Inleiding
We moesten een opdracht maken voor Geschiedenis, over de VOC (= verenigde Oost-Indische compagnie). We hebben , drie deelvragen gemaakt die wij in ons verslag gaan behandelen. De deelvragen zijn;
1. “Hoe kwamen de VOC schepen aan vers maar ook gezond voedsel?”
2. “Waar sliepen de opvarenden?”
3. “Waarom waren er meer mensen dan nodig waren op zo’n schip?”
We zijn er nu al achter gekomen dat het leven op die schepen niet makkelijk was. Dit komt door gebrek aan voedsel (met name vitamine C), waardoor besmettelijke, dodelijke ziektes uitbraken zoals scheurbuik. Er was ook een slechte hygiëne, daardoor rook het naar muffe geurtjes, zoals bedorven water, lichaamsgeuren en lucht van uitwerpselen. Het stonk daar doordat er geen wind kwam, want het was benedendeks.
1. Hoe kwamen de VOC schepen aan vers maar ook gezond voedsel?
Jarenlang, was er onvoldoende vers en gezond voedsel op de VOC schepen. Daardoor kreeg men niet genoeg vitaminen binnen en kreeg dodelijke ziektes, zoals scheurbuik. Doordat er onvoldoende ruimte was om te slapen moesten niet- zieke mensen bij de zieke mensen slapen, zodat zij ook besmet werden. Zo stierven er veel mensen aan de dodelijke ziekte.
Als men weggingen met een reis gingen er ongeveer 249 man mee, maar weer door scheurbuik kwamen er maar 89 terug!! Op zo’n reis kreeg men vet en zout voedsel, door zout aan voedsel toe te voegen, werd het namelijk langer houdbaar. Het nadeel daarvan was, dat de bemanning door dat vele zout erg dorstig werd. Het water dat werd meegenomen, was na een paar maanden al niet meer goed drinkbaar. Het stonk verschrikkelijk en er zaten vieze insecten in, zodat de bemanning met tanden op elkaar moesten drinken om geen beestjes binnen te krijgen.
Door al die mensen die doodgingen aan de slechte hygiëne op zo’n schip, werd er besloten Kaap de Goede Hoop op te richten. Dat was in Zuid-Afrika, en bedoeld als tussenstop voor de VOC schepen. Daar werden zieke mensen voor een paar maanden achtergelaten in het ziekenhuis. Na die paar maanden werden ze weer opgepikt voor de terugreis. Daar werden plantages verbouwd, om aan gezond en vers voedsel te komen, die de schepen ophaalden voor hun verdere reis. Zo verminderde de kans op dodelijke, besmettelijke ziektes.
2. Waar sliepen de opvarenden?
Op een VOC schip, was er ongeveer één derde van de opvarenden die meegingen als passagier, zoals kooplieden, ambachtslieden, soldaten en ambtenaren. De grootste groep van de opvarenden, werd gevormd door de bemanning. De schipper of kapitein, was de hoogste man aan boord. En die sliepen dus ook in de beste ruimte die in zo’n schip maar was; de kajuit. Een voorbeeld daarvan was de matroos, die sliep in de koebrug. De koebrug had een maximale hoogte van 1,20 meter.De laagste mensen sliepen in de slechtste ruimte die er maar was zoals, tussen zieke mensen en tussen het voedsel. Dus hoe lager je op zo’n schip was (van rang) hoe slechter het was.
3. Waarom waren er meer mensen dan nodig waren op zo'n schip?
Als men op reis ging, met een VOC schip, dan waren er gemiddeld 200 bemanningsleden. Zoveel bemanning was er niet nodig. Maar een reis naar Azië was zo gevaarlijk dat er vaak minder dan de helft van de bemanningsleden terugkeerde naar Amsterdam. De helft van de bemanning stierf door ziektes, vandaar dat er een soort ‘reserve bemanning’ mee ging op reis.
Andere gevaren tijdens de reis waren schipbreuken, ruzie op het schip en piraten. Piraten kaapten VOC schepen, op de terugreis, nadat de schepen waren volgeladen met allerlei dure spullen, zoals specerijen, porselein e.d. Hierbij verloren de VOC schepen niet alleen veel dure spullen, maar ook veel bemanning.
Op een VOC schip gingen veel verschillende bemanningsleden mee, doordat de reizen zo gevaarlijk waren wilden normale burgers niet mee. De VOC kwam aan bemanningsleden door, op speciale dagen in het jaar, in de compagnie scheepsvolk en soldaten te verwerven. De meest mensen die op die dagen kwamen, waren zwervers, mensen met schulden en criminelen die nog hun straf moesten uitzitten. Ook kwam het voor dat mensen in een café dronken werden gevoerd, en zo dronken een contract tekenden.
1. Stuurdek
2. Kanonnen ruimte
3. De koebrug
4. Het achterschip
5. Het dek
6. De uitkijkpost
Dagboek van matroos Egbert
Ik heb spijt, dat ik 2 maanden geleden, een contract dronken heb getekend. Ik kan er nu niet meer tussen uit kruipen, want ik zit midden op zee op een VOC schip. Iedere dag vroeg op en nauwelijks eten. En als de matrozen eten krijgen, dan is het lang niet meer vers, het stinkt en meestal zitten er ook vieze beestjes in. Dus als we iets te drinken of eten krijgen (wat niet vaak gebeurt) moeten we onze tanden op elkaar houden, om geen gore insecten binnen te krijgen.
De officieren zijn erg streng, en we worden hard aangepakt. Als we even liggen te luieren, zoals een andere matroos deed, moet je geld boeten of je krijgt lijfstraf. De matroos van gisteren had lijfstraf en werd gekielhaald. Ik moet maar oppassen (ik ben gister gewaarschuwd, omdat ik teveel lawaai maakte), want ik wil niet van mijn leven beroofd worden. Ik mis mijn dochtertje en mijn vrouw zo erg, dat ik soms de hoop wel is opgeef. Maar ik ga vechten voor mijn dochtertje Marie en vrouw. Mijn dochtertje is pas zeven jaar oud, en ik wil niet dat ze haar hele leven zonder een vader leeft. Zelf ben ik ook opgegroeid zonder vader en ik weet hoe dat is. Mijn vader was ook een matroos en is op een gruwelijke manier vermoord. Verdorie, ik heb zo’n spijt dat ik een contract heb getekend, ze hebben gewoon misbruik van mij gemaakt, omdat ik dronken was. Zelf, weet ik er niks meer van, maar een andere matroos op het schip die nuchter was die had het gezien en zelf ook getekend, omdat hij schulden had.
Het is nu Dinsdag avond en lig hier in de Koebrug. Ik moet om 5:00 uur opstaan. Zoals gewoonlijk weer een hele zware dag. Ik kan niet slapen, het stinkt hier naar pislucht, zweetgeur, echt de naarste geurtjes!! En de matroos hier naast me, zit maar heen en weer te draaien!! Ik zal nu proberen te slapen, morgen weer een dag…
Vragen werkboek
1. Teken de route die het schip moest afleggen van Nederland naar Azië
Zie plaatje
2. Waarom mocht de bemanning niet teveel water drinken?
Omdat het water op rantsoen was, er was dus niet zo veel
3. Schrijf de drie deelvragen op
Onderwerp deelvraag: De bemanning
In de periode van 1610 tot 1770 waren er gemiddeld zo’n 22.500 zeelieden werkzaam op de VOC schepen. Een zeeman ontving slechts een derde tot de helft van het loon van iemand die aan wal werkte. Vaak was het erg moeilijk om, als vader op zee zat, het hoofd boven water te houden. Het voordeel voor de zeeman zelf was dat hij (op het schip) ’gratis’ onderdak en voedsel kreeg.
Onderwerp deelvraag: Lading
Uit Europa vertrokken de schepen met een lading die bestond uit: Edelmetaal: dit bestond uit stukken zilver, goud en koper, in muntvorm. De gouden en koperen munten gingen meestal naar India.
Handelsgoederen: dit waren bijvoorbeeld textiel, linnen en wol. Ze werden vooral verkocht in: Japan, China, Perzië en aan rijke mensen in India. Verder werd wat wijn en bier meegenomen. Er waren ook nog wat kleinere ladingen die bestonden uit: verstoffen, lood en luxe goederen. Gebruiksgoederen: deze mensen waren voor het VOC bedrijf in Azië, meestal waren dat goederen die daarginds niet of heel moeilijk te krijgen waren, bijvoorbeeld reparatiegoederen voor schepen zoals spijkers, masten, kabels en kompassen. Verder hadden ze nog wat inkt, kleding, potten en pannen. Ballast dit is om het schip zwaarder te maken zoals kanonnen en ankers. Er werd ook vaak grind en zand onder in het schip gestort. Het schip Batavia, wat overigens zonk, had als extra ballast bewerkte stenen bij zich.
Onderwerp deelvraag: Voedsel
Er werd veel voedsel meegenomen dat lang houdbaar was. Ook werden appels gedroogde pruimen en kabeljauw of stokvis meegenomen. Tenslotte pekelde (zouten) men het voedsel. Ook namen ze bonen, erwten en scheepsbeschuit mee omdat dat niet snel bederft. Omdat het voedsel erg eentonig was en men te weinig vitaminen binnen kreeg, kregen mensen ziektes zoals scheurbuik. Ze konden water, wijn, bier en jenever drinken. De wijn was bedoeld voor de passagiers en de officiers. De bemanning kreeg elke dag een slokje jenever om de tanden te poetsen. Het water dat ook vrij snel bedierf, werd met de tanden op elkaar naar binnen gezogen, zodat men geen wormen binnen zou krijgen.
Hoe was het leven aan boord van een VOC schip?
De omstandigheden aan boord van de VOC- schepen waren bijzonder slecht. Als men wegging met een reis gingen er ongeveer 200 man mee.
Dit aantal was veel groter dan nodig was. Maar een reis naar Azië was zo gevaarlijk, dat slechts de helft, en vaak zelfs nog minder, van de bemanning terug keerde. Een aantal ziektes die voorkwamen op zo’n schip waren: uitputtingsziekten door gebrek aan goede voeding, ook kwamen er besmettelijke ziekten voor zoals geslachtsziekten, longontsteking en tbc. Ook kwam er later vlektyphus voor, die grote delen van de bemanning kon uitroeien. Naast al die ziekten waren er vele andere oorzaken van sterfte zoals bedrijfsongevallen, gevechten en schipbreuk. Doordat ongeveer de helft van de bemanning omkwam aan ziektes en andere oorzaken ging op zo’n reis altijd een soort ‘reserve bemanning’ mee. Op een VOC schip gingen veel verschillende bemanningsleden mee. Doordat de reizen zo gevaarlijk waren wilden veel normale burgers niet mee. Hoe kwam de VOC dan aan al die mensen? Vaak voerden ze mannen dronken in een café waardoor zij heel gemakkelijk, zonder na te denken een contract tekenden. En dan konden ze er niet meer onderuit.
Jarenlang was er onvoldoende vers en gezond voedsel aan boord. Daardoor kreeg men niet genoeg vitaminen binnen en kreeg men dodelijke ziektes, zoals scheurbuik.
Op zo’n reis kreeg men veel vet en zout voedsel, door zout aan het voedsel toe te voegen, bleef het namelijk langer houdbaar. Het nadeel ervan was dat de bemanning door dat vele zout erg dorstig werd. Het water dat was meegenomen was na een paar maanden al niet meer goed drinkbaar. Het stonk verschrikkelijk en er zaten vieze insecten in, zodat de bemanning met de tanden op elkaar moest drinken om geen beestjes binnen te krijgen.
Voor de zieken was er een ziekenboeg, maar deze was veel te klein. Veel van de zieke mensen lagen tussen en tegen de mensen die nog niet ziek waren. Hierdoor raakten veel mensen besmet.
Op het overloopdek, waar een grootdeel van de bemanning verbleef, was het een grote puinhoop. Er leefden zo’n tweehonderd zeelieden en soldaten opeengepakt tussen hangmatten, matrassen en kanonnen. Ziekten, bedorven water, lichaamsgeuren en pislucht maakte het benedendeks (waar de wind niet kwam) bedompt en muf. Je kunt je voorstellen dat het daar enorm moest stinken. Om te voorkomen dat zieke zeelui allerlei vreemde ziektes in Nederland zouden verspreiden moesten alle schepen in quarantaine=in afzondering. Wieringen werd de plaats hiervoor, om een aantal redenen. Ten eerste lag het eiland afgelegen genoeg om eventueel meegenomen ziektes afdoende te kunnen behandelen zonder gevaar op een epidemie. Ten tweede lag Wieringen op de route naar Amsterdam, Hoorn en Enkhuizen. Veel schepen moesten in de buurt van Wieringen of Texel toch al stoppen om hun lading over te laden naar kleinere schepen, aangezien de Zuiderzee niet diep genoeg was voor de zwaar beladen schepen.
Aan boord van een VOC schip heerste een strikte scheiding tussen de bemanning en de bevelvoerende elite (rijke mensen). De elite aan boord van een schip verbleef, in redelijke luxe, in de kajuit en de daarboven gelegen hutten op het achterschip. Het geheel van de dekken op het achterschip noemen we de kampanje. De leefruimten van de bemanning lagen onderdeks en voor de grote mast. Zij moesten het niet wagen om zonder toestemming de kampanje te betreden; daar stonden strenge straffen op. In het algemeen woonde en sliep men waar men ook werkte. Dat wil zeggen dat de kok zijn verblijf had bij de kombuis, de timmerman bij zijn werkplaats enzovoort.
Ongeveer een derde van de mensen op zo’n schip waren kooplieden, ambachtslieden, ambtenaren en soldaten. De grootste groep aan boord werd gevormd door de bemanning. Uiteraard was de schipper of de kapitein de hoogste man aan boord, maar tot 1742 was in theorie de opperkoopman degene met de hoogste positie. Hieruit blijkt dat de handel voor de VOC op de eerste plaats stond.
De taken op een VOC schip waren als volgt: De officieren zoals de stuurlieden waren verantwoordelijk voor de navigatie. Bij de onderofficiersfuncties hoorden de onderstuurlieden. De hoogbootsman had toezicht op het staande en lopende want (de voortstuwing) van het schip, met name dat van de grote mast. De hoogbootsmansmaat was verantwoordelijk voor bazaanmast, terwijl de schieman de zorg droeg voor de fokkemast. De schiemansmaat was de helper van de schieman en had speciale verantwoordelijkheid voor de boegspriet.
De kwartiermeesters stonden tussen de groepen matrozen en bootslui in. Zij hadden de directe controle over de manschappen, deelden het eten uit en zagen toe op de orde tijdens het schaften (eten). Zij waren dan bakmeester. Voor het onderhoud van het schip waren er mensen mee zoals, zeilmakers en timmerlieden. Kuipers hielden toezicht op het openen van de kuipen, vaten en dergelijke en zo nodig voerden zij hieraan reparaties uit. De kuipers werkten onder de botelier, die zich bezig hield met distributie (het verdelen)van voedsel en drank onder andere aan de kok en zijn maat, die de gehele bemanning van voeding moest voorzien. De matrozen deden het overgrote deel van het scheepswerk, terwijl de soldaten moesten helpen indien dit noodzakelijk was. Deze soldaten die meevoeren waren bestemd voor dienst in Azië. Voor hen gold de reis dus als overtocht. De tamboer of trompetter gaf signalen bij de wisseling van de wacht. De scheepsjongens - tussen de 10 en 16 jaar oud – verrichtten aan boord allerlei karweitjes. De zorg van orde en tucht aan boord was toevertrouwd aan de provoost.
Dit is een stuk uit het dagboek van een matroos:
Ik heb spijt, dat ik 2 maanden geleden, dronken een contract heb getekend. Ik kan er nu niet meer tussenuit kruipen, want ik zit midden op zee op een VOC schip. Iedere dag vroeg op en nauwelijks te eten. En als de matrozen wat te eten krijgen, dan is het al lang niet meer vers, het stinkt en meestal zitten er ook vieze beestjes in. Dus als we iets te eten of te drinken krijgen (wat niet vaak gebeurt) moeten we onze tanden op elkaar houden om geen gore insekten binnen te krijgen. De officieren zijn streng, en we worden hard aangepakt. Als we even liggen te luieren, zoals een andere matroos deed, moet je geld boeten of je krijgt lijfstraf. De matroos van gisteren had een lijfstraf en werd gekielhaald. Ik moet maar oppassen (ik ben gisteren gewaarschuwd omdat ik teveel lawaai maakte), want ik wil niet van mijn leven beroofd worden. Ik mis mijn dochtertje en mijn vrouw zo erg,dat ik soms de hoop wel eens opgeef. Maar ik ga vechten voor mijn dochtertje Marie en mijn vrouw. Het is nu dinsdag avond en probeer te slapen. Maar dat lukt niet, het stinkt hier naar pislucht, zweetgeur en ander vieze geuren. Morgen weer om 5:00 uur op, weer een zware dag. Verdorie wat heb ik een spijt dat ik een contract getekend heb…
Als men zich niet aan de regels hield bijvoorbeeld door als zeelui naar de andere kant van het schip te gaan, de kant van de rijke lui, dan konden er straffen worden uitgedeeld. Er waren twee soorten straffen: geldboete en lijfstraf. De straffen werden in het algemeen uitgedeeld door de Scheepsraad, de Brede Raad of de Krijgsraad. De Scheepsraad
hield zich bezig met lichte lijfstraffen en geldboeten. Kapitale of criminele vergrijpen werden beoordeeld door de Brede Raad, welke werd gevormd door de Scheepsraad van het commandeursschip en de gezamenlijke kooplieden, schippers, onderkooplieden en opperstuurlieden van de vloot. Vergrijpen die waren gepleegd door soldaten werden door de Krijgsraad behandeld. Geldboeten werden meestal opgelegd via verbeurdverklaring van een of meer maandgelden. De lijfstraffen verschilden naar de aard van het vergrijp. Zo kende men opsluiting op water en brood, kastijding, geseling of het vastnagelen van de hand aan de mast met een mes.
Het aan de ra (hout waaraan het zeil hangt) lopen hield in dat men de gestrafte met een touw aan de ra bond, hem met lood verzwaarde en hem dan twee tot drie maal vanaf dit hoge punt in het water liet storten. Meestal werd dit gevold door het laarzen: het slaan van de veroordeelde met een knots of een dik touw. Bij ernstige misdrijven ging men over tot kielhalen van de betreffende persoon; waarbij deze drie maal onder de kiel van het schip werd doorgetrokken. In andere gevallen kwam het voor dat de opvarende met wat voedsel en water op de eerste de beste kust aan land werd gezet en aan zijn lot werd overgelaten. Op muiterij ( werkweigering of een machtsgreep) stond de doodstraf door ophanging aan de mast of door fusilleren. (dood schieten)
Aan boord van de VOC-schepen heerste een strikte scheiding tussen bemanning enerzijds en bevelvoerende elite anderzijds. De elite leefde in betrekkelijke luxe in de verblijven op de kampanje. De leefruimten van de manschappen waren gelegen onderdeks en voor de grote mast. Zij moesten het niet wagen om zonder toestemming de kampanje te betreden; daar stonden strenge straffen op.
Hoe werd Indië een Nederlandse kolonie?
En wat was de invloed van Nederland, VOC, op Indië?
In de landen waarmee door de VOC handelsbetrekkingen waren aangeknoopt, mochten ze verdragen sluiten, forten bouwen en ambtenaren aan stellen. Een centrale leiding ontbrak tot in 1609 de Heren Zeventien besloten een gouverneur-generaal aan te stellen en een raad van Indië op te richten. Als eerste gouverneur-generaal werd Pieter Both benoemd.
Omdat de prins van Ranamanggala de westerlingen minder vrijheid gaf, besloot Pieter Both betrekkingen aan te knopen met de regent op Jacarta. In deze stad werd aan de monding van de rivier de Tjiliwoeng het eerste Hollandse pakhuis gebouwd. Aan de behoefte aan een vaste en veilige zetel voor de centrale leiding werd voldaan toen in 1619 Jan Pieterszoon Coen, Jacarta veroverde en Batavia (het huidige Jakarta) stichtte.
Hij brandde de stad plat en in de stad die daarna gebouwd werd woonden jarenlang meer Nederlanders en Chinezen dan Indonesiërs. Daarna liet Jan Pieterszoon Coen zijn macht voelen bij de bewoners van de Banda-eilanden. Deze weigerden het in 1609 door de Nederlandse admiraal Verhoeff afgedwongen nootmuskaatcontract na te komen. Er waren andere kopers die meer wilden betalen dan de Hollanders. De Heren Zeventien, wilden deze verraderlijkheid straffen. Pieterszoon Coen voerde de straf op een gruwelijke wijze uit: de bevolking, 15.000 man kwam om. Omdat er nu geen Bandanezen meer waren om nootmuskaat te kunnen verbouwen, liet Pieterszoon Coen nieuwe bewoners komen: vrijgelaten soldaten, Chinezen en oud-soldaten. Zij waren verplicht alleen aan de VOC nootmuskaat te leveren, waarbij de VOC bepaalde hoe hoog de prijs was. De compagnie was in de eerste plaats een handelslichaam.De inheemse vorsten hadden goed gezien dat de VOC alleen uit was op winst. De Nederlanders waren niet uit op het veroveren en overheersen van vreemde volkeren, want dat bezorgde alleen maar last en kostte veel geld. Maar als oorlog voeren tot winst kon leiden en over vreemde volken heersen de prijs kon drukken, dan lagen de zaken wel anders. De nuchtere Heren Zeventien van de VOC veranderden in verschrikkelijke veroveraars, omdat hun belangen om winsten te maken groter was dan hun afkeer van politieke toestanden. De gang van zaken was bijna hetzelfde gebleven. Een Indische vorst wilde hulp van de Nederlanders om andere Europeanen te verslaan. De vorst had dan ook met de Nederlandse hulp de Europeanen verslagen, en moest nu alleen nog maar handel drijven met de VOC. Op de specerijen van de Molukken, waarvan de VOC na 1650 het monopolie had, werden in verhouding de grootste winsten behaald. Als het wat slechter ging veranderde de VOC gewoon de prijzen. De vorsten vonden dat maar niks en verklaarden vaak de oorlog. De VOC won 9 van de 10 keer van de Indonesiërs. Hierbij was de VOC de meester van het land. Om haar positie te kunnen beschermen tegenover de talrijke concurrenten en inheemse vijanden was de VOC genoodzaakt ook als militaire macht op te treden en souvereine rechten uit te oefenen.
In 1780 brak de Vierde Engelse oorlog uit. Deze oorlog zou de VOC de genadeklap toebrengen. Negapatnam, dat aan de kust van Coromandel lag, ging definitief verloren aan Engeland. Het afgesloten boekjaar 1781 gaf nog een normaal bedrag aan verkoopresultaten weer. Maar in 1783 stond de Compagnie er zeer zwak voor. Engeland verkreeg vrije vaart in de "Oosterse zeeën", waardoor de VOC haar specerijmonopolie verloor. Om de VOC voor een ondergang te behoeden, zou er veel gereorganiseerd moeten worden. Dit zou betekenen dat de bewindhebbers onder curatele ( soort van toezicht) zouden komen te staan van de Staten-Generaal. Zeeland was fel tegen deze plannen, maar moest uiteindelijk toegeven. Veel heeft het allemaal niet meer uitgehaald. De Bataafse revolutie van 1795 maakte een einde aan de staatsstructuur van de Republiek. Op 24 december van dat jaar werd het “Decreet tot vernietiging van het tegenwoordig bewind der VOC” aangenomen. De Compagnie was nu een genationaliseerd bedrijf geworden. Na twee eeuwen werd de Verenigde Oost Indische Compagnie definitief geschiedenis.
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
best makkelijk thank you
22 jaar geleden
AntwoordenP.
P.
goed zeggg!!!!
13 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
Hoi, heel handig' goed werktstuk!
11 jaar geleden
Antwoorden