardoor de leidingen verstopt raken. De vacuümleiding hoort boven de achterkant van de schoft, schouder van de koe, gemonteerd te worden op een hoogte van ongeveer 1.80 tot 1.90. De vacuümleiding moet stevig in elkaar zitten en een strakke lijn vormen. Aan het einde van de leiding moet een aftapkraantje of een automatisch vochtventiel zitten. Dan kan namelijk het vocht uit de leidingen worden afgevoerd. Wanneer de vacuümleiding er lang is, moeten er meer van deze aftapkraantjes zijn in de leiding waar een laag punt is en het vocht verzameld wordt. Dichtbij de vacuümpomp zit een vochtvanger. De taak van dit is vocht, vuil, noem maar op, dat uit de vacuümleiding wordt gezogen, op te vangen zodat het niet in de vacuümpomp kan komen. De inhoud van de vochtvanger moet minimaal 15 liter zijn. De opening van de vochtvanger moet zo groot zijn, dat de binnenkant met een borstel kan worden schoongemaakt. Als extra beveiliging moet er in de vochtvanger een overloopbeveiliging zitten die de leiding naar de vacuümpomp afsluit als het vloeistofniveau in de vochtvanger te hoog wordt. De vacuümpomp kan een grotere onderdruk maken dan nodig en gewenst is tijdens het melken. Om te zorgen dat de onderdruk niet boven een bepaalde hoogte uitkomt, is in de leiding een vacuümregulateur geplaatst. Dan heb je ook nog een vacuümmeter. Deze geeft het drukverschil aan tussen binnen en buitenlucht. Als de onderdruk bijvoorbeeld 38 cm Hg(kwikdruk) is en de buitenlucht 76 cm Hg, geeft de vacuümmeter 42 cm Hg drukverschil aan. De vacuümmeter is meestal een wijzervacuümmeter die tijdens het melken zichtbaar en afleesvaar moet zijn. Voor het melken moet je controleren of de onderdruk de goede hoogte heeft. De wijzer hoort bij het aanzetten van de melkmachine regelmatig op te lopen tot de goede hoogte, dus niet met sprongen. Vervolgens zijn er vacuümkranen. Deze zitten bovenop de vacuümleiding. Het aansluitpijpje voor de vacuümslang voor het apparaat moet schuin naar beneden staan. Als laatste hebben we dan de aftapkranen. Een aftapkraan hangt onderaan de vacuümleiding. Het zijn rechte kranen. In plaats van aftapkranten worden ook automatische vochtventielen gemonteerd onderaan een leiding. Als de melkmachine in werking in , wordt het ventiel dichtgedrukt door de buitenlucht. Is er geen onderdruk in de leiding, dan gaat het ventiel open en kan het vocht uit de leiding lopen. Bronnen: -Informatiepakket van de melkrobotfabrikant Lely -Informatie en plaatjes uit een map van de opleiding van mijn vader: ‘Praktijkschool voor de veehouderij’

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.