Experiment 5.4

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Opstel door een scholier
  • Klas onbekend | 608 woorden
  • 12 februari 2009
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 6
4 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inhoudsopgave:
Inleiding + onderzoeksvraag: Blz. 2
Uitvoering: Blz. 3
Tabellen: Blz. 4
Conclusie: Blz. 5

Inleiding:
Bij dit experiment moesten we de weerstand van bepaalde voorwerpen gaan meten. De weerstand is de tegenwerking van elektriciteit in ¥Ø. Je kunt de weerstand uitrekenen door de spanning (V) te delen door de stroomsterkte (A). Voor deze proef moesten we eerst een schakeling maken die er zo uitzag:

Verdere benodigdheden voor dit experiment waren:

- een fietslampje van 6,0 V.
- een radioweerstand van 47.10©ö.
- een stukje ijzerdraad van 40 cm.
- een stukje constantaandraad van 40 cm.
- een NTC + een bekertje warm water.
- een LDR + iets om te zorgen dat er geen licht op de LDR viel.

Ik heb dit experiment samen met Marije gedaan.

Onderzoeksvraag:
Is de weerstand van een voorwerp altijd gelijk of hangt deze van bepaalde omstandigheden af?

Uitvoering:
Voor dit experiment moesten we eerst een schakeling maken en dan steeds een ander voorwerp als weerstand nemen.
Bij proef A moesten we eerst een fietslampje als weerstand nemen. We moesten de stroomsterkte meten bij een spanning van 2,0V, 4,0V en 6,0V. Daarna moesten we een radioweerstand nemen van 470 ¥Ø en de stroomsterkte meten bij een spanning van 2,0V, 4,0V, 6,0V, 8,0V en 10V.

Bij proef B moesten we eerst ijzerdraad als weerstand nemen en dan de stroomsterkte meten bij een spanning van 2,0V, 4,0V en 6,0V. Daarna moesten we een stukje constantaandraad als weerstand nemen. We moesten weer de stroomsterkte meten bij een spanning van 2,0V, 4,0V en 6,0V.


Bij proef C moesten we een NTC als weerstand nemen. Eerst moesten we de stroomsterkte meten bij een spanning van 3,0V. Daarna moesten we de NTC in een bekertje met warm water houden en de stroomsterkte meten bij een spanning van 3,0V.

Bij proef D moesten we een LDR als weerstand nemen. We moesten de stroomsterkte meten bij een spanning van 3,0V. Daarna moesten we zorgen dat er geen licht op de LDR zou vallen en dan nog een keer de stroomsterkte meten bij een spanning van 3,0V.

Tabellen:
A
Fietslampje 6,0V:
Spanning V 2,0 4,0 6,0
Stroomsterkte A 0,25 0,40 0,50
U/I ¥Ø 8,0 10 12

Radioweerstand:
Spanning V 2,0 4,0 6,0 8,0 10
Stroomsterkte A 0,10 0,20 0,30 0,40 0,50
U/I ¥Ø 20 20 20 20 20

B
IJzerdraad:
Spanning V 2,0 4,0 6,0
Stroomsterkte A 2,6 4,0 4,8
U/I ¥Ø 0,80 1,0 1,3

Constantaandraad:
Spanning V 2,0 4,0 6,0
Stroomsterkte A 0,50 1,0 1,5
U/I ¥Ø 4,0 4,0 4,0

C
NTC NTC in warm water
Spanning V 3,0 3,0
Stroomsterkte A 0,60 2,5

U/I ¥Ø 5,0 1,2

D
LDR LDR zonder licht
Spanning V 3,0 3,0
Stroomsterkte A 0,012 0,00030
U/I ¥Ø 25.10©ö 10.10©ø

Conclusie:
De onderzoeksvraag was: Is de weerstand (¥Ø) van een voorwerp altijd gelijk of hangt deze van bepaalde omstandigheden af?

Proef A
Een fietslampje van 6,0 V:
Bij een fietslampje van 6,0 V is de weerstand (¥Ø) niet altijd gelijk en dat heeft te maken met de hoeveelheid spanning (V) die er op staat. Als er minder spanning (V) is, is er een grotere weerstand (¥Ø).

Een radioweerstand van 47.10©ö ¥Ø:
Bij een radioweerstand van 47.10©ö ¥Ø is de weerstand (¥Ø) altijd gelijk en hangt dus niet van bepaalde omstandigheden af.


Proef B
Een stukje ijzerdraad van 40 cm:
Bij een stukje ijzerdraad van 40 cm is de weerstand (¥Ø) niet altijd gelijk. Deze hangt af van de hoeveelheid spanning (V) die erop staat. Hoe lager de hoeveelheid spanning (V) die erop staat hoe groter de weerstand (¥Ø).

Een stukje constantaandraad van 40 cm:
Bij een stukje constantaandraad van 40 cm is de weerstand (¥Ø) altijd gelijk. Deze hangt dus niet af van bepaalde omstandigheden.

Proef C
Een NTC:
Bij een NTC is de weerstand (¥Ø ) niet altijd gelijk. Want als je de NTC in een bekertje heet water doet is de weerstand (¥Ø) veel groter.

Proef D
Een LDR:
Bij een LDR is de weerstand (¥Ø) niet altijd hetzelfde. Deze hangt namelijk af van de hoeveelheid licht die erop de LDR komt. Hoe minder licht hoe groter de weerstand (¥Ø).

De conclusie is dus dat de weerstand (¥Ø) van een bepaald voorwerp niet altijd gelijk is en dus van bepaalde omstandigheden afhangt

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.